II

Derek reisde naar de Sluiernevel in zijn snelle lichtstuwer. Eenzaam zeilde die voort, een grote vin in de vorm van een boog, met over de hele oppervlakte uitstekende fotoncellen die de bewegingskracht opzogen uit de dichte en stoffige leegte van de ruimte. In het midden van het achterstuk zat de capsule waar Derek in lag; gedurende het grootste gedeelte van zijn reis, die een kwart van alle lichteeuwen van Sector Vermiljoen besloeg, was hij buiten bewustzijn. 

Hij werd wakker in een herstelbed, door zachte machinehanden die de stijfheid uit zijn spieren streken gewekt voor een nieuwe dag die geen dag was. Soep borrelde in een retort, bubbelde omhoog naar een slangetje dat slechts vijf centimeter van zijn mond af was. Hij dronk. Hij sliep weer, vermoeid door het lange nietsdoen.

Toen hij weer wakker werd, klom hij langzaam uit het bed en oefende zijn spieren. Toen ging hij naar voren naar de instrumenten. Mijn vriend Jon was daar. 

'Hoe is alles?' vroeg Derek hem. 

'Alles is in orde, Mijn Heer,' antwoordde Jon. 'We komen nu in de baan van Festi XV.' Hij gaf Derek de coördinaten en trok zich terug om te gaan eten. Jons taak was de meest eenzame die een partheno ooit kon hebben. Wij worden gekweekt volgens streng gecontroleerde formules, zonder de uitgeteelde dna-groepen die de Abrogunners van hun verbazingwekkende lange levensduur verzekeren; nog vijf lange tochten en Jon is oud en op, nog slechts geschikt voor de transmutator.

Derek zat aan het instrumentenpaneel. Zag hij over het gezicht van Festi heen het gezicht dat hij vreesde en liefhad? Ik denk van wel. Ik denk dat er voor hem geen wervelende wolken waren om het verduisteren van haar blik te verbergen. 

Wat hij ook zag, hij bracht de lichtstuwer in een snelle, lage baan om de verlaten planeet. De zon Festi was weinig meer dan een schitterende speldenknop, ongeveer achthonderdmiljoen mijl ver. Als het toplicht van een schip dobberde hij boven een warrelende wolkenzee toen ze naar beneden doken. 

Lange tijd zat Derek met zijn gezicht in een ontvangstschaal, terwijl hij de warmte van de grond ver onder zich controleerde. Aangezien hij te maken had met temperaturen om en nabij het absolute nulpunt, was dat niet eenvoudig; toch kon hij zich, wanneer de Rots op een plaats recht onder hem kwam niet in de massa ervan vergissen; hij werd even duidelijk in zijn zintuigen gegrift alsof hij op een radarscherm verscheen. 

'Daar gaat hij!' riep Derek uit. 

Jon was weer naar voren gekomen. Hij deed de tijdcoördinaten in het brein van de lichtstuwer, wachtte en las de tijd af wanneer de Rots opnieuw recht onder hen zou zijn. 

Derek knikte en maakte zich klaar voor de sprong. Zonder haast trok hij zijn speciale pak aan; ieder deel controleerde hij als hij het opnam en hij opende de zwaartekrachtopheffers tot hij zweefde en sloot ze toen weer terwijl hij iedere druksluiting dichtmaakte tot hij volledig ingepakt was. 

'Nog 385 seconden tot we er weer recht boven zijn, Mijn Heer,' zei Jon. 

'Je weet precies hoe je me weer op moet pikken?' 

'Ja Heer.'

'Ik zal de zender niet aanzetten voor ik weer in de baan terug ben.' 

'Ik begrijp het volkomen, Heer.' 

'Prima. Ik ga op weg.' 

Als een kleine levende gevangenis liep hij moeizaam de luchtsluis binnen. 

Drie minuten voor ze weer boven de rots waren, opende Derek de buitenste deur en dook de wolkenzee in. Een korte stoot van de straalmotoren van zijn pak deden hem uit de baan van de lichtstuwer ontsnappen. Wolken sloten hem in terwijl hij viel. 

De twintig norse planeten die om Festi heendraaiden bevatten slechts een oneindig klein deel van de geheimen van de Sterrenhoop. Iedere planeet in het heelal hield zijn eigen geheime doel voor zichzelf. Op sommige ervan, zoals op Abrogun openbaarde het doel zich in een levensvorm die zichzelf kon vormen, die de ruimte in kon zwermen en zijn zin kon doorzetten in een beschaafde wereld buiten zijn eigen planeet. Op andere bleef het doel onduidelijk en donker; alleen menselijke wezens die hun duistere patronen van wil en dwang weven, daagden die vreemde wezens uit om hen de nieuwe kennis te ontfutselen die aan de oude voorraad toegevoegd zou kunnen worden. 

Alle kennis oefent invloed uit. Sinds de sterrevaart gewoon was geworden, was de mens in de loop der millennia ongemerkt gevormd door zijn eigen ontdekkingen; tegelijk met de verloren onschuld, verdween ook de genetische stabiliteit. Terwijl de mens zich als regen over andere planeten uitbreidde, verloor zijn familie haar oorspronkelijke erfelijke bouw: ieder middelpunt van beschaving bracht nieuwe wijzen van denken, van voelen, van de levensvorm zelf voort. In Sector Vermiljoen was de man die halsoverkop naar beneden dook om een wezen dat de Rots genoemd werd, te ontmoeten, meer menselijk in zijn lijden dan in zijn uiterlijk.

De rots had de weinige ruimteschepen of lichtstuwers die op zijn verlaten planeet landden allemaal vernietigd. Na een lange studie vanuit een veilige baan, ontwikkelden de wijze mannen van Ster Een de theorie dat de Rots iedere aanzienlijke energiebron aanviel, zoals een mens een zoemende vlieg doodslaat. Derek Ende zou, in zijn eentje met geen andere energie dan die van de motoren van zijn pak, veilig zijn - zo luidde tenminste de stelling. 

Terwijl hij naar beneden gleed op de zwaartekrachtopheffers, zakte hij steeds langzamer de nacht van de planeet in. De laatste wolk zwiepte weg van zijn schouders, en een harde wind gierde en floot om de steunen van zijn pak. Onder hem doemde de grond op. Om er niet overheen geblazen te worden, vergrootte hij zijn valsnelheid; het volgende moment lag hij languit op Festi XV. Hij lag daar een poosje uit te rusten en liet ondertussen zijn pak afkoelen. 

Het was niet helemaal donker. Hoewel het zonlicht dit continent nauwelijks bereikte, schoten er groene vlammen uit de grond die de kale vormen verlichtten. Omdat hij zijn ogen aan de duisternis wilde laten wennen deed hij geen van de lichten op zijn hoofd, schouders, maag en handen aan. 

Links van hem vloeide iets dat een stroom van vuur leek. Omdat de uitstraling gering en druppelsgewijs kwam verwarde het zichzelf met zijn eigen schaduwen, zodat het leek alsof de rook die het gaf en die door de kracht van de 4 g planeet in repen verdeeld werd, er langs rolde als brandend tuimelkruid. Verderop waren grotere vuurbronnen, waarschijnlijk grotendeels verontreinigd ethaan en methaan, dat brandde met een geluid dat Derek voorkwam als het bakken van vlees en omhoog schoot met een kracht die tegen de laag voortsnellende wolken opflikkerde met een blauw licht. Op een andere plaats was een vlammende geiser die op een uitstekende punt oplaaide, bezig zichzelf in een dik wervelend rookgordijn te wikkelen, een gordijn dat even langzaam opsteeg als pap. Elders brandde een witte vuurzuil zonder beweging of rook; het stond rechts van de plaats waar Derek lag, als een lichtend zwaard in zijn volkomenheid. 

Hij knikte goedkeurend in zichzelf, zijn sprong was goed gemikt. Dit was de Vuurstreek waar de Rots leefde.

Het was aangenaam genoeg hier te liggen en bevredigend om een schouwspel te zien dat nog nooit van dichtbij door een mens was aanschouwd - tot hij besefte dat een groot stuk niet het minste sprankeltje licht vertoonde. Hij bezag het met scherp warmkijken en ontdekte dat het de Rots was. 

De geweldige massa van het ding schermde al het licht van de grond af en rees omhoog alsof het de wolk boven zijn kam wilde verbergen. 

Alleen al bij het zien ervan begonnen Dereks eerste en tweede hart van ontzag sneller te kloppen. Terwijl hij plat op de grond lag en zijn opheffers hem constant op 1 g hielden staarde hij ernaar; hij slikte de prop in zijn keel weg; hij spande zijn ogen tot het uiterste in om te proberen de Rots te zien door het patroon van dof licht. 

Een ding was zeker: het was reusachtig! Hij vervloekte het feit dat hoewel fotosistors ervoor zorgden dat hij zijn warmkijken kon gebruiken op objecten buiten het pak dat hij droeg, dit zintuig gestoord werd door het niet aflatende vuurwerkvertoon. Toen had hij plotseling in een ogenblik dat hij goed kon kijken een nauwkeurig beeld; de Rots was nog een behoorlijke afstand verwijderd! Na zijn eerste waarnemingen had hij gedacht dat het niet meer dan honderd stappen weg was. 

Nu besefte hij hoe groot het ding was. Het was enorm! 

Voor een ogenblik keek hij er wellustig naar. De enige soort taak die het waard was opgedragen te krijgen was een onmogelijke! De astrofysici van Ster Een hadden het idee dat de Rots in bepaald opzicht bewust was; ze vroegen Derek een stukje van zijn vlees voor hen mee te brengen. Hoe snij je een stukje af van een wezen dat de afmetingen heeft van een kleine maan? 

Al de tijd dat hij daar lag gierde de wind langs de nerven en de steunen van zijn pak. Langzamerhand drong het tot Derek door dat de trilling die hij door deze voortdurende beweging voelde veranderd was. Het had een nieuwe klank en een nieuwe kracht. Hij keek rond en legde zijn hand plat op de grond. De wind trilde niet langer. Het was de grond die schudde, Festi zelf die beefde. De Rots bewoog! 

Toen hij er weer naar keek met alle twee zijn zintuigen zag hij welke kant het ding uitging. Gestadig knarsend kwam de Rots op hem af. 

'Als hij verstand heeft, zal hij bedenken - als hij me ontdekt heeft - dat ik te klein ben om hem kwaad te doen, en heb ik niets te vrezen,' zei Derek tot zichzelf. De logica stelde hem niet gerust. 

Een absorberende pseudopod, die in werking gesteld was door een eenvoudige vochtigheidsklier in de rand van zijn helm, gleed over zijn voorhoofd, en wiste het zweet weg dat zich daar had gevormd. 

Zijn zicht was onregelmatig en fladderde heen en weer als een spinnenweb in een kelder. De voorwaartse beweging van de Rots was nog steeds iets dat Derek meer voelde dan zag. Nu bedekten de wolkenmassa's de top van het ding terwijl het op zijn beurt de vuurfonteinen afschermde. Zelfs het merg in Dereks botten reageerde op het geknars bij het naderen van het ding. 

Iets anders reageerde er ook op. 

De benen van Dereks pak begonnen te bewegen. De armen bewogen. Het lijf kronkelde. 

Verbaasd hield Derek zijn benen stijf uitgestrekt. Maar de knieën van zijn pak bogen onweerstaanbaar en dwongen zijn eigen benen net zo te doen. En niet alleen zijn knieën, maar ook zijn armen werden, hoewel hij ze stokstijf voor zich op de grond drukte, gedwongen met het pak mee te buigen. Hij kon ze niet stilhouden zonder zijn botten te breken. 

Ernstig verontrust lag hij daar kronkelend te bewegen om gelijk met zijn pak te blijven en maakte de gebaren van een idioot. 

Alsof het plotseling geleerd had hoe het moest kruipen, begon het pak naar voren te bewegen. Het schoof over de grond. En Derek die erin zat ging tegen wil en dank mee. 

Een ironische gedachte kwam bij hem op. Niet alleen kwam de berg naar Mohammed; Mohammed zelf ging noodgedwongen naar de berg...