10

 

Van Diemens deur zat op slot. Kan Dahn oefende wat druk uit en de deur zat niet langer meer op slot. Hij sloeg naar binnen, zwaaiend aan zijn scharnieren en Bruno stormde als eerste naar binnen, Schmeisser aan de schouder; het was bij hem opgekomen, en gelukkig nog net op tijd, dat ze duidelijk in het nadeel zouden zijn als ze geen herkenbaar wapen zouden hebben - een toevallig aanwezige bewaker die hen zou zien en zou vermoeden dat ze niet gewapend waren, zou er niet over peinzen afstand te doen van zijn eigen wapen. De man die nu steunend op een elleboog verschrikt overeind kwam en de slaap uit zijn ogen wreef, had een mager aristocratisch gezicht, grijs haar, een grijze snor en een grijze baard: hij beantwoordde totaal niet aan de algemeen gebruikelijke voorstelling van de waanzinnige geleerde. Zijn ogen zwierven enigszins ongelovig van de indringers naar een knop op het nachtkastje. 'Als u die knop aanraakt betekent dat uw dood,' zei Bruno met overtuiging in zijn stem. Van Diemen geloofde hem ook meteen. Roebuck liep naar het knopje toe en knipte de loshangende draad met zijn tang door. 'Wie bent u? Wat wilt u?' Van Diemens stem klonk vast en kennelijk onbevreesd. Hij maakte de indruk van een man die al te veel heeft moeten doorstaan om nog ergens bang voor te zijn. 'We willen u, en uw plannen voor een anti-zwaartekrachtwapen.' 'Juist. Ik sta tot uw beschikking. Dood of levend. Maar om die plannen te krijgen zult u mij eerst moeten doden. Ze zijn trouwens niet hier.' 'Die twee laatste zinnen zei u in de verkeerde volgorde. Plak pleisters over zijn mond en bind zijn handen achter zijn rug. En laten we dan eens rondkijken. Misschien vinden we enkele papieren, of een paar sleutels, of misschien zelfs maar één sleutel.' Ze doorzochten de kamer en haalden alles overhoop tot het leek of er een orkaan had gewoed. Maar tien minuten later hadden ze nog steeds niets gevonden. Bruno bleef even besluiteloos staan. Voor zover hij wist kwamen ze steeds meer in tijdnood. 'Doorzoek zijn kleren.' Ze doorzochten zijn kleren, maar weer vonden ze niets. Bruno liep op de geboeide man toe die recht overeind in bed zat, keek hem even peinzend aan, toen stak hij een hand uit en tilde voorzichtig de gouden ketting op die hij om zijn nek droeg; geen crucifix voor Van Diemen, geen davidster, maar iets dat voor hem waarschijnlijk waardevoller was dan die andere zaken voor een rooms-katholiek of een jood. Aan de ketting hing een glimmende en bewerkte bronzen sleutel.

  *** 

Twee muren van Van Diemens kantoor werden geheel in beslag genomen door metalen archiefkasten. Er waren in totaal veertien kasten, elk met vier laden. Zesenvijftig sleutelgaten. Roebuck probeerde zonder succes het dertigste sleutelgat. Aller ogen waren gespannen op hem gericht. Behalve die van Bruno. Hij hield Van Diemens gezicht in de gaten, maar hij had er nog niets op kunnen aflezen. Plotseling bewoog hij echter zijn mondhoek. 'Dat is hem,' zei Bruno. En dat was ook zo. De sleutel draaide soepel en Roebuck trok de la naar zich toe. Van Diemen trachtte zich naar voren te werpen, wat begrijpelijk was maar weinig zin had want Kan Dahn hield hem met een arm in een stevige greep. Bruno liep naar de la toe en bladerde snel de dossiers door. Hij haalde er een stapel papieren uit, controleerde de andere dossiers, bladerde alles nog eens door en deed toen de la weer dicht. 'Gelukt?' vroeg Roebuck. 'Gelukt.' Bruno borg de papieren op in een diepe zak van zijn opvallende kostuum. 'Ik vind het een anti-climax,' zei Roebuck enigszins klaaglijk. 'Maak je daar maar geen zorgen over,' zei Bruno bemoedigend, 'de climax komt waarschijnlijk nog wel.'

  *** 

Ze daalden af naar de achtste verdieping. Van Diemen had nog steeds pleisters over zijn mond en zijn handen waren nog achter zijn rug vastgebonden, want het gevangenispersoneel sliep op deze verdieping en waarschijnlijk zou Van Diemen hen op de aanwezigheid van de drie mannen attent willen maken. Deze verdieping werd niet bewaakt, en daar was ook geen reden voor: het gevangenispersoneel kon gemakkelijk worden vervangen, maar Van Diemens documenten niet. Bruno liep onmiddellijk naar de deur aan de voet van de trap. Hij was niet op slot en ook de kasten in de ruimte erachter waren niet afgesloten; ook daar was geen reden voor. Bruno begon snel de laden te openen, trok er dossiers uit, bladerde ze snel door en liet ze daarna eenvoudig op de vloer vallen. Roebuck keek hem enigszins verbaasd aan en zei: 'Een paar seconden geleden had je nog zo'n haast om weg te komen. Waar zijn we hier trouwens?' Bruno keek hem even aan. 'Ben je dat briefje vergeten dat je me hebt gegeven?' 'Ah!' 'Juist, ah! "4.30. Westelijke ingang. Geen twijfel mogelijk. Verwed er mijn leven onder." Hier worden alle gegevens van de gevangenis bewaard.' Bruno legde verder niets uit. Plotseling had hij kennelijk gevonden wat hij zocht, een zeer gedetailleerd schema met een lange rij namen aan een kant. Hij keek er vluchtig naar, knikte met enige voldoening, liet het papier toen weer vallen en draaide zich om. 'Is de mentalist weer aan het werk?' vroeg Roebuck. 'Zo zou je het kunnen omschrijven.' Ze vermeden de lift, daalden af naar de vijfde verdieping en staken over naar de gevangenisvleugel via de glazen corridor. Daar was natuurlijk enig risico aan verbonden, maar het leek niet al te gevaarlijk; de enigen die waarschijnlijk de corridor in de gaten zouden houden waren de bewakers in de toren en die waren vakkundig uitgeschakeld. Bruno hield de anderen tegen toen ze de deur aan de andere kant van de corridor hadden bereikt. 'Wacht even. Ik weet waar de kamer van de bewakers is net om de hoek, links. Ik weet alleen niet of de bewakers ook patrouilleren.' 'Dus?' vroeg Roebuck. 'Daar kunnen we maar op één manier achterkomen.' 'Ik ga met je mee.' 'Nee. Niemand heeft jou nog herkend. En ik wil dat dat zo blijft. Vergeet niet dat onze dappere strijder Roebuck vanavond optreedt; en zijn kameraden Kan Dahn en Manuelo. En laten we Vladimir en Yoffe niet vergeten.' Manuelo keek hem verbijsterd aan. 'Je broers?' 'Natuurlijk. Die zijn hier. Waar anders dacht je dat ze naar toe waren gebracht?' 'Maar - maar dat losgeld dan?' 'Een beleefd gebaar van de geheime politie. Om er zeker van te zijn dat mijn broers ongehinderd zouden kunnen optreden. Niemand heeft iets tegen hen. Waarom zouden ze ook? Zij waren alleen pionnen, gijzelaars die garant stonden voor mijn goede gedrag. En dacht je soms dat de politie zou toegeven dat ze hen hadden ontvoerd en een verzoek om losgeld hadden gestuurd? Dat zou een internationaal schandaal veroorzaken.' 'Jij houdt ook alles voor je,' zei Manuelo klaaglijk. 'Dat verhoogt mijn overlevingskansen.' 'En hoe wil je dit nu verder zien te overleven?' 'Ik neem de benen.' 'Welja. Geen probleem. Je zwaait gewoon met je armen en je vliegt weg.' 'Min of meer. Roebuck heeft een klein apparaatje in die tas. Als ik dat gebruik is er over twintig minuten een helikopter bij ons.' 'Een helikopter? Waar komt die dan in vredesnaam vandaan?' 'Van een Amerikaans schip dat voor de kust ligt.' Daar was nauwelijks een antwoord op mogelijk. Ten slotte zei Roebuck: 'Ik begrijp er niets meer van. Betekent dat dat jij de enige bent die zich uit de voeten maakt?' 'Ik neem Maria mee. De politie heeft de bewijzen op de band staan dat zij hierbij betrokken is.' Ze staarden hem niet-begrijpend aan. 'O, dat heb ik geloof ik nog niet verteld: ze is een CIA-agente.' 'Zoals ik al zei, je laat niet veel los,' zei Roebuck moeilijk. 'En hoe wil je haar hier naar toe brengen?' 'Ik ga haar halen uit het circus.' Kan Dahn schudde droevig het hoofd. 'Hij is gek, volslagen gek.' 'Zou ik anders hier zijn?' Hij drukte de knop van de zwarte pen in, zette de veiligheidspal van zijn machinepistool om en duwde voorzichtig de deur open.

  *** 

Het was een gevangenis als alle andere met rijen cellen aan de vier zijden van het gebouw en gangen met leuningen van éénmetertwintig hoog, rond de open centrale ruimte die van de vloer naar het dak liep. Voor zover Bruno kon zien waren er geen bewakers, in elk geval niet op de vijfde verdieping. Hij liep naar de leuning, keek omhoog en toen naar omlaag; de betonnen vloer lag vijftien meter onder hem. Hij kon er niet helemaal zeker van zijn, maar er werd kennelijk niet gepatrouilleerd. In elk geval was er niets te horen en cipiers, zeker militaire cipiers, staan er niet om bekend dat ze bijzonder lichtvoetig zijn. Vanachter een glazen deur zo'n zes meter verder aan de linkerkant kwam een lichtschijnsel. Bruno liep er voorzichtig naar toe en wierp een blik naar binnen. Er zaten slechts twee cipiers, ieder aan een kant van een klein tafeltje. Het was duidelijk dat ze geen inspectie van hun superieuren verwachtten want er stonden een fles en twee glazen op de tafel. Natuurlijk zaten ze te kaarten. Bruno duwde de deur open. De beide mannen draaiden zich om en keken in de onvriendelijke loop van de Schmeisser. 'Sta op.' Ze gehoorzaamden zeer snel. 'Handen in de nek. Ogen dicht. Stijf dicht.' Weer gehoorzaamden ze zonder aarzelen. Bruno haalde de gaspen te voorschijn, drukte er twee keer op en floot toen zachtjes naar de anderen die zich bij hem voegden. Terwijl ze de twee cipiers onschadelijk maakten inspecteerde Bruno de rijen genummerde sleutels die aan de muur van de cipierskamer hingen.

  *** 

Op de zevende verdieping haalde Bruno sleutel nummer 713 te voorschijn en opende een celdeur. De twee broers, Vladimir en Yoffe, keken hem ongelovig aan, en renden toen op hem toe; zwijgend omhelsden ze hem. Bruno schoof hen glimlachend terzijde, haalde nog een paar sleutels uit zijn zak en opende toen snel ook de cellen 714, 715 en 716. Bruno, die bij cel 715 stond, lachte vreugdeloos naar zijn twee broers, zijn vrienden en Van Diemen die zich nu bij hem hadden gevoegd. 'Een aardig trekje, vinden jullie niet, om alle Wildermanns samen op te sluiten.' De drie deuren gingen bijna gelijktijdig open en drie mensen kwamen de gang op, van wie er twee slechts met moeite konden lopen. De twee mensen die haast niet op hun benen konden staan waren oud, gebogen en grijs, de een nog slechts de schim van een man, de ander alleen nog de schim van een vrouw. Hun bleke gezichten toonden het lijden, de pijn en de ontberingen van hun verblijf in de gevangenis. De derde was eens een jonge man geweest, maar hij was niet langer jong, alleen in jaren. De oude vrouw staarde Bruno met doffe ogen aan. 'Bruno,' zei ze. 'Ja, moeder.' 'Ik wist dat je ooit zou komen.' Hij legde zijn arm om de tengere schouders. 'Het spijt me dat het zo lang heeft geduurd.' 'Roerend,' zei Dr. Harper, 'een bijzonder roerend tafereeltje.' Bruno haalde zijn arm weg en draaide zich langzaam om. Dr. Harper had een pistool met een geluiddemper in zijn hand en hield Maria Hopkins als schild voor zich. Kolonel Sergius die naast hem stond had eveneens een pistool gereed en grijnsde wolfachtig. Achter hen stond Angelo, de reus, die als wapen het liefst een dodelijke knuppel gebruikte ter grootte van een honkbalbat. 'We storen toch niet?' vervolgde Harper, 'je was toch niet van plan om ergens heen te gaan?' 'Eerlijk gezegd waren we dat wel van plan.' 'Laat dat machinepistool vallen,' beval Sergius. Bruno bukte zich, legde het pistool op de grond en toen hij zich weer oprichtte greep hij bliksemsnel Van Diemen en hield hem voor zich bij wijze van schild. Met zijn andere hand haalde hij de rode pen met de pijlen uit zijn borstzak, drukte de knop in en richtte hem over de schouder van Van Diemen op Harpers gezicht. Bij het zien van de pen vertrok Harpers gezicht van angst en zijn vinger kromde zich om de trekker van zijn geweer. Sergius, die nu niet langer glimlachte, zei scherp: 'Laat vallen. Ik heb je van de zijkant onder schot.' Daar had hij gelijk in, maar helaas voor Sergius had hij zijn aandacht op Bruno gericht terwijl hij dit zei, wat ongeveer twee seconden in beslag nam, en voor iemand met de slangachtige trefzekerheid en snelheid van Manuelo stonden twee seconden gelijk aan een eeuwigheid. Sergius stierf nog voordat hij begreep wat er gebeurde, het mes tot aan het heft in zijn keel. Twee seconden later lagen Harper en Van Diemen op de grond, Van Diemen met de kogel in zijn borst die voor Bruno bestemd was geweest, Harper met de pijl in zijn wang. Angelo's gezicht was verwrongen van woede, hij maakte een bijna dierlijk geluid diep in zijn keel en zwaaiend met zijn knuppel sprong hij naar voren. Kan Dahn kwam nog sneller naar voren, en met een verbazende behendigheid voor een man van zijn enorme omvang ontweek hij de klap, rukte de knuppel uit Angelo's hand en wierp hem minachtend weg. De strijd die nu volgde was even indrukwekkend als kort, en het geluid waarmee Angelo's nek werd gebroken deed denken aan een rotte tak die wordt geveld door de bijl van de houthakker. Bruno sloeg zijn arm om het heftig trillende meisje, een andere arm om de verbijsterde, angstige en niet-begrijpende oude vrouw. 'Het is afgelopen, voorbij,' zei hij. 'Jullie zijn nu allemaal veilig. We moeten dit oord maar verlaten. Daar ben je het zeker wel mee eens, vader?' De oude man staarde naar de mannen die op de grond lagen en zei niets. Tegen niemand in het bijzonder zei Bruno: 'Het spijt me voor Van Diemen, maar misschien is het zo wel het beste. Er was voor hem toch geen uitweg meer.' 'Geen uitweg?' vroeg Kan Dahn. 'Misschien in zijn wereld, maar niet in de mijne. Hij was volslagen amoreel - niet immoreel - en zijn uitvinding is daar het beste bewijs van. Een onverantwoordelijk man die nergens rekening mee hield. Ik weet dat het wreed klinkt, maar zijn dood is geen verlies voor de wereld.' 'Waarom kwam Dr. Harper mij halen?' vroeg Maria. 'Hij had het steeds maar over zijn zender en een aantal banden die verdwenen waren uit zijn coupé.' 'Ja. Zoiets moest het wel zijn. Roebuck heeft ze gestolen. Je kunt die Amerikanen ook nooit vertrouwen.' 'Jij vertrouwt mij ook niet erg. En je vertelt me niet veel.' Haar stem klonk niet verwijtend, het was alleen duidelijk dat ze er niets meer van begreep. 'Maar misschien zou je me kunnen vertellen wat er moet gebeuren als Dr. Harper weer bijkomt.' 'De doden komen niet meer bij. Niet op aarde, althans.' 'Dood?' Ze kon geen emoties meer tonen. 'Die pijlen waren gedoopt in een dodelijk vergif. Een soort veredeld curare, denk ik. Ik moest een aantal van hun eigen mensen doden. Gelukkig werd ik gedwongen de pijlen eerst op een waakhond uit te proberen. Die hond kan het ook niet meer navertellen.' 'Moest je hun eigen mensen doden?' 'Het zou er erg slecht voor mij hebben uitgezien — en voor Amerika - als ik een paar van hun mannen had vermoord en dan op heterdaad was betrapt. Hun eigen mensen. Mannen als Harper en Sergius hebben geen hart, geen ziel, ze zouden hun eigen ouders vermoorden als dat in hun eigen politieke kraam te pas kwam. Jij had trouwens ook moeten sterven. Ik had natuurlijk de opdracht gekregen de pijlen niet op Van Diemen af te schieten, zogenaamd omdat hij een zwak hart had. God weet dat zijn hart nu zwak genoeg is - Harper heeft er een kogel doorheen geschoten.' Hij keek naar Maria. 'Weet je hoe je het oproepsignaal van deze zender moet bedienen?' Ze knikte. 'Goed, roep onze vrienden dan maar op.' Hij wendde zich tot Kan Dahn, Roebuck en Manuelo. 'Breng mijn ouders alsjeblieft voorzichtig naar beneden. Ze kunnen niet zo snel meer vooruit. Ik zal beneden wachten.' Kan Dahn vroeg enigszins argwanend: 'Waar ga jij heen?' 'Er zit een tijdslot op de deur van de ingang, dus moet iemand hen hebben binnengelaten. Wie dat ook geweest is, zal daar nog wel steeds in de buurt zijn. Niemand heeft jullie nog gezien. Ik wil dat dat zo blijft.' Hij pakte de Schmeisser. 'Ik hoop dat ik hem niet hoef te gebruiken.' Toen de anderen zich op de begane grond bij hem voegden, vijf minuten later, had Bruno zich al van zijn taak gekweten. Kan Dahn wierp een blik op de twee geboeide mannen met een prop in hun mond, die voorlopig nog wel even bewusteloos zouden blijven; er sprak voldoening uit zijn blik. 'Als ik goed tel dan hebben we vanavond dertien mensen onschadelijk gemaakt en vastgebonden. Voor onze tegenstanders is dat wel een ongeluksgetal geworden. We kunnen gaan.' 'Inderdaad. Heb je contact gemaakt?' vroeg hij aan Maria. Ze keek op haar horloge. 'De helikopter is opgestegen. Hij pikt ons over zestien minuten op.' 'Goed.' Hij keek lachend naar Kan Dahn, Manuelo, Roebuck, Vladimir en Yoffe. 'Wij nemen de vrachtwagen, en jullie vijven zorgen maar dat je weer ongezien bij het Winter Paleis terugkomt. Au revoir, en bedankt. Tot ziens in Florida. Prettige avond in het circus.'

  *** 

Bruno hielp zijn bejaarde ouders en zijn jongste broer in de vrachtwagen, klom met Maria voorin en reed weg naar de plek waar de helikopter hen zou oppikken. Hij zette de wagen stil op ongeveer dertig meter voorbij de houten brug over de smalle, snelstromende rivier. Maria keek naar de bomen aan beide kanten. 'Is dit de plek voor het rendez-vous?' 'Rond de volgende bocht. Op een open plek. Maar ik moet eerst nog even iets regelen.' 'Ja, natuurlijk.' Haar stem klonk vermoeid en zo zag ze er ook uit. 'Mag ik misschien vragen wat je dan moet regelen?' 'Ik moet de brug opblazen.' 'Juist. Je moet de brug opblazen.' Ze toonde geen enkele verbazing; ze had nu het stadium bereikt waarin ze zelfs niet vreemd opgekeken zou hebben als hij had aangekondigd dat hij het Winter Paleis met de grond gelijk ging maken. 'Waarom?' Bruno pakte de explosieven en stapte uit. Maria volgde hem. Toen ze naar de brug toe liepen zei Bruno: 'Is het niet bij je opgekomen dat zodra het geluid van de helikopter te horen is en dat kun je al op grote afstand horen - het leger en de politie als een zwerm woedende bijen uit de stad zullen komen? Ik wil niet gestoken worden.' 'Er zijn nogal wat dingen die me ontgaan,' zei Maria, terneergeslagen. Bruno nam haar arm en zei niets. Samen liepen ze naar het midden van de brug waar Bruno bukte en de ladingen samen tussen twee stijlen legde aan de zijkant van de brug. Hij richtte zich weer op en bekeek de explosieven nadenkend. 'Heb je dan óveral verstand van?' vroeg Maria. 'Je hoeft bepaald geen expert te zijn om een houten brug op te blazen,' zei Bruno. Hij haalde een buigtangetje uit zijn zak. 'Dit is het enige dat je nodig hebt om de chemische ontsteking gereed te maken - en je moet natuurlijk zo slim zijn om je meteen uit de voeten te maken.' Hij bleef nog even peinzend staan en Maria vroeg: 'Wordt het dan geen tijd om die chemische ontsteking gereed te maken?' 'Ten eerste: het gaat maar om één lont. De andere worden dan spontaan ontstoken. Ten tweede: als ik nu de brug opblaas dan hebben we meteen die woedende bijen op onze nek, en misschien hebben ze dan nog voldoende tijd om een manier te vinden om die rivier over te steken of een andere brug te gebruiken. We wachten tot we de helikopter horen, dan laten we de brug in de lucht vliegen, we rijden naar die open plek in het bos en we gebruiken de koplampen van de vrachtwagen om het landingsterrein te verlichten.' 'Ik kan de helikopter al horen,' zei ze. Hij knikte, bukte zich weer, stelde de ontsteking op scherp, nam haar bij de hand en rende de brug af. Twintig meter na de brug draaiden ze zich om, juist op het moment dat de explosie kwam. De klap was indrukwekkend en het resultaat ook: het middengedeelte van de brug, toch al niet zo stevig, viel eenvoudig uit elkaar en de resten vielen in de rivier.

  *** 

Zonder verwikkelingen gingen ze aan boord van de helikopter en werden ze naar het schip gevlogen. De piloot zorgde ervoor buiten het bereik van het radarscherm te blijven. In de kleedkamer trachtte Bruno een nogal woedende Maria tot bedaren te brengen. 'Ik weet wel dat ik je misleid heb, en dat spijt me ook. Maar ik wilde niet dat je zou sterven, begrijp je. Ik wist al vanaf het begin dat de meeste van onze gesprekken werden afgeluisterd. Ik moest Harper laten geloven dat we op dinsdagavond zouden inbreken. Hij had zich er helemaal op ingesteld ons op die avond te grazen te nemen en dat zou betekenen dat hij jou ook had vermoord.' 'Maar Kan Dahn, en Roebuck, en Manuelo -' 'Dat was geen enkel risico. Die waren vanaf het begin van alles op de hoogte.' 'Wat? Jij achterbakse, geheimzinnige - maar waarom begon je Harper eigenlijk te verdenken?' 'Het zal mijn Slavische bloed wel zijn. Wij Slaven zijn van nature nogal achterdochtig. De enige plek die niet werd afgeluisterd was het circuskantoor, in Amerika. Die elektrotechnicus die Harper meebracht was een medeplichtige van hem: het ging erom het circus verdacht te maken. Als er geen contactpersoon in het circus was, dan moest het Harper wel zijn. Slechts vier mensen wisten wat er zich werkelijk afspeelde: jouw baas, Pilgrim, Fawcett en Harper. Je baas stond boven alle verdenking, Fawcett en Pilgrim waren dood, dus bleef Harper over. Aan boord van het schip zorgde Carter, de purser, er niet voor dat mijn hut niet werd afgeluisterd - hij zorgde er juist voor dat dat wél gebeurde. En dat gold ook voor jouw hut.' 'Dat kun je niet bewijzen.' 'Nee? Hij had brieven in zijn hut die uit Gdynia kwamen, bovendien hebben we vijftienhonderd dollar bij hem gevonden. Nieuwe dollars. Ik heb de serienummers.' 'Maar toen hij die avond overvallen werd aan dek -' 'Kan Dahn had hem toen even uitgeschakeld. Bovendien vertelde Harper me dat hij sleutels had voor Van Diemens kantoor. Hij dacht zeker dat ik gek was. Je zou minstens honderd lopers nodig hebben gehad om al die sloten te kunnen forceren. Er was maar één reden dat hij Van Diemens sleutels kon hebben, namelijk dat hij ze gewoon gekregen had. En hij bleef me maar uitvragen over mijn plannen; hoe ik het gebouw dacht binnen te dringen. Ik heb hem steeds voorgehouden dat ik alles grotendeels zou improviseren. Dus gaf ik hem ten slotte al mijn plannen - dat wil zeggen, een gefingeerd plan - door ze jou te vertellen in je hut. Misschien herinner je je nog dat Harper jouw hut voorstelde als een veilige plaats om te praten. En natuurlijk vertrouwde ik jou ook niet.' 'Wat?!' 'Ik wil niet zeggen dat ik je wantrouwde; ik vertrouwde eenvoudig niemand. Ik wist pas zeker dat je er niets mee te maken had toen je nadrukkelijk beweerde dat Harper je persoonlijk voor dit karwei had aanbevolen. Als je met hem gemene zaak had gemaakt dan zou je hebben gezegd dat je door je baas was aangewezen.' 'Ik geloof niet dat ik jou nog ooit zal vertrouwen.' 'En waarom werden we overal door de geheime politie gevolgd? Iemand moet hen hebben ingelicht. Toen ik er eenmaal zeker van was dat jij het niet was, bleef er niet veel keus meer.' 'En denk je dat ik nog steeds met je wil trouwen?' 'Natuurlijk. Voor je eigen bestwil. Nadat je ontslag hebt genomen, tenminste. Dit is wel de tijd van de emancipatie, maar ik denk dat dit toch wat al te geëmancipeerd voor je is. Weet je waarom Harper jou heeft aanbevolen? Omdat hij dacht dat jij hem geen strobreed in de weg zou leggen. En daar had hij gelijk in. Het is verdorie zelfs nooit bij je opgekomen hoe het Harper is gelukt om Fawcett die tijgerkooi in te slepen zonder zelf verscheurd te worden.' 'Nou, als jij dan zo slim bent 'Hij heeft de tijgers verdoofd met een giftig pijltje.' 'Ja, natuurlijk. Misschien kan ik inderdaad beter mijn ontslag nemen. Jij maakt niet veel fouten, is het wel?' 'Oh, ja. Een heel grote fout zelfs. Een fout die voor heel wat mensen fataal had kunnen zijn. Ik ging ervan uit dat de rode pen met pijlen dezelfde was als die hij voor die tijgers had gebruikt. Dat was niet zo. Deze pijlen waren dodelijk. Het is alleen aan die Dobermann pinscher te danken dat - nou ja, het was zeer gepast dat hij door zijn eigen hand stierf, om het zomaar uit te drukken. Hij is in zijn eigen kuil gevallen, of beter nog: wie bij het zwaard leeft zal door het zwaard vergaan, of zoiets.' 'Eén ding - één ding uit vele, kennelijk - begrijp ik nog niet. Het feit dat jij Van Diemen gevangen moest nemen. De CIA zal toch wel hebben voorzien dat Van Diemen die formules weer zou kunnen reproduceren?' 'Dat werd ook voorzien. Het was ook de bedoeling dat ik hem zou doden met die fatale rode pen. Mocht dat mislukken dan moest Harper - die waarschijnlijk een zak vol pennen had - op dinsdagavond met hem afrekenen, het tijdstip waarop hij dacht dat we zouden inbreken. Dat zou hem ook gelukt zijn - hij was sluw en intelligent - en niemand had tegen hem kunnen getuigen, want ik zou dan al dood zijn.' Ze keek hem aan en huiverde. 'Het is nu allemaal voorbij,' glimlachte hij. 'Harper vertelde me het fabeltje dat Van Diemen een hartkwaal had en hij stond erop dat ik de zwarte pen met de gaspatronen tegen hem moest gebruiken. Het was Harpers bedoeling - en natuurlijk die van zijn opdrachtgevers - dat Van Diemen dit alles zou overleven. Zoals ik al zei - Harper is door zijn eigen hand gestorven - en Van Diemen is door Harper vermoord. Harper is zowel verantwoordelijk voor zijn eigen dood als voor die van Van Diemen.' 'Maar waarom, waaróm heeft hij het gedaan?' 'Wie weet? Wie zal het zeggen? Misschien haatte hij Amerika. Misschien is hem een miljoen dollar geboden. De beweegredenen van een dubbelspion zijn haast nooit na te gaan. Niet dat het er nu nog veel toe doet. Het spijt me trouwens dat ik die avond in New York zo tegen je uitviel. Ik wist toen nog niet of mijn familie nog leefde. Je weet natuurlijk wel waarom Harper ons die avond naar dat restaurant stuurde. Dat gaf hem de kans mijn appartement van afluisterapparatuur te voorzien. Dat doet me er trouwens aan denken dat ik nog een telegram moet sturen om ervoor te zorgen dat Carter wordt gearresteerd. En dat geldt ook voor Morley, die zogenaamde elektrotechnicus die Harper liet opdraven en die mijn coupé in de trein van afluisterapparatuur voorzag. En nu wil ik even een delicate vraag stellen.' 'En dat is?' 'Mag ik even naar het toilet?' Dus ging hij naar het toilet. Daar haalde hij de documenten van Van Diemen uit zijn binnenzak. Hij keek er zelfs niet naar. Hij scheurde ze in kleine snippers en spoelde die door het toilet. Kapitein Kodes klopte op de deur van het kantoor van het circus en kwam ongenood binnen. Wrinfield keek enigszins verbaasd op. 'Ik zoek kolonel Sergius, Mr. Wrinfield. Heeft u hem gezien?' 'Ik kom juist van de trein. Als hij in het circus is zal hij wel op zijn gebruikelijke plaats zitten.' Kodes knikte en haastte zich de grote zaal in. De tweede avondvoorstelling was in volle gang en zoals gewoonlijk was het een uitverkocht huis. Kodes liep naar de zitplaatsen tegenover de hoofdpiste maar Sergius was nergens te zien. Een paar seconden bleef hij besluiteloos staan, toen, instinctmatig, bijna onvermijdelijk, gleden zijn ogen naar boven, in de richting waarin de tienduizend paar andere ogen staarden. Even bleef Kodes als aan de grond genageld staan; hij kon zijn ogen nauwelijks geloven. Maar toch zag hij het goed. Wat zich afspeelde leek onmogelijk maar was wel degelijk waar: twee van de Blind Eagles waren met hun bekende aan zelfmoord grenzende trapezenummer bezig. Kodes draaide zich om en rende weg. Toen hij bij de uitgang was liep hij Kan Dahn tegen het lijf die hem hartelijk groette. Waarschijnlijk zag Kodes hem niet eens. Hij stormde Wrinfields kantoor binnen en nam dit keer niet de moeite om te kloppen. 'De Blind Eagles! De Blind Eagles! Waar komen die in godsnaam vandaan?' Wrinfield keek hem vriendelijk aan. 'Ze zijn vrijgelaten door hun ontvoerders. We hebben de politie al op de hoogte gebracht. Wist u het nog niet?' 'Nee, dat wist ik niet, verdomme!' Kodes rende het kantoor weer uit en sprong in zijn wagen.

  *** 

Asgrauw en verbijsterd bleef Kodes staan op de zevende verdieping van de gevangenis. Het was al erg genoeg om geboeide mannen met een prop in hun mond te vinden bij de open ingang en in de cipierskamer. Maar niets had hem kunnen voorbereiden op wat hij hier zag: de drie dode mannen die hier op de grond lagen: Sergius, Van Diemen en Angelo.

  *** 

Een zeker instinct leidde Kodes naar de rouwkamer van de begrafenisondernemer tegenover het Winter Paleis. Hij was zich nauwelijks bewust van het feit dat er licht brandde in het kantoortje aan de voorkant. Ook achter brandde er licht. Hij liep naar de doodskist waar Bruno nog even in gelegen had en deed langzaam het deksel open. Dr. Harper zag er merkwaardig vredig uit, met zijn handen over zijn borst gevouwen. In zijn handen hield hij het zwartomrande doodsbericht dat in de krant had gestaan toen Bruno's dood werd gemeld. De Admiraal leunde achterover in zijn stoel in zijn kantoor in Washington en keek ongelovig toen Bruno en Maria binnenkwamen. 'Mijn god! Wat een kostuum!' 'Je mag een gegeven paard niet in de bek kijken.' Bruno bekeek zijn kostuum niet erg geestdriftig. 'Ik heb het van een vent in Crau gekregen.' 'Zo? Hoe dan ook, welkom thuis, Bruno. En u ook, juffrouw Hopkins.' 'Mevrouw Wildermann,' zei Bruno. 'Wat bedoel je, voor de duivel?' 'Het huwelijk, een eeuwige band en zo. Als je haast hebt kun je een speciale vergunning krijgen. Wij hadden haast.' De Admiraal had het allemaal nog niet verwerkt. 'Ik weet in grote trekken wat er de afgelopen dagen is gebeurd. Maar laat me nu alsjeblieft de details weten.' Bruno vertelde uitvoerig wat er was gebeurd en toen hij uitgesproken was zei de Admiraal: 'Geweldig. Het heeft wel even geduurd voor alles duidelijk was. En hoe het zat met Van Diemen en met jouw familie.' 'Ja, dat heeft wel even geduurd.' Maria staarde verbaasd van de een naar de ander. 'En nu de plannen,' zei de Admiraal energiek. 'Ik heb ze vernietigd.' 'Ja, natuurlijk, maar je kent ze uit je hoofd.' 'Nee, vreemd genoeg ben ik mijn opmerkelijke gave geheel kwijt. Ik lijd aan een totaal geheugenverlies.'

  *** 

De Admiraal leunde voorover, kneep zijn ogen half dicht en greep de rand van zijn bureau. 'Herhaal dat eens!' 'In feite heb ik de documenten vernietigd zonder er eerst naar gekeken te hebben.' 'Je hebt ze vernietigd zonder ernaar gekeken te hebben.' Het was een bevestiging, geen vraag. Zijn stem klonk erg rustig. 'Waarom?' 'Wat had u dan gewild? Nog een evenwicht gebaseerd op de verschrikkingen in de hele wereld?' 'Waarom?' 'Dat heb ik u al eens verteld, herinnert u zich dat nog? Omdat ik oorlog haat.' Lange tijd staarde de Admiraal hem zonder veel enthousiasme aan, toen begon hij zich langzaam te ontspannen, leunde achterover en tot hun verbazing barstte hij in lachen uit. 'Ik denk er sterk over om je te ontslaan.' Hij zuchtte, maar lachte nog steeds. 'Maar waarschijnlijk heb je gelijk.' 'Ontslaan?' vroeg Maria, niet-begrijpend. 'Wist je dat niet? Bruno is al vijf jaar een van mijn belangrijkste en meest betrouwbare agenten.'