7
Woensdagavond vertrok het circus naar Crau. Voor het vertrek was Bruno naar Dr. Harpers slaapwagen gegaan. Voor een man die zoveel zorgen had en die ontegenzeglijk het belangrijkste moment van zijn carrière tegemoet ging was Harper opmerkelijk kalm en ontspannen. Dat was meer dan van Wrinfield kon worden gezegd, die met een borrel in zijn hand zat en een zeer ontmoedigde uitdrukking op zijn gezicht had. Wrinfield had tot het uiterste moed gehouden, maar nu het bijna zo ver was had hij de houding van iemand die vermoedt dat alles mis gaat lopen. Crau was een grote, zwarte wolk aan zijn horizon. 'Dag, Bruno. Ga zitten. Wat wil je drinken?' 'Dank u, niets. Ik heb nog maar een week, en drinken doe ik later wel.' 'Met onze charmante juffrouw Hopkins zeker?' 'Dat hebt u goed geraden.' 'Waarom trouw je niet met haar?' vroeg Wrinfield zuur. 'Ik heb bijna niets meer aan haar, ze zit de hele dag óf te kniezen, óf te dagdromen.' 'Dat ga ik ook doen. Misschien maakt ze zich zorgen of is ze zenuwachtig; net als u, mr. Wrinfield.' 'Wat ga je doen?' vroeg Wrinfield. 'Met haar trouwen.' 'Lieve hemel.' Bruno toonde zich niet beledigd. 'Het huwelijk is een heel normale instelling.' Wrinfield vroeg wantrouwig: 'Weet zij hiervan?' Hij was oprecht van haar gaan houden en was haar gaan behandelen als de dochter die hij nooit had gehad, vooral sinds Henry's dood. 'Ja.' Bruno glimlachte. 'U zou het ook kunnen weten als u uw ogen de kost gaf. Ze zat vanavond naast u aan tafel.' Wrinfield sloeg met zijn hand tegen zijn voorhoofd. 'Ze droeg vanavond een ring. Ze heeft nog nooit een ring gedragen. Ring- vinger, linkerhand.' Hij zweeg even en kwam toen triomfantelijk met de oplossing: 'Een verlovingsring.' 'U hebt het erg druk gehad; net als Maria. Ik heb hem vanmiddag gekocht.' 'Nou, gefeliciteerd. Als we vertrekken moeten we op het gelukkige paar toasten.' Bruno schrok terug, maar zei niets. 'Nietwaar, dokter Harper?' 'Jazeker. Ik ben er erg blij om.' 'Dank u. Maar ik kwam trouwens niet om over de ring te praten, maar over het gezelschap dat ik had toen ik hem kocht. Ik ben bang dat iemand me doorheeft. Een paar avonden geleden ging ik met Maria naar een café. Toevallig kwam Roebuck vlak daarna. Hij zei dat hem het gedrag was opgevallen van iemand die uit de schaduw van een steegje in de buurt van het circus te voorschijn kwam toen wij daar voorbijliepen. Kennelijk had hij ons het hele eind naar het café gevolgd, bleef staan toen wij stil stonden en ging toen op een plek aan de overkant van de weg staan, vanwaar hij ons in de gaten kon houden. Het had toeval kunnen zijn, of Roebucks levendige fantasie, maar gisteravond was ik er praktisch zeker van dat Maria en ik gevolgd werden, maar toch aarzelde ik nog. Vandaag niet, omdat het daglicht was. Er was niet één man maar twee, en ze wisselden elkaar af; de één had gepermanent haar, de ander was helemaal kaal. We slenterden een beetje doelloos van de ene plek naar de andere, als toeristen; en ze volgden ons overal.' 'Dit bevalt me niet,' zei Harper. 'Prettig dat u me op mijn woord gelooft. Het bevalt mij ook helemaal niet. En ik begrijp het bovendien niet. Ik heb niets, helemaal niets gedaan om de aandacht te trekken. Misschien komt het alleen maar omdat mijn naam Wildermann is, en Crau mijn geboorteplaats. Het is maar een idee. Misschien worden een .dozijn andere circusmensen ook in de gaten gehouden. Wie zal het zeggen?' 'Zeer verontrustend,' zei Wrinfield. 'Zeer verontrustend. Wat ben je van plan te gaan doen, Bruno?' 'Wat kan ik doen? Gewoon doorgaan, dat is alles. En afwachten wat er gebeurt. Eén ding is zeker, die nacht zullen ze me niet schaduwen.' 'Die nacht?' 'Heeft Dr. Harper u dat niet verteld?' 'O, dinsdag. Ik vraag me af waar we dan allemaal zijn.' Met veel gerammel en geschok begon de trein langzaam te rijden. 'Ik weet wel waar ik dan ben. Tot ziens.' Bruno draaide zich om en bleef staan toen hij een miniatuurzender-ontvanger op Harpers bureau zag liggen. 'Vertelt u me eens, ik heb me vaak afgevraagd hoe het komt dat de douane in verscheidene landen praktisch de vullingen uit onze tanden haalde terwijl u erin slaagde met een zender-ontvanger binnen te komen?' 'Zender-ontvanger, wat voor zender-ontvanger?' Harper zette de koptelefoon op, zette de microfoon op Bruno's borst, schakelde de stroom in en zette het ontvangknopje naar voren in plaats van naar achteren. Het apparaat zoemde en een smal reepje papier kwam te voorschijn uit een bijna onzichtbare gleuf aan de zijkant. Na ongeveer tien seconden zette Harper het apparaat af, scheurde een paar centimeter van het te voorschijn gekomen papier af en liet het Bruno zien. Er liep een lange, golvende streep over het midden. 'Een cardiograaf, beste jongen. Elke reizende arts heeft er een nodig. Je kunt je niet voorstellen met hoeveel plezier ik het cardiogram van de ene douanebeambte na de andere heb genomen.' 'Wat ze al niet bedenken!' Bruno verliet de slaapwagen, liep door de gangen van de schokkende trein, haalde Maria op, nam haar mee naar zijn appartement, opende de deur zonder knop en liet haar binnen. 'Zullen we wat muziek opzetten?' vroeg Bruno, 'wat romantiek, dat past goed bij deze gelegenheid. En dan één van mijn onvergelijkbare droge martini's om te vieren dat ik eindelijk tot een menselijke band ben gekomen - als dat de juiste omschrijving En dan - het is maar een idee - wat lieve nietszeggende woordjes in je oor.' Ze glimlachte. 'Dat klinkt allemaal erg prettig. Vooral die lieve nietszeggende woordjes.' Hij zette de grammofoon aan, draaide het geluid wat zachter, mixte de martini's, zette ze op een tafel, ging naast haar zitten op de sofa en drukte zijn gezicht tegen haar zwarte haar, ongeveer op de plaats waar haar oor werd verondersteld te zitten. Uit de uitdrukking op Maria's gezicht, eerst van verbazing, daarna van puur ongeloof was het duidelijk dat Bruno's opvatting van lieve woordjes iets was dat ze nog nooit eerder had meegemaakt.
***
Crau lag op een afstand van iets minder dan 200 kilometer, zodat het zelfs voor een goederentrein, die nu eenmaal langzamer rijdt, slechts een betrekkelijk korte afstand was die gemakkelijk in één nacht kon worden afgelegd, met twee rustpauzes onderweg. Ze vertrokken in het donker, kwamen ook aan in het donker en het was nog steeds donker toen ze uitstapten. Het was ook bijzonder koud. De eerste overweldigende indruk van Crau was een van kille ongastvrijheid, maar natuurlijk zijn rangeerterreinen, vooral in de kou en de duisternis, nergens de meest gastvrije oorden. Het rangeerterrein waar ze zojuist aangekomen waren lag driekwart mijl van het circus verwijderd, wat erg ongemakkelijk was, maar het organisatorisch genie van Wrinfield en zijn mensen had met de gebruikelijke soepele doeltreffendheid gewerkt, en een leger van vrachtwagens, bussen en personenauto's stond al aan de kant te wachten. Bruno liep langs het pad naar een groepje circusartiesten en -personeel die dicht bij elkaar stonden in het felle licht van een booglamp boven hun hoofd. Nadat hij ze goedemorgen had gewenst zocht hij zijn twee broers, maar hij zag hen niet. Hij zei tegen de man die het dichtst bij hem stond, Malthius, de dompteur: 'Heb je mijn broers ergens gezien? Het is een nogal hongerig stel en ze ontbijten altijd met mij, maar vanmorgen heb ik het genoegen niet gehad.' 'Nee. Heeft iemand Vladimir en Yoffe vanmorgen gezien?' riep Malthius. Toen het al gauw duidelijk werd dat dat niet het geval was wendde Malthius zich tot één van zijn assistent-dompteurs: 'Ga ze even wakker maken, wil je?' De man ging. Dr. Harper en Wrinfield, allebei met bontmutsen en omhoogstaande kragen tegen de zacht vallende sneeuw, voegden zich bij hen en wensten iedereen goedemorgen. Wrinfield zei tegen Bruno: 'Heb je zin om mee te gaan om te bekijken wat voor gebouw ze hier voor ons hebben om op te treden? Om de een of andere vreemde reden heet het het Winter Paleis, hoewel ik niet kan vinden dat het ook maar in de verste verte op het gebouw in Leningrad lijkt.' Hij huiverde. 'Maar belangrijker is dat ik heb gehoord dat de centrale verwarming er uitstekend is.' 'Graag. Als u even een moment tijd heeft. Tweederde van de Blind Eagles schijnt zich te hebben verslapen vanmorgen. Daar is Johan alweer.' Malthius' assistent zei dringend: 'Ik geloof dat je beter mee kunt komen Bruno, vlug!' Bruno zei niets maar sprong snel de trein in. Dr. Harper en Wrinfield volgden hem op de voet, na een niet-begrijpende blik te hebben uitgewisseld. Vladimir en Yoffe deelden een tweepersoonscoupé die niet te vergelijken was met de vorstelijke kwartieren van hun broer, maar daarom niet minder comfortabel. Zij stonden bekend om, en werden vaak geplaagd met hun bijna dwangmatige netheid: zonder twijfel zouden ze ontzet zijn geweest als ze de huidige staat van hun coupé hadden gezien. Er heerste een grote wanorde en het leek alsof er kort geleden een kleine maar hevige tornado had gewoed. Het beddengoed lag verspreid over de grond, twee stoelen waren gebroken, glazen waren kapot, een kleine wasbak was versplinterd en zelfs een raam, van zwaar spiegelglas, was gebroken; er zaten sterren in de ruit, zonder dat het glas eruit gevallen was. Het meest onheilspellend was dat er bloed zat op de gescheurde lakens en op het crèmekleurig geverfde hout van de muren. Bruno wilde naar binnen stappen maar Harper legde een hand op zijn schouder om hem tegen te houden. 'Niet doen. Dat zou de politie niet op prijs stellen.' Toen de politie kwam stelde zij het helemaal niet op prijs. Zij waren geschokt dat zoiets rampzaligs als het kidnappen van twee beroemde Amerikaanse artiesten - zo ze al wisten dat Vladimir en Yoffe binnen een mijl van waar zij stonden waren geboren, dan hielden zij die informatie voor zich - op hun grondgebied kon plaatsgrijpen. Er zou onmiddellijk een zeer grondig onderzoek gehouden worden. Allereerst, zei de inspecteur die net was aangekomen en direct de zaak in handen nam, moest het gebied helemaal ontruimd en afgezet worden door zijn mannen, wat een stuk minder indruk- wekkend was dan het klonk, want het afzetten bestond slechts hieruit dat twee mannen postvatten in de gang. De gebruikers van het rijtuig waarin de broers hadden geslapen moesten zich gereed houden voor ondervraging. Wrinfield stelde de restauratiewagen voor - de temperatuur buiten was beneden het vriespunt - en de inspecteur stemde daarmee in. Toen ze wegliepen arriveerden er agenten in burger en vingerafdrukexperts. Wrinfield voegde zich bij hen in de restauratie, nadat hij zijn mensen opdracht had gegeven verder te gaan met het uitladen van de trein en het opzetten van het circus en de kooien in de arena daar vlakbij. Het was in de restauratie bijna onverdraaglijk warm - de enorme locomotief stond nog aangekoppeld, en zou zo de hele dag blijven staan om voor de noodzakelijke warmte te zorgen voor de dieren die daar zouden blijven totdat ze 's avonds naar het circus zouden worden gebracht. Bruno stond apart met Wrinfield en Harper. Ze bespraken in het kort wat er mogelijk met de broers kon zijn gebeurd en waarom; maar omdat ze het antwoord op die twee vragen schuldig moesten blijven stokte het gesprek, totdat niemand minder dan kolonel Sergius zelf binnenkwam. Zijn gezicht was verwrongen in een harde, verbitterde trek en hij maakte de indruk dat hij zijn woede nauwelijks kon beheersen. 'Lafhartig!' zei hij. 'Ongelooflijk! Vernederend! Dat zoiets kan gebeuren met gasten van mijn land. Ik beloof u dat het hele politieapparaat van ons land zich hiervoor zal inzetten. Wat een welkom, en wat een zwarte dag voor Crau!' Harper zei mild: 'Dit kan nauwelijks worden toegeschreven aan de burgers van Crau. De broers waren verdwenen toen we hier aankwamen. We hebben twee tussenstations gehad op onze weg hier naar toe. Het moet bij een van de twee gebeurd zijn.' Dat is waar, Crau treft geen blaam. Denkt u dat dat het beter voor ons te verdragen maakt? Wat ons land schaadt, schaadt ons allemaal.' Hij zweeg en zijn stem kreeg een dieper timbre. 'Misschien is het wel niet op die tussenstations gebeurd.' Hij keek naar Bruno. 'Het spijt me dat ik dit moet zeggen, maar ze zijn misschien uit de rijdende trein gegooid.' Bruno staarde hem niet aan, daarvoor had hij zijn gevoelens altijd te zeer onder controle, maar het scheelde niet veel. 'Waarom zou iemand dat doen? Waarom zou iemand ze een haar willen krenken? Ik ken mijn broers beter dan iemand ter wereld - ze hebben nog nooit iemand schade berokkend.' Sergius keek hem medelijdend aan. 'Weet u niet dat het altijd de onschuldigen zijn die het slachtoffer worden? Als je een inbraak wilt plegen ga je daarvoor niet naar het huis van een berucht misdadiger.' Hij wendde zich tot zijn assistent. 'Breng de radiotelefoon hier en geef me de minister van Transport. Nee, bel hem zelf maar. Als hij klaagt dat hij nog in bed ligt zeg dan dat ik persoonlijk naar hem toe kom om met hem te praten. Zeg tegen hem dat op elke centimeter van het traject tussen hier en de hoofdstad naar twee vermiste personen gezocht moet worden. Zeg hem dat het dringend is, dat ze misschien ernstig gewond zijn en dat de temperatuur onder het vriespunt is. Zeg tegen hem dat ik binnen de twee uur een rapport wil hebben. Bel dan de luchtmacht op. Vertel hun hetzelfde, maar zeg dat ze helikopters moeten gebruiken. Ik wil hun rapport binnen een uur hebben!' De assistent vertrok. Wrinfield zei: 'Gelooft u dat er een redelijke kans is -' 'Ik geloof niets. Het is de taak van een politieman niets over het hoofd te zien. Binnen een uur weten we meer. Ik heb geen vertrouwen in die kwezelige Transportminister, maar de luchtmacht is een heel ander geval. De piloten vliegen op tien meter hoogte, met een getrainde waarnemer aan elke kant.' Hij keek naar Bruno met een blik die waarschijnlijk medelevend was bedoeld. 'Ik leef met u mee, meneer Wildermann. En met u, Mr. Wrinfield.' Wrinfield zei: 'Met mij? Het is waar dat twee van mijn beste artiesten verdwenen zijn en dat ik een zeer hoge dunk van hen heb. Maar dat hebben heel wat meer mensen. Wat dat betreft, alle anderen in het circus hadden bijzonder veel met hen op.' 'Maar de anderen hoeven geen losgeld voor hen te betalen. Ik voorzie maar één mogelijkheid. Als de mogelijkheid bestond hen voor veel geld weer terug te krijgen, dan zou u dat toch zeker doen?' 'Waar heeft u het over?' 'Helaas, net als in uw prachtige land hebben ook wij onze misdadigers. We hebben zelfs kidnappers - en hun favoriete methode om een slachtoffer te pakken te krijgen is in een trein. Deze mannen staan voor niets - er staat de doodstraf op kidnapping in ons land. Het is maar een veronderstelling, maar zij ligt voor de hand.' Hij keek weer naar Bruno, en de smalle spleet die de plaats van zijn mond innam, ging gedeeltelijk open. Sergius glimlachte. 'En wij zijn zelf ook gedupeerd. Het ziet er naar uit dat we de Blind Eagles niet in Crau zullen zien.' 'U zult één van hen zien.' Sergius keek hem aan. Er keken veel mensen naar hem. Maria liet langzaam haar tong langs haar lippen glijden. Sergius zei: 'Moet ik hieruit opmaken ...' 'Ik had vroeger altijd een solonummer, voordat mijn broers oud genoeg waren om mee te doen. Een paar uur trainen en ik kan het weer doen.' Sergius keek hem een tijdje onderzoekend aan. 'We weten allemaal dat u een man bent die helemaal geen zenuwen kent. Bent u ook een man zonder gevoelens?' Bruno keerde zich om zonder te antwoorden. Sergius keek hem een ogenblik onderzoekend na en draaide zich toen ook om. 'Zijn alle inzittenden van het rijtuig aanwezig?' vroeg hij. 'Allemaal aanwezig, kolonel,' zei Wrinfield. 'Maar u gaf net als uw mening dat kidnappers -' 'Dat is een mogelijkheid. En u hoorde wat ik zei: de taak van een politieman is om niets over het hoofd te zien. Heeft iemand een geluid gehoord vannacht, een ongewoon kabaal?' Uit de doodse stilte bleek dat niemand iets gehoord had. 'Juist. De broers sliepen in de laatste coupé van het rijtuig. Wie sliep er naast hen?' Kan Dahns massieve gestalte kwam naar voren. 'Ik.' -Weet u zeker dat u niets hebt gehoord?' 'Ik heb uw vorige vraag niet beantwoord. Dat betekent dus nee. Ik slaap erg vast.' Sergius keek bedachtzaam. 'U bent groot genoeg om het alleen aan te kunnen.' Kan Dahns toon was mild: 'Beschuldigt u mij soms?' 'Ik constateerde een feit.' 'Vladimir en Yoffe waren goede vrienden van mij, erg goede vrienden. Iedereen weet dat al jaren. Waarom zou ik zolang wachten om zoiets waanzinnigs te doen? Bovendien, als ik het deed zouden er geen sporen van een gevecht zijn. Eén arm om ieder van hen en ik zou ze zo hebben weggedragen.' Sergius was sceptisch. 'Is dat wel zo?' 'Wil de kolonel misschien een demonstratie zien?' 'Dat zou interessant zijn.' Kan Dahn wees op de twee forse geüniformeerde agenten die naast elkaar stonden. 'Zijn zij niet groter, zelfs veel groter en sterker dan de twee broers?' vroeg hij. 'Dat zou ik wel denken.' In aanmerking genomen dat hij een reus van een man was, bewoog Kan Dahn zich met de snelheid van een kat. Voordat de twee agenten de tijd hadden gehad een verdedigende houding aan te nemen had Kahn zich al op hen gestort, en een gorilla- arm om hen heen geslagen waarmee hij hun armen tegen hun zij klemde. Een moment later werden beide mannen van hun voeten gelicht. Ze vochten woedend om zich te bevrijden uit deze omhelzing, die, te oordelen naar de uitdrukking op hun gezicht, verre van liefkozend was. Kan Dahn zei, met een nog steeds milde stem: 'Hou maar op met vechten, anders moet ik druk gaan uitoefenen.' Zonder twijfel in de mening dat Kan Dahn geen druk meer zou kunnen uitoefenen, verhevigden de mannen hun pogingen om te ontsnappen. Kan Dahn vergrootte de druk. Eén man schreeuwde het uit, de ander gromde, allebei van hevige pijn. Kan Dahn klemde hen nu nog onverbiddelijker vast. Beide mannen hielden op met vechten. Voorzichtig zette Kan Dahn ze weer op hun voeten, deed een stap naar achteren en keek vol mededogen toe hoe de twee mannen in elkaar zakten. Sergius keek bedachtzaam naar het schouwspel. 'Angelo had hier vanmorgen moeten zijn. Kan Dahn, je gaat vrij uit.' Zijn stem was humorloos. Hij draaide zich om toen kapitein Kodes gehaast binnenkwam. 'Wel?' 'Alles wat we hebben zijn vingerafdrukken, kolonel. Er zijn er een groot aantal van maar twee stel vingerafdrukken. Die moeten van de broers zijn. Maar we hebben ook twee stel andere gevonden op nogal ongebruikelijke plaatsen - tegen de muren, op het raam, aan de binnenkant van de deur - plaatsen waar de mannen zich waarschijnlijk hebben vastgehouden in de loop van een hevig gevecht.' 'Aha.' Sergius dacht korte tijd na en keek verstrooid naar de pijnlijke pogingen van de twee agenten om weer overeind te komen. Hun toestand liet hem kennelijk volkomen koud. Hij wendde zich tot Wrinfield. 'Iedereen in het circus moet zijn vingerafdrukken laten nemen vanmorgen, in het tentoonstellingsgebouw waar uw circus gehouden zal worden.' 'Is dat echt noodzakelijk?' Sergius deed alsof hij moe was. 'Ik moet mijn werk doen. En, voor de derde maal, het is de taak van een politieman niets over het hoofd te zien.' Hoewel Crau ongeveer ten noorden van de hoofdstad lag, lag het belangrijkste station niet, zoals men zou verwachten, ten zuiden van de stad; vanwege het ongunstige terrein maakte de spoorlijn een bocht en kwam vanuit het noorden de stad binnen. Dientengevolge reed de zwarte limousine, waarvan de leeftijd moeilijk te schatten viel, in zuidelijke richting naar de stad, over wat later de belangrijkste doorgangsweg bleek te zijn, naar het Winter Paleis. Deze straat die van het noorden naar het zuiden liep heette, om de verwarring compleet te maken, West Street. Bruno zat achterin met Dr. Harper naast hem. Wrinfield, wiens sombere gelaatsuitdrukking duidelijk aangaf dat zijn pessimistische voorgevoelens ten aanzien van Crau nu toch bevestigd waren, zat stilzwijgend naast de chauffeur. Het weer zorgde nu niet bepaald voor een levendige stemming; het was kort na zonsopgang, een sombere, bittere zonsopgang met neervallende sneeuw uit donkere, laaghangende wolken. Ongeveer honderd meter van het station veegde Harper, die in de rechterhoek zat, de beslagen ruit schoon, tuurde naar buiten en omhoog en raakte toen Bruno's arm aan. 'Ik heb nog nooit zoiets gezien. Wat is dat in hemelsnaam?' 'Ik kan het van hieruit niet zien.' 'Boven op die gebouwen. Struiken, planten - lieve hemel - er groeien zelfs bomen daarboven.' 'Daktuinen. Zeer gebruikelijk in Centraal-Europa. Als je in een flat woont wil dat niet zeggen dat je niet je eigen stukje grond kunt hebben. Een heleboel hebben zelfs een stukje grasveld.' Bruno veegde zijn eigen ruit schoon. Het gebouw aan zijn linkerhand was het grimmigste, somberste en indrukwekkendste dat hij ooit had gezien. Hij telde de verdiepingen: er waren er negen. Hij zag de ramen die allemaal zwaar gebarricadeerd waren, de ronde dreiging van de stalen punten die het dak omringden, de wachttorens aan de noordelijke en zuidelijke hoeken: vanuit die hoek was het onmogelijk te zien wat er op het dak van die torens stond, maar Bruno wist dat er zoeklichten en sirenes waren. Hij keek naar Harper en trok een wenkbrauw op; de chauffeur had glimlachend zijn schouders opgetrokken toen hij in het Engels werd aangesproken, maar de kans was groot dat hij één van Sergius' mannen was, en Sergius zou nooit iemand uitkiezen voor die baan die geen Engels sprak. Harper ving zijn blik op en knikte, hoewel die bevestiging eigenlijk overbodig was; de realiteit van het Centrum kwam op een onthutsende manier overeen met Harpers beschrijving. Het vooruitzicht zich toegang tot dit fort te moeten verschaffen was net zo ontmoedigend als de sombere dageraad. Een halve kilometer verder passeerden zij een rij stilstaande zwarte auto's die langs het rechter trottoir stonden. Voorop stond een lijkauto die bedekt was met kransen. Het was niet zo erg vroeg, maar de dag was nog maar net begonnen; de lijkstoet moest een lange weg voor de boeg hebben, bedacht Bruno. Aan de andere kant van het trottoir was een gebouw met zwarte fluwelen gordijnen voor de ramen en zij omlijstten wat de eigenaar kennelijk beschouwde als zijn meest uitgelezen selectie rouwkransen, boeketten, kunstbloemen onder glazen stolpen, marmeren grafstenen zonder inscriptie, alles in het zwart. De aangrenzende deur had dezelfde vrolijke kleur, slechts verlucht met een wit kruis. Bruno zag nog net even de opengaande deur en het uiteinde van een doodkist op de schouders van twee dragers. 'Erg gemakkelijk,' mompelde Bruno. Dr. Harper scheen hem niet gehoord te hebben. Het Winter Paleis was de trots van Crau en volkomen terecht. Hoewel de binnen- en buitenkant in een weloverwogen barokstijl waren opgetrokken, was het in feite pas drie jaar oud. Het was een versterkte staal- en betonconstructie, die zowel van binnen als van buiten met een witte marmerlaag was afgewerkt, waaraan het waarschijnlijk zijn naam ontleende. Het gebouw zelf bestond uit een groot, elliptisch gevormd, overdekt voorplein dat toegang gaf tot een veel grotere elliptische hal daarachter. Het interieur had niet in groter contrast kunnen zijn met de torens, minaretten en waterspuwers die zo rijkelijk de buitenkant opluisterden: hier waren alle nieuwste theater- en expositiesnufjes toegepast, hier was alles modern - bijna op het pijnlijke af - functioneel, en boven alles kon het gebouw voor allerlei doeleinden worden gebruikt. De mogelijkheden om het toneel en de toeschouwers accommodatie te veranderen - alles ten gerieve van artiesten en toeschouwers - waren bijna eindeloos. Het kon worden gebruikt, en wérd ook gebruikt voor opera, toneel, film en musical, voor sportgebeurtenissen van ijshockey tot indoortennis en als amfitheater voor een circus was het ook geweldig. Bij deze laatste mogelijkheid boden de hoog oplopende stoelenrijen, bekleed en met eigen armleuningen, plaats aan niet minder dan achttienduizend toeschouwers. Wrinfield verklaarde dat het de mooiste zaal was die hij ooit had gezien, en dat was geen gering compliment van een man die de beste theaters in Noord-Amerika en Europa kende, vooral wanneer men voor ogen hield dat Crau minder dan een kwart miljoen inwoners telde.
***
Het nemen van de vingerafdrukken van het voltallige circuspersoneel vond plaats in de loop van de voormiddag in één van de vele restaurants en bars - nog leeg op dat moment van de dag - die zich langs de binnenkant van het voorplein bevonden. Men was beledigd en verontwaardigd over een behandeling die werd gezien als aanmatigend en onnodig, en Wrinfield moest al zijn tact en overredingskracht - die hij in niet geringe mate bezat - aanwenden om ieders medewerking te verzekeren. Sergius had vanaf een afstand de leiding en had zijn intrek genomen in Wrinfields betrekkelijk luxe pre-fabricated kantoor. Kennelijk immuun door zijn bijzonder dikke huid, bleef hij totaal ongevoelig voor de woede van de circusmensen en de talrijke, alles behalve vriendelijke blikken die in zijn richting geworpen werden. Toen bijna alle vingerafdrukken waren genomen ontving hij een telefonische boodschap, maar aangezien hij in zijn eigen taal sprak kon noch Wrinfield, noch Maria die bij hem waren de strekking van het gesprek volgen. Sergius dronk in één teug zijn glas wodka leeg - zijn nationale drank had dezelfde aangeboren aantrekkingskracht op hem als water op uitgedroogd zand - en zei: 'Waar is Bruno Wildermann?' 'Hij is in de piste - maar - u overweegt toch niet in alle ernst om ook zijn vingerafdrukken te nemen? Zijn eigen broers . . .' 'Alstublieft! Zie ik er zo onnozel uit? Kom, het gaat u ook aan.' Toen de twee mannen naderbij kwamen vonden ze Bruno bezig met het toezicht houden op het aanbrengen van een lage draad over de middelste piste. Hij keek Sergius uitdrukkingloos aan en zei: 'Hebt u al bericht gehad, kolonel?' 'Ja, zowel van de spoorwegen als van de luchtmacht. Maar ik ben bang dat beide rapporten negatief zijn. Geen spoor van iemand langs de rails.' 'Dan moet het dus wel kidnapping zijn?' 'Het lijkt me dat er geen andere aanvaardbare oplossing is.'
***
Laat in de middag, toen Bruno zijn solonummer aan het oefenen was op de pas aangebrachte hoge trapeze, werd hij naar Wrinfields kantoor geroepen. Hij gleed naar de grond, deed de kimono die hij als mentalist altijd droeg aan, en ging naar het kantoor, dat - het leek onvermijdelijk - dicht bij de nog lege tijgerkooi was. Wrinfield zat aan zijn bureau, Maria aan het hare terwijl Sergius en Kodes stonden. De sfeer hield het midden tussen een gespannen en een begrafenisachtige stemming. Sergius nam een stuk papier dat Wrinfield bestudeerde en overhandigde het aan Bruno. Het bevatte een boodschap in het Engels die als volgt luidde: 'De gebroeders Wildermann zullen levend worden teruggebracht na ontvangst van 50.000 dollar in gebruikte biljetten. Elke coupure toegestaan. Aanwijzingen voor het overhandigen op zondag; levering maandag. Wanneer het geld maandag niet wordt geleverd zullen twee linkerpinken op maandag worden bezorgd. Hetzelfde gebeurt als het geld wel op tijd geleverd is, maar ter identificatie is behandeld met infrarode, ultraviolette of röntgenstralen. Twee vingers op dinsdag. Donderdag zijn er twee trapezeartiesten met één hand.' Bruno gaf het papier aan Sergius terug. 'Uw vermoedens zijn juist gebleken.' 'Ik had toch gelijk; geen zenuwen, geen gevoelens. Ja, het lijkt er inderdaad op.' 'Ze lijken weinig scrupules te kennen.' 'Inderdaad.' 'Beroeps?' 'Ja.' 'Houden ze zich aan hun beloften?' Sergius zuchtte. 'Bent u zo naïef dat u tracht me in een of andere val te laten lopen? U gaat nu zeggen dat ik een heleboel van ze schijn te weten. Als het de mannen zijn die ik denk dat het zijn - en deze zaak heeft alle kenmerken van al eerder geëiste losgelden - dan is het een uiterst kundige en efficiënte bende kidnappers die vorig jaar een aantal van dergelijke kidnappings hebben uitgevoerd.' 'Kent u de leden van deze bende?' 'We geloven dat we er een of twee van kennen.' 'Waarom zijn ze dan nog op vrije voeten?' 'Verdenking is nog geen bewijs, mijn beste Wildermann. Men kan geen doodstraf eisen op grond van verdenkingen.' 'Ik heb u daarnet een vraag gesteld. Over hun beloften. Gaan ze werkelijk over tot verminking? Als het losgeld wordt betaald sturen ze mijn broers dan levend terug?' 'Ik kan geen enkele garantie geven. Maar, afgaande op vorige ervaringen is de kans wel groot. Het is voor hen als kidnappers alleen maar logisch en zakelijk om woord te houden. Het klinkt belachelijk in dit verband, maar het wekt vertrouwen en goodwill. Als het slachtoffer prompt en ongedeerd wordt teruggestuurd na het betalen van het losgeld, dan zullen de ouders en familieleden van het volgende slachtoffer onmiddellijk betalen, omdat ze weten dat de kans groot is dat de ontvoerde weer terugkomt. Maar als de kidnappers het losgeld zouden incasseren en vervolgens het slachtoffer zouden doden, dan zou de familie van het volgende slachtoffer menen dat het betalen van losgeld zinloos was.' 'Is er geen kans ze voor maandag op te sporen?' 'Vier dagen? Een erg kleine kans, vrees ik.' 'Dan kunnen we beter zorgen dat we het geld hebben, nietwaar?' Sergius knikte en Bruno wendde zich tot Wrinfield. 'Het zou me een jaar kosten om u terug te betalen.' Wrinfield glimlachte, een niet erg gelukkige glimlach. 'Ik zou het voor de jongens zelf doen, zonder de hoop dat ik het geld terug zou krijgen. En daar komt nog bij - nu ben ik puur egoïstisch - er is geen andere groep zoals de Blind Eagles - en er zal er ook nooit zo één komen.'
***
Ze liepen doelloos en op hun gemak en sloegen rechtsaf een straat in tegenover de begrafenisondernemer in West Street. 'Geloof jij dat we gevolgd worden?' vroeg dokter Harper. 'Misschien worden we wel in de gaten gehouden,' zei Bruno, 'ik weet het niet. Maar achtervolgd, dat niet.' Na een meter of honderd veranderde de straat in een kronkelend paadje. Kort daarna kwam het uit bij een stevige houten brug over een langzaam stromende en klaarblijkelijk erg diepe rivier. De rivier was ongeveer tien meter breed en aan beide kanten vormde zich al ijs. Bruno onderzocht de brug weloverwogen, en haastte zich daarna om de ongeduldige Harper in te halen, wiens bloedcirculatie kennelijk niet berekend was op vorsttemperaturen. Direct na de brug verloor de weg zich in wat een haast onbetreden pijnbos bleek te zijn. Minder dan vijfhonderd meter verder kwamen de mannen bij een grote, halvemaanvormige plek in het bos aan de rechterkant van de weg. 'Hier zal de helikopter landen,' zei Dr. Harper. De schemering viel toen Bruno, gekleed in zijn degelijkste kleren, in Wrinfields kantoor terugkwam. Slechts de eigenaar zelf en Maria waren er. 'Is het goed als ik mijn verloofde meeneem om koffie te drinken?' vroeg Bruno. Wrinfield glimlachte en knikte, maar weer kwam er een zorgelijke uitdrukking op zijn gezicht. Bruno hielp het meisje in haar zware astrakanjas en ze liepen naar buiten, waar het licht sneeuwde. 'We hadden koffie kunnen drinken in de kantine of in jouw appartement. Het is hier erg koud en nat,' zei Maria, enigszins ontstemd. 'Nu al klagen, nog voordat we getrouwd zijn? Een paar honderd meter lopen, dat is alles. Je zult wel zien dat Bruno Wildermann zo zijn redenen heeft, zoals altijd.' 'Zoals bijvoorbeeld?' 'Herinner je je onze vrienden van een paar avonden geleden nog, die ons zo trouw volgden?' 'Ja.' Ze keek hem geschrokken aan. 'Bedoel je . . .?' 'Nee, ze hebben even rust - sneeuw heeft een averechts effect zowel op kunstmatig gekruld haar als op kale hoofden. De jongen achter ons is ongeveer tien centimeter kleiner dan jij, draagt een capuchon, een gescheurde jas, een wijde broek en hij schuifelt met zijn schoenen. Hij ziet eruit als een gesjeesde student, maar dat is hij niet.' Ze gingen een café binnen dat klaarblijkelijk al een generatie geleden de moed had opgegeven. In een land waar cafés zich schenen te specialiseren in rook en minimale verlichting had dit café zelfs een dieptepunt bereikt. Hun ogen begonnen direct pijn te doen; een paar flikkerende kaarsen zouden evenveel licht hebben gegeven. Bruno bracht Maria naar een stoel in de hoek. Ze keek vol afkeer om zich heen. 'Gaat ons huwelijk zo worden?' 'Misschien kun je op deze dag terugkijken als een van je gelukkigste dagen.' Hij draaide zich om. De Chaplinachtige figuur had zich moe in een stoel vlak bij de deur laten vallen en zat daar moedeloos met zijn elleboog op de tafel en een vuile hand onder zijn kin. Bruno wendde zich weer tot Maria. 'Bovendien moet je toegeven dat deze zaak een zekere ongedwongen bohemienachtige charme heeft.' Hij legde zijn vinger tegen zijn lippen, leunde naar voren en zette de kraag van haar astrakanjas overeind. Diep in de plooi van de kraag zat een klein, glimmend metalen apparaatje, niet groter dan een hazelnoot. Hij liet het aan haar zien en zij staarde hem met grote ogen aan. 'Bestel wat voor ons, wil je?' Hij stond op, liep naar het tafeltje van hun achtervolger, greep hem zonder plichtplegingen bij zijn rechterpols, die hij onder zijn hoofd vandaan trok en stevig omdraaide, wat een plotselinge kreet van pijn aan de man ontlokte. De weinige klanten reageerden niet, ze waren kennelijk tot vervelens toe gewend aan dat soort gebeurtenissen. In de handpalm van de man bevond zich een metalen oortelefoontje dat aan een draad vastzat. Bruno volgde de draad naar een metalen doosje in zijn borstzak, nauwelijks groter dan een gemiddelde sigarettenaansteker. Bruno stak de apparaatjes in zijn eigen zak en zei: 'Zeg tegen je baas dat de volgende figuur die mij schaduwt niet meer in staat zal zijn om rapport uit te brengen. Verdwijn.' De man verdween. Bruno ging terug naar zijn tafeltje en liet zien wat hij had buitgemaakt. 'Laten we het eens proberen,' zei hij. Hij hield het kleine, uit een netwerk van metalen draadjes bestaande ovaaltje tegen zijn oor. Maria bracht haar mond naar de kraag van haar jas. Ze zei heel zachtjes: 'Ik hou van je. Echt. Altijd.' Bruno verwijderde de oorschelp. 'Het werkt uitstekend, hoewel het niet schijnt te weten wat het zegt.' Hij borg het apparaat op. 'Een stelletje doorzetters, vind je niet? Maar erg gemakkelijk te doorzien.' 'Voor mij niet. Ik vind dat jij mijn werk maar moest doen. Maar waarom moest je hem laten merken dat we hem doorhadden?' 'Dat weten ze toch wel. Misschien houden ze nu op mij te schaduwen en laten ze me met rust. Bovendien, hoe kan ik nu met jou praten terwijl die figuur inbreuk pleegt op mijn privacy?' 'Wat valt er te bespreken?' 'Mijn broers.' 'Het spijt me, Bruno. Ik bedoelde niet. .. Waaróm zijn ze ontvoerd, Bruno?' 'Om te beginnen heeft die huichelachtige, draaiende, sadistische leugenaar nu de kans.' 'Sergius?' 'Zijn er dan nog andere huichelachtige, draaiende, sadistische leugenaars hier? Hij had nu een uitstekend excuus om de vingerafdrukken van iedereen in het circus te nemen.' 'Wat heeft hij daaraan?' 'Behalve dat het hem een gevoel van macht geeft, en hij zichzelf erg slim vindt, weet ik het eigenlijk niet. Het geeft ook niet. Ze zijn nu een soort gijzelaars tegenover het noodlot. Als ik mijn boekje te buiten ga gebeurt er iets met hen.' 'Heb je er met Dr. Harper over gesproken? Je kunt hun leven niet riskeren, Bruno, dat kan niet. Oh, Bruno, als ik jou verlies, en als zij worden vermoord en alle andere leden van je familie weg.' 'Jij bent de grootste huilebalk die ik ooit heb ontmoet. Wie heeft jou in vredesnaam voor de CIA uitgekozen?' 'Dus je gelooft het verhaal van die kidnapping niet?' 'Houd je van me?' Ze knikte. 'Vertrouw je me?' Ze knikte weer. 'Zeg dan tegen niemand iets van wat ik met jou heb besproken.' Ze knikte voor de derde maal. Toen vroeg ze: 'Geldt dat ook voor Dr. Harper?' 'Dat geldt ook voor Dr. Harper. Hij is briljant, maar hij is conventioneel, en heeft geen Centraaleuropese mentaliteit. Ik ben niet briljant, maar ik ben niet conventioneel, en ik ben hier geboren. Hij zal wel niet veel op hebben met een paar improvisaties die ik zal maken.' 'Wat voor improvisaties?' 'Daar heb je het. De ideale vrouw. Hoe kom je aan die rode vlek op je zakdoek? Hoe moet ik weten wat voor improvisaties? Ik weet het zelf nog niet eens.' 'De kidnapping?' 'Onzin. Hij moest een verhaal verzinnen om hun verdwijning te verklaren. Hoorde je hem zeggen dat hij een paar leden van de bende kende maar dat hij niets kon bewijzen? Als Sergius ze kende zou hij ze binnen de kortste keren in het Centrum hebben, en hij zou de waarheid uit ze hebben geperst vijf minuten voordat ze schreeuwend van pijn zouden sterven. Waar denk je dat je bent - thuis in New England?' Ze huiverde. 'Maar waarom dan die dreigementen? Waarom zeggen ze dan dat ze de vingers van je broers zullen afsnijden? Waarom vragen ze dan geld?' 'Couleur locale. Bovendien, hoe rijkelijk Sergius ook voor zijn goddeloze praktijken wordt beloond, 50.000 dollar zo in het handje geeft een man een erg luxueus gevoel.' Hij keek vol afkeer naar zijn nog onaangeroerde koffie, legde wat geld op tafel en stond op. 'Heb je trek in echte koffie?' Ze keerden terug naar de tentoonstellingsruimte om voor vervoer naar de trein te zorgen, wat snel werd geregeld. Toen ze weer naar buiten gingen, de kou en de duisternis in, kwamen ze Roebuck tegen, die juist weer naar binnen ging. Hij zag er koud uit, blauw in zijn gezicht en hij huiverde. Hij stond stil en zei: 'Hallo. Gaan jullie terug naar de trein?' Bruno knikte. 'Een lift voor een vriend die het koud en moeilijk heeft?' 'Waarom heb je het eigenlijk moeilijk? Heb je in de Oostzee gezwommen?' 'Zodra het winter wordt gaan alle taxichauffeurs in deze stad in winterslaap.' Bruno zat zwijgend voorin op weg naar het station. Toen ze uitstapten bij het station tegenover de reisbussen voelde Bruno meer dan dat hij echt merkte dat er iets in de zak van zijn jasje werd gestopt. Na de koffie, de romantische muziek en de lieve woordjes in Bruno's kamer ging Maria weg. Bruno viste een stukje papier uit zijn zak. Roebuck had erop geschreven: '4.30. Westelijke ingang. Geen vragen. Leven of dood.' Bruno verbrandde het papier en spoelde de as weg in de wasbak.