3

 

Wrinfield deed die nacht nauwelijks een oog dicht, wat gezien de recente gebeurtenissen en de daaruit voortvloeiende problemen niet te verwonderen was. Ten slotte stond hij om een uur of vijf op, nam een douche, schoor zich en kleedde zich aan. Van zijn luxueuze appartement in de trein ging hij vervolgens naar de dierenverblijven, wat hij altijd deed als hij zorgen had, want Wrinfield hield van zijn circus en voelde zich daar beter thuis dan waar ook ter wereld; de relatie die er bestond tussen hemzelf en zijn dieren overtrof in ruime mate het contact dat hij had gehad met de wat onwillige economie studenten, die zoals hij het nu zag, de beste jaren van zijn leven hadden vergald toen hij nog aan de universiteit lesgaf. Bovendien kon hij altijd nog proberen de tijd te doden in het gezelschap van Johnny, de nachtwaker, die ondanks het grote verschil in status tussen beide mannen, een oude makker en vertrouweling van hem was. Niet dat Wrinfield trouwens van plan was om die nacht aan wie dan ook vertrouwelijke mededelingen te doen. Maar Johnny was er niet en Johnny was er niet de man naar om ooit tijdens het werk in slaap te vallen, ook al was dat werk dan niet veeleisend; het was zijn taak om aan de betreffende dompteur of aan de dierenarts te melden wanneer een dier zich kennelijk niet goed voelde. Aanvankelijk slechts licht verbaasd, maar met groeiende ongerustheid begon Wrinfield systematisch te zoeken en ten slotte vond hij de nachtwaker in een donkere hoek. Johnny, die al wat ouder was, veel circuservaring had en in lichte mate kreupel was - hij was een keer te vaak van het slappe koord gevallen - was geboeid en had een prop in de mond maar was overigens springlevend, kennelijk ongedeerd en briesend van kwaadheid. Wrinfield maakte de touwen los, verwijderde de prop en hielp de oude man toen overeind; Johnny trilde op zijn benen. Aan zijn lange jaren in de circuswereld had Johnny een arsenaal van vloeken overgehouden die hij allemaal afwerkte terwijl hij zijn gevoelens tegenover Wrinfield de vrije loop liet. 'Wie heeft dit gedaan?' vroeg Wrinfield. 'Ik heb geen idee, chef. Een raadsel. Ik heb niets gezien. Niets gehoord.' Voorzichtig wreef Johnny over zijn nek. 'Een klap met een zandzak, geloof ik.' Wrinfield onderzocht Johnny's gerimpelde nek, die lelijk gekneusd was en alle kleuren van de regenboog vertoonde, maar de huid was verder niet beschadigd. Wrinfield sloeg zijn arm om de tengere schouders. 'Ja, een zandzak. Kom, dan breng ik je naar mijn kantoor. Ik heb daar nog wel iets om je er weer bovenop te helpen. Daarna kunnen we de politie inlichten.' Ze waren halverwege de stallen en het kantoor toen Johnny's schouders onder Wrinfields arm verstijfden; met een vreemde schorre en gespannen stem zei hij: 'Ik geloof dat we de politie wel iets belangrijkers te melden hebben dan die klap op mijn hoofd, chef.' Wrinfield keek hem vragend aan en volgde Johnny's starende blik. In de kooi van de Bengaalse tijgers lagen de afschuwelijk verminkte resten van een man. Slechts aan de lappen kleding en de pathetisch heldhaftige rij medailles kon Wrinfield zien dat daar de overblijfselen lagen van wat eens kolonel Fawcett was geweest.

*** 

Wrinfield staarde in afschuw naar wat zich in de vroege ochtendschemering afspeelde, zonder dat hij echter zijn blik ervan kon losmaken. Circuspersoneel, artiesten, politiemannen in uniform en rechercheurs in burger liepen elkaar voor de voeten in de dierenverblijven, er gezamenlijk voor zorgend dat alle eventuele sporen voorgoed werden uitgewist. Ambulancepersoneel legde de onherkenbare resten van Fawcett op een brancard. In een klein groepje, wat verwijderd van de anderen, stonden Malthius, de tijgerdompteur, Neubauer, de leeuwentemmer en Bruno, de drie mannen die de kooi waren binnengegaan om Fawcett eruit te halen. Wrinfield wendde zich tot de Admiraal die hij als eerste had gebeld en die zich na zijn aankomst tegenover niemand had gelegitimeerd; het was echter opvallend dat geen enkele politieman hem had benaderd om hem te vragen zijn aanwezigheid hier te verklaren. Kennelijk had een hoge politiefunctionaris iedereen opgedragen uit zijn buurt te blijven. 'Wie zou zo iets monsterlijks gedaan kunnen hebben?' vroeg Wrinfield. 'Het spijt me verschrikkelijk, Mr. Wrinfield.' Het paste totaal niet bij de Admiraal om zich ergens voor te verontschuldigen. 'Het spijt me in alle opzichten. Voor Fawcett, die een van mijn meest bekwame en betrouwbare medewerkers was, en bovendien een verdomd fijne vent. En voor u, omdat ik u in deze afschuwelijke situatie heb gebracht. Dit is het soort publiciteit dat ieder circus kan missen als kiespijn.' 'De publiciteit zal mij nu een zorg zijn. Maar wie heeft dit gedaan?' 'En waarschijnlijk spijt het me ook voor mijzelf.' De Admiraal haalde nadrukkelijk zijn schouders op. 'Wie? Duidelijk dezelfde man of mannen die Pilgrim hebben vermoord. Ik kan er niets zinnigers over zeggen dan u. Het is in elk geval zeker dat zij - wie zij ook mogen zijn - wisten dat hij hier naar toe zou komen, anders zouden ze de nachtwaker niet eerst hebben uitgeschakeld - hij mag zich trouwens gelukkig prijzen dat ze hem niet samen met Fawcett in die kooi hebben gegooid. En ik ben er bijna zeker van dat iemand hem heeft opgebeld om hem in de val te lokken. Dat zullen we snel te weten komen. Het wordt op dit moment onderzocht.' 'Wat wordt onderzocht?' 'Ieder telefoongesprek vanuit of naar ons kantoor wordt op de band opgenomen, behalve natuurlijk de codegesprekken. Als het meezit kunnen we dat gesprek zo gaan beluisteren. Ondertussen wil ik even praten met de drie mannen die Fawcett uit die kooi hebben gehaald. Met ieder afzonderlijk. Ik heb begrepen dat een van die mannen uw tijgerdompteur is. Hoe heet hij?' 'Malthius. Maar - hij is boven alle verdenking verheven.' 'Ongetwijfeld.' De Admiraal trachtte zijn geduld te bewaren. 'Denkt u dat er ooit een moordzaak zou worden opgelost als we alleen de verdachten ondervroegen? Laat hem hier komen, alstublieft.' Malthius, een donkerogige Bulgaar met een open gezicht, was duidelijk diep onder de indruk. Voor zijn doen bijzonder vriendelijk zei de Admiraal: 'Er is geen reden om u dit zo aan te trekken.' 'Het zijn mijn tijgers die dit hebben gedaan.' 'Maar ze zouden waarschijnlijk iedereen verscheuren die in de kooi kwam, behalve u; is dat niet zo?' 'Ik weet het niet. Als iemand rustig bleef liggen zou het wel meevallen geloof ik.' Hij aarzelde. 'Maar, inderdaad, onder bepaalde omstandigheden zouden ze wel aanvallen.' De Admiraal wachtte geduldig en Malthius vervolgde: 'Als ze werden getergd. Of 'Ja?' Als ze bloed zouden ruiken.' 'Bent u daar zeker van?' 'Natuurlijk is hij daar zeker van.' De Admiraal, die nog niet beseft had hoe sterk de band was tussen Wrinfield en zijn artiesten, verbaasde zich over de scherpe klank in diens stem. 'Wat dacht u? Wij voeden ze met paarde- of rundvlees, rauw en geurend naar het bloed. De tijgers kunnen zich dan nauwelijks beheersen, bespringen het vlees en verscheuren het met hun tanden en klauwen. Bent u er ooit bij geweest als tijgers gevoederd werden?' De Admiraal stelde zich voor hoe Fawcett was omgekomen en onwillekeurig huiverde hij. 'Nee, en ik geloof niet dat ik me op een dergelijk schouwspel verheug.' Hij wendde zich weer tot Malthius. 'Dus is het heel goed mogelijk dat hij nog in leven was - bloed stroomt niet meer als je dood bent - en dat hij na enige messteken in de kooi is geworpen?' 'Dat is mogelijk. Maar u zult nu geen sporen van messteken meer kunnen vinden.' .'Dat begrijp ik. U heeft geconstateerd dat de kooi aan de buitenkant afgesloten was. Is het mogelijk dat van binnenuit te doen?' 'Nee. Aan de binnenkant kan hij wel vergrendeld worden. De grendel zat er niet op.' 'Is dat geen merkwaardige constructie?' Malthius glimlachte voor het eerst, een beetje zwakjes. 'Voor een tijgerdompteur niet. Als ik de kooi inga draai ik de sleutel aan de buitenkant om en laat hem in het slot zitten. Als ik binnen ben vergrendel ik de deur - ik kan niet riskeren dat de deur openzwaait of door een van de tijgers wordt opengerukt zodat ze kunnen ontsnappen.' Hij lachte voor de tweede keer, maar het was een vreugdeloze lach. 'Voor mijzelf is dat ook het beste. Als er iets misgaat trek ik de grendel weg, verlaat de kooi weer en draai de sleutel aan de buitenkant om.' 'Dank u. Wilt u uw vriend vragen, die Heinrich Neubauer. De leeuwendompteur.' 'Ik wil hem graag even spreken.' Malthius liep terneergeslagen weg en de Admiraal merkte op: 'Hij maakt wel een érg ongelukkige indruk.' 'Hoe zou u zich voelen?' Weer klonk Wrinfields stem onverwacht scherp. 'Hij voelt zich niet alleen persoonlijk verantwoordelijk, maar zijn tijgers hebben nu voor het eerst mensenvlees geproefd. En dat kan zeer onplezierig zijn voor Malthius zelf.' 'Daar had ik niet aan gedacht.' De Admiraal stelde Neubauer een paar onsamenhangende en oppervlakkige vragen en vroeg toen of Bruno kon komen. Toen hij kwam zei de Admiraal: 'Met jou wilde ik eigenlijk spreken. De twee anderen liet ik hier komen om de aandacht wat af te leiden. We worden zowel door het circuspersoneel als door de politie in de gaten gehouden. Sommige politiemensen denken trouwens dat ik een hoge politieambtenaar ben, en een aantal denkt dat ik van de FBI ben, hoewel ik geen idee heb hoe ze daarbij komen. Het is verschrikkelijk, Bruno, afschuwelijk. Het ziet er in elk geval naar uit dat Fawcett gelijk had: ze drijven ons tot het uiterste om te zien hoe vastbesloten we zijn om naar Crau te gaan. Wat mij betreft zijn ze nu ver genoeg gegaan. Wie zal zeggen wie er nu aan de beurt is? Niemand, ik ook niet, heeft het recht je te vragen je nu nog in deze onverkwikkelijke affaire te storten. Vaderlandsliefde heeft zijn grenzen - vaderlandsliefde is Pilgrim en Fawcett op een afschuwelijke wijze opgebroken. Tegenover ons heb je geen werkelijke of morele verplichtingen meer.' 'Spreekt u voor uzelf.' Wrinfields toon was nog steeds dezelfde. Alles wat er met zijn geliefde circus gebeurde nam Wrinfield hoog op; dit was een persoonlijke kwestie geworden. 'Twee goede kerels zijn vermoord. Wilt u soms dat ze voor niets zijn gestorven? Ik ga naar Europa.' De Admiraal knipperde even met de ogen en wendde zich toen tot Bruno. 'En jij?' Bruno keek hem zwijgend aan met een uitdrukking op zijn gezicht die bijna minachtend was. 'Juist.' De Admiraal was even in verwarring gebracht. 'Het gaat dus door. Als jullie bereid zijn de risico's te aanvaarden, dan ben ik bereid er mee door te gaan. Ik weet dat dat bijzonder egoïstisch klinkt, maar we hebben die documenten nu eenmaal hard nodig. Ik zal niet proberen jullie te bedanken, ik zou ook niet weten hoe, maar het minste dat ik kan doen is voor bescherming zorgen. Ik zal vijf van mijn beste mensen aan jullie toewijzen, laten we zeggen als persdelegatie. Zodra jullie dan aan boord zijn -' Bruno's stem klonk erg rustig. 'Als u ons een lijfwacht geeft dan gaat niemand naar Rusland, ik ook niet. En voor zover ik het begrijp, hoewel het me nog steeds niet helemaal duidelijk is, heeft het geen zin dat er iemand gaat als ik niet ga. Dr. Harper is natuurlijk een uitzondering; een nu vermoorde man heeft voor hem ingestaan, en een betere garantie kan ik me niet voorstellen. Wat uw andere mensen betreft - door wie denkt u dat Pilgrim en Fawcett zijn vermoord? Zonder uw bescherming hebben we misschien een kans.' Bruno draaide zich abrupt om en liep weg. De Admiraal keek hem na met een enigszins ontstelde uitdrukking op zijn gezicht; bij wijze van hoge uitzondering wist hij op dat moment niets te zeggen. Voordat hij echter een antwoord kon bedenken werd hij gered door de komst van een politiesergeant die een klein zwart kistje bij zich had. Dat dit uniform niet toebehoorde aan de man die het droeg, liet voor Wrinfield geen twijfel. Charles — zoals Wrinfield hem ook maar noemde - had een goed oog voor details en paste zich keurig aan zijn omgeving aan. 'De opname?' vroeg de Admiraal, en toen de sergeant bevestigend knikte vroeg hij: 'Kunnen zij uw kantoor zolang gebruiken, Mr. Wrinfield?' 'Natuurlijk. Wrinfield keek om zich heen. 'Niet hier. Laten we maar naar de trein gaan. Er zijn hier te veel mensen.' De deur van het kantoor viel achter hen dicht en de sergeant haalde de taperecorder uit de kist. 'Heeft u enig idee wat er op zal staan?' vroeg Wrinfield. 'Uw stem.' Wrinfield keek hem verbaasd aan. 'Althans een zeer goede imitatie van uw stem. Of die van Bruno. Dat waren de enige twee stemmen die Fawcett in dit circus kende; voor iemand anders zou hij niet gekomen zijn.' Ze luisterden de band af. Toen hij afgelopen was zei Wrinfield kalm: 'Inderdaad, dat moet mijn stem voorstellen. Kunnen we de band nog eens terugspoelen?' Ze luisterden nog een keer naar het telefoongesprek en ten slotte schudde Wrinfield het hoofd. 'We schieten er niets mee op. De stem is te sterk vervormd en er is te veel storing op de lijn.' 'Dank u, sergeant, u kunt gaan.' De politieman sloot de koffer weer en vertrok. Korte tijd ijsbeerde de Admiraal door het kantoortje - drie stappen heen, drie stappen terug - toen schudde hij het hoofd en aanvaardde met tegenzin het onvermijdelijke. 'Een plezierige gedachte. Er is verband gelegd tussen uw en mijn organisatie.' 'Daar bent u nogal zeker van.' 'Ik ben maar van één ding zeker, en dat is dat er in mijn gelederen niemand is die niet liever zijn pensioen afstaat dan dat hij de deur van een tijger kooi openmaakt.' Wrinfield knikte in een even onwillige berusting. 'Dan is het nu zeker mijn beurt om te zeggen dat ik dat van mijn mensen ook onwaarschijnlijk acht.' 'Daar gaat het niet om. De vraag is nu: wat doen we? U wordt door onze tegenstanders in het oog gehouden, daar verwed ik mijn carrière onder.' Hij zweeg somber. 'Wat mijn carrière tenminste nog waard is, na afloop van deze zaak.' 'Ik dacht dat we het daar nu over eens waren.' De inmiddels vertrouwde heftigheid was weer terug in Wrinfields stem. 'U heeft gehoord wat ik daarnet in het circus heb gezegd. En wat Bruno heeft gezegd. We gaan.' De Admiraal keek hem nadenkend aan. 'Dat is een opvallende wijziging in uw houding, vergeleken met gisteren. Of juister gezegd: uw houding is zeer snel harder geworden.' 'Ik geloof niet dat u het helemaal begrijpt.' Wrinfield bewaarde zijn geduld. 'Dit is mijn leven, mijn hele leven. Wat mij raakt, raakt het circus, en omgekeerd. Wij hebben nog steeds een troef in handen.' 'Is mij dat dan ontgaan?' 'Bruno staat nog steeds niet onder verdenking.' 'Dat is mij niet ontgaan, en omdat ik wil proberen dat zo te houden zou ik graag zien dat u dat meisje van ons op uw tournee meeneemt. Haar naam is Maria Hopkins en hoewel ik haar niet zo goed ken, heeft Dr. Harper me verzekerd dat ze bijzonder intelligent optreedt en dat haar betrouwbaarheid boven alle twijfel is verheven. Ze moet verliefd worden op Bruno, en hij op haar. Dat is volkomen natuurlijk.' De Admiraal glimlachte droevig. 'Als ik twintig jaar jonger was zou ik zeggen dat dat ook erg gemakkelijk is. Ze is werkelijk bijzonder knap. Op die manier kan ze vrijelijk met Bruno, met uzelf, met Dr. Harper en - tot we vertrekken - met mij omgaan zonder dat het argwaan wekt. Misschien als amazone? Dat was Fawcetts idee.' 'Dat kan niet. Ze denkt misschien dat ze goed is, misschien is dat ook zo, maar in dit circus hebben wij geen plaats voor amateurs. Bovendien zou iedere artiest onmiddellijk doorhebben dat ze geen geoefende amazone is; op die manier zou ze juist sterk de aandacht trekken.' 'Heeft u een ander voorstel?' 'Ja. Fawcett heeft die mogelijkheid geopperd toen we in dat onaangename bordeel waren, en ik heb er goed over nagedacht. In feite een simpele oplossing. Mijn secretaresse gaat binnenkort trouwen met een man die vreemd genoeg niet van het circus houdt; dus gaat ze weg. Dat is algemeen bekend. Maria kan mijn nieuwe secretaresse worden. Dan is het heel gewoon dat ze steeds -met mij gezien wordt en ook met uw dokter en met Bruno. Dat zal geen argwaan wekken.' 'Een uitstekend idee. Luister goed. Ik wil dat u morgen een advertentie in alle kranten zet voor een dokter die het circus op zijn tournee moet begeleiden. Ik weet wel dat dat niet de geijkte manier is om een dokter aan te nemen, maar we hebben nu geen tijd meer om dit via de gebruikelijke kanalen te doen. Dat moet u ook in die advertentie zetten. Bovendien is het dan duidelijk dat u in het algemeen een arts zoekt, zonder aan iemand in het bijzonder te denken, en dat u dus een willekeurige keus zult doen. Er zullen wel heel wat reacties komen - het kan een leuke vakantie betekenen voor iemand die bijvoorbeeld juist zijn stage heeft voltooid - maar natuurlijk kiest u Dr. Harper.' 'Hij heeft al jaren geen praktijk meer uitgeoefend, hoewel hij als hij zijn best doet nog wel een aspirientje zou kunnen vinden. Maar daar gaat het niet om. Belangrijker is dat hij een uitmuntend geheim agent is.' 'Ik had de indruk dat Pilgrim dat ook was. Evenals Fawcett.' De Admiraal leek even geïrriteerd. 'Niet alle dingen bestaan in drieën. De kansen kunnen keren. Die twee mannen kenden de gevaren. Dat geldt ook voor Harper. Hoe dan ook, hij staat in elk geval niet onder verdenking. Er is geen enkel verband tussen hem en het circus.' 'Is het bij u opgekomen dat "zij" zijn verleden weleens kunnen nagaan?' 'Is het bij ü opgekomen dat ik misschien een betere circuseigenaar en -directeur zou zijn dan u?' 'Schaakmat. Daar heb ik om gevraagd.' 'Inderdaad. Twee dingen: er is geen enkele aanleiding waarom ze zijn achtergrond zouden nagaan in plaats van die van al uw honderden personeelsleden. Bovendien is er op zijn achtergrond niets aan te merken: hij is consulterend arts bij het Belvédère en op deze wijze brengt hij een deel van zijn verlof op andermans kosten door. Hij heeft veel betere papieren en veel meer ervaring dan een van de andere sollicitanten die zich zullen aanmelden. Het ligt voor de hand hem te nemen. U mag zich zelfs gelukkig prijzen dat hij heeft gesolliciteerd.' 'Maar hij heeft al jarenlang geen praktijk uitgeoefend' 'Hij heeft spreekkamers in het ziekenhuis. Een van onze filialen.' 'Is er voor jullie dan niets heilig?' 'Niet veel. Wanneer kunt u vertrekken?' 'Vertrekken?' 'Naar Europa.' 'Ik heb een aantal alternatieve data en plaatsen gereserveerd. Dat is geen probleem. We staan hier nog drie dagen en dan hebben we nog drie optredens aan de oostkust.' 'Die moet u afzeggen.' 'Afzeggen? Wij zeggen nooit iets af - ik bedoel, alles is al geregeld, de theaters zijn besproken, de advertentiecampagnes zijn op gang gebracht, er zijn al duizenden kaartjes in de voorverkoop verkocht.' 'U zult daar ruimschoots voor worden gecompenseerd, Mr. Wrinfield. Noemt u het bedrag en morgen staat het op uw rekening.' Wrinfield zag er niet naar uit dat hij zich vaak de handen wrong, maar op dit moment leek het erop dat hij dat graag zou doen. 'Wij zijn een jaarlijks evenement in die plaatsen. We hebben een uitstekende naam.' 'Verdubbel dan het bedrag dat u in gedachten had. Maar zeg de voorstellingen af. De boot ligt over een week gereed in New York. Zodra u dr. Harper heeft aangenomen zal hij voor de nodige inentingen zorgen. Als er problemen zijn met visa, dan zullen wij onze invloed aanwenden. Niet dat ik problemen verwacht van de kant van de Oosteuropese ambassades en consulaten - ze willen u maar al te graag hebben. Ik kom vanavond naar de voorstelling kijken. Juffrouw Hopkins zal ook aanwezig zijn, maar niet in mijn gezelschap. Laat iemand haar een beetje wegwijs maken, maar niet uzelf.' 'Ik heb een aardige, intelligente neef.' 'Uitstekend. Maar vertel hem niets. Hij kan haar het hele circus laten zien, de nieuwe secretaresse die zich op de hoogte stelt van een aantal aspecten van haar nieuwe baan, u begrijpt me wel. Zorg dat ze wordt voorgesteld aan een paar topartiesten, en vooral natuurlijk aan Bruno. En licht Bruno van te voren in.'

*** 

Henry Wrinfield leek eerder een zoon van Tesco Wrinfield dan een neef; maar toch was hij zonder twijfel zijn neef. Hij had dezelfde donkere ogen, hetzelfde magere, vastberaden gezicht, dezelfde intelligente oogopslag. En al was hij dan misschien niet zo beleefd als zijn oom, hij was inderdaad, zoals Wrinfield had gezegd, een slimme knaap, in ieder geval slim genoeg om Maria Hopkins met verve het circus rond te leiden. Een uur lang was hij de keurige studente vergeten met wie hij verloofd was en toen hij een uur later weer aan haar dacht - meestal dacht hij elke minuut van de dag aan haar - was hij verbaasd dat hij geen enkele gewetenswroeging had. Maar weinig mannen zouden met tegenzin Henry's taak hebben overgenomen, en dan nog vrouwenhaters voor wie alle hoop verloren was. Ze was tenger, hoewel beslist niet mager, ze had lang donker haar, prachtige, wat vochtige, donkere ogen en een zeer aanstekelijke lach. In geen enkel opzicht leek ze op het stereotiepe beeld van een geheim agente, wat waarschijnlijk een van de redenen was waarom dr. Harper haar kennelijk zo hoog aansloeg. Henry, die haar geheel onnodig bij de arm vasthield, liet haar de geketende en gekooide wilde dieren zien en stelde haar voor aan Malthius en Neubauer die de grote katten op het optreden voorbereidden. Malthius was zeer voorkomend en wenste haar een plezierig verblijf in het circus toe. Neubauer, die, hoewel hij zeker beleefd was, geen idee had hoe hij voorkomend moest zijn, wenste haar niets toe. Vervolgens nam Henry haar mee naar het geschetter en de drukte van het circusterrein. Kan Dahn trad daar op, druk in de weer met zijn gewichten, en hij zag er indrukwekkender uit dan ooit. Hij nam haar kleine hand voorzichtig in zijn eigen grote knuist, lachte breed en merkte op dat zij de beste aanwinst was sinds hij zich jaren geleden zelf bij het circus had gevoegd; hij was zo aardig tegen haar dat het bijna overdreven aandeed. Kan Dahn was altijd in een opperbeste stemming, hoewel niemand precies wist of dat nu zijn ware aard was, of dat hij er al lang geleden achter was gekomen dat er voor hem geen enkele reden was om iemand onvriendelijk te bejegenen. Manuelo, de Mexicaanse messenwerper, stond in een kraampje en zag welwillend toe hoe een groot aantal jongeren en niet meer zo jongeren een aantal met rubber afgeschermde messen naar bewegende doelen wierpen. Zo nu en dan kwam hij zelf naar voren, nam de messen in zijn beide handen en raakte zes doelen in half zoveel seconden, alleen om zijn klanten te laten zien dat het eigenlijk helemaal niet moeilijk was. Hij verwelkomde Maria met veel zuidelijk enthousiasme en zei geheel tot haar dienst te staan zolang ze bij het circus was. Een eind verderop begroette Ron Roebuck, de lassowerper, haar ernstig maar vriendelijk: toen ze weer verder liep zag ze tot haar verbazing en plezier hoe een flitsende lus over haar heen werd geworpen, nauwelijks de grond raakte, weer omhoogvloog en verdween zonder haar geraakt te hebben. Ze draaide zich om en lachte breed naar Roebuck die toen niet meer zo ernstig keek. Bruno kwam juist uit zijn kleine theatertje toen Henry en Maria daar langs kwamen. Hij was weer gekleed in dezelfde kimono als daarvoor en maakte ook nu weer geen bijzonder atletische indruk. Henry stelde hen aan elkaar voor en Bruno nam haar goed op, zonder onbeleefd te worden. Zoals gewoonlijk was het ook nu onmogelijk zijn gevoelens te raden, maar toen lachte hij, wat voor Bruno nogal ongewoon was en zijn hele gezicht deed veranderen. 'Welkom bij het circus,' zei hij. 'Ik hoop dat het een lange en gelukkige tijd voor je zal worden.' 'Dank je.' Op haar beurt lachte ze naar hem. 'Dit is een hele eer. Jij - jij bent de ster van het circus?' Bruno wees naar boven. 'Daar zijn alle sterren, juffrouw Hopkins. Wij hier beneden zijn alleen maar artiesten. We doen allemaal wat we kunnen. Enkelen van ons hebben het geluk dat hun optreden wat spectaculairder is dan dat van de anderen, dat is alles. Excuseert u mij. Ik moet opschieten.' Maria keek hem na met een nadenkende blik in haar ogen. 'Niet precies wat je gedacht had, hè?' zei Henry geamuseerd. 'Nee, inderdaad.' 'Teleurgesteld?' 'Een beetje wel, ja.' 'Dat zal vanavond wel anders zijn. Niemand is ooit teleurgesteld als hij het onmogelijke plotseling werkelijkheid ziet worden.' 'Is het werkelijk waar dat hij en zijn broers geblinddoekt optreden? Kunnen ze totaal niets zien, daarboven?' 'Dat is waar, en het is geen boerenbedrog. Het is helemaal donker om hen heen. Maar je zult wel zien dat Bruno de leider is; hij coördineert alles en hij vangt de anderen op. Misschien hebben de drie broers een soort telepathisch contact, ik weet het niet. Niemand schijnt het trouwens te weten. En als Bruno en zijn broers het zelf al weten, dan houden ze het in ieder geval goed verborgen.' 'Misschien is het wel iets anders.' Ze wees naar het bordje "De grote Mentalist". Ze zeggen dat hij een fotografisch geheugen heeft en dat hij gedachten kan lezen.' 'Ik hoop dat hij jouw gedachten vanavond niet kon lezen.' 'Nee, dat hoop ik ook. En bovendien kan hij de inhoud van een verzegelde envelop lezen. Als hij door papier kan heenkijken, waarom zou hij dan niet dwars door een blinddoek kunnen zien?' Hij keek haar oprecht verbaasd aan. 'Juffrouw Hopkins, er zit meer achter dat lieve gezichtje. Weet je dat ik daar nog nooit opgekomen was?' Hij dacht er even over na en gaf het toen op. 'Laten we maar naar onze plaats gaan voor de voorstelling. Vind je het leuk, tot nu toe?' 'Ja, erg leuk.' 'Wat in het bijzonder?' 'Iedereen is zo verschrikkelijk aardig en beleefd.' Henry lachte. 'We komen echt niet allemaal zo uit de bomen.' Hij nam haar arm en leidde haar in de richting van de piste. Zijn verloofde vormde zelfs geen wolkje aan zijn rozenkleurige horizon.

*** 

Er was op dat moment iemand in het circus die niet bepaald aardig of beleefd was, maar de Admiraal hoorde ook niet bij het circus en hij was er bepaald niet aan gewend dat men hem dwarsboomde. Bovendien had hij een lange, vermoeiende en nogal frustrerende dag achter de rug; zijn gebruikelijke beminnelijkheid was verdwenen. 'Ik geloof dat u me niet goed heeft verstaan,' zei de Admiraal, met een dreigend beheerste stem. 'Maar u heeft mij wel verstaan.' Omdat de achteringang van het circus slecht verlicht was, omdat het donker was en buiten nog steeds regende en omdat zijn zwakke ogen niet zo goed meer zagen, had Johnny, de nachtwaker, de Admiraal niet herkend. 'De publieksingang is een eind verderop. Lazer op.' 'U staat onder arrest,' zei de Admiraal zonder nadere aankondiging. Hij wendde zich tot de schimmige figuur die achter hem stond. 'Breng deze man naar het dichtstbijzijnde politiebureau en bekeur hem omdat hij het recht in zijn loop belemmert.' 'Hé, kalm aan, kalm aan.' Johnny's toon was opeens veranderd. 'Het is toch nergens voor nodig om -' Hij boog zich naar voren en nam de Admiraal goed op. 'Was u hier niet toen we vanochtend al die moeilijkheden hadden?' 'Als u daarmee een moord bedoelt, ja. Breng me naar Mr. Wrinfield.' 'Sorry, meneer. Ik heb geen dienst.' 'Johnny heet je hè? Wil je hier morgen ook nog in dienst zijn, Johnny?' Johnny bracht de Admiraal naar Mr. Wrinfield. Het gesprek van de Admiraal met Wrinfield duurde kort. 'Alles is geregeld voor Europa,' zei hij. 'De visa zullen geen problemen opleveren.' 'Vijfentwintig verschillende nationaliteiten? Allemaal op één dag?' 'Ik heb een staf van vierhonderd mensen, waaronder met enige moeite nog wel wat intelligentie valt te bespeuren. Dr. Harper zal hier morgenochtend om tien uur zijn. Zorg dat u er ook bent. Hij zal onmiddellijk beginnen. Ons eigen onderzoek en de naspeuringen van de politie hebben niets opgeleverd. Ik verwacht niet dat daar nog iets uitkomt. De verdere gebeurtenissen zullen ons wel meer houvast bieden.' 'Wat voor gebeurtenissen?' 'Dat weet ik niet. Vrij drastische ontwikkelingen, vermoed ik. Verder heb ik zojuist Johnny, uw nachtwaker, de schrik op het lijf gejaagd. Het ging me erom zijn medewerking te krijgen. Hij is nogal snel aangebrand en niet al te slim, maar ik neem aan dat hij betrouwbaar is.' 'Ik durf hem mijn leven toe te vertrouwen.' 'We hechten allemaal een andere waarde aan ons leven. Ik zet zes man in om het slaapgedeelte van de trein 's nachts te controleren. Ze horen niet tot onze organisatie, dus daar hoeft u zich geen zorgen over te maken. Ze zullen hier elke nacht blijven tot u vertrekt - dat vertrek zal trouwens over vijf dagen plaatsvinden.' 'Waarom moet er gepatrouilleerd worden? Ik geloof niet dat ik daar prijs op stel.' 'Eerlijk gezegd maakt het weinig uit of u er wel of geen prijs op stelt.' De Admiraal glimlachte, zij het vermoeid, om de bitse opmerking wat te verzachten. 'Vanaf het moment dat u deze opdracht aanvaardde, hebt u zich aan het directe gezag van de regering onderworpen. Een kwestie van veiligheid. Ik wil dat Johnny als een soort geleidehond fungeert.' 'Om wiens veiligheid gaat het eigenlijk?' 'Die van Bruno, van Maria, van Harper, - en van uzelf.' 'Mijn veiligheid? Loop ik gevaar?' 'Onder ons ben ik er zeker van dat dat niet zo is, al was het alleen maar om het feit dat als er met u iets gebeurde de tournee zou worden afgelast, en dat komt niet in de kraam van onze vrienden te pas. Maar ik wil ieder risico vermijden.' 'En denkt u dat deze lijfwacht afdoende is?' 'Ja. In een kleine, besloten gemeenschap als deze zal iedereen binnen een uur van hun aanwezigheid op de hoogte zijn. Verspreid maar het verhaal dat de politie bedreigingen heeft ontvangen aan het adres van niet nader genoemde leden van het circus. Als er zich duistere figuren onder uw mensen bevinden zullen ze zich wel kalm houden.' 'Zoals u zegt; u neemt geen enkel risico.' 'De schimmen van Pilgrim en Fawcett zouden het geheel met me eens zijn,' zei de Admiraal droog. 'Hebben Bruno en Maria elkaar al ontmoet?' Wrinfield knikte. 'Wat waren de reacties?' 'Geen reacties van Bruno's kant. Dat zou trouwens toch niet aan hem zijn te merken. En wat Maria betreft: volgens Henry was ze niet bepaald ondersteboven van hem.' 'Niet zo erg onder de indruk, zou je kunnen zeggen?' 'Inderdaad.' 'Kijkt ze nu naar de voorstelling?' 'Ja. Met Henry.' 'Ik vraag me af of ze nog steeds niet onder de indruk is.'

*** 

'Maakt hij nog steeds geen indruk op je?' vroeg Henry. Zelf toonde hij weinig belangstelling, maar dat kwam omdat hij zijn ogen niet van het meisje kon afhouden. Maria gaf niet onmiddellijk antwoord. Als gehypnotiseerd keek ze, met de tienduizend anderen, toe hoe de Blind Eagles hun ongelooflijke en bijna op zelfmoord gerichte nummer afwerkten. Aan het eind van het nummer haalde ze diep en opgelucht adem. 'Ik geloof het gewoon niet.' Ze fluisterde bijna. 'Ik kan eenvoudig niet geloven wat ik heb gezien.' 'Ik kan het zelf ook nauwelijks geloven - en ik heb het nu al zo'n honderd keer gezien. Dus je geeft toe dat een eerste indruk bedrieglijk kan zijn.' 'Ja, heel bedrieglijk.' Een half uur later stond ze met Henry buiten de kleedkamers toen Bruno weer verscheen, ditmaal in zijn gewone burgerkledij. Weer maakte hij geen opvallende indruk. Hij bleef staan, glimlachte naar haar en zei: 'Ik heb je bij de voorstelling gezien.' 'Geblinddoekt?' 'Nee, op het lage koord, op de fiets.' Ze keek hem verbijsterd aan. 'Heb je tijdens dat onmogelijke nummer nog tijd om naar het publiek te kijken?' 'Ik moet iets hebben om mijn aandacht vast te houden,' zei hij met ironische bravoure. 'Vond je het leuk?' Ze knikte en hij lachte weer. 'Zelfs de Blind Eagles? Ik vis naar complimentjes natuurlijk.' Maria keek hem ernstig aan, wees naar boven en zei: 'Er is een ster uit de hemel gevallen.' Ze draaide zich om en liep weg. Uit Bruno's licht gefronste uitdrukking was niet op te maken of hij verbaasd dan wel geamuseerd was.

*** 

Dr. Harper arriveerde precies om tien uur de volgende morgen en beantwoordde geheel aan het beeld van de geslaagde specialist, wat hij niet was. Hij moest langer dan een half uur wachten terwijl Wrinfield voor de schijn een aantal andere sollicitanten ondervroeg, die al veel eerder dan tien uur waren verschenen. Wrinfield zat alleen in zijn kantoor toen Harper klopte en binnenkwam. 'Goedemorgen,' zei hij, 'ik ben dokter Harper.' Wrinfield keek hem met grote verbazing aan en wilde juist zeggen dat hij zich Harper nog uitstekend herinnerde gezien het feit dat ze elkaar ontmoet hadden bij het lijk van Pilgrim, toen Harper hem een met de hand geschreven briefje gaf. 'Misschien zijn er hier microfoons en worden we afgeluisterd,' stond erop. 'Ondervraag me zoals u iedere andere sollicitant zou ondervragen.' 'Goedemorgen.' Wrinfield speelde het spel meteen mee. 'Mijn naam is Wrinfield, ik ben directeur van het circus.' Hij begon onmiddellijk aan het sollicitatiegesprek. Harper ging zitten en terwijl hij luisterde en Wrinfields vragen beantwoordde schreef hij weer een briefje en gaf het hem. 'Beëindig het gesprek maar,' stond erop, 'geef mij de baan, vraag naar mijn directe plannen en nodig me dan uit voor een rondleiding door het circus.' 'Hier zullen we het maar bij laten,' zei Wrinfield. 'Ik heb het te druk om lang over een besluit na te denken. U heeft de baan. Eerlijk gezegd, als ik moet kiezen tussen een ervaren specialist en de jonge pas afgestudeerde artsen die hier voor u zijn geweest, dan is die keus niet moeilijk. Ik ben niet zo naïef om aan te nemen dat u van plan bent een carrière bij het circus te beginnen. U heeft een jaar verlof, neem ik aan?' 'Ik heb twaalf jaar onafgebroken bij het Belvédère gewerkt; dat is een lange tijd.' 'Hoe snel kunt u zich vrijmaken, dokter?' 'Vandaag al.' 'Uitstekend. En wat zijn uw directe plannen?' 'Dat hangt er vanaf wanneer u op tournee gaat.' 'Laten we het erop houden dat we over een dag of vier, vijf vertrekken.' 'Dat is bijzonder snel. Allereerst zou ik graag een machtiging van u hebben om de benodigde medische instrumenten en medicamenten aan te schaffen, Mr. Wrinfield. Vervolgens wil ik graag alle paspoorten hebben totdat ik weet welke injecties er gegeven moeten worden - ik heb begrepen dat het circus nog nooit eerder een buitenlandse tournee heeft gemaakt. Ik ben bang dat een aantal van uw trapezewerkers en koorddansers hun nummers een beetje moeten beknotten de komende dagen.' 'Daarvoor kan onmiddellijk worden gezorgd. Allereerst wilde ik u het circus laten zien, dokter. Als u even heeft rondgekeken dan bedenkt u zich nog misschien.' De twee mannen verlieten het kantoor en Wrinfield ging Harper voor naar de hoofdpiste van het circus, een plek die waarschijnlijk de minste kans bood op eventuele luistervinken. Niettemin bleef Wrinfield staan, schopte wat zand weg en keek voorzichtig om zich heen. 'Waar was dat goed voor?' vroeg hij toen. 'Het spijt me dat het wat melodramatisch aandeed,' zei Harper, 'meestal proberen we dat soort dingen te vermijden - het is schadelijk voor ons prestige. Overigens moet ik u feliciteren - u zou een prima aanwinst zijn voor onze organisatie. Hoe dan ook, ik sprak juist met Charles voordat ik hier naar toe ging, en we hadden tegelijkertijd hetzelfde onplezierige vermoeden.' 'Dat mijn kantoor werd afgeluisterd?' 'Als dat zo is, dan zou dat veel verklaren.' 'Maar waarom moest dat op die papiertjes worden geschreven? Waarom heeft u me niet gewoon opgebeld om me te waarschuwen?' Harper glimlachte en Wrinfield sloeg zich tegen zijn voorhoofd. 'Dat was niet zo slim. De telefoon kan natuurlijk ook worden afgeluisterd.' 'Juist. Over een paar minuten kunt u nog een sollicitant verwachten. Zijn naam is Dr. Morley en hij heeft een gewone dokterstas bij zich. Maar hij is geen arts, hij is een elektronica- expert en hij heeft een aantal zeer gevoelige instrumenten in zijn tas om microfoons mee op te sporen. Als u hem tien minuten alleen laat in uw kantoor dan weten we of het afgeluisterd wordt of niet.' Toen Wrinfield en Harper een kwartier later weer bij het kantoor aankwamen daalde juist een lange, donkere man met een zwarte tas het trapje af. Met het oog op eventuele toeschouwers of toehoorders stelde Wrinfield de beide mannen aan elkaar voor en vroeg hun om met hem in de kantine een kop koffie te gaan drinken. Ze gingen aan een apart tafeltje in een verre hoek zitten. 'Twee microfoons,' zei Morley. 'In feite twee miniatuurzenders; een in de lamp van het plafond, de andere in de telefoon.' 'Ik kan dus weer rustig ademhalen,' zei Wrinfield. Geen van de twee anderen gaf daar echter onmiddellijk antwoord op, en dus vervolgde hij onzeker: 'Ik neem tenminste aan dat die microfoons verwijderd zijn of onschadelijk zijn gemaakt?' 'Nee, bepaald niet,' zei Harper. 'De microfoons zitten er nog steeds en ze zullen daar ook blijven zitten, waarschijnlijk totdat we terug zijn uit Europa. U denkt toch niet dat we onze vrienden willen laten merken dat wij van hun afluisterapparatuur op de hoogte zijn? Denkt u eens aan alle onjuiste, verwarrende en misleidende informatie die we hun kunnen toespelen.' Het was duidelijk dat Harper zich figuurlijk in de handen wreef. 'Van nu af aan behandelt u in dat kantoor alleen routinezaken die op het circus betrekking hebben.' Hij glimlachte bijna dromerig. 'Tenzij ik u natuurlijk andere instructies geef.'

*** 

In de daaropvolgende dagen werd het circus in toenemende mate beheerst door vier gespreksonderwerpen. Allereerst was er natuurlijk de stijgende opwinding over de aanstaande reis naar Europa, een gespannen verwachting die natuurlijk niet werd gedeeld door de ongelukkigen die de trip niet zouden meemaken maar zouden terugkeren naar de winterkwartieren in Florida: om technische redenen kon slechts tweederde van het circuspersoneel mee op tournee. Maar diegenen die zouden vertrekken naar Europa zagen het uitstapje als een echte vakantie, vooral omdat er ook een boottocht heen en terug bij inbegrepen was. Het zou wel een zeer inspannende vakantie gaan worden als ze eenmaal aangekomen waren, maar desalniettemin toch vakantie. Ongeveer de helft van alle leden van het circus bestond uit Amerikanen, van wie de meesten nog nooit naar het buitenland waren geweest, deels om financiële redenen, deels omdat het circusseizoen zo lang was dat er per jaar slechts drie weken vakantie overschoten, en dat nog wel in het ongunstigste seizoen, hartje winter. Voor hen zou dit de ervaring van hun leven kunnen worden. De andere helft van de circusmensen bestond overwegend uit Europeanen, voornamelijk uit de Oostbloklanden, en ook voor hen zou dit waarschijnlijk een eenmalige gebeurtenis zijn: een weerzien met hun land en hun familie. Het tweede gespreksonderwerp hield verband met het impopulaire optreden van dr. Harper en zijn twee tijdelijk in dienst genomen verpleegsters. Ze waren bepaald niet geliefd. Harper was zo streng dat het bijna meedogenloos was, en voor de injecties en inentingen kon niemand door de mazen van het net glippen. Bovendien nam Harper steeds het zekere voor het onzekere als er enige twijfel bestond over te nemen maatregelen of eventuele noodzakelijke inentingen. Circusartiesten hebben ongetwijfeld een betere conditie en zijn minder kleinzerig dan de meeste mensen, maar ze hebben dezelfde afkeer van injecties, krasjes en pijnlijke armen. Maar niemand kon eraan twijfelen dat ze een echte en toegewijde arts in hun midden hadden. Het derde gespreksonderwerp betrof twee nogal geheimzinnige activiteiten. Allereerst was er de patrouille die 's nachts het slaapgedeelte van de trein bewaakte. Niemand nam de anonieme bedreigingen aan het adres van enkele circusartiesten serieus, maar ze wisten niet wat ze ervan moesten denken. En daarnaast was er het vreemde incident met de twee elektriciens die de elektrische bedrading in de trein kwamen controleren. Ze waren al bijna klaar met hun werk toen iemand om hun legitimatie vroeg en vervolgens de politie belde. Niemand - behalve Harper - was van hun komst op de hoogte geweest, en ze werden vijf minuten door de politie verhoord, wat hun juist de gelegenheid gaf de Admiraal te bellen om hem te melden dat er zich geen afluisterapparatuur in het slaapgedeelte bevond. Het laatste, maar zonder twijfel belangrijkste onderwerp van gesprek hield verband met Bruno en Maria. Tot grote verbijstering van Henry, die een strijd met zijn geweten voerde, werden ze niet alleen steeds vaker in eikaars gezelschap gezien, maar het was duidelijk dat ze dat gezelschap ook zochten en geen pogingen deden dat te verbergen. Zoals verwacht verschilden de reacties nogal. Sommigen vonden het amusant dat het iemand was gelukt om de onbenaderbare Bruno in te palmen, anderen waren jaloers - de mannen omdat -Bruno zich zonder twijfel en kennelijk zonder moeite van het gezelschap had verzekerd van een meisje dat beleefd maar beslist alle andere toenaderingspogingen negeerde, de vrouwen omdat Bruno, die verreweg de aantrekkelijkste vrijgezel was van het circus, beleefd maar beslist alle attenties van de hand wees. Maar de meesten waren blij voor Bruno, en dat ondanks het feit dat hij, behalve Kan Dahn, Manuelo en Roebuck geen echte vrienden had. Het was algemeen bekend dat hij na de dood van zijn vrouw een sombere, eenzame en teruggetrokken man was geworden die zich niet meer voor vrouwen interesseerde. De algemene mening was dat het voor de hand lag dat de onbetwiste ster van het circus en het meisje dat van alle knappe meisjes in het circus toch de aantrekkelijkste was, elkaar zouden vinden. Pas na het laatste optreden op de laatste avond van hun verblijf in de stad vroeg Bruno haar wat verlegen of ze zijn appartement in de trein wilde zien. Maria nam het aanbod zonder verlegenheid aan. Hij ging haar voor terwijl ze half struikelde op het modderige pad en hielp haar de steile trap op aan het eind van een wagon. Bruno had een prachtig en geheel afgezonderd compartiment, bestaande uit een zitkamer, een eetkeuken, een badkamer - zelfs met een verzonken ligbad — en een slaapkamer. Maria was duidelijk onder de indruk toen hij haar weer voorging naar de zitkamer. 'Ik maak een nogal scherpe martini klaar, naar Amerikaanse maatstaven,' zei hij. 'Ik drink alleen aan het eind van een serie voorstellingen in een bepaalde stad. Geen alcohol voor een trapeze-artiest. Wil je ook iets drinken?' 'Graag. Ik moet zeggen dat het er zeer stijlvol uitziet. Je zou een vrouw moeten hebben om dit alles met je te delen.' Bruno haalde wat ijsblokjes. 'Is dat een aanzoek?' 'Nee. Maar zo’n luxe - en voor een man alleen.' 'Mr. Wrinfield behandelt me erg goed.' 'Mr. Wrinfield zal er niet op verliezen, denk ik,' zei ze droog. 'Is er verder nog iemand die een dergelijk appartement heeft?' 'Ik ben niet bij iedereen gaan controleren - 'Bruno!' 'Nee, verder niemand.' 'Ik zeker niet. Mijn kamertje lijkt meer op een horizontale telefooncel. Nou ja, ik neem aan dat er een enorm standsverschil is tussen een beginnend secretaresse en jou.' 'Dat is waar.' 'Mannen! Bescheidenheid! Hoe durf je!' 'Kom maar eens met me mee als ik aan de trapeze werk. Geblinddoekt. Dan begrijp je hoe ik het durf.' Ze huiverde, en zeker niet aanstellerig. 'Ik kan zelfs niet op een stoel gaan staan zonder hoogtevrees te krijgen. Echt waar. Nee, ik gun je je paleis van harte. Ik kan ten slotte altijd bij je langs komen om de vertrekken te bezichtigen.' Hij gaf haar haar glas. 'Ik zal een speciale welkomstmat voor je klaarleggen.' 'Dank je.' Ze hief haar glas. 'Op onze eerste keer samen. We worden verondersteld verliefd op elkaar te zijn. Enig idee hoe de anderen vinden dat we het doen?' 'Geen idee. Maar zelf vind ik dat ik het uitstekend doe.' Hij zag haar mond vertrekken en zei snel: 'Ik vind dat wij het uitstekend doen. Dat zal trouwens wel de algemene mening zijn. Op dit moment weten tenminste honderd mensen dat jij hier bij mij bent. Zou je nu niet moeten blozen of zoiets?' 'Nee.' 'Dat is ook al een kunst die aan het verdwijnen is. Hoe dan ook, ik neem aan dat je niet alleen om mijn bruine ogen bent gekomen. Je hebt me iets te vertellen?' 'Eigenlijk niet. Jij vroeg of ik meeging, weet je nog?' Ze glimlachte. 'Waarom eigenlijk?' 'Om onze verhouding voor de wereld geloofwaardig te maken.' Ze lachte niet meer en zette haar glas neer. Hij boog zich snel voorover en greep haar hand. 'Doe niet zo dwaas, Maria.' Ze keek hem onzeker aan, glimlachte wat plichtmatig en nam haar glas weer op. 'Vertel me eens. Wat moet ik doen als we in Crau aankomen - en hoe zou ik dat moeten doen?' 'Dat weet alleen Dr. Harper, en hij vindt de tijd nog niet rijp om je al in te lichten. Ik denk dat hij jou - of ons - pas alles zal vertellen tijdens de overtocht of als we in Europa zijn aangekomen. Maar hij heeft vanochtend al twee dingen gezegd -' ‘Ik wist wel dat je me iets te zeggen had.' 'Ja. Ik wilde je alleen maar plagen. Maar dat lukte niet erg. Herinner je je die twee zogenaamde elektriciens die nog door de politie zijn meegenomen? Dat waren mensen van ons, elektronica-experts die op zoek waren naar afluisterapparatuur - microfoons. En ze hebben hun onderzoek speciaal op jouw appartement gericht.' 'Microfoons? In mijn appartement? Maria, dat is wel erg melodramatisch.' 'Vind je? Het tweede nieuwtje is dat ze een paar dagen geleden twee microfoons in Wrinfields kantoor hebben ontdekt - een voor de gesprekken in de kamer, en een voor de telefoongesprekken. Dat vind je zeker ook melodramatisch?' Toen Bruno geen antwoord gaf ging ze verder: 'Ze hebben de microfoons niet verwijderd. Mr. Wrinfield belt Charles een paar keer per dag op, op voorstel van Dr. Harper, en laat dan vaag iets doorschemeren over bepaalde mensen in het circus die hem zouden kunnen interesseren. Over ons geen woord, natuurlijk. In feite heeft hij nu al zoveel geïnsinueerd dat als zij - wie die "zij" ook zijn - werkelijk alle verdachten nagaan, ze verder geen tijd meer hebben om nog iemand anders in de gaten te houden of zich het hoofd te breken over mogelijke andere kandidaten. En daar vallen wij dus onder.' 'Volgens mij zijn ze niet goed bij hun hoofd,' zei Bruno openhartig. 'En met die "zij" bedoel ik dit keer Wrinfield en Harper. Het lijken wel padvinders.' 'En die moorden op Pilgrim en Fawcett? Had dat iets met padvinderij te maken?' 'Bewaar me voor vrouwelijke logica. Ik had het niet over hen.' 'Dr. Harper heeft al twintig jaar ervaring in dit soort zaken.' 'Of twintig keer dezelfde ervaring. Nu goed, dan geef ik me over aan de veilige handen van de experts. Ik neem aan dat het slachtoffer zelf op dit moment niets kan doen?' 'Nee. Of misschien toch. Je kunt me vertellen hoe ik het best met je in contact kan komen.' 'Twee keer kloppen en naar Bruno vragen.' 'Je hebt hier een volledig afgesloten compartiment. Ik kan je niet bereiken als de trein eenmaal rijdt.' 'Kijk eens aan.' Bruno lachte breed, nogal ongebruikelijk voor hem: voor het eerst zag ze dat zijn ogen nu ook lachten. 'Ik maak vorderingen. Dus je denkt dat je misschien met me in contact wilt komen?' 'Doe niet zo gek. Misschien móet ik je kunnen bereiken.' Bruno maakte een hoofdbeweging naar de andere kant van de kamer. 'Het is wettelijk verboden om een deel van een wagon af te sluiten terwijl een trein rijdt. Er is een deur in de hoek van mijn slaapkamer die uitkomt op de gang. Er is alleen maar een deurknop aan mijn kant.' 'Als ik tik-tik, tik-tik klop, dan weet je dat ik het ben.' 'Tik-tik, tik-tik,' zei hij plechtig. 'Ik ben dol op kinderspelletjes.' Hij bracht haar terug naar haar eigen appartement. Onder aan de trap zei hij: 'Welterusten. Bedankt voor het bezoek.' Hij boog zich voorover en kuste haar licht. Ze protesteerde niet, maar zei alleen zachtjes: 'Voer je je opdracht nu niet te ver door?' 'Helemaal niet. Bevel is bevel. We moeten een bepaalde indruk maken en ik kon deze kans niet voorbij laten gaan. Er kijken nu zeker wel tien mensen naar ons.' Ze trok een gezicht, draaide zich om en beklom de trap.