17
Fotografisch bewijsmateriaal
De ochtend dat Het Beste Dames Detectivebureau door de rooibosthee heen was, liet Mr. J.L.B. Matekoni de verantwoordelijkheid voor de garage aan Mr. Polopetsi en de leerjongen over. Er was niet al te veel werk – een heel gewone sedan was binnengebracht voor een onderhoudsbeurt, die Mr. Polopetsi inmiddels zonder begeleiding kon uitvoeren, en een tweede auto kampte met een haperende benzine-injectie. Die klus was lastiger, maar waarschijnlijk nog net binnen de competentie van de jongen, mits zijn werk na afloop werd gecontroleerd.
“Ik moet de deur uit om onderzoek te doen voor Mma Ramotswe,” legde Mr. J.L.B. Matekoni Mr. Polopetsi uit. “Voorlopig heb jij de leiding, Rra.”
Mr. Polopetsi knikte. Hij voelde een zekere mate van afgunst omdat Mr. J.L.B. Matekoni deze opdracht had gekregen, terwijl hij eigenlijk vond dat het werk aan hem gegeven had moeten worden. Hij had begrepen dat hij in de eerste plaats een medewerker van het detectivebureau zou zijn, een assistent-detective of iets in die geest, en dat zijn werk in de garage op de tweede plaats zou komen. Nu leek het erop dat hij veeleer automonteur dan detective zou zijn. Maar hij zou niet klagen; hij was dankbaar voor het feit dat hij een baan had gekregen, als wat dan ook, nadat hij zo lang tevergeefs had gesolliciteerd.
Mr. J.L.B. Matekoni reed in zijn truck naar de drogisterij waar hij het filmrolletje naartoe had gebracht. De winkelbediende, een jongeman in een rood T-shirt, begroette hem vrolijk. “Uw foto’s, Rra? Ze zijn klaar. Ik heb de afdrukken zelf gemaakt. U krijgt uw geld terug als u niet tevreden bent!” Hij draaide zich om en haalde een felgekleurd mapje uit een kartonnen doos. “Hier zijn ze.”
Mr. J.L.B. Matekoni haalde al een briefje van vijftig pula uit zijn portemonnee.
“Ik zal u niet de volle prijs rekenen,” zei de jongeman. “Er stonden maar twee opnames op het filmpje. Is er misschien iets mis met uw camera?”
Mr. J.L.B. Matekoni vroeg zich af wat de andere opname was. “Twee foto’s?”
“Ja. Kijkt u zelf maar. Hier zijn ze.” Hij opende het mapje en haalde er twee grote glimmende afdrukken uit. “Dit is een foto van een huis. Hier in de buurt, om de hoek. En dit…dit is een foto van een dame met een man. Ik denk dat het haar vriend is. Meer was er niet. De rest van de film was niet belicht.”
Mr. J.L.B. Matekoni keek naar de foto van het huis, die bijzonder goed was gelukt. Op de veranda was een vrouwenfiguur te onderscheiden, hoewel de man op het trapje met zijn rug naar de camera toe stond en gedeeltelijk aan het oog werd onttrokken door de laaghangende tak van een boom, zodat hij onherkenbaar was. Maar het ging in dit geval niet om Mr. Botumile, het ging om de vrouw, en die was goed zichtbaar. Hij wachtte op de andere foto, die kennelijk al op het rolletje had gestaan, tijden geleden genomen en vergeten. Hij pakte de afdruk van de jongeman aan en staarde ernaar.
Mma Ramotswe stond ergens voor een boom. Achter haar waren een paar stoelen zichtbaar, in de schaduw, en naast haar stond een man. De man droeg een wit overhemd en een smalle rode das. Zijn schoenen glommen als spiegels en zijn riem had een glinsterende gesp. En zijn arm lag om Mma Ramotswes middel.
Gedurende een paar momenten staarde Mr. J.L.B. Matekoni alleen maar naar de foto. Zijn gedachten waren verward. Wie is die man? Ik weet het niet. Waarom heeft hij een arm om Mma Ramotswe heen geslagen? Er kan maar één reden voor zijn. Hoe lang heeft ze al iets met hem? Wanneer zien ze elkaar? De ene pijnlijke vraag volgde op de andere.
De jongeman keek naar hem en maakte uit zijn houding op dat hij was geschrokken van de tweede foto. Hij was ervan overtuigd dat hij wel eens foto’s van overspelige echtgenotes afdrukte, maar normaal gesproken overhandigde hij die niet aan hun man. “Dat huis op deze foto,” zei hij terwijl hij Mr. J.L.B. Matekoni de vergroting in handen drukte. “Ik ken dat huis. Het is in een zijstraat van de Tlokweng Road, nietwaar? Ik ken de mensen die er wonen, de familie Baleseng. Dat is Mma Baleseng. Mr. Baleseng heeft eens een team getraind op onze voetbalclub. Hij speelt erg goed voetbal, die man. Heeft u ooit gevoetbald, Rra?”
Mr. J.L.B. Matekoni reageerde niet.
“Rra?” vroeg hij op bezorgde toon. Ik heb gelijk, dacht hij, die foto is een enorme klap voor hem.
Mr. J.L.B. Matekoni keek op van de foto. Hij maakte een verdwaasde indruk, vond de winkelbediende, alsof hij bijna in tranen was.
“Ik reken u er niets voor, Rra,” zei de jongeman met een blik over zijn schouder. “Als er maar twee foto’s op een rolletje staan, hoeft de klant niet te betalen. We vinden het zonde om mensen voor een mislukking te laten betalen.”
Voor een mislukking betalen. De woorden sneden door zijn ziel, elk een scherp mes. Ik betaal voor mijn mislukking als echtgenoot, dacht hij. Ik ben geen goede echtgenoot geweest, en dit is de prijs die ik moet betalen. Ik raak Mma Ramotswe kwijt.
Hij draaide zich om, mompelde nog een bedankje voordat hij de winkel verliet, en liep terug naar zijn truck. Het licht buiten was zo fel, met de onbarmhartige stralen van de winterzon, en de lucht was ijl en fris, en alles tekende zich zo scherp af. In dat soort licht worden onze menselijke tekortkomingen, onze broosheid, zo meedogenloos uitgelicht. Kijk hem nou, een automonteur, geen man die goed was met woorden, geen vermogend man, simpelweg een gewone man, die hield van een buitengewone vrouw en die had gedacht dat hij goed genoeg voor haar was; wat een gedachte, terwijl er mannen bestonden die mooie woorden gebruikten en hoffelijke manieren hadden, mannen die vrouwen met gemak inpalmden, hen weglokten bij de saaie mannen die er, zo onrealistisch, van droomden hen te beminnen.
Hij stak de sleutel in het contactslot. Nee, hield hij zichzelf voor, je trekt een voorbarige conclusie. Je hebt geen bewijs dat Mma Ramotswe ontrouw is, je hebt alleen een foto, één enkele foto. En alles wat je weet van Mma Ramotswe en haar karakter, alles wat je weet over haar trouw en haar eerlijkheid, wijst erop dat je conclusie geen hout snijdt. Het was ondenkbaar dat Mma Ramotswe een verhouding zou hebben, compleet ondenkbaar, en hij hoorde zelfs niet de geringste argwaan te koesteren.
Hij lachte hardop. Hij zat in zijn eentje in zijn truck en lachte om zijn eigen stommiteit. Hij dacht aan wat dokter Moffat tegen hem had gezegd over zijn kwaal – dat een persoon die aan depressiviteit lijdt zich soms rare ideeën in het hoofd haalde, waanideeën, over wat hij zelf had gedaan of wat anderen deden. Hoewel hij zich nu weer goed voelde, en geen pillen meer hoefde te slikken, was hij gewaarschuwd dat dergelijke gedachten, irrationele gevoelens, terug konden komen, en dat hij daar alert op moest zijn. Misschien was het daaraan toe te schrijven – er was een vluchtige gedachte van die aard bij hem opgekomen, en vervolgens had hij zijn fantasie de vrije loop gelaten. Ik moet rationeel zijn, hield hij zichzelf voor. Ik ben getrouwd met een trouwe, goede vrouw, die nooit een minnaar zou nemen, die me nooit in de steek zou laten. Ik hoef me nergens zorgen over te maken, ik ben zeker van haar genegenheid.
En toch…en toch…wie was de man op de foto?
∗
Met heel veel moeite zette Mr. J.L.B. Matekoni alle gedachten aan de verontrustende foto van zich af en concentreerde hij zich op de foto van Mma Baleseng. Hij ging Mma Botumile opzoeken in haar huis, een grote oude bungalow in een zijstraat van de Nyerere Drive. Het was een dure wijk van de stad, waar de huizen waren gebouwd kort nadat Gaborone tot hoofdstad van het pas onafhankelijke Botswana was uitgeroepen. De kavels waren hier royaal van afmetingen, en de huizen waren comfortabel, in elk geval naar de maatstaven van die tijd, met ruime kamers en brede dakranden om te voorkomen dat de zon door de ramen naar binnen scheen. Later begonnen architecten hun ideeën over een strakke bouwstijl toe te passen en werden ramen blootgesteld aan de zon, een domme fout in een land als Botswana. In het huis van het echtpaar Botumile was schaduw, en zelfs nu, aan het einde van de winter, gonsden er ventilators, en de geboende roodstenen vloeren zorgden voor extra koelte.
Mma Botumile ontving hem op de veranda, in een hoekje dat uitkeek op een grote jacarandaboom en een terras met in mozaïek gelegde flagstones. Ze stond niet op om hem te begroeten toen het dienstmeisje hem naar haar toe bracht, maar zette het telefoongesprek dat ze voerde onverstoorbaar voort. Hij keek omhoog naar het plafond en bestudeerde vervolgens de planten in potten, zo opgelaten voelde hij zich in het bijzijn van zijn onbeleefde gastvrouw.
Uiteindelijk beëindigde ze het gesprek, en ze gooide de draadloze telefoon op een kussen naast haar. “Zo, Rra,” begon ze, “ik heb begrepen dat u informatie voor me heeft.”
Ze begroette hem niet, noch informeerde ze naar zijn gezondheid, maar hij was er inmiddels aan gewend en liet zich er niet door van de wijs brengen.
“Ik heb onderzoek gedaan,” verklaarde hij ernstig. Hij keek naar de stoel naast de hare. “Kan ik gaan zitten, Mma?”
Ze maakte een ongeduldig gebaar. “Als u wilt. Ga uw gang, ga zitten en vertel me wat u over die man van mij aan de weet bent gekomen.”
Hij liet zich op de stoel zakken en haalde de foto uit het mapje. “Ik heb uw man geschaduwd, Mma,” begon hij. “Ik ben hem ‘s-avonds na zijn werk gevolgd en ik heb vast kunnen stellen dat hij een andere vrouw ontmoet.”
Nieuwsgierig keek hij naar haar reactie op deze onthulling. Ze was beheerst, sloot alleen heel even haar ogen. Toen keek ze hem aan. “Ja?”
“De vrouw in kwestie heet Mma Baleseng, en ze woont in een zijstraat van…”
Plotseling ademde Mma Botumile scherp in. “Baleseng?”
“Ja,” bevestigde hij. “Als u deze foto bekijkt, zult u haar zien. Dit is haar huis. En die persoon daar, die niet goed zichtbaar is door de boom, dat is uw man die het trapje op gaat. Dat zijn de benen van uw man.”
Mma Botumile tuurde naar de foto. “Dat is haar,” siste ze. “Dat is haar.”
“Kent u haar?” vroeg hij.
Ze keek op van de foto en viel woedend tegen hem uit. “Of ik haar ken? U vraagt me of ik haar ken?” Ze smeet de foto op de tafel. “Natuurlijk ken ik haar! Haar man werkt samen met mijn man. Ze liggen elkaar niet, maar ze zijn collega’s. En nu heeft ze een verhouding met mijn man. Dat is toch niet te geloven, Rra!”
Mr. J.L.B. Matekoni sloeg zijn handen in elkaar. Hij wilde dat hij van tevoren met Mma Ramotswe had overlegd over de juiste manier om dit soort informatie over te brengen. Moest men sympathie tonen? Moest men proberen de cliënt te troosten? Het leek hem heel erg moeilijk iemand als Mma Botumile te troosten, maar hij vroeg zich af of hij het misschien toch moest proberen.
“Ik had nooit gedacht dat hij iets met haar zou hebben,” brieste ze. “Ze is lelijk, die vrouw. Zo lelijk als de nacht.”
Mr. J.L.B. Matekoni had het liefst willen zeggen: maar dat kan ze toch zeker niet helpen. Hij deed het echter niet.
“Misschien…” begon hij, maar hij kreeg niet de kans zijn zin af te maken, want Mma Botumile was opgestaan en keek naar de oprit.
“O ja,” zei ze, “dit is precies het juiste moment. Mijn man komt eraan.”
Mr. J.L.B. Matekoni maakte aanstalten op te staan, maar werd door Mma Botumile teruggeduwd op zijn stoel. “U blijft hier,” zei ze. “Ik heb u misschien nodig.”
“Gaat u…” hakkelde hij.
“Nou, en of,” zei ze. “Reken maar. En hij ook. Ik ga hem om een verklaring vragen, en ik zie zijn gezicht nu al voor me! Dat wordt een grappig moment, Rra. Ik hoop dat u gevoel voor humor heeft, dan kunt u er misschien om lachen.”
Mma Botumile liep weg om haar man te begroeten, en Mr. J.L.B. Matekoni bleef in eenzame ellende achter op de veranda. Hij bedacht dat Mma Botumile hem moeilijk tegen zijn wil gevangen kon houden, dat hij weg kon gaan als hij dat wilde, maar als hij dat deed, zou Mma Ramotswe ongetwijfeld te horen krijgen dat hij zich van de zaak had afgemaakt en daar zou ze niet blij mee zijn. Nee, hij moest blijven en Mma Botumile de steun geven die ze van hem verwachtte als ze haar man met de feiten confronteerde.
Er klonken stemmen uit het huis – die van Mma Botumile en een mannenstem. Toen kwam ze de veranda op, en achter haar aan kwam de man wiens stem hij had gehoord. Maar het was niet haar man, het was niet Mr. Botumile.
“Dit is mijn man,” verkondigde Mma Botumile, en ze wees nogal ongemanierd op de man achter haar.
Mr. J.L.B. Matekoni keek van het ene gezicht naar het andere.
“Nou?” schamperde ze. “Heeft u soms een spook gezien?”
Mr. J.L.B. Matekoni was zich bewust van het feit dat Mr. Botumile hem verward en verwachtingsvol aankeek. Hij besloot echter niet naar hem te kijken en richtte zijn blik in plaats daarvan op zijn vrouw.
“Dat is niet de man,” zei hij.
“Wat bedoelt u?” vroeg Mma Botumile. Ze draaide zich om naar haar man en zei, een beetje alsof het haar net te binnen schoot: “Dat avontuurtje van jou. Afgelopen. Onmiddellijk.”
Geen enkele acteur had overtuigender kunnen huichelen dan Mr. Botumile, als hij tenminste huichelde, en Mr. J.L.B. Matekoni kwam al snel tot de conclusie dat het niet zo was. “Ik? Een avontuurtje?”
“Ja,” bitste zijn vrouw.
“O…o…” Mr. Botumile staarde naar Mr. J.L.B. Matekoni alsof hij steun van hem verwachtte. “Het is niet waar, Rra. Het is niet waar.”
Mr. J.L.B. Matekoni haalde diep adem. Mma Botumile, Mma Potokwani – deze sterke vrouwen waren allemaal hetzelfde, en je moest je niet door hen laten overdonderen. Het was niet makkelijk, maar hij moest haar trotseren. “Hij is niet de man, Mma,” zei hij nadrukkelijk. “Dit is niet de man die ik heb geschaduwd.”
“Maar u zei…”
“Ja, dat heb ik gezegd, maar ik heb me vergist. Ik heb een andere man weg zien gaan van kantoor. Hij reed ook in een rode auto. Die man ben ik gevolgd.”
Mr. Botumile klapte triomfantelijk in zijn handen. “Maar dat is Baleseng. Hij werkt bij mij op kantoor. Hij is onze accountant. U bent Baleseng gevolgd, Rra! Baleseng heeft een verhouding!”
Mma Botumile richtte een vernietigende blik op Mr. J.L.B. Matekoni. “Wat bent u een domme, waardeloze man,” zei ze. “En die stomme foto van u. Het is een foto van Baleseng die teruggaat naar zijn vrouw! Wat bent u stom!”
Zwijgend incasseerde Mr. J.L.B. Matekoni de belediging. Hij staarde naar de tafel, naar de foto, die achteraf zo onschuldig bleek te zijn. Een trouwe echtgenoot komt thuis bij zijn vrouw – dat zou de titel van de foto kunnen zijn. Hij had een fout gemaakt, zeker, maar het was een waarachtige vergissing, een vergissing die iedereen, ook deze onmogelijk arrogante vrouw, zou kunnen maken. “Ik laat me niet voor stom uitmaken,” zei hij bedaard. “Zo kunt u niet tegen me praten, Mma.”
Fel keek ze hem aan. “U bent stom,” zei ze. “Zo. Ik heb u stom genoemd, Rra.”
Intussen dacht Mr. J.L.B. Matekoni koortsachtig na. Het begon hem te dagen dat hij wel degelijk informatie had die voor deze mensen van belang kon zijn, al was het een gokje.
“Ik ben deze Baleseng twee keer gevolgd,” meldde hij. “En de eerste keer heb ik iets zeer interessants gezien.”
“O ja?” snoof Mma Botumile. “Heeft u hem soms zien winkelen? Heeft u gezien dat hij een paar sokken kocht? Geweldig interessante informatie, Rra!”
“Maak me alstublieft niet belachelijk,” zei Mr. J.L.B. Matekoni met stemverheffing, maar nog steeds beheerst. “Ik sta niet toe dat u op een dergelijke manier tegen me praat, Mma. U bent zeer onbeschoft.” Hij zweeg even. “Ik heb gezien dat hij een ontmoeting had met Charlie Gotso. En ik heb gehoord wat ze hebben besproken.”
Het effect van deze informatie was dramatisch. Mr. Botumile, die er met een zelfgenoegzaam glimlachje het zwijgen toe had gedaan vanaf het moment dat hij van blaam was gezuiverd, leefde nu opeens op. “Gotso?” herhaalde hij. “Hij had een ontmoeting met Gotso?”
“Ja,” zei Mr. J.L.B. Matekoni.
“Waar ging het over?” wilde Mma Botumile weten. “Waar hebben ze het over gehad?”
“Mijnbouw,” antwoordde hij.
Mr. Botumile keek zijn vrouw van opzij aan. “Daar willen we graag het fijne van weten.”
“Als u zich eerst heeft verontschuldigd,” zei Mr. J.L.B. Matekoni waardig. “Dan vertel ik het u. Eerder niet.”
Mma Botumile zette grote ogen op. Ze worstelde met tegenstrijdige gevoelens, leek het, maar uiteindelijk draaide ze zich opzij naar haar man. “Het spijt me,” zei ze. “We hebben het er straks wel over.”
Mr. J.L.B. Matekoni schraapte zijn keel. Hij had bedoeld dat ze hém excuses moest aanbieden, en nu had ze sorry gezegd tegen haar man. Ze zou nog een keer excuses moeten maken, en dat was haar verdiende loon, bedacht hij, want dit was een vrouw die veel had om zich voor te verontschuldigen.
Terwijl hij wachtte op haar verontschuldiging, die uiteindelijk kwam, zij het dat de woorden met tegenzin werden uitgesproken, dacht Mr. J.L.B. Matekoni: ik ben een automonteur, geen detective. Dat is nu genoegzaam bewezen.
“Zo,” zei Mr. Botumile. “Vertelt u ons nu eens precies wat u heeft gehoord.”
Dat deed hij. Er zaten hiaten in zijn verslag van het gesprek, maar die vulden de Botumiles zelf in. Aan het einde van het verhaal vertelde Mr. Botumile, glimlachend van voldoening over wat hij aan de weet was gekomen, Mr. J.L.B. Matekoni over manipulatie met aandelen, over informatie van ingewijden, over het lucratieve voordeel van voorkennis. Charlie Gotso zou veel winst hebben kunnen maken met de verkoop van aandelen omdat hij al van tevoren wist wat er ging gebeuren, nog voordat iemand anders het wist. En een deel van die winst, legde Mr. Botumile uit, zou naar Baleseng zijn gegaan.
“U bent een uitstekende detective geweest,” concludeerde Mr. Botumile ten slotte. “Mijn complimenten, Rra.”
“O,” zei Mr. J.L.B. Matekoni. Zelf dacht hij er anders over. Kon iemand ergens goed in zijn zonder het te weten? Kon men met de eer gaan strijken voor een toevallig resultaat? Maar wat de antwoorden op deze vragen ook waren, hij had al een besluit genomen. De dingen waar we het beste in zijn, dacht hij, zijn de dingen die we altijd het beste hebben gedaan.