12
Een cadeau van Phuti Radiphuti
Na Charlies vertrek, kort na vieren, vond Mr. J.L.B. Matekoni het moeilijk om weer aan de slag te gaan. Charlie was triomfantelijk weggereden, achter het stuur van de Mercedes-Benz die Mr. J.L.B. Matekoni net aan hem had overgedragen. Voor de eigenaar van Tlokweng Road Speedy Motors was het een emotioneel afscheid geweest, en hoewel Mr. J.L.B. Matekoni niet iemand was die met zijn gevoelens te koop liep – automonteurs doen dat niet – was het hem bijna te machtig geworden.
Toen hij de twee leerjongens in dienst nam, had hij zich in stilte voorgesteld dat een van hen misschien zijn rechterhand zou worden en na verloop van tijd de garage van hem zou overnemen. Charlie was de voor de hand liggende keus aangezien hij de oudste was, maar het was Mr. J.L.B. Matekoni al snel duidelijk geworden dat dergelijke gedachten niet meer dan naïeve illusies waren. Maar ondanks Charlies tekortkomingen – zijn slechte vakmanschap, zijn heetgebakerdheid, zijn eindeloze pogingen om indruk te maken op meisjes – had Mr. J.L.B. Matekoni toch genegenheid voor hem opgevat, zoals men soms van iemand gaat houden wegens diens menselijke zwakheden. Nu Charlie weg was, en zijn jongere collega een verloren en trieste indruk maakte, voelde Mr. J.L.B. Matekoni zich merkwaardig leeg. Niet dat hij geen werk te doen had – de stationcar van een piloot bij Air Botswana, een auto waar de eigenaar zeer aan gehecht was en die Mr. J.L.B. Matekoni van verschillende technische ziektes had genezen – stond op hem te wachten voor het vervangen van een deel van de bedrading. De oude bedrading, losgehaald en blootgelegd als een netwerk van zenuwen, stak uit de verschillende schuilplaatsen, met zekeringen ernaast op de stoelen. Hij kon zichzelf er echter niet toe zetten om eraan te beginnen, dus stelde hij de taak uit tot de volgende dag.
Nu zou hij terugkeren naar zijn andere rol, en de draad oppikken van zijn onderzoek naar de ontrouwe Mr. Botumile. De vorige keer dat hij de man had geschaduwd, was er niets anders aan het licht gekomen dan dat hij er verbazend slecht gezelschap op na hield. Maar dat was niet hetzelfde als overspel, en Mma Botumile was met het vermoeden van een buitenechtelijke verhouding naar Het Beste Dames Detectivebureau gekomen. Ze wilde de identiteit weten van de vrouw met wie haar man vermoedelijk vreemdging – Mr. J.L.B. Matekoni vond het niet meer dan redelijk dat een echtgenote dat wilde weten – en hij was vastbesloten om de waarheid boven tafel te krijgen.
Wat er daarna gebeurde was een heel andere kwestie. Mma Botumile was een formidabele persoon en Mr. J.L.B. Matekoni zou niet graag in de schoenen van de andere vrouw staan mocht het tot een confrontatie komen. Gelukkig waren dat niet zijn zaken. Hij stelde zich voor dat hem of Mma Ramotswe hooguit gevraagd zou worden om de vriendin te waarschuwen, hetgeen tactvol kon gebeuren. In dat geval leek het hem voldoende haar te vertellen dat Mma Botumile het wist, en dat ze niet het type was oogluikend toe te staan dat haar man er een vriendin op na hield. Een verstandige vriendin zou dan begrijpen dat er een keuze gemaakt diende te worden. Ze kon vechten voor Mr. Botumile en proberen hem af te troggelen van zijn vrouw, of ze kon op zoek gaan naar een andere man. Wat ze niet kon doen, was blijven rivaliseren met Mma Botumile zolang haar man nog bij haar was.
Bijna in een opwelling ging Mr. J.L.B. Matekoni naar het kantoor om Mma Makutsi te vragen of hij hun camera mocht lenen. Deze camera was aangeschaft in het beginstadium van Het Beste Dames Detectivebureau, in de overtuiging dat deze nodig zou zijn voor het verkrijgen van bewijs. Clovis Andersen had dit geadviseerd, en wel in de volgende bewoordingen: “Hoewel men niet kan beweren dat een camera nooit liegt, valt fotografisch bewijsmateriaal eigenlijk nauwelijks te overtreffen. Heel wat keren heb ik een boosdoener persoonlijk geconfronteerd met een foto van hemzelf terwijl hij bezig was met iets verwerpelijks, en gezegd: ‘Kijk eens, wie is dat dan? Het mannetje op de maan, soms?’” Mma Makutsi had deze passage gelezen, ze was ervan onder de indruk geweest, en had voorgesteld een camera aan te schaffen. Ze gebruikte hem zelden, maar de camera stond, compleet met een filmpje erin, op een plank achter Mma Ramotswes bureau, klaar voor gebruik.
Gewapend met de camera had Mr. J.L.B. Matekoni de garage verlaten, nadat hij de leerjongen instructies had gegeven om af te sluiten, en hij was in zijn truck naar precies dezelfde plaats voor het kantoorgebouw gereden waar hij Mr. Botumile de eerste keer had opgewacht. Na ongeveer tien minuten ging de voordeur open en kwam er een man naar buiten, die naar een van de twee rode auto’s naast het gebouw liep. Hoewel hij de eerste man was die na vijven naar buiten kwam, was dit niet Mr. Botumile maar de andere man, en Mr. J.L.B. Matekoni schonk geen aandacht aan hem toen hij in zijn auto stapte en wegreed. Een paar minuten later verscheen Mr. Botumile, die ook in zijn auto stapte.
Mr. J.L.B. Matekoni volgde de rode auto. Om de een of andere reden was er weinig verkeer, en het was geen probleem om enige afstand te bewaren zonder de rode auto uit het oog te verliezen. Dit keer werd een nieuwe route gevolgd, terug naar de Tlokweng Road. Op de hoofdweg was het uiteraard veel drukker, en nu moest hij oppassen dat hij Mr. Botumiles auto in het vizier hield, maar hij was alert genoeg, en dicht genoeg in de buurt, om niet te missen dat de auto vlak na het winkelcentrum scherp naar rechts afsloeg. Mr. J.L.B. Matekoni kende dit onverharde pad vrij goed, want het was niet ver van de garage, en af hij toe reed hij hierheen om een proefrit te maken met een auto die hij net had gerepareerd, vooral als nieuwe schokdempers uitgeprobeerd moesten worden. Aan de kant van de Tlokweng Road waren een paar bedrijven, maar verder was het een woonwijk, zij het met weinig huizen. Je zag hier vaak geiten, wist hij, aangezien deze destructieve dieren graasden op een stuk land halverwege. Er was daar vrijwel geen begroeiing meer over, afgezien van een paar doornstruiken waar zelfs de geiten geen raad mee wisten. Nu zag hij onder het rijden, achter de kleine stofwolk die de banden van Mr. Botumiles auto veroorzaakten, een paar geiten langs de kant van het pad staan, kauwend op een jutezak die tegen het hek was geblazen. Dit waren merkwaardige delen van de stad; net niet helemaal de bush, die vlak achter de hekken begon, maar er zo dichtbij dat wilde dieren hier wel op strooptocht kwamen.
Plotseling gloeiden de remlichten van de rode auto op in het stof, en Mr. Botumile sloeg af naar een pad naar een huis. Mr. J.L.B. Matekoni reageerde snel, ging langzamer rijden en stopte toen langs de kant van de weg. Hij zou een minuut of wat wachten voordat hij langs het huis reed. Dit zou Mr. Botumile de tijd geven om uit zijn auto te stappen, als hij dat van plan was, of om zijn vriendin op te pikken.
Tegen de tijd dat hij langsreed, was Mr. Botumile uitgestapt. Mr. J.L.B. Matekoni zag dat hij over een kort pad naar het huis liep. Hij zag de openstaande deur, en de vrouw die in de opening stond te wachten. Hij ving niet meer dan een korte glimp op, maar die stond onuitwisbaar in zijn geheugen gegrift – de man, zijn vriendin, de troosteloze, met stof overdekte planten in de achtertuin, de hoek van het hek, dat scheef hing door een kapotte scharnier, de standpijp aan de zijkant van het huis. Zag een clandestiene verhouding er dan zo uit?
Hij reed een eind verder totdat hij bij een plek kwam waar hij kon keren zonder uit het huis gezien te worden. Vervolgens reed hij heel langzaam terug, dit keer met de camera op schoot. Toen hij langs het huis kwam nam hij nog iets gas terug, en maakte hij, met de camera in zijn ene hand en het stuur in zijn andere, een foto van het huis. Met zijn hart bonzend van pure opwinding reed hij terug in de richting van de Tlokweng Road. Hij voelde zich verward. Aan de ene kant was het een spannende ervaring geweest, en het had hem voldoening geschonken dat hij had gezien wat hij had verwacht. Maar het nemen van de foto voelde voor hem als een heel andere vorm van inbreuk dan het volgen van Mr. Botumile. Hij keek naar de stoel naast zich, waar hij de camera had neergelegd, en het zien van de priemende lens gaf hem een smerig gevoel. Dit was iets heel anders dan zijn werk als automonteur; dit voelde alsof hij…alsof hij een spion was, een informant, iemand die andermans onfrisse geheimen aan het licht bracht.
Hij nam zich voor er met Mma Ramotswe over te praten.
Het was ondenkbaar dat zij ooit onoorbare of duistere dingen deed, en als zij zei dat het doel in dit geval de middelen heiligde, dan zou hij er vrede mee hebben. Maar toen bedacht hij dat het juist de bedoeling was geweest dat hij dit onderzoek helemaal zelfstandig deed, dus hoorde hij niet met hangende pootjes bij Mma Ramotswe te komen zodra zich problemen aandienden. Nee, hij zou het filmpje laten ontwikkelen en Mma Botumile de foto laten zien. Maar eerst moest hij uitzoeken wie er in dat huis woonde, zodat hij met naam en toenaam kon aangeven met wie haar man een affaire had. Na deze onthulling benijdde hij Mr. Botumile niet, maar het was werkelijk niet aan hem, Mr. J.L.B. Matekoni, om een oordeel te vellen over het huwelijk van een cliënt – hij was alleen wat zichzelf betreft tot de conclusie gekomen dat hij, als Mma Botumile de laatste vrouw in Botswana was en hij de laatste man, vastbesloten was om alleenstaand te blijven.
∗
Terwijl Mr. J.L.B. Matekoni worstelde met zijn geweten, bereidde Mma Makutsi een maal voor Phuti Radiphuti in haar huis in Extension Two. De vorige avond had hij bij zijn tante gegeten, op hun vaste avond, en dus zou hij zich verheugen op het eten bij haar. Mma Makutsi maakte wat Phuti lekker vond, terwijl zijn tante kookte wat hij volgens haar behoorde te eten. Die avond had ze gebakken kip gemaakt, met rijst waar ze een handje rozijnen door had gedaan. Verder was er gebakken banaan, want dat smaakte altijd zo lekker bij kip, en op tafel stond een klein potje met Mozambikaanse peri-perisaus voor het pittige accent. Phuti bleek van heet eten te houden, en Mma Makutsi probeerde eraan te wennen. Ze had wel enige vooruitgang geboekt, maar het ging langzaam, en vele glazen water waren noodzakelijk.
Tijdens het eten bespraken ze de gebeurtenissen van de afgelopen paar dagen. Mma Makutsi had zich afgevraagd of ze hem moest vertellen van haar vroegtijdig afgebroken ontslag, en ze was uiteindelijk tot de conclusie gekomen dat ze het zou doen. In deze episode speelde ze zelf geen al te fraaie rol, vond ze, maar ze had nog nooit iets voor hem verborgen gehouden, en daar wilde ze nu niet mee beginnen.
“Ik heb mezelf gisteren belachelijk gemaakt,” vertelde ze terwijl ze in de pan met kip roerde. “Ik wilde op zoek naar een andere baan.” Meer zei ze niet. Ze had gedacht dat ze hem alles zou vertellen, maar nu puntje bij paaltje kwam, deed ze dat toch niet. Ze repte met geen woord over de ontmoeting met Violet en over de manier waarop haar vroegere klasgenote haar had vernederd; de kapotte schoen kwam niet ter sprake, noch de beschamende wandeling op blote voeten, noch de doorn.
Ze was verbaasd over de heftigheid van zijn reactie. “Maar dat kun je niet doen!” barstte hij uit. “En Mma Ramotswe dan? Je kunt Mma Ramotswe niet in de steek laten!”
Enigszins beduusd probeerde Mma Makutsi zichzelf te verdedigen. “Ik moet toch aan mijn carrière denken!” protesteerde ze. “Ik ben er ook nog!”
“Wat zou Mma Ramotswe zonder jou moeten beginnen?” hield Phuti onverstoorbaar vol. “Jij bent degene die weet waar alles opgeborgen is. Jij hebt het hele archief ingedeeld. Jij kent alle cliënten. Je kunt niet bij Mma Ramotswe weggaan.”
Mma Makutsi kreeg geen prettig gevoel toen ze dit hoorde. Het klonk alsof hij meer gaf om Mma Ramotswe dan om haar. Als haar verloofde hoorde hij toch zeker aan haar kant te staan, hoorden haar belangen hem aan het hart te gaan, eerder dan die van Mma Ramotswe, hoe prijzenswaardig ze ongetwijfeld ook was.
“Ik ben heel snel teruggegaan,” zei ze schaapachtig. “Ik ben niet meer dan een ochtend weg geweest.”
Bezorgd keek Phuti haar aan. “Mma Ramotswe is van je afhankelijk, Mma,” zei hij. “Dat weet je toch wel?”
Mma Makutsi antwoordde bevestigend. Maar er waren momenten dat men een nieuwe weg moest inslaan, vond hij dat niet ook…Ze kreeg niet de kans haar zin af te maken.
“En ik kan begrijpen waarom ze niet zonder je kan,” vervolgde Phuti. “Ik begrijp het omdat ik ook niet zonder je kan.”
Mma Makutsi was sprakeloos.
Phuti pakte het potje peri-perisaus en probeerde onder het praten het deksel open te draaien. “Omdat je zo’n bijzondere vrouw bent,” zei hij. “Daarom kan ik niet zonder je.”
Mma Makutsi roerde de kip nog een laatste keer om en ging aan tafel zitten. Wat als een verwijt was begonnen, leek nu opeens in een compliment te zijn omgeslagen. En ze kon zich niet herinneren wanneer iemand haar voor het laatst een complimentje had gemaakt; ze was Mma Ramotswes complimenteuze opmerking over haar rode jurk vergeten.
“Wat lief dat je dat zegt, Phuti,” zei ze uiteindelijk.
Phuti zette het potje saus neer en grabbelde in de zak van zijn jasje. “Ik ben niet iemand om toespraken te houden.”
“Maar je wordt er steeds beter in,” zei Mma Makutsi. En dat was waar, bedacht ze; zijn hulpeloze gestotter van toen ze hem net leerde kennen behoorde vrijwel tot het verleden, en het stak alleen nog de kop op als hij zich onzeker voelde. Maar dat hoorde allemaal bij zijn charme; de charme van deze man, haar verloofde, de man met wie ze zou gaan trouwen.
“Ik ben niet iemand voor toespraken,” herhaalde hij. “Maar ik heb iets voor je wat ik je graag wil geven. Het is een ring, Mma. Een ring met een diamant. Ik heb hem voor je gekocht.”
Hij schoof een doosje over tafel naar Mma Makutsi. Ze pakte het met trillende handen aan en het kostte haar moeite om het open te krijgen. De diamant ving het licht.
“Het is een van onze eigen diamanten,” zei hij. “Het is een Botswaanse diamant.”
Mma Makutsi kon geen woord uitbrengen toen ze de diamant uit het doosje haalde en de ring aan haar vinger schoof. Ze keek naar Phuti en wilde iets gaan zeggen, maar het ging niet. Er waren geen woorden voor; dat zij, die in haar leven niets cadeau had gekregen, nu dit kreeg, deze ring, waarvan ze nooit zelfs maar had durven dromen, van deze man – hoe kon ze onder woorden brengen wat ze voelde?
“Een van onze eigen diamanten?”
“Ja. Een diamant uit onze eigen bodem.”
Ze drukte de ring tegen haar wang. De steen voelde koud tegen haar huid; zo waardevol, zo zuiver.