26

'Het was alsof ik het allemaal nog een keer beleefde. Deze keer zat ik heel stil naar een groene specht te kijken vanachter een paar struiken. En die twee zaten daar te praten over een eiland, een Grieks eiland. Ze zei zoiets als: "De zaak is voor elkaar. Het is nu van ons en we kunnen ernaartoe wanneer we maar willen. Maar het is beter om het rustig aan te doen, geen
overhaaste stappen te ondernemen." En toen vloog de specht weg en ik bewoog me. En ze zei: "Sst... wees eens stil... er kijkt iemand naar ons." Ze zei het net zoals toen en ze had precies dezelfde uitdrukking op haar gezicht, en ik werd weer bang en ik herinnerde me alles weer. En deze keer wist ik het. Ik wist dat ik een moord had gezien en dat ze toen een lijk hadden weggedragen om het ergens te verstoppen. Ziet u, ik was nu geen kind meer. Ik wist nu wat het allemaal betekende... het bloed en het mes en dat dode lichaam dat helemaal slap was...'
'Wanneer was dat?' vroeg de commissaris. 'Hoe lang is het geleden?'
Miranda dacht even na. 'In maart, vlak na Pasen.'
'Kun je met zekerheid zeggen wie die twee mensen waren, Miranda?'
'Natuurlijk.' Miranda keek verbijsterd.
'Heb je hun gezicht gezien?'
'Natuurlijk.'
'Wie waren het dan?'
'Mrs. Drake en Michael.'
Het was een dramatische openbaring. Haar stem klonk rustig met iets als verwondering erin, maar het kwam er wel zeer overtuigend uit.
'Je hebt het aan niemand verteld,' zei de commissaris. 'Waarom?'
'Ik dacht... ik dacht dat het misschien een offer was geweest.'
'Wie heeft dat tegen je gezegd?'
'Michael... Hij zei dat offers noodzakelijk waren.'
Poirot zei zacht: 'Hield je van Michael?'
'O ja,' zei Miranda. 'Heel veel.'