Hoofdstuk 11
Mevrouw Folliat zat op dat moment in de grote salon te praten
met Hercule Poirot. Daar had hij haar, achteroverleunend in een
stoel, in een hoek van de kamer aangetroffen. Ze was nerveus
opgeschrokken toen hij binnenkwam en had, weer terugvallend in de
stoel, gemompeld: 'O, bent u het, monsieur Poirot?'
'Mijn excuses als ik u stoor, madame.'
'O nee, u stoort me niet. Ik rust alleen maar wat uit. Ik ben niet
meer zo jong als vroeger. De schok is wat te veel voor me
geweest.'
'Dat begrijp ik volkomen,' zei Poirot.
Mevrouw Folliat staarde naar de zoldering, ze hield een zakdoek in
haar hand geklemd. Ze zei met een stem, half verstikt van
ontroering: ik moet er niet aan denken. Dat arme meisje, dat arme,
arme kind...'
'Ja, ja, ik begrijp het...' zei Poirot.
'Nog zo jong,' zei mevrouw Folliat, 'aan het begin van haar leven.'
En weer zei ze: ik moet er niet aan denken.'
Poirot keek haar nieuwsgierig aan. Hij vond, dat ze wel tien jaar
ouder was geworden sinds hij haar aan het begin van de middag had
gezien, toen ze als een beminnelijke gastvrouw haar gasten welkom
had geheten. Nu scheen haar gezicht weggetrokken en ingevallen, met
scherpe trekken.
'U hebt gisteren nog tegen me gezegd, madame, dat het een zeer
slechte wereld is.'
'Heb ik dat gezegd?' Mevrouw Folliat scheen even te schrikken. 'Het
is waar. O ja, ik begin nu pas te beseffen hoe waar het is.' En ze
voegde er zachtjes aan toe: 'Maar ik heb nooit vermoed, dat er
zoiets zou kunnen gebeuren.'
Weer keek hij haar onderzoekend aan. 'Wat had u dan verwacht dat er
zou gebeuren?'
'O nee, dat bedoelde ik niet.'
Poirot bleef aandringen. 'Maar u verwachtte toch, dat er iets zou
gebeuren... iets ongewoons?'
'U begrijpt me verkeerd, monsieur Poirot. Ik bedoelde alleen maar,
dat dit wel het laatste was wat je zou verwachten op een feest als
dit.'
'Lady Stubbs had het vanmorgen ook al over slechtheid.'
'Hattie? O, praat me niet over haar, praat niet over haar.
Ik wil niet aan haar denken.' Ze zweeg even en zei toen: 'Wat heeft
ze over slechtheid gezegd?'
'Ze had het over haar neef, Etienne de Sousa. Ze zei, dat hij
slecht was, dat hij een slechte man was. Ze zei ook, dat ze bang
voor hem was.'
Hij keek haar scherp aan, maar ze schudde alleen maar ongelovig het
hoofd.
'Wie is dat, Etienne de Sousa?'
'Ach ja, mevrouw Folliat, ik vergat dat u niet aan het ontbijt was.
Lady Stubbs kreeg een brief van die neef van haar, die ze niet meer
had gezien sinds ze een kind van vijftien jaar was. Hij schreef
haar, dat hij van plan was haar vandaag, vanmiddag, op te
zoeken.'
'En is hij gekomen?'
'Ja. Hij is hier zowat om half vijf aangekomen.'
'Het was toch niet die nogal knappe, donkere jongeman die het pad
van de veerboot is opgekomen? Ik vroeg me al af wie dat kon
zijn.'
'Ja, madame, dat was meneer De Sousa.'
Mevrouw Folliat zei beslist: 'Als ik u was, zou ik niet te veel
waarde hechten aan wat Hattie zegt.' Ze bloosde een beetje toen
Poirot haar verwonderd aankeek en ging voort: 'Ze is net een kind,
ik bedoel, ze gebruikt uitdrukkingen als een kind, slecht, goed.
Nooit halftinten. Ik zou maar niet letten op wat ze over die
Etienne de Sousa vertelt.'
Weer was Poirot verbluft. Hij zei langzaam: 'U kent Lady Stubbs
zeer goed, is het niet, mevrouw Folliat?'
'Waarschijnlijk beter dan ieder ander. Waarschijnlijk zelfs beter
dan haar man haar kent. Waarom vraagt u dat?'
'Hoe is ze in werkelijkheid, madame?'
'Wat een eigenaardige vraag, monsieur Poirot.'
'Madame, u weet natuurlijk, dat Lady Stubbs nergens te vinden
is?'
Weer verraste haar antwoord hem. Ze gaf geen enkel
blijk van verdriet of verbazing. Ze zei: 'Ze is dus
weggelopen?'
'Dat schijnt u heel natuurlijk te vinden?'
'Natuurlijk? Och, ik weet het niet. Hattie is nogal
onberekenbaar.'
'Denkt u, dat ze weggelopen is omdat ze een schuldig geweten
heeft?'
'Wat bedoelt u, monsieur Poirot?'
'Haar neef had het vanmiddag over haar en zei terloops, dat ze
altijd wat abnormaal is geweest. En u moet toch weten, madame, dat
abnormale mensen niet altijd verantwoordelijk zijn voor hun
daden.'
'Wat probeert u daarmee te zeggen, monsieur Poirot?'
'Zulke mensen zijn, zoals u zegt, zeer ongecompliceerd, ze zijn net
kinderen. In een plotselinge uitbarsting van woede zouden ze zelfs
in staat zijn iemand te vermoorden.'
Mevrouw Folliat keerde zich plotseling boos naar hem toe. 'Zo is
Hattie nooit geweest, ik wil niet dat u zulke dingen zegt. Ze is
altijd een vriendelijk, hartelijk kind geweest, ook al was ze
geestelijk een beetje achter. Hattie zou nooit iemand hebben kunnen
doden.'
Ze keek hem nog altijd verontwaardigd en een beetje ademloos aan.
Poirot was verbaasd, zeer verbaasd.
Op dat moment verscheen agent Hoskins en zei verontschuldigend: 'Ik
heb naar u lopen zoeken, madame.'
'Goedenavond, Hoskins.' Mevrouw Folliat had meteen haar
zelfbeheersing teruggekregen en was weer helemaal de vrouw des
huizes. 'Wat is er?'
'De inspecteur vraagt, of u zo goed zou willen zijn om hem een
onderhoud toe te staan, dat wil zeggen, als u er zich toe in staat
voelt,' voegde hij er haastig aan toe, want evenals Hercule Poirot
viel ook hem de verandering in haar uiterlijk op.
'Natuurlijk voel ik me ertoe in staat.' Mevrouw Folliat stond op en
volgde Hoskins de kamer uit. Poirot, die ook beleefd was opgestaan,
ging weer zitten en staarde peinzend naar het plafond.
De inspecteur stond op toen mevrouw Folliat binnenkwam en de agent
trok een stoel voor haar bij.
'Het spijt me, dat ik u lastig moet vallen, mevrouw Folliat,' zei
Bland, 'maar ik vermoed dat u alle mensen uit de buurt kent, en ik
hoop dat u ons wat zult kunnen helpen.'
Mevrouw Folliat glimlachte flauwtjes, ik geloof inderdaad, dat ik
iedereen in de omgeving vrij goed ken. Wat wilt u weten,
inspecteur?'
'Kent u de Tuckers? Het gezin en het meisje?'
'Ja, natuurlijk, ze hebben altijd op het landgoed gewoond. Mevrouw
Tucker was de jongste uit een groot gezin. Haar oudste broer is
onze hoofdtuinman geweest. Ze is getrouwd met Alfred Tucker, een
landarbeider, een domme, maar heel vriendelijke, goedhartige man.
Mevrouw Tucker is nogal een feeks. Een goeie huisvrouw en erg
netjes op haar woning, maar Tucker mag met zijn modderige laarzen
aan nooit verder binnen dan de bijkeuken. En meer van zulke dingen.
Ze vit ook nogal erg op de kinderen. De meesten zijn getrouwd of in
betrekking. Alleen dat arme kind, die Mariene was nog over en drie
jongere kinderen. Twee jongens en een meisje, die nog naar school
gaan.'
'Nu u het gezin zo goed schijnt te kennen, mevrouw Folliat, kunt u
misschien ook een reden bedenken waarom Mariene vandaag vermoord
is?'
'Nee, absoluut niet. Het is me volkomen onbegrijpelijk, inspecteur.
Ze had geen vriendje of iets dergelijks, dat geloof ik althans niet
en ik heb er ook nooit iets over gehoord.'
'Kunt u me iets vertellen over de mensen die deel hebben genomen
aan die Jacht op de Moordenaar?'
ik had mevrouw Oliver nog nooit eerder ontmoet. Ze lijkt absoluut
niet op het type dat ik me van een schrijfster van detectiveromans
had voorgesteld. Ze is erg overstuur door wat er gebeurd is, de
arme ziel, geen wonder.'
'En de andere organisatoren, kapitein Warburton bijvoorbeeld?'
ik zou niet weten wat voor reden hij gehad zou kunnen hebben om
Mariene Tucker te vermoorden, als u dat bedoelt,' zei mevrouw
Folliat bedaard, ik mag hem niet erg. Ik vind hem nogal een sluw
soort man, maar ik denk, dat je dat wel wezen moet om opgewassen te
zijn tegen alle mogelijke politieke intriges en dat soort dingen
als je regeringsadviseur bent. Hij is ontegenzeglijk bijzonder
energiek en hij heeft hard gewerkt om het feest te laten slagen. Ik
geloof trouwens niet, dat hij het meisje zou hebben kunnen
vermoorden, want hij is de hele middag op het grasveld
geweest.'
De inspecteur knikte. 'En de Legges? Wat weet u van de Legges
af?'
'Het lijken aardige mensen. Hij is geneigd een beetje humeurig te
zijn. Ik weet niet veel van hen af. Zij is van zichzelf een
Carstairs en ik ken sommige van haar familieleden heel goed. Ze
hebben Mill Cottage voor twee maanden gehuurd en ik hoop, dat ze
van hun vakantie hier genoten hebben. We zijn allemaal erg bevriend
geraakt met elkaar.'
'Ze is een aantrekkelijke vrouw, heb ik begrepen.'
'O ja, bijzonder aantrekkelijk.'
'Gelooft u, dat Sir George zich tot haar aangetrokken heeft
gevoeld?'
Mevrouw Folliat keek nogal verbaasd.
'O nee, ik weet zeker dat er niets van die aard is geweest. Sir
George gaat helemaal op in zijn zaken en hij is dol op zijn vrouw.
Hij is helemaal niet iemand die flirt of zo.'
'En bestond er niets tussen Lady Stubbs en meneer Legge, voor zover
u kunt nagaan?'
Weer schudde mevrouw Folliat haar hoofd. 'O, nee.'
De inspecteur bleef aandringen. 'Was er, voor zover u weet, geen
enkel verschil van mening tussen Sir George en zijn vrouw?'
ik weet zeker van niet,' zei mevrouw Folliat met nadruk. 'En ik zou
het weten als het wel zo was geweest.'
'Dus Lady Stubbs kan niet zijn weggegaan als gevolg van een ruzie
tussen man en vrouw?'
'O nee,' zei ze. ik geloof, dat het alleen is omdat het onnozele
vrouwtje die neef van haar niet wilde ontmoeten. Een of andere
kinderlijke fobie. En daarom is ze weggelopen, net als een kind zou
doen.'
'Dus dat is uw mening. U denkt niet dat er meer achter steekt?'
'Nee. Ik denk dat ze wel gauw weer zal komen opdagen en zich over
zichzelf schamen.' En ze voegde er luchtig aan toe: 'Wat is er
eigenlijk van die neef geworden? Is hij nog hier in huis?'
ik meen dat hij terug is gegaan naar zijn jacht.'
'En dat ligt in Helmmouth, is het niet?'
'Ja.'
'Juist,' zei mevrouw Folliat. 'Het is wel vervelend, dat Hattie zo
kinderachtig heeft gedaan. Maar als hij hier nog een dag of twee
blijft, kunnen we wel zorgen dat ze gaat inzien dat ze zich beleefd
behoort te gedragen.'
Het kwam de inspecteur voor dat ze dat meer als een vraag bedoeld
had, maar hij beantwoordde die niet.
'U zult waarschijnlijk denken,' zei hij, 'dat dit alles niet veel
met de zaak te maken heeft. Maar, mevrouw Folliat, u zult
begrijpen, dat we ons onderzoek over een vrij groot terrein moeten
uitstrekken. Wat weet u van juffrouw Brewis af?'
'Ze is een uitstekende secretaresse. Meer dan dat. Ze is hier ook
eigenlijk de huishoudster. Ik weet werkelijk niet wat ze zonder
haar zouden moeten beginnen.'
'Was ze ook al de secretaresse van Sir George voor hij
trouwde?'
ik geloof het wel, maar ik weet het niet zeker. Ik leerde haar pas
kennen toen ze met hem hier kwam.'
'Ze mag Lady Stubbs niet zo erg, wel?'
'Nee,' zei mevrouw Folliat, 'ik vrees van niet. Ik geloof niet, dat
zulke goede secretaressen ooit erg veel voelen voor echtgenotes.
Misschien is dat heel natuurlijk.'
'Weet u of Lady Stubbs juffrouw Brewis gevraagd heeft om gebak en
thee naar het meisje in het botenhuis te brengen?'
Mevrouw Folliat keek wat verbaasd.
ik herinner me, dat juffrouw Brewis een en ander op een blad zette
en dat ze zei, dat ze dat naar Mariene zou brengen. Maar ik weet
niet of iemand haar dat had opgedragen. Ik heb het in elk geval
niet gedaan.'
'O juist. U zegt, dat u vanaf vier uur in de theetent bent geweest.
Ik meen, dat mevrouw Legge ook op die tijd daar theedronk?'
'Mevrouw Legge? Nee, dat geloof ik niet. Ik herinner me tenminste
niet dat ik haar daar gezien heb. Nee, ik weet wel zeker dat ze er
niet was. Er kwam opeens een hele toeloop van bezoekers met de bus
uit Torquay en ik herinner me, dat ik in de tent heb rondgekeken en
dat ik nog dacht, dat het allemaal zomergasten leken, en dat er
bijna geen enkel gezicht bij was dat ik kende. Ik vermoed, dat
mevrouw Legge pas later is komen theedrinken.'
'Enfin, dat doet er ook niet toe,' zei de inspecteur en hij voegde
eraan toe: 'Dat is, geloof ik, alles. Ik dank u zeer voor uw
inlichtingen, mevrouw Folliat. We zullen maar hopen, dat Lady
Stubbs gauw terugkomt.'
'Dat hoop ik ook,' zei mevrouw Folliat. 'Het is erg onnadenkend van
het lieve kind om ons allemaal zo ongerust te maken.' Ze sprak snel
maar de zorgeloosheid van haar stem klonk niet natuurlijk, ik ben
ervan overtuigd, dat alles in orde is, volkomen in orde.'
Op dat moment ging de deur open en een aantrekkelijk vrouwtje met
rood haar en een sproetig gezichtje kwam binnen en zei: ik hoorde,
dat u me spreken wilt?'
'Dit is mevrouw Legge, inspecteur,' zei mevrouw Folliat. 'Sally, ik
weet niet of je al gehoord hebt van het verschrikkelijke dal er
gebeurd is?'
'O ja, vreselijk he?' zei mevrouw Legge. Ze slaakte een diepe zucht
en viel op de stoel neer toen mevrouw Folliat de kamer verlaten
had.
ik vind het allemaal verschrikkelijk,' zei ze. 'Het lijkt zo
ongelooflijk. Ik vrees, dat ik u in geen enkel opzicht zal kunnen
helpen. Ik heb de hele middag de toekomst voorspeld, dus ik heb
niets gezien van wat er gebeurd is.'
'Dat weet ik, mevrouw Legge. Maar we moeten iedereen dezelfde
routinevragen stellen. Bijvoorbeeld, waar u tussen kwart over vier
en vijf uur geweest bent.'
ik ben om vier uur thee gaan drinken.'
in de theetent?'
'Ja.'
'Het was daar zeker erg vol?'
'O ja, ontzettend.'
'Hebt u er iemand gezien die u kende?'
'Ja, een paar oude mensen, geen mensen waar ik mee gesproken heb.
Ik verlangde alleen maar erg naar mijn thee. Het was vier uur,
zoals ik u al zei. Ik ben om half vijf naar de waarzegtent
teruggekeerd en daar met mijn werk doorgegaan. De hemel mag weten
wat ik de vrouwen tenslotte allemaal voorspeld heb. Een miljonair,
filmster in Hollywood, al zulke dingen meer. Een gewone zeereis en
een "verdachte, donkere vrouw waren niets, vergeleken bij al dat
moois.'
'Wat is er gebeurd gedurende het halve uur dat u er niet was? Ik
bedoel, als er in die tijd nu eens mensen zijn gekomen die zich de
toekomst wilden laten voorspellen.'
'O, ik had een kaart aan de tent gehangen: "om half vijf
terug".'
De inspecteur maakte een notitie.
'Wanneer hebt u Lady Stubbs het laatst gezien?'
'Hattie? Dat weet ik heus niet. Ze was vlakbij toen ik de
waarzegtent uitkwam om thee te gaan drinken, maar ik heb niet met
haar gepraat. Ik herinner me niet, dat ik haar later nog gezien
heb. Iemand heeft me verteld dat ze vermist wordt, is dat
waar?'
'Ja, dat is zo.'
'Nou ja,' zei Sally Legge opgewekt, 'ze is een beetje getikt, weet
u, en ik denk dat ze erg geschrokken is toen ze hoorde dat er hier
een moord was gepleegd.'
'Dank u, mevrouw Legge.'
Mevrouw Legge verwijderde zich prompt en passeerde bij het verlaten
van de kamer Hercule Poirot.
Naar de zoldering turend zei de inspecteur: 'Mevrouw Legge zegt,
dat ze tussen vier en half vijf in de theetent is geweest. Mevrouw
Folliat zegt, dat ze van vier uur af in de theetent heeft geholpen,
maar dat mevrouw Legge daar niet is geweest.' Hij zweeg even en
ging toen voort: 'Juffrouw Brewis zegt, dat Lady Stubbs haar
verzocht heeft een blad met een taartje en thee naar Mariene Tucker
te brengen. Michael Weyman zegt, dat Lady Stubbs nooit zoiets
gedaan kan hebben, omdat het niets voor haar was.'
'De tegenstrijdigste getuigenissen,' zei Poirot. 'Ja, die krijg je
altijd.'
'En 't is zo lastig om die te ontwarren,' zei de inspecteur. 'Soms
is het van belang, maar in negen van de tien gevallen niet. We
zullen heel wat moeten uitzoeken, dat staat vast.'
'En wat vindt u er nu van, mon cher? Wat zijn de laatste
bevindingen?'
ik geloof,' zei de inspecteur ernstig, 'dat Mariene Tucker iets
heeft gezien dat ze niet had mogen zien. Ik denk dat Mariene Tucker
vermoord moest worden om wat ze gezien had.'
ik zal u niet tegenspreken,' zei Poirot. 'De kwestie is: wat heeft
ze gezien?'
'Ze kan een moord hebben gezien,' zei de inspecteur. 'Of ze kan de
persoon die de moord pleegde hebben gezien.'
'Een moord op wie?' vroeg Poirot.
'Wat denkt u, Poirot? Is Lady Stubbs nog in leven of is ze
dood?'
Het duurde even voor Poirot antwoordde. Toen zei hij: ik geloof,
dat Lady Stubbs dood is, mon ami. En ik zal u zeggen waarom ik dat
denk. Omdat mevrouw Folliat denkt dat ze dood is. Ja, wat ze nu ook
mag zeggen of beweren te geloven, mevrouw Folliat gelooft dat
Hattie Stubbs dood is. Mevrouw Folliat weet veel dat wij niet
weten.'