Hoofdstuk 8

'Ze heeft een scherpe tong,' zei Hoskins toen hij terugkwam, 'ze vit op haar man en snauwt haar oude vader af. Ik wed dat ze heel wat keren dat meisje heeft uitgefoeterd en daar nou spijt van heeft. Niet dat het meisjes veel kan schelen wat hun moeders zeggen. Het gaat het ene oor in en het andere weer uit.'
Inspecteur Bland maakte een eind aan deze overdenkingen door Hoskins op te dragen mevrouw Oliver te roepen.
De inspecteur schrok even toen hij mevrouw Oliver zag. Hij had niet zoiets omvangrijks, zo paars en in zo'n ontdane toestand verwacht.
ik voel me ellendig,' zei mevrouw Oliver, als een paarse blanc-mangerpudding neerzakkend in de stoel voor hem. 'Ellendig,' herhaalde ze met nadruk.
De inspecteur maakte een paar nietszeggende geluiden en mevrouw Oliver ging voort: 'Omdat het mijn moord is, ziet u. Ik heb het gedaan.'
Een verbijsterd ogenblik meende inspecteur Bland dat mevrouw Oliver zichzelf van de misdaad beschuldigde.
'Waarom ik ooit heb gewild dat de Joegoslavische vrouw van een atoomgeleerde het slachtoffer zou zijn begrijp ik niet,' zei mevrouw Oliver, haar handen door haar ingewikkelde kapsel halend, zodat ze er lichtelijk dronken uitzag. Wat ontzettend stom van me. Het had net zo goed de tweede tuinman kunnen zijn die niet was wat hij scheen. Dan zou het niet half zo erg zijn geweest, omdat de meeste mannen wel op zichzelf kunnen passen. En als ze dat niet kunnen, behoorden ze dat te kunnen en in dat geval zou ik het me niet zo aantrekken. Mannen worden zo vaak vermoord en het kan niemand wat schelen, ik bedoel, niemand
behalve hun vrouwen en hun verloofden of kinderen of zo.'
Nu begon de inspecteur onwaardige verdenkingen tegen mevrouw Oliver te koesteren. Dit werd mede veroorzaakt door de vage geur van cognac die tot zijn neusgaten doordrong. Toen ze weer terug waren in huis had Hercule Poirot erop gestaan zijn vriendin dit uitstekende middel tegen een schok toe te dienen.
ik ben niet gek en ik ben niet dronken,' zei mevrouw Oliver, zijn gedachten radend, 'al durf ik te zeggen, met die man die denkt dat ik drink als een spons, en die zegt dat iedereen dat zegt, dat u het waarschijnlijk ook zult denken.'
'Welke man?' vroeg de inspecteur, wiens gedachten van de onverwachte introductie van de tweede tuinman in het drama omschakelden naar de onbekende man.
'Sproeten en een Yorkshire-accent,' zei mevrouw Oliver. 'Maar ik herhaal, ik ben niet dronken en ik ben niet gek. Ik ben alleen maar overstuur. Helemaal OVERSTUUR,' herhaalde ze in hoofdletters.
ik neem graag aan, madame, dat het buitengewoon droevig voor u moet zijn,' zei de inspecteur.
'Het afschuwelijke is,' zei mevrouw Oliver, 'dat ze het slachtoffer van een maniak wilde zijn, en nu denk ik dat ze het geworden is, of was, hoe moet ik het zeggen?'
'Er is geen sprake van een sexuele moord,' zei de inspecteur.
'Niet?' vroeg mevrouw Oliver. 'Goddank. Of misschien ook niet, ik weet het niet. Misschien zou ze het liever wel hebben gewild. Maar als het geen sexuele moord is geweest, waarom heeft iemand haar dan vermoord, inspecteur?'
ik hoopte, dat u me daarin zou kunnen helpen,' zei de inspecteur.
Ongetwijfeld had mevrouw Oliver haar vinger op het voornaamste punt gelegd, dacht hij. Waarom zou iemand Mariene hebben willen vermoorden?
ik kan u niet helpen,' zei mevrouw Oliver. ik kan me niet voorstellen wie het gedaan kan hebben. Of liever, natuurlijk kan ik het me voorstellen, ik kan me bijna alles voorstellen. Dat is de moeilijkheid bij mij. Ik kan me van alles voorstellen, nu op dit moment. Ik zou zelfs kunnen maken dat het geloofwaardig klinkt, maar er zou natuurlijk niets van waar zijn. Ik bedoel, ze zou vermoord kunnen zijn door iemand die bij voorkeur meisjes vermoordt, (maar dat is te makkelijk) en het zou te toevallig zijn als er nu net iemand op dit feest zou zijn die een meisje wilde vermoorden. En hoe zou hij dan hebben geweten dat Mariene in het botenhuis was? Of ze kan misschien een geheim geweten hebben over iemands liefdeleven, of ze kan gezien hebben dat iemand bij nacht een lijk begroef, of ze kan iemand hebben herkend die niet herkend wilde worden, of ze kan geweten hebben waar gedurende de oorlog een schat is begraven. Of de man in de motorboot kan iemand in de rivier hebben gegooid en dat kan zij uit het raam van het botenhuis hebben gezien, of ze kan in het bezit zijn gekomen van een zeer belangrijke mededeling in codeschrift en zelf niet hebben geweten wat die betekende.'
'Houd op!' De inspecteur hief zijn hand op. Het duizelde hem.
Mevrouw Oliver zweeg gehoorzaam. Het was duidelijk, dat ze op die manier nog lang had kunnen doorgaan, hoewel het de inspecteur voorkwam dat ze reeds elke mogelijkheid of onmogelijkheid had opgesomd. Hij klampte zich uit de rijke voorraad materiaal vast aan een zinnetje.
'Wat bedoelt u met "de man in de motorboot", mevrouw Oliver? Was dat maar een verzinsel van u?'
iemand heeft me verteld, dat hij in een motorboot is gekomen,' zei mevrouw Oliver, 'ik weet niet meer wie. Ik bedoel, de man waar we aan het ontbijt over hebben gesproken,' voegde ze eraan toe.
'Alstublieft!' De stem van de inspecteur klonk nu bepaald smekend. Hij had er tot nu toe geen idee van gehad hoe schrijvers van detectiveverhalen er uit zagen en hoe ze waren. Hij wist dat mevrouw Oliver een goeie veertig boeken had geschreven, en het verwonderde hem op dit moment alleen maar, dat het er geen honderdveertig waren. Hij vroeg haastig: 'Wat is dat allemaal over een man aan het ontbijt die in een motorboot is aangekomen?'
'Hij kwam niet bij het ontbijt in de boot aan,' antwoordde mevrouw Oliver. 'Het was een jacht. Dat wil zeggen, dat bedoel ik niet precies. Het was een brief.'
'Wat was het nu, een jacht of een brief?' vroeg Bland.
'Het was een brief,' zei mevrouw Oliver, 'een brief voor Lady Stubbs. Van een neef op een jacht. En zij was bang,' besloot ze.
'Bang? Waarvoor?'
'Voor hem, denk ik,' zei mevrouw Oliver. 'Dat kon iedereen zien. Ze was doodsbenauwd voor hem en ze wilde niet dat hij komen zou. Ik denk, dat ze zich nu ergens verborgen houdt.'
'Verborgen?' vroeg de inspecteur.
'Ze is nergens te vinden,' zei mevrouw Oliver. iedereen heeft naar haar gezocht. En ik denk, dat ze zich verbergt omdat ze bang voor hem is en hem niet wil ontmoeten.'
'Wie is die man?' drong de inspecteur aan.
'Vraag dat liever aan monsieur Poirot,' zei mevrouw Oliver, 'want die heeft met hem gepraat en ik niet. Hij heet Estaban, nee, die is het niet, dat was in mijn intrige. Hij heet De Sousa, Etienne de Sousa.'
Maar een andere naam had de aandacht van de inspecteur getrokken.
'Wie noemde u daareven?' vroeg hij. 'Monsieur Poirot?'
'Ja. Hercule Poirot. Hij was bij me toen we het lijk vonden.'
'Hercule Poirot... Zou dat dezelfde man kunnen zijn? Een Belg, een klein mannetje met een grote snor?'
'Een enorme snor,' zei mevrouw Oliver. 'Kent u hem?'
ik heb hem jaren geleden ontmoet. Ik was toen nog een jonge brigadier.'
'Hebt u met hem samen aan een moordzaak gewerkt?'
'Ja. Wat voert die hier uit?'
'Hij zou de prijzen uitreiken,' zei mevrouw Oliver.
Ze had even geaarzeld voor ze dit antwoord gaf, maar het was de inspecteur niet opgevallen.
'En was hij bij u toen u het lijk vond?' vroeg Bland. 'Hm, ik zou hem graag eens willen spreken.'
'Zal ik hem voor u gaan halen?' Mevrouw Oliver nam hoopvol haar paarse draperieen bij elkaar.
'Heeft u me niets meer te zeggen, mevrouw? Niets waarmee u ons op de een of andere manier zou kunnen helpen?'
ik geloof het niet. Ik weet niets. En, zoals ik al zei, ik zou allerlei redenen kunnen verzinnen...'
De inspecteur viel haar haastig in de rede. Hij voelde er weinig voor om nog meer denkbeeldige oplossingen van het drama van mevrouw Oliver te horen te krijgen. Ze waren te verward.
'Dank u zeer, mevrouw,' zei hij haastig. 'U kunt me een genoegen doen met te vragen of monsieur Poirot hier bij me zou willen komen.'
Mevrouw Oliver verliet de kamer. Hoskins vroeg belangstellend: 'Wie is monsieur Poirot, meneer?'
'Je zult hem waarschijnlijk belachelijk vinden,' zei inspecteur Bland, 'een soort van operette-parodie op een Fransman; in werkelijkheid is hij een Belg. Maar ondanks zijn dwaasheden is hij een man met hersens. Hij moet al vrij oud zijn.'
'Wat is dat met die De Sousa?' vroeg de agent. 'Denkt u dat daar iets in zit, meneer?'
De inspecteur hoorde de vraag niet. Plotseling trof hem een feit, dat, hoewel het hem verscheidene malen was verteld, nu pas goed tot hem doordrong.
Eerst was het Sir George geweest, geirriteerd en verontrust. 'Mijn vrouw schijnt verdwenen te zijn. Ik begrijp niet waar ze heen is gegaan.' Toen juffrouw Brewis op minachtende toon: 'Lady Stubbs is nergens te vinden. Ze had genoeg van het feest.' En nu mevrouw Oliver met haar theorie, dat mevrouw Stubbs zich ergens verborgen hield.
'He? Wat?' zei hij afwezig.
Agent Hoskins schraapte zijn keel. ik vroeg u, meneer, of u dacht dat die De Sousa, wie dat dan ook zijn mag, iets met de zaak te maken kon hebben.'
Agent Hoskins vond het klaarblijkelijk heerlijk dat er nu een speciale vreemdeling, in plaats van vreemdelingen en masse, bij de zaak betrokken werd. Maar de gedachten van inspecteur Bland gingen een andere kant uit.
ik moet Lady Stubbs spreken,' zei hij kortaf. 'Haal haar hier. Als ze niet in de buurt is, ga haar dan zoeken.'
Hoskins keek een beetje verbluft maar verliet gehoorzaam de kamer. In de deuropening bleef hij staan en deed een stap achteruit om Hercule Poirot te laten binnenkomen. Hij keek nog eens over zijn schouder voor hij de deur achter zich sloot.
ik denk niet, dat u zich mij nog zult herinneren, monsieur Poirot,' zei Bland, terwijl hij opstond en hem de hand reikte.
'Maar natuurlijk wel,' zei Poirot. 'Het is... laat me even denken, een ogenblikje maar... U bent die jonge brigadier... ja, brigadier Bland, die ik veertien, nee vijftien jaar geleden heb ontmoet.'
'Precies. Wat een geheugen!'
'Helemaal niet. Waarom zou ik u niet herkennen als u mij wel herkent?'
Je kon Hercule Poirot moeilijk vergeten, dacht Bland, en dat niet uitsluitend om complimenteuze redenen.
'En u bent dus hier om weer eens te helpen bij een moordzaak.'
'Juist,' zei Poirot. 'Ze hebben me laten komen om mee te werken.'
'Om mee te werken?' Bland keek wat verwonderd en Poirot zei haastig: 'Ik bedoel, ze hebben me gevraagd om de prijzen uit te delen voor deze Jacht op de Moordenaar.'
'Dat heeft mevrouw Oliver me verteld.'
'Heeft ze nog iets anders gezegd?' vroeg Poirot quasi achteloos.
Hij wilde er dolgraag achter komen of mevrouw Oliver de inspecteur het ware motief had genoemd waarom ze er zo op had aangedrongen dat Poirot naar Devon zou komen.
'Iets anders? Ze heeft aan een stuk door verteld. Ze heeft alle mogelijke en onmogelijke motieven voor de moord op het meisje opgesomd. Mijn hoofd duizelde ervan. Oef! Wat een verbeeldingskracht!'
'Ze verdient haar brood met haar verbeelding, mon ami,' zei Poirot droogjes.
'Ze noemde de naam van een zekere De Sousa... heeft ze die ook verzonnen?'
'Nee, die bestaat.'
'Ze zei iets over een brief, die aan het ontbijt gekomen was en over een jacht en over iemand die in een motorboot de rivier af was gekomen. Ik kon er geen touw aan vastknopen.'
Poirot vertelde nu van het toneeltje aan de ontbijttafel, de brief en de hoofdpijn van Lady Stubbs.
'Mevrouw Oliver zei, dat Lady Stubbs bang was. Gelooft u dat ook?'
'Ja, die indruk kreeg ik ook.'
'Was ze bang voor die neef van haar? Waarom?'
Poirot haalde zijn schouders op. ik heb er geen idee van. Het enige wat ze me vertelde was, dat hij een slecht mens was. U moet weten, dat ze een beetje simpel is, niet helemaal normaal...'
'Ja, dat schijnt hier de algemene opvatting te zijn. Zei ze niet waarom ze bang was voor die De Sousa?'
'Nee.'
'Maar kreeg u wel de indruk dat haar angst echt was?'
'Als die het niet was, is ze een bijzonder goede actrice,' zei Poirot droog.
ik begin allerlei gekke ideeen over deze zaak te krijgen,' zei Bland. Hij stond op en begon onrustig heen en weer te lopen. 'Dat is de schuld van die verwenste vrouw, denk ik.'
'Van mevrouw Oliver?'
'Ja, zij heeft die melodramatische ideeen in mijn hoofd gezet.'
'En denkt u dat ze waar kunnen zijn?'
'Natuurlijk niet allemaal, maar een paar ervan zijn misschien niet zo gek als ze lijken. Het hangt er allemaal vanaf...' Hij hield op toen de deur openging en Hoskins weer binnenkwam.
'De dame is nergens te vinden, meneer,' zei hij. 'Ze is nergens hier in de buurt.'
'Dat wist ik al,' zei Bland prikkelbaar, ik zei je, dat je haar moest vinden.'
'Brigadier Farrell en agent Lorimer zoeken het hele terrein af, meneer.' zei Hoskins. 'Ze is niet in het huis,' voegde hij eraan toe.
informeer bij de man die bij het hek de entreekaarten inneemt of ze het terrein heeft verlaten, te voet of per auto.'
'Ja, meneer.'
Hoskins vertrok.
'En zie erachter te komen wanneer en waar ze het laatst
is gezien,' riep Bland hem na.
'Dus uw brein werkt langs die lijnen,' zei Poirot.
'Het werkt nog helemaal niet,' zei Bland, 'maar het is nu pas tot me doorgedrongen dat een dame die hier op het terrein hoort te zijn er niet is. En ik wil weten waarom niet. Vertel me eens wat meer over die... hoe heet hij ook weer... die De Sousa.'
Poirot beschreef zijn ontmoeting met de jongeman die het pad van de kade was opgekomen.
'Hij zal waarschijnlijk nog wel hier op het feestterrein zijn,' zei hij. 'Zal ik Sir George gaan zeggen dat u hem wenst te spreken?'
'Nog niet dadelijk,' zei Bland. ik zou graag eerst nog wat meer willen weten. Wanneer heeft u Lady Stubbs het laatst gezien?'
Poirot dacht terug. Het kostte hem moeite het zich precies te herinneren. Hij zag vaag weer een lange gedaante in een cyclaamkleurig toilet en met een grote, zwarte hoed op over het grasveld lopen, pratend met de mensen en nu hier, dan daar opduikend; hij had nu en dan haar vreemde, luide lachje gehoord, dat opviel tussen al die andere verwarde geluiden.
ik denk dat het kort voor vieren moet zijn geweest,' zei hij weifelend.
'En waar was ze toen en met wie?'
'Ze stond tussen een groepje mensen dichtbij het huis.'
'Stond ze daar ook toen De Sousa arriveerde?'
'Dat herinner ik me niet. Ik denk het niet, ik heb haar althans niet gezien. Sir George zei tegen De Sousa, dat zijn vrouw ergens op het terrein moest zijn. Hij scheen er verbaasd over, dat ze de verkleedpartij van de kinderen niet aan het beoordelen was, zoals was afgesproken.'
'Hoe laat is De Sousa aangekomen?'
'Dat zal zowat half vijf zijn geweest, denk ik. Ik heb niet op mijn horloge gekeken, dus precies kan ik het niet zeggen.'
'En was Lady Stubbs verdwenen voor hij kwam?'
'Dat schijnt zo.'
'Misschien is ze weggelopen om hem niet te hoeven zien,' veronderstelde de inspecteur.
'Dat is mogelijk,' gaf Poirot toe.
'Ze kan niet ver weg zijn,' zei Bland. 'We moeten haar makkelijk kunnen vinden en dan...' Hij zweeg.
'En als u haar niet vindt?' vroeg Poirot met een eigenaardige intonatie in zijn stem.
'Dat is onzin,' zei de inspecteur heftig. 'Waarom? Wat denkt u dat er met haar gebeurd kan zijn?'
Poirot haalde zijn schouders op.
'Ja, wat? Wie zal het zeggen. We weten alleen dat ze verdwenen is.'
'Dat klinkt al heel tragisch, monsieur Poirot.'
'Misschien is het ook tragisch.
'We onderzoeken de moord op Mariene Tucker,' zei de inspecteur streng.
'Klaarblijkelijk. Maar waarom dan die belangstelling voor De Sousa? Denkt u dat die Mariene Tucker vermoord heeft?'
Inspecteur Bland antwoordde: 'Het is die vrouw.'
Poirot glimlachte even. 'Bedoelt u mevrouw Oliver?'
'Ja. Ziet u, monsieur Poirot, de moord op Mariene Tucker raakt kant noch wal. Die is volkomen onlogisch. Een onbeduidend, nogal achterlijk kind wordt gewurgd aangetroffen en er is geen spoor van enig mogelijk motief.'
'En mevrouw Oliver heeft u een motief genoemd?'
'Een motief? Minstens een dozijn! Ze opperde onder andere, dat Mariene op de hoogte kan zijn geweest van het geheime liefdeleven van iemand of dat Mariene heeft gezien hoe iemand vermoord werd of dat ze wist waar een schat begraven lag, of dat ze uit het raam van het botenhuis kon
hebben gezien dat De Sousa in zijn boot iets uitspookte toen hij op de rivier was.'
'En geen van die theorieen trekt u aan, mon cher?
ik weet het niet. Maar ik moet er steeds aan denken. Luister, monsieur Poirot. Denk eens goed na. Heeft u een indruk gekregen uit hetgeen Lady Stubbs vanmorgen zei, over de reden van de angst voor haar neef? Wist hij misschien iets van haar en wilde ze niet dat haar man dat te weten kwam, of was het alleen de persoonlijke angst voor de man zelf?'
Poirot aarzelde geen ogenblik met zijn antwoord, ik zou zeggen, dat het een persoonlijke angst was voor de man zelf.'
'Hm,' zei inspecteur Bland, 'enfin, ik zal eerst maar eens met die jongeman praten als hij nog hier is.'