Hoofdstuk 6
Er werd vroeg geluncht, een vluchtige maaltijd met alleen koude
schotels. Om half drie zou een minder bekende filmster het feest
openen. Het weer, dat eerst met regen had gedreigd, begon op te
knappen. Om drie uur was het feest in volle gang. Massa's mensen
betaalden de entreeprijs van twee shilling en de auto's stonden in
lange rijen in de oprijlaan. Gasten uit de jeugdherberg arriveerden
in luid in vreemde talen converserende groepjes. Zoals mevrouw
Masterton voorspeld had, was Lady Stubbs even voor half drie uit
haar slaapkamer gekomen, gekleed in een cyclaam-kleurig toilet met
een enorme koeliehoed van zwart stro op haar hoofd. Ze droeg een
overvloed aan diamanten.
Juffrouw Brewis mompelde sarcastisch: 'Ze schijnt te denken dat het
hier de voor het koningshuis gereserveerde ruimte in Ascot is.'
Maar Poirot maakte haar ernstig zijn compliment. 'U hebt een mooie
creatie aan, madame.'
'Ja, lief, vindt u niet?' zei Hattie gelukkig. 'Ik heb die jurk in
Ascot gedragen.'
De filmster was nu gearriveerd en Hattie ging haar begroeten.
Poirot hield zich verder op de achtergrond en dwaalde een beetje
mistroostig rond. Alles scheen op de normale manier te marcheren,
zoals bij dergelijke feesten gebruikelijk is. Er was een werptent,
waar Sir George op zijn meest joviale manier het toezicht op hield,
een kegelbaan en een werpspel met ringen. Er waren verscheidene
kraampjes met vruchten, groenten, jams en gebak en andere met
'fantasie-voorwerpen. Er werden cakes en manden fruit verloot en
naar het scheen zelfs een varken, en er was een grabbelton
voor kinderen, tegen twee penny's per keer.
Het was nu flink vol; Poirot zag geen spoor van mevrouw Oliver,
maar hij zag wel Lady Stubbs' roze gestalte telkens tussen de
menigte opduiken, vaag rondwandelend. Het middelpunt van de
aandacht scheen echter mevrouw Folliat te zijn. Ze had een hele
gedaanteverwisseling ondergaan en droeg nu een blauwe foulardzijden
jurk en een chique grijze hoed. Ze scheen de leiding te hebben,
begroette de nieuw aangekomenen en wees de mensen de weg naar de
verschillende attracties.
Poirot slenterde naderbij en luisterde naar enkele gesprekken.
'Amy, lieve, hoe maak je het?'
'O, Pamela, wat aardig dat jij en Edward gekomen zijn. Zo'n eind,
helemaal van Tiverton.'
'Het weer is goed gebleven. Weet je nog dat jaar voor de oorlog
toen er om vier uur zo'n wolkbreuk kwam en de hele boel bedorven
werd?'
'Het is dit jaar een prachtige zomer, Dorothy. Ik heb je in geen
eeuwen gezien.'
'We hadden het gevoel dat we hierheen moesten gaan en Nasse in
volle glorie zien. Ik zie, dat je de berberis langs de berm weg
hebt laten halen?'
'Ja, nu komen de hydrangea's beter uit, vind je ook niet?'
'Ze zijn schitterend. Wat een kleur blauw! Je hebt gewoon wonderen
verricht dit laatste jaar. Nasse begint werkelijk weer op zichzelf
te lijken.'
Dorothy's echtgenoot zei met zijn diepe stem: ik ben hier eens in
de oorlog geweest om de commandant te spreken. Het was
hartverscheurend.'
Mevrouw Folliat keerde zich om teneinde een meer nederige
bezoekster te begroeten.
'Dag mevrouw Knapper, prettig u te zien. Is dat Lucy? Wat is ze
groot geworden.'
'Ze komt het volgend jaar van school. Blij dat u er zo goed
uitziet, mevrouw.'
'Ik maak het uitstekend. Je moet je geluk eens gaan proberen in de
werptent, Lucy. Ik zie u straks wel in de theetent, mevrouw
Knapper. Ik help daar met theeschenken.'
Een oudere man, klaarblijkelijk meneer Knapper, zei eerbiedig: 'Het
is prettig dat u weer terug bent op Nasse, mevrouw. Het lijkt weer
op de goeie oude tijd.'
Mevrouw Folliats antwoord ging verloren doordat twee vrouwen en een
dikke grote man op haar toesnelden.
'Amy, lieve, wat is dat lang geleden. Het lijkt een reusachtig
succes te worden. Vertel me toch eens wat je met je rozentuin hebt
gedaan. Muriel vertelde me, datje die helemaal anders hebt
aangelegd met allerlei nieuwe soorten.'
De dikke man vroeg: 'Waar is Marylin Gale...?'
'Reggie verlangt ontzettend om kennis met haar te maken. Hij heeft
haar laatste film gezien.'
'Is ze dat, daar, met die grote hoed? Verdraaid, dat is niet
mis.'
'Doe niet zo dom, lieveling, dat is Hattie Stubbs. Amy, je moest
haar werkelijk niet zo als een mannequin laten rondlopen.'
'Amy!' Een andere vriendin vroeg haar aandacht. 'Dit is Roger, de
zoon van Edward. Wat heerlijk, lieve, om je weer terug te hebben op
Nasse.'
Poirot liep langzaam weg en waagde verstrooid een shilling voor een
lot dat hem kans gaf op het varken.
Hij hoorde nog steeds het 'Aardig dat u gekomen bent' achter zich.
Hij vroeg zich af of mevrouw Folliat wel besefte hoe volmaakt ze de
rol van gastvrouw op zich had genomen, of dat ze dit volkomen
onbewust deed. Ze was zeer beslist deze middag mevrouw Folliat van
Nasse House.
Hij stond nu bij de tent met het opschrift Madame Zuleika zal u de
toekomst voorspellen voor 2 shilling. Men was juist begonnen met
thee te schenken en er stond geen lange rij meer voor de
waarzegster. Poirot bukte zich, ging de tent binnen en betaalde
bereidwillig zijn twee shilling voor het voorrecht om in een
makkelijke stoel neer te vallen en zijn pijnlijke voeten wat rust
te gunnen.
Madame Zuleika was gehuld in een wijd geplooid gewaad, een met
gouddraad doorweven sjaal om het hoofd en een sluier voor de
onderste helft van haar gezicht waardoor haar opmerkingen een
beetje onduidelijk klonken. Een gouden armband met gelukshangertjes
rinkelde toen ze Poirots hand nam en daaruit zijn toekomst
voorspelde, die financieel gunstig zou zijn, waarin hij succes zou
hebben bij een donkere schoonheid en op een wonderbaarlijke manier
zou ontsnappen aan een ongeluk.
'Het is allemaal bijzonder prettig wat u me vertelt, madame Legge.
Ik wou alleen maar dat het ook uitkwam.'
'O,' riep Sally, 'hebt u me herkend?'
ik was van te voren ingelicht. Mevrouw Oliver heeft me verteld, dat
u eerst het slachtoffer zou zijn, maar dat ze u voor het "occulte"
had bestemd.'
ik wou dat ik het lijk was,' zei Sally. 'Veel rustiger. Het is
allemaal de schuld van Jim Warburton. Is het al vier uur? Ik
verlang naar thee. Ik ben om half vijf vrij.'
'Nog tien minuten,' zei Poirot op zijn ouderwetse horloge kijkend.
'Zal ik een kop thee voor u halen?'
'Nee, nee, ik moet er even uit, deze tent is zo benauwd. Wachten er
nog veel mensen?'
'Nee, ik geloof dat ze nu allemaal in de rij staan voor de
thee.'
'Prachtig.'
Poirot verliet de tent en werd onmiddellijk aangeklampt door een
vastberaden vrouw, die hem zes penny's liet betalen om naar het
gewicht van een cake te mogen raden.
Een dikke, moederlijke dame, die bij het ringenspel geposteerd was,
haalde hem over zijn geluk te beproeven en zeer tot zijn
verlegenheid won hij bij de eerste worp een grote pop. Terwijl hij
er nogal schaapachtig mee verder liep, kwam hij Michael Weyman
tegen, die somber aan het eind van een pad stond neer te kijken op
de kade.
'U schijnt u te amuseren, monsieur Poirot,' zei hij
sarcastisch.
Poirot bekeek zijn prijs. 'Afschuwelijk, is 't niet?' zei hij
triest.
Een klein kind dichtbij barstte plotseling in tranen uit. Poirot
bukte zich haastig en duwde de pop in de armen van het kind. '
Voila, dat is voor jou.'
Het gehuil hield plotseling op.
'Nee maar, Violet, is dat geen aardige meneer? Zeg dan netjes
dankuwel.'
'Gekostumeerde kinderen,' riep kapitein Warburton door de
luidspreker. 'De eerste groep van drie tot vijf jaar. In de rij,
alstublieft.'
Poirot liep naar het huis en kwam in botsing met een jongeman die
een paar stappen achteruit deed om beter te kunnen mikken met een
kokosnoot. De jongeman keek nijdig en Poirot verontschuldigde zich
werktuiglijk, terwijl zijn oog geboeid werd door het bonte patroon
van het hemd van de jonge knaap. Hij herkende het als het soort
hemd dat Sir George beschreven had. Er kwamen alle soorten
schildpadden en zeemonsters op voor.
Poirot moest even met zijn ogen knipperen en werd aangesproken door
het Hollandse meisje dat hij de vorige dag een lift had
gegeven.
'U bent dus ook op het feest gekomen?' vroeg hij. 'En uw
vriendin?'
'O ja, zij komt ook vanmiddag. Ik heb haar nog niet gezien, maar we
zullen weggaan samen met de bus die vertrekt van het hek om kwart
over vijf. We gaan naar Torquay en daar stap ik over op een andere
bus naar Plymouth. Dat is makkelijk.'
Dat verklaarde wat Poirot eerst verbaasd had; dat ze transpireerde
onder het gewicht van een rugzak.
Hij zei: ik heb uw vriendin vanmorgen gezien.'
'O ja, Else, een Duits meisje was met haar en zij vertellen mij,
dat zij hadden getracht te komen door de bossen naar de rivier en
de kade. En de heer van dit huis was erg boos en stuurde ze
terug.'
En haar hoofd omwendend naar de plek waar Sir George bij de werp
tent de gasten aanmoedigde voegde ze eraan toe: 'Maar nu,
vanmiddag, is hij heel vriendelijk.'
Poirot stond op het punt haar uit te leggen, dat er een heel
verschil bestond tussen jonge vrouwen die op verboden terrein
liepen, en dezelfde jonge vrouwen als ze twee shilling entree
betaalden en het recht verkregen de bekoorlijkheden van Nasse House
en zijn omgeving te bewonderen. Maar kapitein Warburton en zijn
luidspreker kwamen op hem af. De kapitein zag er warm en
geirriteerd uit.
'Hebt u Lady Stubbs ook gezien, monsieur Poirot? Heeft iemand Lady
Stubbs gezien? Ze moet prijzen toekennen bij die
verkleedgeschiedenis en ik kan haar nergens vinden.'
ik heb haar... laat eens kijken... zowat een halfuur geleden
gezien. Maar daarna heb ik me laten waarzeggen.'
'He, waar kan die vrouw nu gebleven zijn?' zei Warburton nijdig.
'De kinderen wachten en we zijn toch al achter met ons
programma.'
Hij keek rond. 'Waar is Amanda Brewis?' Ook juffrouw Brewis was
nergens te bekennen.
'Het is verdraaid vervelend,' zei Warburton. 'Je moet toch een
beetje medewerking hebben als je zo'n fuif wilt organiseren. Waar
kan Hattie zijn? Misschien is ze naar binnen gegaan.' Hij stapte
haastig weg.
Poirot baande zich een weg naar de met touwen afgezette ruimte waar
in een grote open tent de thee werd geschonken. Maar er stond een
hele rij te wachten en hij besloot er niet naar binnen te gaan.
Hij bekeek de kraampjes, werd bijna door een vastberaden oude dame
overgehaald een plastic boordenknoop-doosje te kopen en wandelde
tenslotte langs de buitenkant rond, vanwaar hij de bedrijvigheid op
veilige afstand kon gadeslaan.
Hij vroeg zich af waar mevrouw Oliver kon zijn.
Hij hoorde voetstappen achter zich en keek om. Een jongeman kwam
het pad van de kade oplopen, een zeer donkere jongeman,
onberispelijk gekleed in zeilkostuum. Hij bleef wat verbijsterd
staan toen hij het schouwspel voor zich zag.
Toen zei hij aarzelend tegen Poirot: 'Neem me niet kwalijk, is dit
het huis van Sir George Stubbs?'
'Inderdaad.' Poirot zweeg even en vroeg toen: 'Bent u soms de neef
van Lady Stubbs?'
'Ik ben Etienne de Sousa...'
'Mijn naam is Hercule Poirot.'
Ze bogen voor elkaar. Poirot legde de ander uit wat er hier gaande
was en juist toen hij dit had gedaan, kwam Sir George over het
grasveld naar hen toe.
'De Sousa? Aangenaam kennis te maken. Hattie heeft vanmorgen uw
brief gekregen. Waar is uw jacht?'
'Dat ligt in Helmmouth. Ik ben in mijn motorboot over de rivier
hierheen gekomen.'
'We moeten Hattie zien te vinden. Ze moet hier ergens zijn. U
blijft, hoop ik, bij ons dineren?'
'Heel vriendelijk van u.'
'Kunt u ook blijven logeren?'
'Dat is ook bijzonder vriendelijk van u, maar ik slaap op mijn
jacht, dat is gemakkelijker.'
'Blijft u lang hier?' 'Twee of drie dagen, denk ik, dat hangt ervan
af.' De Sousa haalde zijn elegante schouders op.
'Hattie zal erg blij zijn u te zien,' zei Sir George beleefd. 'Maar
waar is ze? Ik heb haar in geen tijden gezien.'
Hij keek wat verwonderd rond. 'Ze moet de maskeradepakjes van de
kinderen beoordelen. Ik begrijp er niets van. Excuseer me een
ogenblik, ik zal het eens aan juffrouw Brewis gaan vragen.'
Hij haastte zich weg. De Sousa keek hem na. Poirot keek naar De
Sousa.
'Hebt u uw nicht in lange tijd niet gezien?' vroeg hij.
De ander haalde de schouders op. 'Niet meer na haar vijftiende
jaar. Kort daarna werd ze naar een kloosterkostschool in Frankrijk
gestuurd. Als kind beloofde ze heel mooi te zullen worden.'
Hij keek Poirot vragend aan.
'Ze is een mooie vrouw,' zei Poirot.
'En dat is haar man? Hij lijkt wat je noemt een "goeie kerel", maar
misschien niet erg verfijnd, wel? Maar ja, het zal misschien wel
moeilijk zijn geweest een geschikte man voor Hattie te vinden.'
Poirot keek hem aan met nog steeds die beleefd vragende uitdrukking
op zijn gezicht. De ander lachte.
'O, het is geen geheim. Op haar vijftiende jaar was Hattie
geestelijk wat achter. Zwakzinnig, noemt u dat niet zo? Is dat nog
zo?'
'Het schijnt zo,' zei Poirot voorzichtig.
De Sousa zei onverschillig: 'Och, waarom zou men ook van een vrouw
verwachten dat ze intelligent is? Dat is niet nodig.'
Sir George kwam opgewonden terug. Juffrouw Brewis liep naast hem,
nogal ademloos pratend.
ik heb er geen idee van waar ze is, Sir George. Ik heb haar het
laatst bij de waarzegsterstent gezien, maar dat is minstens
twintig minuten of een half uur geleden. Ze is niet in huis.'
'Kan ze niet zijn gaan kijken hoe ze opschieten met mevrouw Olivers
Jacht op de Moordenaar?'
Sir Georges gezicht klaarde op.
'Dat is mogelijk. Ik kan hier op het ogenblik niet weg, ik heb
dienst. En Amanda hier heeft ook haar handen vol. Zou u eens willen
rondkijken, monsieur Poirot? U kent de weg.'
Die kende Poirot niet, maar op zijn verzoek gaf juffrouw Brewis hem
enkele aanwijzingen. Juffrouw Brewis nam De Sousa onder haar hoede
en Poirot begaf zich op weg, als een toverformule steeds in
zichzelf mompelend: Tennisveld, cameliatuin, de Folly, moestuin,
botenhuis...'
Toen hij langs de werptent kwam zag hij geamuseerd, dat Sir George
juist met een minzame glimlach houten ballen aanbood aan dezelfde
jonge Italiaanse die hij die morgen had weggejaagd, en die nu
klaarblijkelijk verbijsterd was over zijn veranderde houding.
Hij begaf zich naar het tennisveld. Maar daar was niemand, behalve
een oude heer met een militair voorkomen, die, met zijn hoed over
zijn ogen, vast in slaap was gevallen in een tuinstoel. Poirot
keerde op zijn schreden terug naar het huis en daalde af naar de
cameliatuin.
Daar vond hij mevrouw Oliver in peinzende houding en in al haar
paarse pracht gezeten in een tuinstoel. Ze verzocht hem naast haar
te komen zitten.
'Dit is pas de tweede aanwijzing,' fluisterde ze. 'Ik geloof, dat
ik het te moeilijk heb gemaakt. Niemand is nog hier geweest.'
Op dat moment kwam een jongeman in shorts en met een uitstekende
adamsappel de tuin binnen. Hij snelde met een uitroep van
voldoening op een boom toe en kondigde opgetogen aan, dat hij de
volgende aanwijzing gevonden had. Toen hij langs hen heen liep
voelde hij zich gedwongen zijn voldoening uit te spreken.
'Massa's mensen weten niets af van kurkbomen,' zei hij
vertrouwelijk. 'Die eerste aanwijzing was een heel slimme foto,
maar ik zag wat het was: een deel van het tennisnet. En daar lag
een leeg vergifflesje en een kurk. De meesten zouden nu denken, dat
dat flesje de sleutel was, maar ik begreep, dat het maar een truc
was om de aandacht af te leiden. Je vindt kurkbomen zelden in dit
deel van de wereld. Ik interesseer me voor zeldzame bomen en
struiken. Waar zouden we nu naar toe moeten gaan?'
Hij tuurde peinzend in het notitieboekje dat hij bij zich had.
ik heb de volgende aanwijzing opgeschreven, maar ik snap er niets
van.' Hij keek hen onderzoekend aan. 'Doet u ook mee?'
'O nee,' zei mevrouw Oliver, 'we kijken alleen maar wat rond.'
'Hier staat... "When lovely woman stoops to folly". Het komt me
voor of ik dat al eens eerder ergens heb gehoord.'
'Het is een heel bekend citaat,' zei Poirot.
'Een Folly kan ook een gebouwtje zijn,' zei mevrouw Oliver
behulpzaam. 'Wit met pilaren,' voegde ze eraan toe.
'Dat is een idee. Wel bedankt. Ze zeggen, dat mevrouw Ariadne
Oliver zelf hier ergens is. Ik zou graag haar handtekening willen
hebben. Hebt u haar soms gezien?'
'Nee,' zei mevrouw Oliver beslist.
Ik zou haar graag leren kennen, ze schrijft verdraaid goeie
verhalen.' Hij liet zijn stem dalen. 'Maar ze zeggen dat ze drinkt
als een spons.'
Hij haastte zich weg en mevrouw Oliver zei verontwaardigd: 'Nee,
maar, dat is kras, terwijl ik alleen maar limonade drink!'
'Bent u daareven niet buiten uw boekje gegaan door
die jongeman op weg te helpen naar de volgende
aanwijzing?'
'In aanmerking genomen, dat hij de enige is die tot zover is
gekomen vond ik, dat ik hem wel wat mocht aanmoedigen.'
'Maar u wilde hem toch niet uw handtekening geven.'
'Dat is wat anders,' zei mevrouw Oliver. 'St! daar komen meer
mensen aan.'
Maar het waren geen spoorzoekers. Het waren twee vrouwen, die, na
voor hun toelating betaald te hebben, ook vastbesloten waren waar
voor hun geld te krijgen door het hele terrein grondig te
bekijken.
Ze waren warm en onvoldaan. 'Je zou denken dat ze hier mooie
bloemperken zouden hebben,' zei de een tegen de ander, 'maar niets
dan bomen en nog eens bomen. Helemaal niet wat ik een tuin
noem.'
Mevrouw Oliver knikte tegen Poirot en ze slipten voorzichtig
weg.
'Stel je voor, dat niemand mijn lijk vindt!' zei mevrouw Oliver
verontrust.
'Geduld, madame, en moed!' zei Poirot. 'De middag begint pas.'
'Dat is zo,' zei mevrouw Oliver opgemonterd. 'En na half vijf wordt
de toegangsprijs tot de helft verlaagd, dus dan zullen er
waarschijnlijk nog massa's mensen komen. Laten we eens gaan kijken
hoe dat kind Mariene het maakt. Ik vertrouw dat meisje eigenlijk
niet goed. Geen greintje verantwoordelijkheidsbesef. Ik acht haar
best in staat om er stilletjes tussen uit te knijpen en thee te
gaan drinken, in plaats van een lijk te blijven. U weet hoe de
mensen op hun thee gesteld zijn.'
Ze drentelden op hun gemak over het bospad en Poirot maakte een
opmerking over de aanleg van het landgoed.
ik vind het erg verwarrend hier,' zei hij. 'Zoveel paden en je weet
nooit waar ze heen voeren. En overal bomen.'
'U praat net als die mopperende vrouw van daarnet.'
Ze liepen langs de Folly en daalden het pad naar de rivier af.
Beneden hen zagen ze de omtrekken van het botenhuis.
Poirot zei, dat het jammer zou zijn als de spoorzoekers bij het
botenhuis belandden en toevallig het lijk vonden.
'U bedoelt, dat dit de kortste weg zou zijn? Daar heb ik aan
gedacht. Daarom is de laatste aanwijzing een sleutel. Zonder die
sleutel kan niemand de deur open krijgen. Het is een Yale-slot. Het
kan alleen van binnenuit geopend worden.'
Een korte, steile helling voerde naar de deur van het botenhuis,
dat over de rivier gebouwd was, met een kleine werf en een
bergplaats voor boten eronder. Mevrouw Oliver haalde een sleutel
uit een zak, die tussen de purperen plooien van haar jurk verborgen
was en ontsloot de deur.
'We komen je alleen maar een beetje opvrolijken, Mariene,' zei ze
vrolijk toen ze binnenkwam.
Ze voelde een beetje zelfverwijt over haar ongerechtvaardigde
twijfel aan Marlenes loyaliteit, want Mariene, artistiek geposeerd
als 'het lijk', speelde haar rol voortreffelijk zoals ze daar op de
grond bij het raam lag.
Mariene gaf geen antwoord. Ze bleef roerloos liggen. De wind die
zachtjes door het open raam blies deed een stapel stripboekjes, die
op de tafel lag uitgespreid, ritselen.
'Het is in orde,' zei mevrouw Oliver ongeduldig, ik ben het maar
met monsieur Poirot. Niemand heeft de aanwijzing hierheen nog
gevonden.'
Poirot keek ernstig. Hij duwde mevrouw Oliver zachtjes opzij, liep
naar het meisje toe en boog zich over haar heen. Hij slaakte een
onderdrukte kreet en keek op naar mevrouw Oliver.
'Wat u verwacht hebt is gebeurd,' zei hij.
'U bedoelt toch niet...' mevrouw Oliver sperde haar ogen wijd open
in afschuw. Ze greep de leuning van een der rieten stoelen en liet
zich er in neervallen. 'Bedoelt u... bedoelt u... dat ze dood
is?'
Poirot knikte. 'Ja,' zei hij, 'ze is dood. Maar nog niet erg
lang.'
'Maar hoe...?'
Hij tilde een punt op van de bonte sjaal die om het hoofd van het
meisje was gewonden, zodat mevrouw Oliver het eind van de waslijn
kon zien.
'Net als mijn moord,' zei mevrouw Oliver met onvaste stem. 'Maar
wie? En waarom?'
'Dat is de grote vraag,' zei Poirot.
Hij zei er maar niet bij, dat dat ook haar vragen waren geweest. En
dat de antwoorden erop niet haar antwoorden konden zijn, daar het
slachtoffer niet de Joegoslavische eerste vrouw van een
atoomgeleerde was, maar Mariene Tucker, een veertienjarig
dorpsmeisje dat, voorzover bekend, geen enkele vijand op de wereld
had.