10
De Cock blikte om zich heen. ‘Het lijk is al weg, zie ik.’
Vledder knikte. ‘Naar het mortuarium van Westgaarde. Je moet de hartelijke groeten van dokter Den Koninghe hebben. Het verbaasde hem dat je er niet was.’
De Cock glimlachte. ‘Heeft hij nog iets over het tijdstip van overlijden gezegd?’
‘Hij vond de temperatuur van het lichaam nog vrij hoog en schatte dat ze niet langer dan ongeveer een uur of twee dood was.’
‘Heb je nog papieren gevonden?’
Vledder wees naar een nietig dressoirtje van notenhout. ‘Paspoort, verzekeringspapieren, chequeboek. . alles ten name van Jeanette van Zelhem.’
De Cock knikte. ‘Dat klopt dan wel. Was er nog geld in huis?’
Vledder wees opnieuw naar het dressoirtje. ‘In de bovenste lade lag ruim vijfhonderd gulden aan contanten.’
‘Sporen van braak?’
Vledder schudde zijn hoofd. ‘Er is ook niets doorzocht. Ik heb het slot van die groene buitendeur bekeken. Er zit geen krasje op. Nog puntgaaf. Volgens mij moet ze haar moordenaar zelf hebben binnengelaten.’
De Cock wreef nadenkend over zijn kin. ‘Of hij was in het bezit van een sleutel.’ De oude rechercheur gebaarde achter zich. ‘Toen ik naar de woning van de conciërge ging, ben ik binnendoor gegaan. Vanuit dit souterrain kom je aan de achterzijde ongehinderd in de hierboven gelegen ruimten. De gang hier eindigt in een wenteltrap naar boven.’
Vledder fronste zijn wenkbrauwen. ‘Maar dat betekent ook dat men vanuit die andere ruimten ongehinderd in dit souterrain kan komen.’ Hij zweeg even. ‘Wat is hierboven?’
‘Kantoren en de woning van de conciërge.’
‘Dus iemand die een sleutel van het kantoor heeft, kan hier ook zo binnenstappen.’
De Cock knikte. ‘En volgens de vrouw van de conciërge had Jeanette van Zelhem omgang met ene Robert Maasveld. . een jongeman, die hierboven op kantoor werkt.’
Vledder floot tussen zijn tanden. ‘Die moet dan een verrekt goed alibi hebben.’
De Cock reageerde niet. ‘Vingerafdrukken?’ vroeg hij.
Vledder grinnikte. ‘Ben Kreuger liep zwaar te mopperen. Het wemelt hier van de vingertjes en de greepjes, zei hij. Hij is ook met een koffer vol materiaal vertrokken.’
De Cock dacht na. ‘De vrouw van de conciërge had voor die Jeanette van Zelhem geen goed woord over. Ze noemde haar een fladderaarster, een hupsakee-madam.’
‘Waarom?’
‘Volgens de vrouw van de conciërge kwamen hier nogal wat mannen over de vloer. . min of meer kortstondige minnaars. Als al die kerels hier hun vingerafdrukken hebben achtergelaten en Ben Kreuger kan ze identificeren, dan staat ons nog wat te wachten.’
‘Je bedoelt dat we, als we niet gauw een dader vinden, al die kerels moeten opzoeken en verhoren?’
‘Er zit niet veel anders op.’ De Cock keek zijn jonge collega vol in zijn gezicht. ‘En weet je wie hier ook regelmatig kwam, met wie Jeanette van Zelhem nog een tijdje heeft samengewoond?’
‘Nou?’
‘Justus van Haemstede.’
De mond van Vledder viel half open. ‘Justus van Haemstede?’ herhaalde hij geschokt.
‘Ja.’
‘Dat. . eh, dat is verdacht. . puur verdacht.’
De Cock klemde zijn lippen op elkaar. Zijn brede kin kwam iets naar voren.
‘Je hebt gelijk,’ sprak hij vlak. ‘Vrouwen in de buurt van Justus van Haemstede schijnen een snelle dood te sterven.’
Toen De Cock de volgende morgen, veel te laat, de grote recherchekamer binnenstapte, trof hij Vledder achter zijn elektronische schrijfmachine. Zijn rappe vingers dansten over de toetsen.
Met zijn hoedje nog op en zijn regenjas aan, liep De Cock op hem toe. Zijn jonge collega, zo vond hij, zag er slecht uit. Zijn
gezicht zag vaal en zijn ogen waren roodomrand.
‘Heb je vannacht niet geslapen?’
Vledder liet zijn vingers rusten en keek naar hem op. ‘Wat zeg je?’ vroeg hij verward.
‘Of je vannacht niet hebt geslapen?’
De jonge rechercheur schudde zijn hoofd. ‘Ik ging om drie uur naar bed en om zes uur sliep ik nog niet. Toen ben ik er maar uitgegaan. Ik had geen zin om langer te liggen woelen.’
De Cock nam zijn hoedje af en slingerde het naar de kapstok. ‘Je moet in dit beroep goed slapen,’ sprak hij bezorgd, ‘anders ga je er aan kapot.’
Vledder zuchtte. ‘Kan jij zomaar alles van je afzetten? Als ik in bed lig, blijven de zaken bij mij spoken.’ Hij leunde op zijn schrijfmachine. ‘We hebben nu twee moorden op jonge vrouwen. . bijna op identieke wijze gepleegd. . een mes tussen hun schouderbladen. . maar ik zie geen enkel verband. Wat hebben die twee vrouwen met elkaar gemeen? Annelies van Haemstede, ziek, verslaafd en lichamelijk verzwakt, en Jeanette van Zelhem, frivool, bruisend, met een weelde aan mannenrelaties.’
De Cock keek hem fronsend aan. ‘Dat frivool en bruisend concludeer je uit die weelde aan mannenrelaties?’
Vledder knikte. ‘Dat is toch een redelijke conclusie?’
De Cock antwoordde niet. ‘En over dergelijke dingen lig jij ’s nachts in je bed na te denken?’
‘Ja, jij niet?’
‘Overdag probeer ik na te denken, maar ’s nachts in bed slaap ik. Daar dient zo’n bed gewoonlijk ook voor.’ Hij grinnikte om een ondeugende gedachte, die even bij hem opkwam. ‘Hoe laat is de sectie?’
‘Om halfelf. Ik moet zo weg.’
‘Denk je weer om het mes?’
‘Ja.’
Met zijn regenjas nog aan liet De Cock zich in zijn stoel achter zijn bureau zakken. ‘Nog geen berichten over de ontvluchte Marinus van de Heuvel?’
Vledder schudde zijn hoofd. ‘Hij is nog niet binnen. Ik heb vanmorgen wel een telefoontje gehad van Ben Kreuger.’
‘En?’
‘De vingerafdrukken, op het heft van het mes in de rug van Annelies van Haemstede, zijn van hem.’
‘Marinus van de Heuvel?’
‘Zonder twijfel.’
Er werd weifelend op de deur van de recherchekamer geklopt. Hoorbaar geïrriteerd riep Vledder: ‘Binnen!’
De deur ging langzaam open en in de deuropening verscheen een lange blonde jongeman. De Cock schatte hem op achter in de twintig. Hij was keurig gekleed in een stijf donkerblauw kostuum met vest. Over zijn rechteronderarm hing een beige regenjas. Met verende tred kwam hij naderbij. Naast het bureau van De Cock bleef hij staan en boog licht voorover.
‘Hebt u even tijd voor mij,’ sprak hij zacht. ‘Ik wilde met u praten.’
De Cock veinsde verbazing. ‘Met mij?’
De jongeman reageerde verrast.
‘U. . eh, u bent toch rechercheur De Cock?’
De grijze speurder knikte. ‘De Cock. . met ceeooceekaa,’ sprak hij ernstig. Hij wuifde naar de stoel naast zijn bureau. ‘Gaat u zitten. Waarmee kan ik u van dienst zijn?’
De jongeman nam plaats, trok de pijpen van zijn pantalon iets op en drapeerde zijn beige regenjas over zijn knieën. Pas daarna richtte hij zich tot de oude rechercheur. ‘De vrouw van de conciërge heeft mij vanmorgen verteld van dat verschrikkelijke. .’
De Cock onderbrak hem. ‘U bent Robert Maasveld?’
De jongeman kwam als gestoken overeind. ‘Dat is. . eh, dat is dom,’ stamelde hij. ‘Onvergeeflijk. Een nalatigheid. Ik had mij eerst aan u moeten voorstellen. Inderdaad, ik ben Robert Maasveld.’ Hij nam weer plaats en trok opnieuw aan de vouw zijn broekspijpen op. ‘Maria. . de vrouw van de conciërge. . heeft over mij gesproken?’
De Cock knikte traag. ‘U was een nette verschijning, een vriendelijke jongeman van kantoor, altijd keurig in het pak, die, en dat was zonde, de laatste tijd omgang had met. . eh, met de zo gewelddadig om het leven gekomen Jeanette van Zelhem.’
‘Zei ze dat?’
De Cock knikte opnieuw. ‘Een korte samenvatting.’
Robert Maasveld liet zijn hoofd iets zakken. ‘Ik had inderdaad omgang met Jeanette.’ Hij keek op en veranderde van toon. ‘Niet tijdens kantooruren, zoals mijn chef laatst suggereerde. Ik weet mijn werk van mijn privé-leven te scheiden.’
De Cock gebaarde achteloos. ‘Het moet toch zijn opgevallen.’
Robert Maasveld reageerde heftig. ‘Dat komt door Maria. . de vrouw van de conciërge, die heeft mij ’s avonds een paar maal bij Jeanette gezien. En Maria kletst met iedereen en alles. Ze bemoeit zich op kantoor overal mee.’
‘Ook met uw omgang met Jeanette?’
Robert Maasveld knikte.
‘Dat zinde haar niet. Maria had een hekel aan Jeanette. Ze roddelde altijd over haar. En om de een of andere reden wilde ze niet dat ik met Jeanette omging. Daarom heeft ze mijn directe chef ingelicht en moest ik mij bij hem verantwoorden.’
De Cock keek hem schuins aan. ‘Over uw relatie met Jeanette?’
Robert Maasveld slikte. Zijn adamsappel wipte op en neer en er kwamen tranen in zijn ogen. ‘Op kantoor waren ze er niet zo gelukkig mee. Integendeel. Men had graag gezien dat ik mijn relatie met haar verbrak. Jeanette, zei men, had niet zo’n beste reputatie. Maar ik hield van haar.’
Vledder kwam uit zijn stoel overeind en blikte op zijn horloge. ‘Ik moet nu beslist gaan, anders kom ik te laat op de sectie.’
De Cock knikte begrijpend. ‘Doe dokter Rusteloos de groeten van me.’
‘Zal ik doen.’
De jonge rechercheur pakte zijn regenjas en verdween.
De Cock wendde zich weer tot Robert Maasveld. ‘U hield van Jeanette van Zelhem, zei u?’
‘Ja.’
‘Ondanks alles?’
Robert Maasveld keek naar hem op. Er lag een rimpel in zijn voorhoofd. ‘Wat bedoelt u daarmee?’
De Cock spreidde zijn beide handen. ‘Er werd toch gezegd dat ze niet zo’n beste reputatie had.’
Robert Maasveld liet zijn hoofd weer iets zakken. ‘Ik. . eh, ik wist dat ze naast mij nog relaties met andere mannen onderhield.’
‘Hoe?’
Robert Maasveld keek hem niet-begrijpend aan. ‘Hoe wist u dat Jeanette ook relaties met andere mannen onderhield?’
‘Dat vertelde ze. Gewoon. Jeanette deed daar nooit geheimzinnig over.’
De Cock streek langzaam met zijn pink over de rug van zijn neus.
‘Die. . eh, die relaties met andere mannen. . dat accepteerde u?’
Robert Maasveld maakte een schouderbeweging. ‘Ik. . eh, ik accepteerde Jeanette, zoals ze was.’
De Cock grijnsde met een scheve mond. ‘Compleet. . met haar legertje vrijers?’
In zijn stem trilde ongeloof.
Robert Maasveld zuchtte diep. ‘Ja. . zoals u dat noemt. . compleet met haar legertje vrijers.’
‘Nooit gevoelens van jaloezie gehad?’
‘Nee.’
‘U hebt sleutels van het kantoor?’
‘Die heb ik.’
‘U kon dus elk moment bij Jeanette binnenvallen.’
‘Inderdaad.’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Nooit de lust gevoeld om haar eens te controleren?’
Robert Maasveld huilde vrijuit. Tranen drupten op zijn beige regenjas. Heftig gebaarde hij met zijn beide handen. ‘Waarom?’ riep hij vertwijfeld. ‘Waarom zou ik dat doen? Om haar in de armen van een ander te zien liggen? Om mijzelf te pijnigen? Ik wist toch dat ze met andere kerels omging. . moest ik dat ook nog zien?’ Hij schudde lang zijn hoofd en werd iets rustiger. ‘Ik waarschuwde haar altijd. Ik raadde haar aan om vooral voorzichtig te zijn. Maar wanneer Jeanette iemand ontmoette die ze mooi, knap of interessant vond, dan kon ze het niet laten. Dan drong ze zich aan zo’n man op. . presenteerde zich als het ware.’ Hij zweeg even. ‘Ze had pas weer een nieuwe vlam, een vieze, smerige, bijna barbaarse onderwereldfiguur. Ik heb hem een keer even gezien. Een vent om bang van te worden. Maar Jeanette adoreerde hem.’
De Cock plukte nadenkend aan zijn onderlip.
‘Een onderwereldfiguur?’
Robert Maasveld knikte.
‘Ene Harry. . Harry Devoorde.’