4
De Cock leunde in zijn stoel achterover.‘Iemand belde u. . wie?’
‘Dat weet ik niet.’
‘Anoniem?’
De jongeman knikte. ‘Hij zei alleen: Annelies van Haemstede ligt vermoord in een kraakpand in de Monnikenstraat. Direct daarna brak hij af.’
‘Het was dus een man.’
‘Inderdaad: een mannenstem. . een heldere mannenstem. Hij sprak wat afgemeten en zonder duidelijk herkenbare accenten.’
De Cock boog zich weer naar voren. ‘Wanneer kreeg u dat telefoontje?’
De jongeman blikte even op zijn polshorloge. ‘Een goed uur geleden.’
‘Toen bent u onmiddellijk op pad gegaan?’
De jongeman schudde zijn hoofd. ‘Niet onmiddellijk. Ik was eerst van plan om in mijn eigen wagen te stappen, maar ik bedacht mij, omdat ik niet wist waar de Monnikenstraat was. Ik heb toen maar een taxi laten voorkomen. De chauffeur keek wel een beetje vreemd toen ik hem zei dat ik naar de Monnikenstraat wilde. Onderweg heb ik het hem uitgelegd. Hij heeft mij toen ook geholpen om in de Monnikenstraat dat kraakpand te vinden.’ De jongeman zweeg even, speelde met zijn herinnering. Zijn gezicht betrok. ‘Het was er vies en er hing een nare lucht. Op het portaal van de eerste etage ontmoette ik een magere, slordig geklede jonge vrouw, die mij het kamertje wees waar het was gebeurd en mij zei dat u de moord behandelde.’
De Cock knikte.‘Yvonne de Nijs.’
De jongeman trok zijn schouders op.‘Ze heeft zich niet aan mij voorgesteld.’
De Cock keek de jongeman onderzoekend aan. ‘Hebt u enig idee,’ vroeg hij achteloos, ‘waarom die onbekende man juist u belde?’
De jongeman knikte. ‘Ik ben Justus van Haemstede. Annelies is. . was mijn zuster.’
Het duurde even voordat De Cock de mededeling had verwerkt. Hij liet zijn grijze hoofd iets zakken en vouwde zijn handen.
‘Gecondoleerd,’ sprak hij zacht.
Justus van Haemstede reageerde niet. Hij staarde nadenkend voor zich uit.‘Waar ligt ze?’ vroeg hij na een poosje.
‘In het mortuarium op de begraafplaats Westgaarde. Morgenochtend om tien uur zal dokter Rusteloos een gerechtelijke sectie verrichten.’
Justus van Haemstede keek licht geschokt naar hem op.‘Moet dat?’
De Cock knikte traag.‘Dat is voorschrift. . en ook nuttig, voor later. . in verband met de bewijsvoering tegen de dader.’
‘Weet u al wie dat is?’
De Cock schudde zijn hoofd. ‘We hebben nog geen enkel vermoeden in welke richting wij moeten zoeken. Ik vrees dat het een moeizame geschiedenis wordt. Het wereldje van de verslaafden is nogal ondoorzichtig.’
‘Ik. . eh, ik blijf graag op de hoogte.’
De Cock knikte begrijpend. ‘Waar woont u. . zodat wij u kunnen bereiken?’ ‘Ik heb een maisonnette in het gebouw d’Witte Leeuw aan de Nieuwe Uilenburgerstraat. Dat is zo’n gerenoveerd pand.’
De Cock gebaarde naar Vledder. ‘Laat mijn collega straks uw adres noteren.’ Hij zweeg even en dacht na. ‘Wat er met uw zuster Annelies is gebeurd. . brengt u uw ouders aan de Prins Hendrikkade op de hoogte?’
Justus van Haemstede frommelde aan zijn stropdas. ‘Die. . eh, wonen daar niet meer. Mijn vader was hoogleraar hier in Amsterdam aan de Vrije Universiteit. Hij is enige maanden geleden vervroegd uitgetreden. De verslaving van Annelie en alles wat daarmee samenhing, heeft hem diep aangegrepen. . zijn gezondheid aangetast. Vader is feitelijk nooit meer geheel de oude geworden. Mijn ouders wonen nu in een kleine bungalow in Drenthe, in de buurt van Emmen.’
‘Maar ze moeten dit toch weten.’
‘Uiteraard. Ik denk dat ik straks maar de wagen pak en naar hen toe rijd.’
‘Is er,’ vroeg De Cock voorzichtig, ‘een aanwijsbare oorzaak voor de verslaving van Annelies?’
Justus van Haemstede gebaarde wat vaag in de ruimte. ‘Nadat Jean-Paul, dat is nu ruim drie jaar geleden, de verloving met haar verbrak, is het met Annelies snel bergafwaarts gegaan.’
‘Was haar verslaving de reden van de verbroken verloving?’
Justus van Haemstede trok een grimas. ‘Dat zou u Jean-Paul moeten vragen.’
‘Is die Jean-Paul inmiddels met een ander getrouwd?’
Justus van Haemstede schudde zijn hoofd. ‘Volgens mij woont Jean-Paul van Capelle nog steeds bij zijn moeder aan de Brouwersgracht. Ik moet thuis zijn adres nog wel ergens hebben liggen.’
‘Dat wil ik dan graag van u hebben. Zegt de naam Marinus van de Heuvel u iets?’
Justus van Haemstede staarde enige tijd peinzend in het niets en schudde toen zijn hoofd. ‘Nee, nee,’ sprak hij aarzelend, ‘die naam zegt mij niets.’ Ineens verhelderde zijn blik. ‘Harry Devoorde. . is die Harry Devoorde ooit gepakt?’
De Cock keek hem verrast aan.‘Wie is Harry Devoorde?’
Justus van Haemstede gebaarde heftig. ‘De man met wie Annelies een bankoverval pleegde.’
Toen Justus van Haemstede was vertrokken, trokken de beide rechercheurs de gegevens na. Het verhaal van de bankoverval riep tal van vragen op.
‘Laten we het eens samenvatten,’ sprak De Cock na bestudering van de stukken tot Vledder. ‘Ongeveer twee jaar geleden
– Annelies woonde toen nog bij haar ouders aan de Prins Hendrikkade – pleegde zij met ene Harry Devoorde een overval
op een bank aan de Pieter Calandlaan in Amsterdam. Annelies bestuurde de vluchtauto en Harry Devoorde stapte met een getrokken pistool de bank binnen. De buit was voor zo’n simpel uitgevoerde overval verrassend hoog: bijna een miljoen gulden in gemakkelijk uit te geven coupures, waarvan bovendien de nummers niet waren genoteerd. In de later teruggevonden vluchtauto werden op de achteruitkijkspiegel de vingerafdrukken van Annelies van Haemstede gevonden. Naar aanleiding van een door haar enkele maanden tevoren gepleegde diefstal, waren haar vingerafdrukken al in ons politiebestand opgenomen, zodat de identificatie van de gevonden sporen en haar arrestatie spoedig volgden.’
Vledder knikte instemmend.
‘Tijdens haar verhoor door de recherche van het politiebureau aan de Lodewijk van Deysselstraat gaf ze haar eigen aandeel in de overval toe, maar weigerde botweg de naam van haar mededader te noemen. Die naam is bij de recherche ook nooit bekend geworden. Toen Justus van Haemstede zijn zuster in het huis van bewaring bezocht, heeft ze hem, onder strikte geheimhouding, die naam genoemd: Harry Devoorde.’
De Cock snoof verachtelijk.
‘Door een of andere justitiële blunder is het nooit tot een veroordeling van Annelies van Haemstede gekomen. Al een maand na haar arrestatie is ze weer op vrije voeten gesteld. De vraag die zich opdringt, is of er na haar vrijlating weer contact is geweest.’
‘Je bedoelt, tussen haar en die Harry Devoorde?’
‘Precies.’
Vledder grijnsde. ‘En heeft ze ooit een gedeelte van die verrassend hoge buit gekregen?’
De Cock schudde zijn hoofd. ‘Dat geloof ik niet. Gezien de droevige omstandigheden waaronder Annelies van Haemstede leefde, vermoed ik dat ze er nooit een stuiver van heeft gezien.’
Vledder slikte. Met een strak gezicht staarde hij peinzend voor zich uit. Ineens verhelderde zijn blik. Met de volle vuist mepte hij op het blad van zijn bureau.
‘Dat is het,’ riep hij verheugd.
‘Wat?’
‘Het motief.’
De Cock keek hem schuins aan.‘Voor de moord op Annelies van Haemstede?’
Vledder knikte nadrukkelijk. ‘Annelies van Haemstede had tijdens haar verhoor door de recherche van de Lodewijk van Deysselstraat de naam van haar mededader, Harry Devoorde, verzwegen. Dat gaf hem de gelegenheid om in volle vrijheid van zijn buit te genieten. Maar er bestond nog altijd de mogelijkheid dat zij op een bepaald moment, eventueel vergezeld van een aantal kornuiten, een gedeelte van de buit zou komen opeisen.’ De jonge rechercheur bracht zijn wijsvinger voor zijn neus. ‘Ook bestond nog de kans dat Annelies van Haemstede op een kwade dag alsnog zou gaan praten en de recherche zou informeren over de verzwegen identiteit van haar mededader.’
De Cock keek zijn jonge collega bewonderend aan.‘Concluderend: Harry Devoorde had er alle belang bij dat Annelies van Haemstede voor eeuwig zweeg.’
‘Juist.’
Vanuit de Warmoesstraat slenterden ze op hun gemak door de Lange Niezel. Een druilerig motregentje had het vallen van de avond vervroegd. Kleurrijke lichtreclames spiegelden grillig in het natte asfalt. Het was bijna intiem druk in de smalle straat. Flarden muziek waaierden uit de cafés en bij het sekstheater stonden mannen met donkere snorren in de rij.
Ze liepen rechtdoor, over het bruggetje van de Voorburgwal naar de Korte Niezel en gingen vandaar rechtsaf de Oudezijds
Achterburgwal op. De seksbusiness floreerde. Achter vrijwel elk raam zaten schaars geklede vrouwen van velerlei fatsoenen, lonkend in diffuus, barmhartig rood licht. Ondanks de trage regen trok een leger van behoeftigen schuifelend aan hen voorbij. De Cock keek om zich heen. Het beeld was hem vertrouwd. Zo nu en dan lichtte hij in het voorbijgaan groetend zijn hoedje voor een prostituee, die hij in zijn lange loopbaan bij de recherche had leren kennen.
Bij de Monnikenstraat bleef hij een moment staan. In het midden, waar een hanglamp van de openbare verlichting het had
begeven, was een duister gat. Links, langs de gevels, schoof schichtig een junk naar zijn krot. De oude speurder vroeg zich even af of het kamertje van de dode Annelies van Haemstede alweer was bezet en liep toen verder, achter Vledder aan, die was doorgelopen. Op de hoek van de Barndesteeg schoven de beide rechercheurs door de donkerbruine, met leer afgezette gordijnen het schemerig intieme lokaaltje van vriend Smalle Lowietje binnen.
De tengere caféhouder kwam onmiddellijk achter zijn tap vandaan en liep blij verrast op De Cock toe. Zijn spits muizensmoeltje glom van diepe genegenheid.
‘Welkom, welkom,’ kirde hij. ‘Kon je de weg naar mijn etablissement nog vinden?’
De Cock grijnsde. ‘Ik ga gewoon op de lucht af.’
Smalle Lowietje liep grinnikend voor hem uit naar de bar. ‘Je bedoelt,’ sprak hij half omkijkend, ‘de geur van een verrukkelijke cognac.’
De Cock hees zich naast Vledder op een kruk. ‘Lowie, wat zou het leven nog te betekenen hebben zonder die paar schaarse zalige momenten met cognac,’ sprak hij gedragen.
De tengere caféhouder keek hem glunderend aan. ‘Jij kunt van die mooie dingen zeggen,’ reageerde hij bewonderend. ‘Zo. .eh, zo diepzinnig.’ Hij dook onder de tapkast en pakte de fles Franse cognac Napoleon, die hij speciaal voor de oude rechercheu gereserveerd hield. Met precieze routinegebaren vatte hij drie blinkende diepbolle glazen en schonk behoedzaam in. ‘Nog van de oude voorraad.’ Hij zette de fles neer, hief met zwier zijn glas en toostte: ‘Op de misdaad en De Cock.’
De grijze speurder lachte om de kreet. ‘Een twee-eenheid?’
‘Beslist.’
Grijnzend vatte De Cock zijn glas en schommelde het in de holte van zijn hand heen en weer. Voorzichtig nam hij een slok.
De warme gloed van de drank duwde de kille stijfheid uit zijn botten en spieren. Hij zette omzichtig zijn glas neer en boog
zich vertrouwelijk naar voren.
‘Ken jij ene Harry Devoorde?’
Smalle Lowietje keek hem nadenkend aan. ‘Harry Devoorde?’ herhaalde hij vragend.
‘Ja.’
‘Dat. .eh, dat is toch dat gozertje, dat op de Pieter Calandlaan een bank heeft beroofd?’
De Cock reageerde verbaasd.‘Hoe weet jij dat?’
De caféhouder keek hem verrast aan. ‘Dat. .eh, dat weet toch iedereen?’
De Cock plukte aan zijn neus en gniffelde. ‘Behalve dan de Amsterdamse recherche.’
Smalle Lowietje grijnsde. ‘Hij gaat er zelf nogal prat op.’
‘Die Harry Devoorde?’
De tengere caféhouder knikte. ‘Hij komt hier nog wel eens een enkele keer en als hij dan betaalt met een briefje van honderd, zegt hij steevast: “Kijk, Lowie, weer zo’n mooie snip van de Calandlaan.”’
De Cock glimlachte. ‘Kapsones.’
‘Wat heet.’
De oude rechercheur fronste zijn wenkbrauwen. ‘Heeft hij die beroving destijds alleen gedaan?’
Smalle Lowietje schudde zijn hoofd. ‘Met een of ander niesse.’*(* Bargoens voor meisje.)
‘Waar is dat niesse gebleven?’
De Smalle zwaaide vaag in de ruimte.
‘Weet ik veel. Ze heeft een paar maanden vastgezeten, maar ze hebben haar toch weer los moeten laten.’ Hij keek met een bezorgde blik naar De Cock op. ‘Moet jij die Harry hebben?’
‘Als jij mij vertelt waar ik hem vinden kan?’
Smalle Lowietje maakte een schouderbeweging. ‘Ik zal wat navraag moeten doen.’ Hij schoof zijn onderlip naar voren. ‘Ik zou maar voorzichtig zijn.’
‘Waarom?’
‘Dat gozertje is bloedlink. . tot alles in staat.’
De Cock keek hem onderzoekend aan. ‘Ook tot moord?’
Smalle Lowietje knikte traag. ‘Zelfs tot moord.’