3
De rechercheurs slenterden de Monnikenstraat uit en liepen rechts de Oudezijds Achterburgwal op. Het was er vrij rustig.
De Walletjes waren nog niet in vol bedrijf. Voor de meeste ramen hingen nog gordijnen. Een al bedaagd hoertje geeuwde van verveling. Via de smalle Oude Kennissteeg en de Liesdelsluis bereikten ze het Oudekerksplein.
Vledder blikte opzij.‘Hadden we dat kamertje, waar die moord werd gepleegd, niet moeten verzegelen?’
De Cock gebaarde achteloos. ‘Als een dakloze junk bemerkt dat het kamertje ongebruikt is, dan kruipt hij of zij erop. . verzegeling of geen verzegeling.’
Vledder grinnikte.‘Dit is ons nog nooit overkomen.’
‘Wat?’
‘Dat wij de dader van een moord al in de cel hadden voordat de moord was ontdekt.’
Er vielen een paar spetters. De Cock keek omhoog en zag hoe de slanke torenspits van de Oudekerk in een laag, grauw
wolkendek prikte. Hij trok de kraag van zijn regenjas op en gromde.‘Ben je daar zo zeker van?’
Vledder keek hem van terzijde verontwaardigd aan.‘Dit is toch een duidelijke zaak,’ riep hij met emotie. ‘Marinus van de Heuvel was het beu om als verslaafde voor twee te scoren. Dat wilde hij niet langer. Daar wilde hij van af.’
‘Dus stak hij haar overhoop.’
Het klonk spottend.
Vledder knikte nadrukkelijk.‘Daar had hij toch al eens mee gedreigd?’
De grijze speurder antwoordde niet. Het begon harder te regenen. Tegen zijn gewoonte in, versnelde De Cock zijn pas. Ze liepen om de Oudekerk heen en bereikten via de Enge Kerksteeg de Warmoesstraat.
Toen ze het politiebureau binnenstapten, viel de regen met bakken neer, kletterde op het dak van een Volkswagenbusje voor arrestantenvervoer. In de hal stapte De Cock naar de balie en wenkte Jan Kusters.
‘Is de dokter van de Geneeskundige Dienst al bij Marinus van de Heuvel geweest?’
De wachtcommandant knikte. ‘Een halfuurtje geleden. Hij heeft wat methadon gekregen en is nu rustig.’
‘Dan nemen we hem weer mee naar boven voor het verhoor. De jonge vrouw die in de Monnikenstraat is vermoord, was zijn vriendin.’
‘Heeft hij haar koud gemaakt?’
De Cock trok zijn schouders op.‘We zullen het hem vragen.’
De Cock bezag het smalle bleke gelaat van Marinus van de Heuvel en vroeg zich af of hij naar het gezicht van een moordenaar keek. De hypothetische vraag amuseerde hem een beetje. Hij wist uit ervaring hoe weinig moordenaars op een moordenaar leken. Zijn blik gleed naar het ruige, blonde, onverzorgde haar en zocht daarna opnieuw de lichtblauwe, diep in de kassen verzonken ogen. Ze dwaalden van hem weg.
De grijze speurder boog zich iets naar hem toe en dwong de jongeman om naar hem te kijken.
‘We hebben haar gevonden,’ sprak hij zacht.
De grove adamsappel van Marinus van de Heuvel wipte op en neer.
‘Wie?’ vroeg hij ontwijkend.
De Cock keek hem scherp aan.‘Annelies. . jouw Annelies van Haemstede. En je vurige bede is verhoord. . je hoeft nooit meer voor haar te scoren.’
Marinus van de Heuvel kauwde nerveus op zijn onderlip. ‘Ik. . eh, ik begrijp u niet.’
De Cock keek hem schuins aan. ‘Moet ik echt duidelijker zijn?’ vroeg hij met ongeloof in zijn stem.
Marinus van de Heuvel slikte.‘Ik begrijp u niet,’ herhaalde hij zwak.
De Cock spreidde zuchtend zijn beide handen.‘Wanneer is het gebeurd, Marinus?’ vroeg hij gedragen. ‘Vertel eens. . wanneer is het gebeurd? Hadden jullie weer eens ruzie?’
Marinus van de Heuvel sloeg zijn beide handen voor zijn gezicht en snikte. ‘Ik heb het niet gedaan. . echt, ik heb het niet gedaan!’
De Cock trok zijn gezicht strak.‘Je begreep mij dus best,’ sprak hij somber.
Marinus van de Heuvel nam zijn handen voor zijn gezicht weg. Hij knikte nadrukkelijk. ‘Ik begreep u. Natuurlijk begreep ik u. Maar ik heb het niet gedaan. Geloof me, ik heb het niet gedaan.’ Hij ademde diep en veegde met de mouw van zijn jack langs zijn ogen. ‘Ik kwam gisteravond laat thuis. Ik had nog een paar shotjes weten te ritselen. Die nam ik voor haar mee. Het was donker in ons kamertje, maar de pitten van het petroleumstel brandden en gaven nog een beetje licht. Toen zag ik haar liggen. . Annelies. . met een groot mes in haar rug.’ Zijn tong gleed langs zijn droge lippen. ‘Ik. . eh, ik raakte in paniek. Ik dacht dat mes daar moet weg. . dat hoort daar niet.’
De Cock keek hem fronsend aan. ‘Je hebt dat mes vastgepakt?’ vroeg hij verbijsterd.
Marinus van de Heuvel liet zijn hoofd iets hangen. ‘Ik. . eh, ik weet dat niet zo precies meer,’ sprak hij trillend. ‘Ik. . eh, ik
dacht van wel.’
De grijze speurder kneep zijn ogen even dicht en overwoog de consequenties van die daad. ‘En toen?’
Marinus van de Heuvel keek naar hem op. ‘Ik dacht. . ik moet hier weg. Ik kan hier niet blijven. Waar moet ik slapen? Naast een dode?’ Hij zuchtte. ‘Omdat ik bang was voor brand heb ik het petroleumstel uitgeblazen en ben weggegaan.’
‘Waarheen?’
‘Naar een vriend van mij.’
‘Ook een verslaafde?’
Marinus van de Heuvel schudde zijn hoofd. ‘Gewoon een vriend. . een oudere man al. Hij woont in de Staatsliedenbuurt, in de Van Boetzelaarstraat. Ik kan altijd bij hem aankloppen als ik troubles heb.’
‘Hoe heet die vriend?’
‘Emile. . Emile de Boer.’
‘Heb jij hem verteld wat jou was overkomen?’
‘Ja.’
‘En?’
Marinus van de Heuvel zuchtte opnieuw. ‘Hij zei. . hij zei: misschien komen ze er nooit achter dat jij en Annelies samen in dat kraakpand in de Monnikenstraat woonden. . dan is er voorlopig niets aan de hand.’
‘En daar vertrouwde je op?’
Marinus van de Heuvel knikte traag.‘Ik vond dat mijn vriend gelijk had. Vrijwel niemand weet wie er in zo’n kraakpand woont.’ Hij zweeg even en staarde voor zich uit. ‘Ik begreep vanmorgen al dat ik mijn mond voorbij had gepraat.’
‘Toen je de naam Annelies noemde?’
Marinus van de Heuvel kneep zijn lippen op elkaar. ‘Dat was dom,’ sprak hij berustend. ‘Ik besefte dat onmiddellijk.’ Hij maakte een schouderbeweging. ‘Ik had alleen nog de hoop dat Annelies niet zou worden gevonden voor ik werd vrijgelaten. Dan had ik nog gelegenheid om ergens onder te duiken. Daarom heb ik vanmorgen ook niets tegen u gezegd.’
De Cock keek Marinus van de Heuvel secondenlang aan. De oude rechercheur zocht naar een zwakke plek in de geestelijke wapenrusting van de jongeman, maar vond die niet. Peinzend streek hij over zijn brede kin.
‘Hoe wist je dat Annelies seropositief was?’
Marinus van de Heuvel liet zijn hoofd opnieuw zakken. ‘Van Annelies zelf. Ze had zich laten onderzoeken in het amc.* (* Academisch Medisch Centrum in Amsterdam.) Annelies had aids, maar ze wilde niet opgenomen worden.’
De neusvleugels van De Cock trilden. Hij vatte het ruige blonde haar van Marinus van de Heuvel met zijn rechterhand en trok het hoofd van de jongeman wild omhoog. ‘En jij wilde die zieke Annelies dwingen om in de prostitutie te stappen?’ Zijn stem trilde van verbijstering en woede. ‘Hoeveel mannen, dacht je, zou ze nog hebben besmet voor ze stierf?’
Marinus van de Heuvel rukte zijn haren uit de hand van De Cock. Zijn gezicht zag rood. ‘Dat moeten die hoerenkerels toch zelf weten,’ snauwde hij. ‘Ze kennen toch het gevaar. . ze weten toch welk risico ze lopen?’
De Cock liet de bruisende woede uit zijn aderen wegvloeien.
Hij realiseerde zich dat het weinig nut had om zich op te winden. ‘Je begrijpt,’ sprak hij kalm, ‘dat ik je voorlopig niet kan
vrijlaten. Ik wil weten hoeveel berovingen jij in totaal hebt gepleegd en ik wil nagaan of je mij ten aanzien van de dood van
Annelies de waarheid hebt verteld.’
Marinus van de Heuvel stak de wijs-en middelvinger van zijn rechterhand omhoog. ‘Dat zweer ik.’
De Cock zag het gebaar gelaten aan.
‘Weet je waar de ouders van Annelies wonen?’
‘Hier in Amsterdam, aan de Prins Hendrikkade, ongeveer bij de ingang van de IJtunnel.’
‘Heb je ze wel eens bezocht?’
Marinus van de Heuvel knikte vaag. ‘Ik heb wel eens bij ze aangebeld.’
‘Wanneer?’
‘Toen ik wist dat Annelies ziek was. Ik wilde vragen om hulp.’
‘En?’
Marinus van de Heuvel kneep zijn ogen even dicht. ‘Ze lieten mij voor de deur staan.’
Vledder keek De Cock vragend aan. ‘Geloof jij hem?’
De oude rechercheur streek nadenkend met zijn pink over de rug van zijn neus. ‘Ik weet niet zo goed wat ik ervan denken moet,’ sprak hij weifelend. ‘Als Marinus van de Heuvel het niet heeft gedaan, dan ziet het er toch niet best voor hem uit. Maar als onze jonge vriend het wel heeft gedaan, dan heeft hij ons een heel slim verhaal verteld.’
‘Je bedoelt, over dat vastpakken van het mes?’
‘Precies.’
Vledder trok een denkrimpel in zijn voorhoofd. ‘We weten nog niet of op dat mes inderdaad vingerafdrukken voorkomen.’
De Cock schudde zijn hoofd. ‘Wanneer is de sectie?’
‘Morgenochtend om tien uur.’
De Cock stak zijn wijsvinger op. ‘Maak Ben Kreuger er even op attent dat hij het heft van het mes nog moet inpoederen. . voordat dokter Rusteloos rigoureus aan het werk gaat. En zorg ervoor dat je het mes in handen krijgt. . dat de patholoog-anatoom het niet achteraf meeneemt. Misschien kunnen we er iets mee doen.’
Vledder grinnikte.‘Nog meer wensen?’
De Cock knikte met een ernstig gezicht.‘Trek Annelies van Haemstede eens in onze administratie na.Als ze lange tijd verslaafd was, dan zal ze wel voor een of ander feit met de politie in aanraking zijn geweest.’
Er werd op de deur van de recherchekamer geklopt en Vledder riep: ‘Binnen!’
De deur ging langzaam open en in de deuropening verscheen de gestalte van een jongeman. De Cock schatte hem op voor in de dertig. Hij droeg een lichtgele regenjas, die bijna tot zijn enkels reikte. Met trage tred kwam hij naderbij. Naast het bureau van De Cock bleef hij staan. Water drupte van zijn jas op de vloer.
De oude rechercheur keek naar hem op.‘Het regent nog steeds, zie ik.’
De jongeman negeerde de opmerking.‘U bent rechercheur De Cock?’
De grijze speurder knikte.‘Met ceeooceekaa,’ reageerde hij vrijwel automatisch. ‘Waarmee zou ik u van dienst kunnen zijn?’
De jongeman trok zijn gezicht strak. ‘U behandelt de moord op Annelies van Haemstede?’
De Cock antwoordde niet. Hij gebaarde naar de stoel naast het bureau. ‘Gaat u zitten,’ sprak hij vriendelijk.
De jongeman deed zijn lange regenjas uit, drapeerde die over de leuning van de stoel en nam plaats.
‘Men zei mij dat u de moord behandelt.’
De Cock keek hem enige tijd schattend aan. De jongeman zag er keurig verzorgd uit. Hij droeg een parelgrijze zijden stropdas onder een donkerblauw kostuum van goede snit. Vanonder zijn pantalon met een messcherpe vouw staken een paar korte zwarte laarsjes. De oude rechercheur glimlachte. ‘Wie is men?’
‘Een vrouw in dat kraakpand.’
‘In de Monnikenstraat?’
‘Ja.’
De Cock fronste zijn wenkbrauwen.‘Wat deed u daar?’
De jongeman slikte.‘Kijken of het waar was.’
‘Wat?’
De jongeman antwoordde niet direct. Hij bracht trillend zijn rechterhand naar zijn mond. ‘Dat. . eh, dat Annelies was vermoord.’
De Cock kneep zijn ogen half dicht. ‘Wie had u dat gezegd?’
De jongeman maakte een verontschuldigend gebaar.‘Iemand belde.’