15

‘Wat… eh, wat doet u hier?’
De Cock lachte wat schaapachtig. Hij pakte de mouw van zijn regenjas en wreef daarmee over de oude hoed in zijn hand. Hij scheen duidelijk met zijn figuur verlegen.
‘Ik denk dat hij mij toch is ontkomen.’
‘Wie?’
‘Die inbreker.’
Carla van Heeteren keek hem verbijsterd aan.
‘Inbreker?’
De Cock knikte heftig.
‘Inbreker,’ herhaalde hij. Met een paar schokkende bewegingen trok hij zijn stropdas recht. ‘Ik kreeg een anonieme tip dat er bij Jimmy de Munnick in Zandvoort, in zijn flat zou worden ingebroken. Er zou hier nogal wat antiek te halen zijn.’
‘Antiek?’
‘Ja, dat werd gezegd. Ik was eerst van plan om de politie in Zandvoort in te lichten, maar ik dacht… voor die luitjes in Zandvoort het allemaal begrijpen, is het misschien te laat. Daarom besloot ik om zelf maar een kijkje te gaan nemen.’
‘De buitendeur was normaal op slot.’
De Cock negeerde de opmerking.
‘Je bent op de gaanderij niemand tegengekomen?’
‘Nee.’
De grijze speurder trok een bedenkelijk gezicht. Wat schichtig blikte hij om zich heen.
‘Dan moet hij nog hier in de flat zijn.’ Hij nam zijn dienstpistool uit zijn schouderholster en vatte Carla van Heeteren bij de arm. Via de hal leidde hij haar naar de keuken. Wat onwillig liep ze mee. De Cock keek haar van opzij aan.
‘Zijn er nog meer vertrekken?’
‘De slaapkamer.’
‘Daar kom ik net vandaan.’
‘De logeerkamer.’
‘Waar is die?’
Met een door angst getekend gezicht liep Carla van Heeteren schuifelend naast hem voort. Van de keuken naar de hal en vandaar naar een kleine kamer met een eenpersoonsbed. De Cock nam de tijd. Terwijl hij het bed aan een nauwkeurige inspectie onderwierp, hoorde hij de flatdeur dichtklappen. Een zucht van verlichting ontsnapte aan zijn borst.
Carla van Heeteren keek hem verschrikt aan.
‘Daar ging hij.’
Voor de show stormde De Cock de logeerkamer uit. Halverwege de hal stopte hij.
‘Het heeft geen zin,’ sprak hij ontmoedigd. ‘Hij is weg.’
In zijn typische slenterpas waggelde hij naar de woonkamer en liet zich in een van de ongemakkelijke stoeltjes zakken. Wat mistroostig keek hij naar haar op.
‘Mis je iets?’
Carla van Heeteren trok haar fraaie schouders wat omhoog.
‘Dat kan ik zo niet zeggen. Jimmy heeft het hier altijd hartstikke vol staan.’
De Cock knikte begrijpend.
‘Ik zou Jimmy aanraden om zo gauw mogelijk inventaris op te maken en dan aangifte te gaan doen bij de gemeentepolitie in Zandvoort.’
Ze keek hem wat schuins aan.
‘Hebt u hem gezien?’
‘Wie?’
‘De inbreker?’
De Cock wreef met een pijnlijk gezicht over zijn brede kin. Even scheen hij in gedachten verzonken.
‘Ik heb hem gevoeld… voor een moment… toen glipte hij uit mijn handen. Het was pikkedonker. Ik zou met geen mogelijkheid een signalement kunnen geven.’ Hij stond van zijn stoel op en liep naar de wand, naar een prachtige spiegel in rocaillestijl. Hij nam een kam uit zijn broekzak en bracht zijn stugge haar weer in fatsoen. Daarna draaide hij zich om. Wat dreigend, met een gezicht vol vraagtekens liep hij naar haar toe.
‘Waarom… waarom was je niet in je flat in Molenwijk om zoals gebruikelijk de heer Broosschaert te ontvangen?’
‘Wanneer?’
‘Die dag dat Devoordere stierf.’
Ze zweeg. Haar blik gleed weg.
‘Waarom was je er niet?’ vroeg hij dwingend.
Carla van Heeteren slikte.
‘Ik mocht niet gaan,’ antwoordde ze hees.
De grijze speurder fronste zijn wenkbrauwen.
‘Van wie niet?’
Ze zag plotseling bleek. Haar overdadige make-up kon het niet verhullen.
De Cock pakte haar bij haar schouders en schudde haar driftig heen en weer.
‘Van wie niet?’ riep hij verbeten.
Carla van Heeteren slikte opnieuw. Haar lippen trilden.
‘Meester Schaaps… hij zei dat ik weg moest blijven.’

Vledder keek zijn oudere collega glunderend aan.
‘Ze geloofde je?’
De Cock knikte met een glimlach om zijn lippen.
‘Vooral toen ze de flatdeur hoorde dichtklappen. Dat was prachtig.’ Hij zweeg even, verwijlde in herinnering. ‘Ik had veel meer moeite met Handige Henkie. Ik mag zijn vrouw vandaag wel een bos fraaie rozen sturen om Henkie weer met de wereld… maar vooral met mij te verzoenen.’
‘Hoezo?’
De Cock maakte een mistroostig gebaartje.
‘Het feit dat wij tijdens het karwei door Carla van Heeteren werden overlopen, zat Henkie niet lekker. Hij was erg geschrokken. Henkie is een vakman, een perfectionist. Hij verweet mij onzorgvuldigheid bij de voorbereiding. Bovendien was hij van mening dat hij die kast voor niets had opengesnuffeld.’
‘Voor niets?’
‘Zo zag Henkie dat.’
Vledder keek hem onderzoekend aan.
‘Was er niets in die brandkast?’
De Cock knikte nadrukkelijk.
‘Zeker. Een bijna volledige, in ieder geval zeer gedetailleerde documentatie over een deel van de topmensen van onze maatschappij… hun liefhebberijen… hun machten en krachten… maar vooral hun zwakheden.’
Vledder snoof verachtelijk.
‘Met welwillende medewerking van Carla van Heeteren, bijeengebracht, verzameld en gebundeld door meester-chanteur Jimmy de Munnick.’
De Cock staarde voor zich uit.
‘Daar stond een kapitaal aan geheimen… voor de boulevardjournalistiek om te watertanden. Alleen al uit ethische en menslievende motieven had ik al die ordners in beslag moeten nemen.’
Vledder keek hem gespannen aan.
‘Waarom heb je het niet gedaan?’
De Cock schudde traag zijn hoofd.
‘Ik voel er weinig voor om mijn hand in een wespennest te steken. Zolang mensen als een Carla van Heeteren en een Jimmy de Munnick door een officier van justitie de hand boven het hoofd word gehouden, heb ik er geen behoefte aan om openlijk buiten mijn bevoegdheden te treden.’
De jonge rechercheur reageerde geschrokken.
‘Wat zeg je?’ riep hij ongelovig.
De grijze speurder zuchtte diep. Zijn vriendelijk plooiengezicht stond droevig.
‘Meester Schaaps, onze eigen officier van justitie heeft Carla van Heeteren de opdracht gegeven om niet naar haar afspraak met Broosschaert te gaan.’
Vledder keek hem verbijsterd aan. Zijn mond viel open.
‘Zodat Devoordere in alle rust kon worden vermoord.’

De Cock stond wat wijdbeens voor het imposante bureau van commissaris Buitendam. Op zijn gezicht lag een verbeten trek. Hij realiseerde zich dat het de eerste keer in zijn lange politieloopbaan was, dat hij in een dergelijke conflictsituatie was geraakt. Het gaf hem een treurig gevoel.
‘Over mijn onderzoek met betrekking tot de beide moorden in de flat in Molenwijk,’ begon hij met schorre stem, ‘heb ik besloten geen processen-verbaal en rapporten meer in te leveren.’
De commissaris keek hem verwonderd aan.
‘Waarom niet, De Cock?’
Zijn stem had een vriendelijke klank.
De grijze speurder beet op zijn onderlip.
‘Ik… eh, ik heb,’ sprak hij aarzelend, ‘zelfs een moment getwijfeld of ik u wel in vertrouwen kon nemen.’
Buitendam trok zijn wenkbrauwen op.
‘Is het zo ernstig?’
De Cock knikte.
‘Ik heb echter bedacht dat u mij nooit reden hebt gegeven om aan uw eerlijkheid te twijfelen. Ondanks onze… eh, onze verschillen van inzicht, het botsen van meningen, heb ik nog nooit een moment overwogen om uw… eh, betrouwbaarheid ter discussie te stellen.’
Commissaris Buitendam keek hem wat verward aan. Hij was een dergelijke openhartigheid niet gewend.
‘Wat probeer je mij duidelijk te maken, De Cock?’
De grijze speurder stak zijn kin naar voren.
‘Ik heb gegronde reden om aan te nemen dat onze officier van justitie ongeoorloofde relaties onderhoudt met bepaalde onderwereldfiguren.’
Buitendam reageerde verbijsterd.
‘Meester Schaaps?’
De Cock knikte met gebogen hoofd.
‘Hij heeft een vrouw, die een belangrijke getuige had kunnen zijn, opzettelijk van de plaats van het misdrijf weggehouden.’ Commissaris Buitendam schudde zijn hoofd in ongeloof.
‘Dat is belachelijk. Wie is die getuige?’
‘Carla van Heeteren.’
‘Dat meisje van lichte zeden?’
De opmerking irriteerde De Cock.
‘Ja!’ riep hij duidelijk geërgerd. ‘Dat meisje van lichte zeden. Ze heeft mij gisteravond verklaard, dat zij op de dag van de moord op Jean-Paul Devoordere, van Schaaps telefonisch de opdracht heeft gekregen om tussen vier en zes uur niet in haar flat in Molenwijk te verschijnen. Ik breng u nog even in herinnering dat het ontzielde lichaam van Devoordere om vijf uur werd ontdekt.’
Commissaris Buitendam maakte een nonchalant afwerend gebaartje.
‘Maar De Cock,’ sprak hij luchtig, ‘je weet toch ook uit eigen ervaring dat de uitspraken van dat soort meisjes… vrouwen… niet… eh, niet altijd serieus te nemen zijn.’
De grijze speurder klemde zijn lippen opeen.
‘Ik neem ze wel strikt serieus,’ sprak hij met nadruk. ‘Zeker in dit verband. Het zou mij te ver voeren om u precies uit te leggen waarom. Mijn bedenkingen tegen onze officier van justitie komen niet uit de lucht vallen. Meester Schaaps heeft van het begin af aan een uiterst dubieuze rol in deze moordzaak gespeeld.’
Commissaris Buitendam kwam met een ruk van zijn stoel overeind. Zijn lange, smalle gezicht stond strak.
‘Ik verbied je dat te zeggen,’ riep hij streng.
De Cock zuchtte diep. Hij had zich van tevoren gerealiseerd dat het gesprek zich in die richting zou ontwikkelen. Hij kende zijn eigen temperament… zijn vaak wilde reactie op het hautaine gedrag van de commissaris. Hoewel hij de woede in zijn aderen voelde bruisen, besloot hij zich te bedwingen.
‘Laten we het optreden van onze officier van justitie in deze duistere affaire eens op een rij zetten.’ Hij sprak kalm met een ondertoon van bedwongen ongeduld. ‘Meester Schaaps geeft mij op zondagmorgen de opdracht om toezicht te houden bij een doop in de Westerkerk. Daar zou het kleinkind van een bankier worden gekidnapt. Over die kidnapping krijgt de bankier Vanderbruggen in de middag na de doop nadere informaties. Hij bespreekt die met Schaaps en dezelfde avond vindt hij de dood in een flat in Molenwijk. Als ik Schaaps, middels u, daarover verwijten maak, ontbiedt hij mij op het Paleis van Justitie aan de Prinsengracht. Kort voor mijn komst daar heeft hij een onderhoud met Jean-Paul Devoordere… een man die enige uren later in diezelfde flat in Molenwijk en op precies dezelfde wijze vermoord wordt aangetroffen.’ Hij zweeg even en ademde diep. ‘Mag ik, alles overziend, het gedrag van meester Schaaps, op z’n zachtst gezegd, uiterst merkwaardig vinden?’ De grijze speurder grinnikte vreugdeloos. ‘Daar komt nog bij, dat de officier van justitie tegen mij – hoewel ik een duidelijke toespeling maakte – over zijn recente onderhoud met Jean-Paul Devoordere in alle toonaarden zweeg.’
Commissaris Buitendam liet zich weer in zijn zetel terugzakken. Hij legde zijn beide handen plat voor zich op zijn bureau. Het was een plechtig, indrukwekkend gebaar.
‘Ik heb de absolute overtuiging,’ sprak hij gedragen, ‘dat onze heer officier van justitie zijn handelen in deze duidelijk zal kunnen motiveren.’
De Cock zuchtte vermoeid.
‘Is een officier van justitie een heilige… kan zo’n man niet falen?’
Commissaris Buitendam schudde zijn hoofd.
‘Niet meester Schaaps.’
De Cock grijnsde breed. Hij voelde zich nog niet verslagen. Zijn grootste troef had hij voor het laatst bewaard. Uit de rechterzijzak van zijn colbert nam hij een pistool en legde dat voor de commissaris neer.
‘Een bijzonder fraai en handzaam wapen, vindt u niet? Kaliber 7.65, gevonden in de kleding van de vermoorde Jean-Paul Devoordere.’
Commissaris Buitendam keek hem achterdochtig aan.
‘Wat… eh, wat is daarmee?’
De Cock lachte een beetje vals.
‘Ziet u die gestileerde gouden initialen op de parelmoeren kolfplaten?’ Hij boog zich ver naar voren en wees. ‘JRS.’ Hij keek op. Het bleke gezicht van de commissaris was pal voor hem. ‘Ik ben op onderzoek gegaan en ik heb de vuurwapenmachtiging gevonden, die voor dit pistool is uitgeschreven. En weet u op wiens naam die machtiging is gesteld?’ Hij zweeg even voor het dramatisch effect. ‘JRS… Jules Ronald Schaaps.’