14

Vledder spurtte weg.
Een moment nog stond De Cock als aan de grond genageld, toen kwam hij in actie. In een korte snelle sprint achterhaalde hij de jonge rechercheur en greep hem bij zijn schouder vast. In die wild uitgevoerde manoeuvre verloor hij zijn evenwicht en trok Vledder in zijn val mee. Buitelend rolden de beide rechercheurs van het talud.
De jonge rechercheur was als eerste overeind. Hij hielp de grijze speurder op de been.
De Cock betastte zijn ledematen en ontdekte laconiek dat al zijn beenderen nog ongeknakt waren en dat zijn voornaamste spieren nog redelijk functioneerden. Hij miste alleen zijn oude trouwe hoed. Die lag een paar meter verder bij een braamstruik.
Vledder klopte zijn kleren af. Bezorgd, monsterend, bekeek hij zijn oude mentor. ‘Alles in orde?’
De Cock grimaste.
‘Ik dacht het. Of ik moet bij controle een paar botten zijn vergeten.’
Vledder lachte een moment bevrijdend. Het was alsof de spanning zich ontlaadde. Toen trok hij zijn gezicht weer in een ernstige plooi.
‘Waarom deed je het?’
‘Wat?’
‘Mij tegenhouden… als je mij had laten gaan, had ik hem vast nog wel gekregen.’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Het was niet goed dat je hem pakte. Het was helemaal niet goed. Zie je, Marius heeft het koffertje niet.’
Vledder keek hem aan, een blik vol ongeloof.
‘Niet?’
De grijze speurder glimlachte.
‘Ik zag het onmiddellijk. Het was na het hemelsblauwe joggingpak, het eerste dat ik waarnam.’ Hij klopte wat zand van de mouw van zijn regenjas. ‘Men heeft ons lelijk te grazen genomen.’
‘Hoe bedoel je?’
De Cock antwoordde niet direct, raapte zijn hoed op.
‘Ik denk dat Marius een vaste trimgewoonte heeft en hier elke avond zo rond de klok van tien uur voorbij komt sprinten.’ Vledder reageerde verrast.
‘Je wilt zeggen dat Marius Vanderbruggen met deze chantageaffaire niets te maken heeft?’
De Cock knikte met een droeve grijns op zijn gezicht.
‘Dat denk ik, ja. Ik ben er vrijwel zeker van overtuigd dat men een kostelijke grap met ons heeft uitgehaald.’ Hij gebaarde voor zich uit. ‘Herinner je je nog ons late condoléancebezoek aan mevrouw Van Kolfsschoten? Marius kwam toen ook even na de klok van tien uur in zijn blauwe joggingpak thuis. Wel, de Kruidenomgang in Duivendrecht is hier pal om de hoek.’
Vledder gebaarde heftig.
‘Dat moet de chanteur geweten hebben.’
De Cock knikte instemmend.
‘Zeker… dat wist hij ook. Ik ga ervan uit dat de chanteur de heer Broosschaert niet geheel heeft vertrouwd. Ik had na zijn ontdekking van de moord op Devoordere in het politiebureau aan de Waddenweg een gesprek met hem. Ook dat zal de chanteur niet zijn ontgaan. Er bestond dus de mogelijkheid dat Broosschaert mij volledig had ingelicht.’
De grijze speurder spreidde beide handen. ‘De chanteur heeft geen risico genomen. Hij koos zorgvuldig plaats en tijdstip om ons op een dwaalspoor te brengen.’
Vledder hijgde. ‘Marius… tien uur.’
‘Precies. Toen ik Marius Vanderbruggen die tunnel uit zag hollen, was ik een ogenblik verstijfd. Maar vrijwel op datzelfde moment besefte ik, dat de jongeman er onmogelijk iets mee te maken kon hebben. Ik zei al… hij had het koffertje niet, maar bovendien is Marius niet het type van een chanteur. Een jongeman die een groot vermogen, de kapitale erfenis van zijn vader, afwijst… pleegt geen chantage voor het, in dat licht bezien toch luttele bedrag van vijftigduizend gulden.’
Vledder knikte begrijpend.
‘Daarom sprintte je achter mij aan.’
De grijze speurder lachte opgewekt. De scherpe lijnen rond zijn mond dartelden vrolijk.
‘Het is lang geleden dat ik koppie-over van een dijk ben gerold.’ Plotseling verstarde hij. ‘Broosschaert,’ riep hij onthutst, ‘Broosschaert, wij zijn die hele Broosschaert vergeten.’
Ze draafden naar het tunneltje.
Daar stond hij… ongeveer in het midden, verward, verbaasd, vol onbegrip… Broosschaert, een leren koffertje in zijn hand.

‘Hoe is het met mister Pieter?’
Vledder keek van zijn rapport op.
‘Je bedoelt die al wat oudere man, die dodelijke bedreigingen had uitgesproken, zowel ten aanzien van Vanderbruggen als Devoordere?’
De Cock knikte.
‘Vader Devoordere had van hem toch gezegd: “Daar heeft Pieter het lef niet toe.”’
Vledder schoof de schrijfmachine van zich af. ‘Het is praktisch zeker dat Blonde Henny en Jean-Baptiste Devoordere dezelfde persoon bedoelen. Je kunt mij geloven, ik heb echt mijn best gedaan. Hij leek mij precies de man die wij zochten, maar ik heb hem niet kunnen identificeren. Ik ben eerst met beiden naar onze Herkenningsdienst geweest om foto’s te bekijken. In onze collectie kwam hij niet voor. Blijkbaar is hij nooit met de politie in aanraking geweest. Daarna heb ik die twee, Blonde Henny en die jongen, openlijk met elkaar over hun bevindingen laten praten.’
‘En?’
Vledder trok wat verdrietig zijn schouders op. ‘Het leverde niet veel op. Wel waren die beiden het erover eens dat het een “nette” man was… keurig in het pak en met een beschaafde spraak, zonder duidelijke accenten.’
De Cock wreef over zijn kin.
‘Met andere woorden… hij zit nog in de mist.’
Vledder maakte een verontschuldigend gebaartje.
‘Wat moet ik er meer aan doen?’ riep hij wanhopig. ‘ Ik weet het niet. Ik heb er nog aan gedacht om een soort signalement te verspreiden, maar de toch wat vage omschrijving die ik heb, slaat op een al wat oudere man… zeven à acht jaar geleden.’
De Cock knikte begrijpend.
‘En de chantagebrieven?’
Vledder veerde op.
‘Die heb ik.’ Hij trok een lade van zijn bureau open en diepte daaruit triomfantelijk een nogal omvangrijk dossier. ‘Ad van Ishoven had het te druk. Toen heeft Afra Molenkamp mij geholpen.’
De Cock knipoogde.
‘Dat knappe ding, dat tegenwoordig bij ons op de administratie zit?’
Vledder kleurde een beetje.
‘Ik ben wel meer dan een uur met haar samen boven op het archief geweest.’ Hij klapte met zijn vlakke hand op het stoffige dossier. ‘Dit is dan Jimmy de Munnick… de laatste tien jaar.’ De Cock knikte bewonderend.
‘Resultaten?’
Het gezicht van Vledder straalde.
‘De dreigbrieven aan onze vriend Broosschaert zijn volkomen identiek. Het lijkt wel of Jimmy de Munnick een soort conceptbrief heeft gebruikt. Het verschil tussen de brieven in het dossier en de brieven aan Broosschaert betreft alleen de namen, plaatsen en situaties. De tekst is verder woordelijk gelijk.’ Hij grinnikte voor zich uit. ‘Jimmy heeft intussen een andere schrijfmachine in gebruik genomen.’
‘Het schrift is anders?’
‘Ja… een ander lettertype.’
De Cock plukte peinzend aan zijn onderlip.
‘En de brieven aan Vanderbruggen?’
Het gezicht van de jonge rechercheur versomberde.
‘Het lijkt er niet op. In de verste verte niet. Ik heb ze nauwkeurig vergeleken. Die zijn heel anders.’ Hij schudde zijn hoofd en zuchtte diep. ‘Je hebt het zelf al eens gezegd: de brieven aan Vanderbruggen zijn geen feitelijke dreigbrieven… geen chantagebrieven. Ze bevatten alleen de aankondiging dat het kleinkind van de bankier tijdens de doop in de Westerkerk zal worden gekidnapt. Meer staat er niet in. Er is niets aan verbonden… geen prijs… geen alternatief.’
De Cock schudde geërgerd zijn hoofd.
‘Toch moet er een verband bestaan,’ riep hij wat kriegel. ‘De flat van Carla van Heeteren, in samenhang met haar vriend Jimmy de Munnick, staat met betrekking tot de beide moorden te centraal. Dat kan geen toeval zijn.’ Hij pauzeerde en trok diepe denkrimpels in zijn toch al geploegd voorhoofd. ‘Die affaire bij het tunneltje in Duivendrecht bewijst toch ook dat de chanteur omtrent het privéleven van de heer Vanderbruggen volkomen was geïnformeerd. Hij kende zelfs exact de gedragingen van Marius, een zoon die al jaren geen contact meer met zijn vader onderhield. We kunnen er zeker van zijn dat hij nog veel meer weet, dat hij bijvoorbeeld ook op de hoogte is van het bestaan van mevrouw Van Kolfsschoten.’ Hij perste zijn lippen op elkaar en staarde nadenkend voor zich uit. Plotseling, met een theatraal gebaar, wees hij naar Vledder. ‘Jij ontbiedt Jimmy de Munnick. Het kan mij niet schelen wat je tegen hem zegt. Vertel hem van Hans en Grietje of Roodkapje, maar zorg ervoor dat hij vanavond om acht uur in de Warmoesstraat is en daar een tijdlang blijft.’
‘En dan?’
De Cock hield zijn wijsvinger voor zijn neus.
‘Als hij is gearriveerd, laat je hem eerst even op de gang wachten en in die tijd bel je mij bij de gemeentepolitie in Zandvoort.’
Vledder keek hem verrast aan.
‘Wat moet jij in Zandvoort?’
De Cock lachte geheimzinnig.
‘Dat behoor jij te weten… daar heeft Jimmy de Munnick een flat.’

Handige Henkie zat mokkend naast De Cock, die in een verkeerde versnelling van het politiebureau in Zandvoort wegreed.
De ex-inbreker voelde zich niet op zijn gemak. Hij had het duidelijk niet naar zijn zin. Met een gezicht als een donderwolk keek hij naar de grijze speurder.
‘Ik doe het niet meer, De Cock,’ riep hij onwillig. ‘Ondanks onze goede relatie, ik doe het niet meer. Je weet dat ik ermee ben gestopt.’
De grijze speurder grinnikte.
‘Vroeger deed je het voor je eigen gewin… nu ten dienste van de gerechtigheid.’
Handige Henkie snoof.
‘Gerechtigheid… wie gelooft daar nog in?’
‘Ik.’
De ex-inbreker blikte vol ongeloof omhoog.
‘De Cock,’ sprak hij docerend, ‘je bent een goed politieman – ik zal de laatste zijn om dat te ontkennen – maar als jij voor de gerechtigheid een oud-inbreker nodig hebt, dan klopt er iets niet.’ De Cock knikte met een ernstig gezicht.
‘Je hebt gelijk, Henkie. Er klopt inderdaad iets niet met ons recht. Als handhavers van dat recht hebben wij veel te weinig armslag… bevoegdheden. De pure slechteriken, en daar komen er steeds meer van, worden in onze maatschappij te veel beschermd.’
‘Daarom moet ik voor jou inbreken.’
De Cock glimlachte.
‘Dat inbreken doe ik zelf wel.’
Handige Henkie keek verrast op.
‘Heb je nog steeds dat houdertje met valse sleutels?’
De Cock knikte met een grijns.
‘En ik maak er al jaren een gepast gebruik van.’
Handige Henkie gebaarde wanhopig.
‘Waarom moet ik dan mee?’
De Cock had geen tijd om te antwoorden. Hij remde uit alle macht. Rechts van hem kwam een wagen gierend tot stilstand. De bestuurder tikte woedend met zijn wijsvinger op zijn voorhoofd.
Handige Henkie trilde. ‘Je reed door het rode licht,’ riep hij beschuldigend.
Hobbelend bracht De Cock de Volkswagen weer op gang.
‘Wat vroeg je?’ reageerde hij onverstoord.
Handige Henkie wiste het klamme zweet van zijn voorhoofd. ‘Waarom ik mee moet.’
De grijze speurder plaatste de wagen aan het einde van de weg tegen de trottoirrand en zette de motor af. Honderd meter voor hen uit torende een enorm flatgebouw.
Hij wees omhoog.
‘Daar moeten we zijn: flat 705. Daar woont Jimmy de Munnick.’
‘Wie is dat?’
‘Een gewiekst chanteur. Ik acht het niet ondenkbaar dat hij op een of andere manier verantwoordelijk is voor de dood van twee mensen. Daarom wil ik graag weten wat voor papieren hij in huis heeft.’
Handige Henkie grinnikte.
‘Ga je gang. Ik blijf hier wel op je wachten.’
De Cock draaide zich naar hem toe.
‘Je denkt toch niet,’ sprak hij een tikkeltje ongeduldig, ‘dat ik jou vanachter je fraaie kleurenteevee sleur alleen om met mij een gezellig ritje naar Zandvoort te maken? Ik ben ervan overtuigd dat Jimmy zijn vieze zaakjes keurig in een safe bewaart… begrijp je… daar heb ik jou voor nodig.’
De ex-inbreker schoof met zijn beide duimen over de toppen van zijn vingers.
‘Ik weet niet of ze nog wel gevoelig genoeg zijn.’
De Cock knikte hem bemoedigend toe.
‘Vast wel, Henkie, vast wel.’
Ze stapten uit en slenterden naar het flatgebouw. Er waaide een harde wind. Ver weg klonk het ruisen van de zee.
De toegangsdeur in de hal van het flatgebouw bood De Cock geen moeilijkheden. Met de lift gingen ze naar de tweede etage. Er was een besloten gaanderij, geheel gestoffeerd. Voor de deur van flat 705 bleven ze staan. Opnieuw haalde De Cock het koperen houdertje met sleutelbaarden voor de dag. Het duurde nog geen minuut voor hij de deur open had.
De ex-inbreker keek glimlachend toe.
‘Je bent goed,’ sprak hij bewonderend. ‘Steengoed. Als je niet bij de recherche was, bood ik je een compagnonschap aan.’
De Cock keek hem tersluiks aan.
‘Zou je het dan weer proberen?’
Handige Henkie glunderde verrukt.
‘Beslist.’
De Cock sloot de flatdeur zorgvuldig achter zich.
De ex-inbreker volgde hem tot in een kleine hal. Daar tikte hij de grijze speurder op de schouder.
‘Kunnen we worden overlopen?’
Het klonk wat benauwd.
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Jimmy de Munnick zit op dit moment in de Warmoesstraat en Vledder vertelt hem verhaaltjes.’
Handige Henkie schoof zijn onderlip vooruit.
‘Je bent een geboren crimineel.’
De Cock accepteerde het als een loftuiting. Vanuit de kleine hal bereikten ze een ruim woonvertrek. De Cock nam een zaklantaarn uit zijn jaszak en liet een kegel van licht om zich heen dansen. Het meubilair was indrukwekkend, overdadig. De gehele ruimte was bijna volgepropt met fragiele stoeltjes, tafeltjes, kabinetjes en ranke kasten.
Handige Henkie bromde.
‘Het lijkt wel een poppenkamer.’
‘Louis-seize… Queen Anne… rococo… chippendale.’
‘Wat?’
‘Een kostbaar allegaartje. Wat schat je?’
De ex-inbreker snoof.
‘Ik geef er geen stuiver voor.’
Vanuit de woonkamer stapten ze in een weelderig ingerichte slaapkamer. In het midden stond een hemelbed. Vanuit het plafond daalden roze zijden gordijnen met zwierige volanten. In de verste hoek van het raam stond als een schrijnende dissonant een monumentale brandkast.
De Cock liet zijn licht erover dansen.
‘Ken je hem?’
Handige Henkie knikte traag.
‘Het is een oude Franse kast. Ik heb zo’n ding vroeger wel eens opengesnuffeld.’ Hij keek de grijze speurder wat onzeker aan.
‘Maar dat is lang geleden.’
De Cock glimlachte beminnelijk.
‘Probeer het eens, Henkie.’
De ex-inbreker knoopte zijn jas los. Onder zijn colbert droeg hij om zijn middel een brede linnen gordel, waarin een keur van fijne gereedschappen. Hij knielde bij de kast neer en betastte de geribde knop van het cijferslot.
De Cock keek gespannen toe. Het was niet de eerste keer dat hij de ex-inbreker aan het werk zag. Het fascineerde hem steeds weer met welk een toewijding, ernst en uiterste concentratie Handige Henkie zich op zijn taak wierp. Zo’n ongenaakbare, zo’n onwrikbaar gesloten kluis vormde voor hem een duidelijke uitdaging.
Vanaf het eerste moment dat De Cock hem op heterdaad betrapte, koesterde de grijze speurder een grote bewondering voor het vakmanschap van Handige Henkie. Omdat hij hem ook nog een alleraardigste kerel vond, had hij hem jaren geleden min of meer gedwongen het smalle pad der deugd in te slaan. Sindsdien waren ze vrienden… een vriendschap die door De Cock soms schaamteloos werd uitgebuit.
‘Zit er schot in?’
Wat geprikkeld keek Handige Henkie om. Zweet parelde op zijn voorhoofd.
‘Hij is lastiger dan ik dacht,’ verzuchtte hij. ‘Ik denk dat ik vroeger een oudere en minder geraffineerde uitvoering onder handen heb gehad.’
De Cock keek op zijn horloge. Het was bijna negen uur. Hij vroeg zich af hoe lang het Vledder zou lukken om Jimmy de Munnick aan de Warmoesstraat bezig te houden.
Handige Henkie slaakte een vreugdevolle kreet.
‘Ik heb hem!’
Hij draaide aan een koperen wiel, ging wat achteruit en trok de zware kluisdeur zoevend open.
De Cock legde vertrouwelijk een hand op zijn schouder.
‘Klasse, Henkie.’
Hij knielde naast de ex-inbreker.
In de kluis stonden smalle ordners in keurige rijen op alfabetische volgorde.
Handige Henkie keek met een bezweet gezicht naar hem op.
‘Zoek je dit?’
De Cock knikte traag.
‘Ik denk, dat Jimmy de Munnick beter over Nederlands industriële top is geïnformeerd dan onze eigen BVD*.’
Hij pakte de ordner met de letter V op de rug. Bij het licht van zijn zaklantaarn zocht hij naar ‘Vanderbruggen’. Er was een uitgebreide documentatie, compleet met krantenknipsels en foto’s. Hij liet een recente foto van de bankier aan Handige Henkie zien.
‘Dit is een van de doodgeschoten mannen.’
Hij zette de ordner terug en pakte de letter D. Ook onder ‘Devoordere’ vond hij een tot in details uitgewerkte persoonsbeschrijving.
Een moment woelde in hem de begeerte om alle ordners uit de kluis te trekken en mee te nemen naar de Warmoesstraat. Met een zucht zette hij ook de letter D terug. Het was niet te doen, overwoog hij. Hij zou als rechercheur nooit en te nimmer kunnen verklaren hoe hij in het bezit van de ordners was gekomen. Verdrietig keek hij opzij.
‘Doe hem maar weer dicht.’
De ex-inbreker keek hem geschrokken aan.
‘Dicht?’ vroeg hij ongelovig. ‘Moet… eh, moet je er niets uit hebben?’
De Cock schudde traag zijn hoofd.
‘Het recht heeft zo zijn eigen wegen, Henkie… en die zijn zelfs voor mij vaak ondoorgrondelijk.’
De ex-inbreker trok gelaten zijn schouders op. Met een zucht drukte hij de zware kluisdeur dicht, draaide aan het koperen rad en verschoof het cijferslot. Uit zijn brede linnen gordel trok hij een vettige lap en veegde zijn vingerafdrukken weg. Daarna stond hij moeizaam op en schudde zijn hoofd.
‘Zonde van het karwei,’ sprak hij spijtig.
De Cock sloeg vertrouwelijk zijn arm om hem heen.
‘Toch bedankt.’
Het klonk hartelijk, maar had een ondertoon van droefenis. Enige ogenblikken bleven ze zwijgend voor de brandkast staan, als een afscheid, toen draaiden ze zich om en stapten naar de woonkamer. Plotseling verstijfden beiden. Het slot van de flatdeur klikte. Het werd gevolgd door het geschuifel van voetstappen op de plavuizen in de hal.
De Cock trok Handige Henkie terug.
‘Verberg je onder het bed,’ fluisterde hij hijgend. ‘Zo gauw als de kust veilig is, neem je de benen. Dan wacht je buiten op me bij de auto.’
Hij woelde met zijn vingers door zijn grijze haren, trok zijn stropdas scheef en stapte de kamer in. Vrijwel op hetzelfde moment floepte het licht aan.
De Cock knipperde met zijn ogen. Voor hem stond, stom van verbazing… Carla van Heeteren.

* BVD: Binnenlands Veiligheids Dienst.