10
Alles over Avery
'Ik wil jou - jou - jou - en jou nu direct spreken,' zei Avery, die het toneel opliep en achtereenvolgens Derec, Ariel, Wolruf en Mandelbrot aanwees. 'Is er in dit pompeuze bouwsel misschien ergens een ruimte waar we ons even kunnen afzonderen?'
Bijna onmiddellijk vond Derec dat de man iets uitstraalde dat hij niet mocht. Nee, zo bedoelde hij het niet. Er was iets aan dr Avery waardoor hij zich ongemakkelijk voelde en vreemd zwak. Misschien lag het aan dr Avery's kille arrogante uitstraling, of aan de vanzelfsprekendheid waarmee hij ervan uitging dat hij de leiding had.
Niettemin besloot Derec dat hij voorlopig maar beter kon samenwerken. Avery moest hier op een of andere manier naar toe zijn gekomen; zijn Sleutel van Perihelion kon Ariel hier wegkrijgen, of anders zou zijn schip misschien groot genoeg zijn om meer dan één persoon te vervoeren zodat Ariel in ieder geval de kans zou krijgen om de medische hulp te ontvangen die Derec haar tot op heden niet had kunnen bieden. Om die reden, en misschien ook nog wel om andere redenen, vermande Derec zichzelf, en hij zei: 'We kunnen naar mijn kleedkamer achter het podium gaan.'
Avery knikte op een wijze alsof hij heel diep moest nadenken over alle aspecten die aan dit voorstel vastzaten. 'Uitstekend.'
In de kleedkamer vroeg Avery op rustige toon wie iedereen was en hoe ze hier waren gekomen. Derec zag geen reden om de waarheid te verzwijgen, dat wil zeggen, het grootste gedeelte ervan. Hij vertelde Avery hoe hij zonder geheugen was ontwaakt in de reddingscapsule op de mijnbouwkolonie, hoe hij Ariel had ontdekt, en hoe ze waren terechtgekomen in Robot City. Hij beschreef zijn ontmoeting met het ruimtewezen Aranimas dat hem had bevolen Mandelbrot te bouwen en hij legde uit hoe Wolruf zich uit haar slavernij had losgerukt. Hij vertelde Avery hoe hij de programmafout had ontdekt die bijna tot de zelfvernietiging van de stad had geleid als gevolg van de onmogelijke groeisnelheid, hoe ze de dode man hadden gevonden wiens lichaam een exacte kopie was van Derecs lichaam, en hoe Ariel en hij hadden kunnen voorkomen dat de gestrande Jeff voor de rest van zijn leven een paranoïde schizofreen zou zijn geworden omdat zijn hersenen in een robotlichaam waren geplaatst. Ten slotte vertelde hij het weinige dat hij van Lucius te weten was gekomen en hoe Lucius Stroombreker had gebouwd op dezelfde avond dat hij de geest had gegeven.
'Op dat moment besloot ik Hamlet te gaan opvoeren,' zei Derec, 'om de moordenaar te ontmaskeren. Maar voorlopig lijkt het erop dat mijn plan geen enkele uitwerking heeft gehad op Canute, dus ik heb er nog steeds geen flauw idee van waarom hij heeft gedaan wat hij volgens mij heeft gedaan. Ik heb er zelfs geen bewijs voor dat mijn theorie juist is. Nu ik er zo op terugkijk denk ik dat ik de zaken gewoon niet goed heb doordacht.'
Avery knikte, maar zei niets. Hij keek nogal streng, maar verder was zijn gezichtsuitdrukking onbewogen. Derec had absoluut geen idee wat Avery vond van alle gebeurtenissen die hij had opgesomd.
'Dus u heeft deze stad helemaal zelf geprogrammeerd?' zei Ariel terloops. Ze zat met haar benen over elkaar geslagen op een bank, nog steeds in kostuum. Het effect was nogal verwarrend, want hoewel ze haar rol volledig had laten vallen werd Derec er nog steeds visueel aan herinnerd dat ze Ophelia was. 'Volgens mij heeft u er geen moment rekening mee gehouden dat al deze fantastische veranderingen zouden plaatsvinden.'
'Waar ik op reken is mijn zaak,' antwoordde Avery even emotieloos als een robot.
'Ies deze ongemanierd'eid nodig?' zei Wolruf. 'Met name tegen iemand die zoveel 'eeft gedaan om oew uitvinding te redden van de onderrgang.'
'Redden van de ondergang?' zei Avery ongelovig. Plotseling begon hij opgewonden heen en weer te lopen door de kamer. 'Het staat nog maar te bezien of mijn ontwerpen zijn gered. Maar een ding staat vast, en dat is dat hier iets vreemds aan de gang is, iets dat jullie volgens mij alleen maar erger hebben gemaakt.'
'Neemt u mij niet kwalijk wanneer ik misschien aanmatigend overkom,' zei Mandelbrot, die naast de deur stond, 'maar logisch gezien is het vooral uw afwezigheid die een ongewenst effect op de stad heeft gehad. Mijn meester en zijn vrienden zijn hier niet uit vrije wil naar toe gekomen en ze hebben hun uiterste best gedaan om de ontwikkelingen zo goed mogelijk het hoofd te bieden. Logisch gezien is het zelfs denkbaar dat uw afwezigheid een onderdeel vormde van uw strategie.'
Avery keek de robot dreigend aan. 'Schakel jezelf uit,' zei hij afgemeten.
'Nee, Mandelbrot, dat doe je niet. Dit is een rechtstreeks bevel.' Derec keek naar Avery. 'Hij is van mij en hij moet mij boven alles gehoorzamen.'
Avery glimlachte. 'Dat kan zijn, maar alle andere robots in de stad moeten boven alles mij gehoorzamen. Ik zou ze zo naar binnen kunnen roepen om hem te laten slopen als ik dat wilde.'
'Dat klopt,' zei Ariel. 'Maar wat zou u ervan zeggen als ik u vertelde dat een van uw robots komiek wil worden?'
Wolruf zei: 'Steeds als iek een mop 'oor word iek weer 'erinnerd aan de werkelijke betekenis van 'et woord lijden.'
'Dat kan ik zonder enige aarzeling bevestigen,' zei Mandelbrot.
'Jullie zijn compleet irrationeel - allemaal!' fluisterde Avery.
'Daar wilde ik het eigenlijk even met u over hebben,' zei Ariel.
'Aha,' zei Avery. 'Ik ken jou - de Aurorese die een verhouding had met een Spacer.'
'En daardoor ben ik nu besmet,' zei Ariel. 'Betekent dit soms dat ik beroemd ben geworden? Ik schaam me echt niet voor wat ik heb gedaan - maar ik ben ook weer niet direct trots op mijn ziekte. Ik word langzamerhand krankzinnig en ik moet van deze planeet weg om de juiste medische zorg te vinden.'
'Dat geldt ook voor mij,' zei Derec. 'Ik zou wel eens willen weten wie ik ben.'
'Uiteraard,' zei Avery. Maar verder zei hij niets meer. Iedereen hield zijn mond in de verwachting dat hij de woorden zou zeggen die ze hoopten te horen. 'Maar ik heb andere plannen,' zei hij ten slotte nonchalant.
'Wat voor andere plannen?' riep Derec uit, en hij gebaarde woest. 'Wat kan er nu belangrijker zijn dan het vinden van een dokter voor Ariel?'
Maar Avery zei niets. Hij ging rustig in een stoel zitten en sloeg zijn benen over elkaar. Hij wreef over zijn gezicht en kamde vervolgens met zijn vingers door zijn haar. Zijn gefronste wenkbrauwen deden vermoeden dat hij diep nadacht, maar het bleef een raadsel waarover dat precies was.
'Luister eens, dr Avery, ik ben nagekeken door een diagnostische robot, maar dat heeft niets opgeleverd,' zei Ariel. 'Ik heb zo snel mogelijk een menselijke arts nodig.'
'Misschien dat een diagnostische robot uit de stad beter weet waarnaar hij moet zoeken,' zei Avery, 'dat is tenslotte het halve werk als het om geneeskunde gaat.'
'Dat schijnt helaas niet het geval te zijn, dr Avery,' zei Mandelbrot. 'Gedurende het herstel van Jeff Leong na zijn operatie is juffrouw Ariel onderzocht door Experimenteel Onderzoeker 1 en Medisch Onderzoeker Mensen 1. Ze konden echter alleen vaststellen dat haar ziekte buiten het bereik lag van hun diagnose- en behandelingsmogelijkheden. Ze zijn niet getroffen door het merkwaardige intuïtieve denken dat zich inmiddels door de hele stad schijnt te hebben verspreid, misschien omdat ze de eersten waren die werden geactiveerd na de bijna-ramp waarvoor meester Derec Robot City heeft behoed.'
'Weet je dat zeker?' vroeg Derec.
'De oorzaak is mij niet bekend, maar ik weet wel dat ze niet zijn veranderd. Ik heb regelmatig contact met ze,' antwoordde de robot. 'Ze werken aan de bloed- en weefselmonsters die juffrouw Ariel heeft achtergelaten, maar ze hebben tot op heden nog niets bijzonders ontdekt.'
'Dan had ik dus gelijk.' Derec sloeg zijn handen ineen. 'We kunnen alleen een geneesmiddel vinden door aan het medisch team een van de intuïtieve robots toe te voegen.'
'Vergeet het maar,' zei Avery kil. 'Al dat zogenaamde intuïtieve denken is afgelopen zodra ik heb uitgevonden hoe ik het moet stopzetten. Het is veel te onvoorspelbaar. Het moet bestudeerd worden onder stabiele omstandigheden. Uiterst stabiele omstandigheden, zonder robots die heen en weer rennen om moppen te vertellen.'
'Pech gehad,' zei Derec. 'Ariel moet genezen, hoe dan ook, en u kunt er niets aan doen om mij tegen te houden.'
Avery sperde zijn ogen open. Hij staarde Derec een poosje aan zonder iets te zeggen, trommelde met zijn vingers op het tafelblad, sloeg zijn benen over elkaar en strekte ze weer. De bewegingen waren geen uiting van nervositeit maar van ergernis. 'Mijn beste Derec, deze stad is van mij. Ik heb hem ontworpen. Ik ben de eigenaar. Er is niemand die hem beter begrijpt dan ik.'
'Dan kunt u dus heel eenvoudig een aantal zaken uitleggen die hier gaande zijn,' beet Derec.
Avery wuifde de opmerking weg. 'Dat doe ik ook nog wel, zodra het me uitkomt.'
' 'Eeft oe daarom de stad gemaakt?' vroeg Wolruf bits, en haar lip krulde omhoog.
'Ik kan je zo ontleden als ik daar zin in heb,' antwoordde Avery effen. 'Gezien het feit dat je het eerste ruimtewezen bent in menselijke gevangenschap is dat eigenlijk de enig juiste wetenschappelijke werkwijze.'
'Vergeet het maar!' zei Derec. 'Ten eerste is Wolruf geen gevangene; ze is onze vriendin. En we laten u nog niet eens een röntgenfoto maken zonder haar uitdrukkelijke toestemming. Begrepen?'
'De robots zien mij als hun heer en meester, en ik wed dat ze al hebben vastgesteld dat zij geen mens is. Tenslotte lijkt ze daar in de verste verte niet op.'
'Maar ze is even intelligent als een mens en dat zou een robot zeker beïnvloeden,' wierp Derec tegen. 'Uw robots zouden weleens niet in staat kunnen zijn om uw bevelen uit te voeren.'
'Dat geldt alleen voor de meest intelligente robots,' zei Avery. 'Maar er zijn hier verschillende intelligentieniveaus en ik kan mijn bevelen beperken tot de laagste klassen voor het geval zich op dat punt problemen zouden voordoen.'
'Ik denk dat u zijn leidinggevende capaciteiten onderschat,' antwoordde Ariel voor Derec.
Avery glimlachte. 'Je vriendin schijnt erg veel vertrouwen in je te hebben,' zei hij tegen Derec. 'Ik hoop dat dat gerechtvaardigd is.'
'Ik zou nooit zo ver zijn gekomen als ik niet het vermogen had gehad om ongelukkige situaties naar mijn hand te zetten,' zei Derec.
'Iek 'eb ge'olpen,' zei Wolruf.
'Ik heb hem ook bijgestaan, voor zover dat robotisch gezien mogelijk was,' zei Mandelbrot, 'en zolang ik ingeschakeld ben zal ik dat blijven doen. Dank zij meester Derec heb ik veel geleerd over wat de mensen met het woord "vriend" bedoelen.'
Avery knikte. Hij observeerde Derec op een manier die een vreemde combinatie van trots en boosheid leek. Het was alsof Avery niet kon besluiten wat hij van dit groepje dacht en wat hij er aan wilde doen. Derec had het vage vermoeden dat de man zonder navigatiecomputer vloog.
'Hoe bent u hier gekomen?' vroeg Derec.
'Dat is mijn zaak en niet die van jou.'
'Heeft u misschien een Sleutel van Perihelion gevonden? In dat geval zouden Ariel en ik hem zonder uw hulp kunnen gebruiken. En ik kom direct terug zodra zij in goede handen is.'
'Daar weet ik niets van. En je voorstel is sowieso niet relevant want ik heb niet zo'n Sleutel.'
'Dan bent u met een ruimteschip gekomen,' zei Derec, die bleef aandringen in een poging precies datgene te doen dat hij had gedaan sinds hij was wakker geworden in de reddingscapsule: de dingen naar zijn hand zetten. 'Waar staat het?'
Avery lachte. 'Dat ga ik je niet vertellen!'
'Het is toch ironisch,' zei Mandelbrot, 'dat mensen, voor wie het zo belangrijk is dat robots de Drie Wetten naleven, zelf niet kunnen worden geprogrammeerd om dat te doen.'
'Iek sta buiten jullie wetten,' zei Wolruf.
Avery bekeek het ruimtewezen in een nieuw licht. 'Als wat jij zegt betekent wat ik denk dat het betekent, dan heb je volledig gelijk.'
'Komt u zo aan uw pleziertjes,' vroeg Derec, 'door de levens van onschuldige mensen op het spel te zetten?'
Nu vlamde een heel ander licht op in Avery's ogen. 'Nee, door me niet te bemoeien met de levens van onschuldige mensen. Alleen mijn werk is van belang. En mijn werk zou nooit afkomen wanneer ik mijn gedrag liet beperken door zogenaamde humanitaire overwegingen.'
'Is dat waarom u de stad zo lang in de steek heeft gelaten, om uw werk af te maken? Om nieuwe koloniën te stichten?' vroeg Derec.
'Ik ben weggeweest, en meer hoef je niet te
weten.' Avery stak zijn hand in zijn zak, haalde een klein
apparaatje te voorschijn en wees ermee naar Mandelbrot. Het
apparaatje leek een beetje op een tandwiel, het maakte alleen een
merkwaardig sissend geluid tijdens het draaien. En de vonken kwamen
niet uit het wiel maar uit Mandelbrot!
Ariel schreeuwde.
'Wat gebeurt er met hem?' vroeg Derec, die haastig naar zijn robot liep.
Wolruf ging op haar hurken zitten en haar achterlijf trilde alsof ze op het punt stond Avery naar de keel te springen. Avery keek haar aan en zei: 'Pas op. Ik kan het gemakkelijk voor hem maken - maar het kan ook heel anders!'
Wolruf kwam weer overeind, maar ze hield behoedzaam haar blik gevestigd op Avery en wachtte op een kans om toe te slaan.
Derec was zo kwaad dat hij hetzelfde wilde doen, hoewel hij hoopte dat dat er niet al te dik bovenop lag. Maar voorlopig had hij het te druk met proberen Mandelbrot staande te houden, of in ieder geval tegen de muur te laten leunen, maar hij vroeg zich af wat het verschil was.
Mandelbrot sidderde, en de vonken spatten uit zijn ledematen en uit al zijn gezichtsopeningen. Zijn pseudo-musculaire coördinatie was in verregaande staat van ontwrichting; zijn armen en benen zwaaiden krampachtig heen en weer en uit zijn luidsprekeropening kwam een angstaanjagend gekreun dat klonk als het gejammer van een spook. Derec drukte hem plat tegen de muur en kreeg verscheidene keren een oplawaai van de rondzwaaiende handen en ellebogen. Maar ondanks Derecs inspanningen zakte Mandelbrot op de grond en Derec ging op hem zitten in een poging de kronkelende robot in bedwang te houden. Maar Mandelbrot was te sterk, en uiteindelijk kon Derec alleen nog maar loslaten om te voorkomen dat hij nog meer klappen zou krijgen.
Avery hield ondertussen zijn apparaatje nog steeds op de robot gericht. 'Kom niet dichterbij - het kan ook heel anders. Ik kan hem zelfs positronisch uitschakelen.'
'Wat gebeurt er met hem?' herhaalde Derec.
'Dit is een elektronische interruptor, een apparaatje dat ik zelf heb uitgevonden,' antwoordde Avery met enige trots. 'Het zendt een ionenstroom uit die de schakelingen van elke voldoende geavanceerde machine stoort.'
'U doet hem pijn!' zei Ariel. 'Kan het u dan niets schelen?'
'Natuurlijk niet, schatje. Het is een robot, en daarom heeft hij alleen de rechten die ik hem wens te verlenen.'
'Dat dacht je maar!' gromde Wolruf.
'Ik druk op een knop voordat iemand van jullie ook maar een beweging kan maken,' zei Avery waarschuwend.
'Waarom doet u dit?' vroeg Derec.
'Omdat ik niet wil dat deze robot mij in de weg staat. Kijk, buiten het theater heb ik een aantal jagerrobots staan die wachten op een teken van mij. Zodra ik ze waarschuw pakken ze je op en nemen ze je mee naar mijn laboratorium waar ik je een geavanceerd waarheidsserum zal toedienen zodat ik alles te weten kom wat er in je geest zit.'
'Zal ik me door dat waarheidsserum herinneren wie ik ben?'
'Derec!' riep Ariel geschrokken uit.
'Dat betwijfel ik ten zeerste. Het serum is helaas nog niet echt geperfectioneerd - het is ook een uitvinding van mij - en ik moet bekennen dat de mogelijkheid aanwezig is dat het de zaken uiteindelijk nog warriger voor je zal maken. Voor een tijdje, in ieder geval. Misschien stelt het je gerust als ik je zeg dat de schade niet permanent zal zijn.'
Derec knikte. Hij keek naar Mandelbrot op de grond. 'Het spijt me, makker,' zei hij.
'Wat?' zei Avery, een fractie van een seconde voordat Derec een stoel in zijn richting zwaaide.
Terwijl de wetenschapper bukte rende Derec naar de deur en riep: 'Kom mee! We halen Mandelbrot later wel op!'
Ze renden gedrieën de gang door in de richting van het toneel, naar de spelers en de medewerkers. Wolruf hield zichzelf duidelijk in om in de buurt van Derec en Ariel te blijven.
'Opzij!' riep Derec terwijl ze langs de robots stormden; hij hoopte dat hij voldoende verwarring kon stichten om de robots even af te remmen voor het geval Avery een beroep zou doen op zijn autoriteit en hun zou opdragen hem en zijn vrienden op te pakken.
'Waar gaan we naar toe?' vroeg Ariel.
'Dat zul je wel zien!'
Al snel hoorden ze hoe Avery hen kwaad iets achterna schreeuwde, maar toen hadden ze het toneel al bereikt. Derec bleef staan bij de middelste valdeur en opende hem. 'Vlug! Hierin!'
'Maar zo komen we achter het podium terecht,' protesteerde Ariel.
'Dat is niet het enige,' zei Derec. 'Opschieten!'
Wolruf sprong naar binnen en Derec en Ariel volgden haar ijlings. Toen Derec de deur sloot werden ze omringd door duisternis. 'We moeten de komende minuten op de tast de weg zien te vinden,' zei Derec terwijl ze door de smalle gang liepen. 'Ah! Hier. Deze deur leidt naar de ondergrondse tunnels van de stad. Zelfs Avery's jagers zullen ons daar niet zo gemakkelijk kunnen vinden.'
'Voor zolang als het duurt,' zei Ariel. 'Kunnen ze ons niet opsporen met behulp van infrarood?'
'Voorlopig hebben we een voorsprong,' zei Derec met opeengeklemde kaken. 'En die voorsprong kunnen we gebruiken om onze volgende zet te overdenken. Laten we gaan!'
'Vooruit dan maar,' zei Ariel gelaten, 'maar ik hoop wel dat iemand het licht aandoet.'
Toevallig was het licht het enige waarover ze zich geen zorgen behoefden te maken. De spoorrails in de ondergrondse tunnels lichtten automatisch op in de aanwezigheid van de bezoekers, en verlichtten een klein gebiedje van enkele meters rondom hen. De zaken zagen er hier niet direct verzorgd uit. In het begin zagen ze alleen wat ze hadden verwacht: kabels en bedrading, buizen, schakelblokken, getransistoriseerde stroomaggregaten, oscillatoren, spanningsmeters, condensatoren, gascilinders, en verschillende andere apparaten waarvan Derec, ondanks zijn kennis van de elektronica en de positronica, de naam niet eens wist. Hij tuurde er geboeid naar en vergat even waarom hij en zijn vrienden hier naar toe waren gekomen.
Ondanks alles bewonderde Derec Avery. De man was beslist een ongekend genie in de geschiedenis van de mensheid; het was alleen triest dat hij tijdens het verwezenlijken van zijn dromen blijkbaar zijn menselijkheid was kwijtgeraakt.
'Moeten we nog veel verder?' vroeg Ariel ten slotte. 'Ik begin moe te worden en deze mallotige jurk maakt het lopen er ook niet eenvoudiger op.'
'Ik weet het niet,' zei Derec hijgend. Hij had niet gedacht dat hij zo moe zou zijn. Hij had al zijn energie in de voorstelling gestoken en had nu waarschijnlijk niet veel reserve meer. 'We zouden nog wel verder kunnen gaan, maar ik denk niet dat dat veel uitmaakt.'
' 'Oe grroter de afstand tussen oe en oew achtervolgers, des te beter,' zei Wolruf. 'Dat ies de eerste les die een jong leert.'
'Derec - wat is dat?' vroeg Ariel, en ze wees op de verlichte regionen verderop.
'Wat is wat? Alles ziet er hetzelfde uit.'
Wolruf stak haar neus in de lucht. 'De geur ies niet 'etzelf-de.'
Derec liep verder de gang in. Ondertussen bewoog de verlichting met hem mee. En in de verte, net voor de gang werd opgeslokt in het duister, begonnen bedrading en generatoren te versmelten tot een vormloos geheel. Derec gebaarde de anderen verder te gaan. 'Kom op - ik wil wel eens zien wat daar aan de hand is.'
'Derec, we zitten in de problemen - we kunnen niet gewoon op onderzoek uitgaan omdat we daar zin in hebben.'
'Ik zou niet weten waarom niet. Bovendien gaat deze gang maar twee kanten op - deze kant en die kant.'
Hoe verder ze kwamen, des te vormlozer de materialen in de tunnel werden. Ze liepen in elkaar over totdat van de generatoren, de bekabeling, de brandstofcilinders en alle andere onderdelen alleen nog heel vaag de contouren zichtbaar waren. Het was alsof alles wat zich in de tunnel bevond onlosmakelijk was vastgelast aan al het andere. Derec had het gevoel dat als hij bijvoorbeeld een van de generatoren zou kunnen openen, hij daarbinnen een totale vormloosheid van gesmolten schakelingen en bedrading zou aantreffen.
'Verder,' zei hij, 'we moeten verder de tunnel in.'
'Derec, het begint hier echt benauwd te worden,' protesteerde Ariel.
'Ze 'eeft gelijk,' zei Wolruf. "Oe verderr we gaan, des te smaller de tunnel wordt. Als de jagers komen -'
'We kunnen sowieso niets doen,' zei Derec. 'Moet je kijken wat hier gebeurt! Beseffen jullie dan niet wat er aan de hand is?'
'Het lijkt erop dat de stad begint op te lossen,' zei Ariel.
'Dat dacht je maar! In feite gebeurt precies het tegenovergestelde. Hoe verder we gaan, des te sterker de stad zich begint samen te voegen. Snap je?'
'Meen je dat nou? Nee!'
'Het uiteindelijke fundament van Robot City ligt nog een stuk verder de gang in. De meta-cellen worden waarschijnlijk ergens hieronder gefabriceerd en ze worden op ongeveer dezelfde manier omhooggestuwd als water dat door een buis wordt gepompt. Alleen langzamer.'
'Waarom staan dan al die nepapparaten hier?'
'Ze zijn niet nep, ze hebben alleen hun uiteindelijke vorm nog niet. De cellen moeten waarschijnlijk eerst een stuk de fundering in voor ze hun programma kunnen gaan uitvoeren. Kijk, de metaalatomen vormen een driedimensionale kristalstructuur, daarom hebben metalen ook een polykristallijne vorm - dat wil zeggen grote aantallen kleine kristallen. De cellen in dit gedeelte van het tunnelsysteem zijn nog niet gekristalliseerd. Ariel?'
Ze had haar hoofd afgewend en knikte alsof ze zijn uitleg had begrepen, maar er parelden zweetdruppels op haar gezicht en het was duidelijk dat ze bleker was geworden, zelfs in het flauwe lichtschijnsel. Derec stak een arm naar haar uit, maar ze ging opzij.
'Niet doen,' zei ze, en ze gebaarde hem weg te gaan. 'Ik -ik krijg last van claustrofobie. Het is hier te benauwd. Ik - ik voel al dat gewicht bovenop me.'
'Maak je maar geen zorgen,' zei Derec. 'De fundering is veilig. Er kan niets gebeuren.'
'Wat moeten we doen als de jagers komen?'
'Misschien kunnen ze ons hier niet vinden. Zelfs niet met infraroodsensoren. Als het programma in deze sector nog niet is voltooid is er een kans dat ze ons niet ontdekken.'
'Die kans ies klein,' zei Wolruf. 'Zelfs als ze 'ier niet komen moeten we toch een keer weg. En dan vinden ze ons.'
Derec gebaarde de twee te zwijgen. 'Oké, oké. Ik weet het. Het spijt me.'
'Oe kon 'et ook niet 'elpen.'
In een poging spottend om zichzelf te lachen kwam Derec niet verder dan een snuivend geluid. Het was al erg genoeg dat ze letterlijk een doodlopende weg hadden bewandeld - ze hadden in meerdere opzichten het eindpunt bereikt.
Was Mandelbrot nu maar bij hen! Hij voelde zich een ontzettende lafaard nu hij hem zomaar had achtergelaten. Hij was weggerend in de hoop dat hij zou kunnen teruggaan om de robot op te halen, maar nu was hij bang dat Avery het brein uit elkaar zou halen en de onderdelen over de stad zou verspreiden zodat hij alleen maar kon worden gerepareerd wanneer alle onderdelen waren teruggevonden.
Derec bekeek zijn handen. Met deze handen en met zijn hersenen had hij Mandelbrot gebouwd uit losse onderdelen die toevallig beschikbaar waren geweest. Maar nu leken zijn handen en zijn brein hopeloos ontoereikend om de problemen op te lossen waarin ze zich bevonden. Hij kon Ariel niet helpen. Hij kon Wolruf en Mandelbrot niet helpen. Hij was niet in staat geweest Canute te laten bekennen en de robot een passend gevoel van gerechtigheid bij te brengen. Verdomme, misschien had hij de vraag wie Lucius had vermoord wel helemaal niet opgelost. En ten slotte - maar op dit moment het minst belangrijk - was hij niet in staat geweest zichzelf te helpen.
Wolruf maakte een gorgelend geluid dat diep achter uit haar keel kwam. 'Derec, een prrobleem.'
'Alweer een?'
'En wat voor een!'
Derec keek om en zag hoe uit de duisternis die hen omringde de jagerrobots te voorschijn kwamen.