7

De herinnering aan de dageraad

Over twee uur zou de voorstelling beginnen. Derec zat in zijn kamer en deed zijn best om er niet aan te denken. Eigenlijk probeerde hij om zo min mogelijk te denken. Want hoewel hij zo ongeveer het complete toneelstuk uit zijn hoofd had geleerd en het gevoel had dat hij zijn rol zelfs slapend zou kunnen spelen, was hij bang dat hij, als hij hem nu nog eens in gedachten zou doorlopen, alles zou vergeten, net zoals zijn geheugen was verdwenen.

Tenslotte had hij er geen idee van wat de oorzaak was van zijn geheugenverlies. Misschien was het veroorzaakt door een zware klap op zijn hoofd of een acuut zuurstoftekort, maar het was ook mogelijk dat hij een of andere ziekte had - een ziekte waardoor hij zijn geheugen al meerdere malen had verloren, zodat hij steeds weer opnieuw genoodzaakt was op zoek te gaan naar zijn identiteit. Een ziekte die ieder moment weer kon toeslaan. Bijvoorbeeld drie minuten voordat de voorstelling zou beginnen.

Derec haalde zijn schouders op en ging op zijn bed liggen. Nou, ja, mocht dat gebeuren, dan zou hem in ieder geval de schaamte van de vernedering bespaard blijven, overwoog hij. Dan zou hij zich niets of niemand meer herinneren.

Het ergste van zijn fantasie - die inderdaad enigszins paranoïde was, maar onder de omstandigheden misschien niet geheel ongegrond - was dat hij in het verleden misschien wel keer op keer intelligente wezens uit het oog had verloren die hem even lief waren geweest als Ariel en Wolruf nu.

Misschien kan ik maar beter weer aan de voorstelling denken, dacht hij. Dat zou wel eens veiliger kunnen zijn.

Het belangrijkste om te onthouden was het geheime plan achter de productie, namelijk het bestuderen van Canutes reacties op de kleine verrassingen die Derec voor de robot in petto had.

Want net zoals Hamlet hoopte dat hij Claudius kon dwingen zijn schuld te onthullen terwijl hij naar het toneelstuk in het toneelstuk keek, hoopte Derec dat Canute op zijn minst genoodzaakt was zijn eigen ware aard onder ogen te zien.

Gedurende de repetities had Canute dat consequent vermeden. Toen hij gecomplimenteerd werd vanwege zijn theaterontwerp had Canute alleen toegegeven dat hij bevelen had opgevolgd en dat hij niets uit zichzelf had gedaan dat niet logisch was. En nadat hij tijdens de repetities een scène erg overtuigend had gespeeld, had Canute alleen toegegeven dat hij expliciet instructies had opgevolgd en dat hij dat plichtmatig had gedaan, zoals alleen een robot dat kon.

Maar met een beetje geluk was Canute nu overmoedig geworden. Derecs plan was afhankelijk van het feit of Canute al dan niet geloofde dat hij het zwaarste gedeelte van het onderzoek inmiddels achter de rug had.

Uiteraard was er altijd een kans dat de verrassingen niet werkten. En wat dan? Wat moest Derec dan doen?

Derec realiseerde zich dat hij nogal onrustig was. Hij deed zijn best om zich te ontspannen. Maar toen zijn gedachten onwillekeurig weer terugkeerden bij hetzelfde onderwerp voelde hij zich opnieuw nerveus worden en moest hij een tweede poging doen om zich te ontspannen. Was dit een soort plankenkoorts? Als dat zo was had het nog wel erger kunnen zijn, bedacht hij zich. Hij had bijvoorbeeld voor mensen kunnen spelen.

Er werd op de deur geklopt. 'Kom binnen,' zei hij, terwijl hij zijn benen kruiste en zijn handen achter zijn hoofd deed, zodat degene die binnen kwam zou denken dat hij de voorstelling uiterst kalm tegemoet zag.

'Bij de sterren! Wat zie jij eruit!' zei Ariel buiten adem, terwijl ze de deur achter zich sloot. 'Je bent zeker zenuwachtig. Ik ben blij dat ik niet de enige ben.'

Derec kwam overeind en zette zijn voeten op de vloer. Haar verschijning had hem de adem benomen. Ze had haar kostuum aan - een blonde pruik en een wit gewaad dat om haar lichaam hing alsof het was gesponnen uit een spinneweb. Haar make-up haalde de kleur van haar wangen en lippen op en gaf haar huid een gezondere, bleke teint. Hij had niet geweten dat ze er zo mooi kon uitzien en dat ze een zo sterke innerlijke levendigheid bezat.

Als hij dacht aan alle belevenissen die ze samen hadden meegemaakt - samen in het ziekenhuis belanden, op de vlucht zijn, stranden op een planeet - was het begrijpelijk dat ze nooit eerder de kans had gehad haar natuurlijke vrouwelijkheid te accentueren. Haar schoonheid in het kostuum kwam hem vertrouwd voor maar was toch ook weer nieuw, alsof hij die vluchtig had gezien in een lang vergeten droom.

Maar als ze zijn reactie bespeurde (dat wil zeggen, als hij al iets liet merken), dan gaf ze daarvan geen blijk toen ze naast hem op het bed kwam zitten. Niettemin was zijn volgende reactie kennelijk niet al te vleiend, want ze staarde hem aan alsof ze een klap in het gezicht had gekregen. 'Wat is er met jou aan de hand?' vroeg ze.

'Wat is dat voor luchtje?' antwoordde hij.

'O, ik heb Mandelbrot wat parfum voor me laten maken. Ik dacht dat ik er misschien beter door in mijn rol zou blijven.'

'Het ruikt lekker.'

'Dat is niet wat ik zo-even van je gezicht kon aflezen.'

'Dat kwam omdat ik niet wist wat ik rook.'

'Nou, zeg. Dat is ook niet echt een compliment. Het moet gewoon lekker ruiken zonder dat je eerst hoeft te weten wat het is.'

'Toe nou, ik heb met mijn geheugen ook mijn gevoel voor goede manieren verloren.'

'Je ogen zeiden dat het naar mest rook.'

'Ik geloof dat ik niet eens weet hoe mest ruikt.'

Ze tuitte haar lippen en wendde haar hoofd van hem af, maar het ontging hem niet dat haar hand vlak naast de zijne op het bed lag. Hun vingers raakten elkaar bijna aan. 'Zenuwachtig?' vroeg ze.

Hij haalde zijn schouders op. 'Nee. Voor zover ik weet is dit misschien wel de eerste keer in mijn leven dat ik parfum ruik.'

'Ik bedoel het stuk, sufferd.'

'O. Nou, misschien een beetje. Hé, wie weet ben ik wel een ouwe rot in dit vak.'

'Ja, ja. Denk je niet dat geheugenverlies soms ook een zegen in vermomming kan zijn?'

'Zeg, Ariel, volgens mij zit je ergens mee. Gaat het een beetje?'

'Ik mag niet klagen. Het toneelstuk heeft me iets gegeven waarmee ik positief bezig kan zijn. Ik ben er alleen nog steeds niet van overtuigd dat het een goed idee was om iemand te spelen die krankzinnig wordt. Ik begin te beseffen hoe pijnlijk het me herinnert aan mijn eigen situatie.'

'Wil je soms liever Hamiets moeder spelen?'

'Nee. Nou, ja, misschien ook wel. Maar waarom kan ik Hamlet zelf niet spelen? Mijn stem is er hard genoeg voor en gisteren zei je zelf nog dat ik me behoorlijk kan aanstellen. Als een idioot - sorry voor mijn taalgebruik.'

'Volgens teksten uit de theatergeschiedenis is de rol een aantal malen door vrouwen gespeeld. Ik weet zeker dat de robots je maar al te graag zouden willen helpen met een alternatieve Hamlet-productie. Net zoals trouwens met elke andere productie.'

'Ik bedoel, waarom mag ik in deze productie Hamlet niet spelen?'

'Aha. Die kans heb je gehad, maar jij wilde meteen Ophelia spelen! Jij kwam zelf als eerste met dat burgerlijke idee op de proppen - nog voordat ik de kans kreeg dat van mij te spuien, bedoel ik.'

'Dat is waar,' antwoordde ze op een iets ernstiger toon dan zijn woorden rechtvaardigden. 'Bovendien heb je er vast wel je redenen voor om Hamlet op te voeren, afgezien van dat gedoe met Canute. Je had ook best een ander toneelstuk kunnen nemen, weet je, bijvoorbeeld Othello, of Julius Zeester.'

'Julius Caesar zul je bedoelen!'

'Precies. Hoe dan ook, ik denk dat je in hem al veel van jezelf bent tegengekomen - de bezeten romanticus, de zielenvorsende avonturier, de verwaande, hoogdravende, arrogante, koppige... koppige...'

'Egoïst.'

'Precies. Egoïst.'

Derec glimlachte. Het wond hem op dat ze vlak naast hem zat. Behalve om samen een aantal zaken te repeteren waren ze de afgelopen tijd niet meer zo dicht bij elkaar geweest, en het verraste hem hoe plezierig hij het vond. Hij was tegelijkertijd zenuwachtig en ontspannen.

'Derec? Let eens op. Ik praat tegen je,' zei ze vriendelijk. 'Luister, ik heb eens nagedacht over de verschillen tussen ons en de mensen uit die tijd, of in ieder geval de manier waarop ze ons worden gepresenteerd. Ik vraag me af of er tegenwoordig nog wel mensen bestaan die zoveel van een ander houden als Ophelia van Hamlet.'

'Of als Lady Macbeth van Macbeth?'

'Ik meen het. Ik weet dat Ophelia beslist een zwak schepsel is. "Ha, die pa. Gebruik me maar als pion in een van je snode plannetjes. Alsjeblieft?" Maar afgezien daarvan heeft ze werkelijk lief met een overweldigende hartstocht. Ik heb op Aurora nooit iemand ontmoet die een dergelijke liefde heeft ervaren... nooit iemand die ik ken, bedoel ik. Maar ik denk dat ik het wel zou weten als er ergens Ophelia's zouden rondlopen.'

'Wat dacht je van jezelf?' vroeg hij met een onverwachte hapering in zijn stem.

'Ik? Nee, ik heb nooit dat soort liefde gevoeld.' Ze keek hem aan met samengeknepen ogen. Hij vroeg zich af wat ze werkelijk dacht toen ze ging verzitten, haar voet op het bed zette en haar hoofd op haar knie liet rusten. 'Ik ben natuurlijk best wel eens met iemand naar bed geweest en ik ben ook verliefd geweest, maar niets leek op dat wat Ophelia moet hebben gevoeld.' Ze was even stil, begroef haar gezicht in haar gewaad, en tilde vervolgens haar hoofd juist zo ver omhoog dat hij kon zien hoe ze een wenkbrauw optrok. Met een ontegenzeglijk aantrekkelijk voorstel. 'Maar ik zou het best eens willen proberen.'

Derec voelde hoe een brok ter grootte van een betonblok zich vastzette in zijn keel. 'Ariel!'

'Derec - ben je nog maagd?'

'Hoe moet ik dat weten? Ik ben m'n geheugen kwijt!' Nu was het zijn beurt om de wenkbrauwen te fronsen. Ze kwam dichter bij hem zitten.

'Er is nog iets anders met Ophelia, weet je,' zei ze. 'Ze symboliseert iets.' Ze kwam dichterbij. 'Iets dat Hamlet nodig heeft maar dat hij zich moet ontzeggen om wraak te kunnen nemen.'

'Hij kon er niet genoeg van krijgen.'

'Dat bedoel ik maar.' Nog dichterbij.

Zc boog zich voorover. Hij kuste haar. Nee, hij kon zich niet herinneren ooit zoiets gevoeld te hebben. Niettemin voelde hij zich verplicht de situatie wetenschappelijk te benaderen en hij vertrouwde erop dat hij het zich wel weer zou herinneren na nog wat meer experimenteren.

'Wacht,' zei ze even later, en ze duwde hem van zich af. 'Het spijt me. Ik liet me even gaan. Ik heb mezelf niet altijd in de hand.'

'Eh, dat zit wel goed,' antwoordde hij, en ineens schaamde hij zich een beetje.

'Dat bedoel ik niet. Ik bedoel mijn ziekte. Je moet niet boos zijn, maar op dit moment voel ik me iets gezonder dan ik me volgens mijn verstand zou moeten voelen. Weet je nog hoe ik mijn kwaal heb opgelopen?'

'Maak je geen zorgen. Dat vergeet ik heus niet,' zei hij, en hij trok haar naar zich toe om haar opnieuw te kussen. Hun lippen waren vlak bij elkaar toen er krachtig op de deur werd geklopt. 'Verdomme!' fluisterde hij als antwoord. 'Daar zul je de gedachtenpolitie hebben!'

'Meester Derec?' zei een ijzig koude, metalen stem van buiten. 'Juffrouw Ariel?' Het was de stem van een jagerrobot.

'Ja? Wat is er?' riep Derec. En vervolgens op fluisterende toon: 'Zie je? Ik zat er niet ver naast.'

'Mandelbrot heeft me gevraagd u te lokaliseren en u eraan te herinneren dat u op korte termijn moet vertrekken naar de Nieuwe Globe. Er zijn enkele details die alleen u kent.'

'Oké,' zei Derec. 'We komen er zo aan.'

'Uitstekend, meneer,' zei de jagerrobot, en zijn stem klonk al zwakker.

'Wat zei je nou?' vroeg ze. 'Gedachtenpolitie?'

'Geen idee. Het kwam zomaar in me op.'

'Als ik het me goed herinner is de gedachtenpolitie iets uit het een of andere kinder-holodrama dat ik jaren geleden heb gezien. Ze zijn ontzettend bekend. Ze komen uit - uit die serie Bloeddorstige tirannen.'

Derec was verbijsterd. 'Over een gemaskerde man die op een totalitaire planeet hulpeloze gedachtendevianten redt. Ik kan het me herinneren. Is dat misschien een aanwijzing voor mijn identiteit?'

'Ik betwijfel het. Ik zei al dat het een heel bekend programma was - en het is aan een hoop lokale stations verkocht zodat het overal te zien is geweest. Het heeft generaties lang gedraaid.'

'O. Dus het heeft niets te betekenen.'

'Nee, het betekent alleen dat we er zeker van kunnen zijn

dat je afkomstig bent van een beschaafde wereld.'

'Nou, daar heb ik veel aan. Laten we maar gaan. Ons publiek zit te wachten.'