Het gevoel voor humor

Isaac Asimov

Zou een robot ernaar kunnen verlangen een mens te zijn?

Je zou die vraag kunnen beantwoorden met een tegenvraag. Zou een Chevrolet ernaar kunnen verlangen een Cadillac te zijn?

De tegenvraag veronderstelt indirect dat een machine geen verlangens heeft.

Het punt is alleen dat een robot niet echt een machine is, dat wil zeggen; in beginsel. Een robot is een machine die is gemaakt om zo goed mogelijk op een mens te lijken, en ergens is wellicht een grens die kan worden overschreden.

We kunnen dit toepassen op het leven. Een regenworm verlangt er niet naar een slang te zijn; een nijlpaard verlangt er niet naar een olifant te zijn. Er zijn geen redenen om aan te nemen dat deze schepsels een bewustzijn hebben en ervan dromen meer te zijn dan ze zijn. Chimpansees en gorilla's lijken weliswaar een bewustzijn te hebben, maar we hebben geen redenen om aan te nemen dat ze ernaar verlangen menselijk te zijn.

Maar een mens droomt van een leven na de dood en verlangt ernaar in de hemel te komen. Ergens heeft het leven een grens overschreden. Op een zeker punt is een soort ontstaan die zich niet alleen bewust was van zichzelf, maar ook in staat was ontevreden te zijn met zichzelf.

Misschien zal op zekere dag een vergelijkbare grens worden overschreden bij de constructie van robots.

Maar wanneer we een robot ooit het verlangen zouden toestaan om menselijk te zijn, op welke wijze zou hij dat verlangen dan uiten? Wellicht zou hij de wettelijke en sociale status nastreven die mensen bij de geboorte ten deel valt. Dat was het thema van mijn verhaal The Bicentennial Man (1976); om de genoemde status te verwerven was mijn robotheid bereid een voor een al zijn roboteigenschappen op te geven, zelfs zijn onsterfelijkheid.

Maar dat verhaal was eerder filosofisch dan realistisch. Want wat bezit een mens eigenlijk waarop een robot jaloers zou kunnen zijn - welke menselijke lichamelijke of geestelijke eigenschap? Geen robot die bij zijn volle verstand is zou de menselijke kwetsbaarheid benijden, of het menselijk onvermogen om bestand te zijn tegen kleine milieuveranderingen, of de menselijke behoefte aan slaap, de neiging om regelmatig fouten te maken, de vatbaarheid voor infectueuze en dodelijke ziekten, of de machteloosheid als gevolg van irrationele emotionele uitbarstingen.

Hij zou eventueel het menselijk vermogen tot vriendschap en liefde kunnen benijden, zijn enorme nieuwsgierigheid, of zijn drang tot experimenteren. Maar ik vermoed dat een robot met het verlangen om menselijk te zijn zeer waarschijnlijk zou bemerken dat wat hij het liefst zou begrijpen, maar ongelukkigerwijs niet zou kunnen begrijpen, het menselijk gevoel voor humor is.

Het gevoel voor humor is zeker niet per definitie aanwezig in ieder mens, maar het komt niettemin voor in alle culturen. Ik heb veel mensen gekend die niet lachten, maar je verbaasd of zelfs misprijzend aankeken als je grappig probeerde te zijn. Ik hoef niet verder te gaan dan mijn vader, die zelfs mijn meest geestige kwinkslagen stelselmatig afdeed als beneden de waardigheid van een serieus mens. (Gelukkig lachte mijn moeder vrijuit om al mijn grappen, want anders was ik op emotioneel gebied waarschijnlijk nooit helemaal volwassen geworden.)

Hoe dan ook, het merkwaardige van het gevoel voor humor is - voor zover ik dat heb kunnen beoordelen - dat geen mens zal toegeven dat hij het niet heeft. Mensen erkennen zonder schroom dat ze honden haten en niet van kinderen houden, ze geven vrolijk toe dat ze de belasting ontduiken of hun eega bedriegen, alsof dat hun wettelijk recht is, en ze zouden misschien niet eens bezwaar maken als ze voor harteloos of oneerlijk werden uitgemaakt, eenvoudig omdat ze het beestje een andere naam geven en zichzelf realistisch of zakelijk noemen.

Maar beschuldig hen ervan geen gevoel voor humor te hebben en ze zullen het verontwaardigd ontkennen, hoezeer ze in de praktijk ook blijk geven van hun gebrek. Mijn vader beweerde bijvoorbeeld altijd dat hij een levendig gevoel voor humor had en dat hij dat zou bewijzen zodra hij een grap hoorde die het lachen waard was (maar voor zover ik mij kan herinneren heeft hij dat nooit gedaan).

Waarom protesteren mensen dan als ze ervan beschuldigd worden geen gevoel voor humor te hebben? Mijn theorie is dat mensen onbewust (en misschien zelfs bewust) aanvoelen dat het gevoel voor humor, meer nog dan andere eigenschappen, iets typisch menselijks is dat ze niet graag zouden missen.

Ik heb het onderwerp 'gevoel voor humor' maar één keer gebruikt in een science-fictionverhaal, te weten in mijn verhaal Jokester, dat voor het eerst verscheen in 1956 in de decemberuitgave van Infinity Science Fiction. Een aantal jaren geleden beleefde dit verhaal een herdruk in mijn bundel The Best Science Fiction of Isaac Asimov (Doubleday, 1986).

De held van het verhaal bracht zijn tijd door met het vertellen van grappen aan een computer (ik heb er in het verhaal zes geciteerd). Een computer is natuurlijk niets anders dan een immobiele robot. Of, en dat is hetzelfde, een robot is een mobiele computer. Het verhaal handelt dus over robots en grappen. Jammer genoeg betrof het probleem waarvoor in het verhaal een oplossing werd gezocht niet de essentie van humor, maar de oorsprong van alle grappen die we horen. En er is ook een antwoord op die vraag, maar daarvoor zult u het verhaal moeten lezen.

Ik schrijf echter niet uitsluitend science fiction. Ik schrijf over alle onderwerpen die mij te binnen schieten, en al mijn uitgevers verkeren (door het een of andere onverdiende, gelukkige toeval) in de zonderlinge veronderstelling dat het verboden is om van mij afkomstige manuscripten niet te publiceren. (U kunt ervan op aan dat ik hen nooit van dit merkwaardige denkbeeld zal afhelpen.)

Zo heb ik een bundel met grappen geschreven die in 1971 is uitgegeven door Houghton-Mifflin onder de titel Isaac Asimov's Treasury of Humor. Hierin staan zeshonderdveertig grappen die deel uitmaakten van het repertoire dat ik mij kon herinneren. (Ik heb bovendien nog genoeg materiaal voor een vervolg met de titel Isaac Asimov Laughs Again, maar hoe lang ik ook achter mijn machine kruip en hoe snel ik de toetsen ook aansla, ik kom er eenvoudig niet aan toe.) Ik lardeerde de grappen met mijn eigen theorieën over wat grappig is en hoe iets grappigs zelfs nog grappiger kan worden gemaakt.

Let wel, er bestaan evenveel theorieën over humor als er mensen zijn die over dat onderwerp schrijven, en niet een theorie lijkt op de andere. Er zitten uiteraard erg belachelijke bij en ik voelde me dan ook absoluut niet bezwaard mijn eigen gedachten over dit onderwerp toe te voegen aan de reeds bestaande berg van ideeën.

Om een lang verhaal kort te maken; ik heb de indruk dat een geslaagde grap maar één noodzakelijk bestanddeel bevat, namelijk een onverwachte wijziging in het standpunt. Naarmate deze wijziging extremer en onverwachter is, en sneller wordt doorzien, zal het gelach des te luider zijn en het plezier des te groter. Ik zal u een voorbeeld geven aan de hand van een van de weinige grappen die ik zelf heb verzonnen:

 

Jim komt een café binnen en ziet hoe aan een hoektafeltje zijn beste vriend Bill met een plechtig gezicht naar zijn biertje zit te staren.

Jim schuift aan en vraagt bezorgd: 'Wat is er met jou aan de hand, Bill?'

Bill slaakt een diepe zucht, en zegt: 'Mijn vrouw is ervandoor met mijn beste vriend.'

Jim reageert geschokt: 'Wat bedoel je daarmee, Bill? Ik ben toch je beste vriend?'

Waarop Bill rustig antwoordt: 'Nu niet meer.'

 

Ik neem aan dat u heeft begrepen wat ik bedoel. In eerste instantie lijkt het alsof de arme Bill diep in de put zit als gevolg van een tragisch verlies. Pas uit de laatste drie woorden blijkt ineens dat hij zich juist uitstekend voelt. En de gemiddelde man voelt voldoende ambivalentie ten opzichte van zijn vrouw (hoe liefdevol ze ook mag zijn) om een dergelijke wending met een glimlach te begroeten.

Voor een robot die is ontworpen met een brein dat uitsluitend logisch reageert (welk nut zouden andersoortige robots hebben voor mensen die robots willen inzetten om er zelf beter van te worden?), zou het moeilijk, zo niet onmogelijk, zijn om plotseling zijn standpunt te wijzigen. Want dat zou betekenen dat de regels van de logica altijd al onjuist waren geweest, ofwel een bepaalde flexibiliteit bezaten die ze duidelijk niet hebben. Bovendien zou het gevaarlijk zijn in een robotbrein ambivalentie in te bouwen. Wat we van een robot verlangen is besluitvaardigheid en niet het 'te zijn of niet te zijn' van Hamlet.

Stelt u zich eens voor dat u bovenstaande mop zou vertellen aan een robot, en beeldt u zich eens in dat de robot u vervolgens plechtig aankijkt en u de volgende vragen stelt.

Robot: 'Maar waarom is Jim niet langer Bills beste vriend? U heeft niet aangegeven dat Jim iets heeft gedaan waardoor Bill kwaad of teleurgesteld zou kunnen worden.'

U: 'Nou, nee, het gaat er ook niet om dat Jim iets heeft gedaan. Het idee is dat iemand anders iets voor Bill heeft gedaan dat zo fantastisch was dat Bill die persoon direct heeft gepromoveerd tot zijn nieuwe beste vriend.'

Robot: 'Maar wie heeft dat dan gedaan?'

U: 'De man die ervandoor is gegaan met Bills vrouw, natuurlijk.'

Robot (na enig nadenken): 'Maar dat is onmogelijk. Bill moet erg veel van zijn vrouw hebben gehouden en diep bedroefd zijn geweest over het verlies. Is dat niet wat mannelijke mensen voor hun vrouwen voelen en hoe ze zouden reageren op een dergelijk verlies?'

U: 'In theorie natuurlijk wel. Maar het blijkt dat Bill een enorme hekel had aan zijn vrouw en dat hij juist blij was dat iemand anders hem van haar had verlost.'

Robot (opnieuw na enig nadenken): 'Maar dat heeft u er niet bij gezegd.'

U: 'Ik weet het. Dat is nu juist de grap. Ik heb je op het verkeerde been gezet en je dat pas op het laatste moment laten inzien.'

Robot: 'Is het grappig om iemand te misleiden?'

U (geeft het op): 'Laat maar zitten. We kunnen maar beter weer verder gaan met ons werk.'

Het is zelfs zo dat sommige grappen staan of vallen bij de onlogische reactie van de mens. Wat dacht u van deze:

 

Een onverbeterlijke gokker deed nog vlug even een schietgebedje alvorens bij het loket zijn geld in te zetten.

'O, Heer,' prevelde de man met gekunstelde oprechtheid, 'ik weet dat U mijn gokken niet goedkeurt, maar alleen nog deze keer, Heer, alleen nog deze ene keer, laat me alstublieft quitte spelen. Ik heb het geld hard nodig.'

 

Wanneer u zo dom zou zijn deze mop aan een robot te vertellen, zou hij onmiddellijk zeggen: 'Maar quitte spelen zou betekenen dat hij zou vertrekken met precies dezelfde hoeveelheid geld die hij bij aankomst bij zich had. Dat is toch zo?'

'Ja, dat klopt.'

'Als hij het geld dan zo hard nodig heeft, hoeft hij alleen het gokken maar te laten, dan zou het precies zo zijn alsof hij quitte had gespeeld.'

'Dat is zo, maar hij kan nu eenmaal niet ophouden met gokken.'

'U bedoelt zelfs als hij verliest?'

'Ja.'

'Maar dat is niet logisch.'

'Maar de grap is nu juist dat de gokker dat niet doorheeft.'

'Dus u bedoelt dat het grappig is wanneer iemand absoluut geen logica en zelfs geen greintje verstand bezit?'

En wat kunt u anders doen dan maar weer verder gaan met uw werk?

Maar vindt u ook niet dat dit gelijk staat aan het probleem van de alledaagse mens die geen gevoel voor humor heeft? Ik heb ooit de volgende mop aan mijn vader verteld:

 

Mevrouw Jones, de huisbazin, schrok midden in de nacht wakker omdat ze op de gang vreemde geluiden hoorde. Nadat ze haar slaapkamerdeur had geopend zag ze hoe meneer Robinson, een van haar huurders, zijn best deed een angstig paard de trap op te duwen.

Ze gilde: 'Wat bent u aan het doen, meneer Robinson?'

De man antwoordde: 'Het paard in de badkamer stallen.'

'Maar waarom in 's hemelsnaam?'

'Ach, die oude Higginbotham is zo'n betweter. Wat ik ook tegen hem zeg, hij antwoordt altijd heel arrogant: "Ik weet het. Ik weet het." Nou, morgenochtend wacht ik tot hij de badkamer ingaat. Als hij dan naar buiten komt en roept: "Er staat een paard in de badkamer," dan gaap ik verveeld en zeg: "Ik weet het, ik weet het.'"

 

En wat was de reactie van mijn vader? Hij zei: 'Isaac, Isaac. Je bent een stadsjongen, dus wat weet jij nou van dat soort dingen? Je kunt een paard niet de trap op krijgen als het dat niet wil.'

Eerlijk gezegd vond ik dat grappiger dan de mop.

Hoe het ook zij, ik zie niet in waarom we nu juist zouden willen dat een robot gevoel voor humor heeft, maar waar het om gaat is dat de robot dat zelf misschien wel zou willen - en hoe krijgen we dat voor elkaar?