Hoofdstuk 17

Waarin de politie de ontvoerders op het spoor komt,
 mister Poonh grappig tracht te zijn en Tom droomt van een zwarte gordel.



Mister Poonh legde de hoorn neer, grijnsde en zei:

‘Zo, je oogappel is terecht.’

Lydia de Snert zuchtte, dronk een flinke slok slivovitz en liet zich diep wegzinken in de fauteuil.

‘Eindelijk. Ik veronderstel dat je me nu wilt betalen?’

‘Niet te vlug, mevrouw De Snert. Mijn mannen hebben hem wel te pakken, maar hij loopt me nog altijd flink in de weg. Ik moet Tom Bakkers op een veilige manier zien kwijt te raken. Jij bent zo stom geweest hem te ontvoeren. Ik kan me nu niet permitteren hem nog een tweede keer te laten ontsnappen. Deze keer is hij, door een stom toeval, bij een van mijn vrienden terechtgekomen om hulp te zoeken. Als hij rechtstreeks bij de politie had aangeklopt, kon ik mijn zaak wel opdoeken.’

‘Wanneer krijg ik mijn geld dan?’ vroeg Lydia de Snert, die almaar zenuwachtiger werd.

‘Jij krijgt je geld als Tom Bakkers definitief opgeruimd is, koud gemaakt, van de aardbodem verdwenen. Voorgoed, begrijp je. Pas dan kan ik er zeker van zijn dat ik mijn zaken ongestoord verder kan zetten. En dan zal ik je graag betalen.’

Lydia de Snert gromde.

‘Ik heb overigens al een perfect plannetje uitgedacht’, ging mister Poonh verder. ‘Vanmiddag vertrek ik naar Tanzania. Ik heb daar een en ander te regelen met een paar ivooropkopers, die mij belazeren. Ze willen altijd maar meer, zogenaamd omdat het altijd moeilijker en gevaarlijker wordt om aan ivoor te geraken. De ene keer zijn het de regeringsambtenaren die meer steekpenningen willen om hen aan CITES-documenten te helpen, de andere keer heeft het Wereld Natuur Fonds antistroperspatrouilles ingezet. Ze vinden altijd wat om me af te zetten. Ik wil daar persoonlijk orde op zaken gaan stellen. Overigens ben ik ook aan wat vakantie toe. Een paar dagen safari zullen me goed doen. Tom gaat met me mee. In Afrika lijkt het me een stuk makkelijker om hem kwijt te raken. Als ik terugkeer, is van Tom Bakkers geen spoor meer te bekennen.’

‘Moet hij echt dood? Is er geen andere oplossing?’

Lydia de Snert nam nog een slok.

‘Nee’, zei mister Poonh kordaat. ‘Dat had je maar eerder moeten bedenken. Er is geen weg terug. Ik heb geen zin om al mijn moeizaam opgebouwde werk in één klap verloren te zien gaan omwille van een van jouw fantasietjes.’

De telefoon ging. Mister Poonh greep verveeld de hoorn, luisterde even, schrok toen zichtbaar en vloekte wel tien keer na elkaar binnensmonds.

‘OK, bedankt voor de tip. Daar zal ik je rijkelijk voor belonen. Tracht ze nog even op te houden. Ik haast me.’

Hij gooide de hoorn neer, voelde gauw of zijn portefeuille op zijn plaats zat en terwijl hij bliksemsnel enkele belangrijke papieren bij elkaar zocht, schreeuwde hij tegen Lydia de Snert:

‘Jij smerig kreng, kan jij nu nooit eens iets goed doen? De politie is ons op het spoor. Gelukkig heb ik ook daar een van mijn mannetjes zitten. Ze hebben in Antwerpen de broer van Tom Bakkers gevonden.’

‘Levend?’

‘Levend genoeg om zich jouw naam te herinneren. Bovendien ben je zo stom geweest in Schiphol onder je eigen naam in te schepen naar Taipei en ook nog The Ritz als je adres op te geven. Toen bleek dat ik ook in The Ritz logeerde, was de link gauw gelegd. De politie is onderweg naar hier om mij te ondervragen. Elk moment kunnen Li en Yi hier met de jongen aankomen. Als dat gebeurt, valt er maar weinig te ontkennen. Ik vertrek nu meteen naar Tanzania en jij gaat mee voor je nog meer dommigheden kan uithalen.’

Lydia de Snert aarzelde even, maar mister Poonh haalde een revolver uit zijn vestzak en zei: 

‘Vooruit!’

Ze liepen samen zijn kamer uit, waarna hij zorgvuldig de deur sloot. Met de lift daalden ze af naar de parking. Geen minuut later scheurde de witte mercedes, een huurwagen, de ondergrondse parkeergarage uit. Drie politiewagens stopten op hetzelfde ogenblik met loeiende sirenes voor de ingang van het hotel. Een tiental politieagenten rende naar binnen. Terwijl mister Poonh rechts afsloeg, zag hij nog net de bestelwagen met Li aan het stuur de hoek omdraaien. Bliksemsnel toetste hij een nummer in op zijn mobilofoon.

‘Hallo Li, onraad.’

‘Dacht ik al, boss. Ik zie overal politie.’

‘Rij meteen door naar de luchthaven. Nee, Sung Shan, het lokale vliegveld. Mijn jet staat daar klaar. Waarschuw alvast per telefoon de bemanning. Laat ze een lokale vlucht aanvragen naar Kaohsiung, maar zorg ervoor dat ze voltanken voor een intercontinentale. Wees een beetje discreet met de jongen. Niemand hoeft hem te zien als hij in het vliegtuig stapt.’

Mister Poonh haakte in en reed zo snel als het verkeer het toeliet naar Sung Shan. Hij verkoos dit vliegveld omdat de controles er minder streng waren. Hij zou straks wel een boete krijgen als bleek dat hij van het opgegeven vluchtplan afweek, maar daar lag mister Poonh niet van wakker. De slagboom ging meteen open toen hij zijn hand opstak. Het personeel kende hem hier. Hij reed het platform op tot bij de glimmende Mitsubishi MU Diamond II, een van de zeven privé-luxejets van dit type. De motoren draaiden al en de piloten zaten klaar om te vertrekken. Mister Poonh liet Lydia de Snert instappen en ging toen zelf zijn bemanning groeten. Vanuit de cockpit zag hij de bestelwagen naderen. Li reed hem met de achterkant tot vlak bij het vliegtuig. Hij vergewiste zich ervan dat er geen pottenkijkers in de buurt waren en maakte de deuren los. Yi droeg de geknevelde Tom naar binnen. Hij zette de jongen aan een raampje en sjorde zijn veiligheidsgordel vast. Dan stapte hij weer uit. Li zette de wagens opzij, terwijl mister Poonh de trap naar binnen trok. De piloot liet de motoren loeien en taxiede even later naar de startbaan, nagewuifd door Li en Yi. Kort daarop maakte de jet zich los van de grond en schoot het luchtruim in. Tien minuten later maakte het vliegtuig een vreemde bocht naar rechts en zette koers naar Tanzania.

Tom zat nog steeds aan handen en voeten geboeid in een van de twaalf luxestoelen van het vliegtuig. Hij zag het land onder hem verdwijnen en plaats maken voor een eindeloze zee. Moedeloos liet hij zijn hoofd tegen het raampje rusten. Vooraan in het vliegtuig zaten mister Poonh en Lydia de Snert zacht te praten. Tom had haar maar in een flits gezien toen hij in het vliegtuig werd gedragen. Toch hij had haar meteen herkend, al was het maar aan haar onafscheidelijke bontmantel. Wat waren ze met hem van plan?

Het leek wel of mister Poonh zijn gedachten geraden had, want hij stond op en kwam naast Tom zitten.

‘Zo, jochie, zin in een vakantiereisje naar Afrika?’

Hij vond het blijkbaar een goeie van zichzelf, want hij schaterde het uit. Tom wendde zijn hoofd af en keek naar buiten. Ze vlogen nu boven de wolken in de volle zon. Normaal zou hij van dit prachtige uitzicht genoten hebben, maar nu piekerde hij zich suf. Naar Afrika, zou hij het menen? dacht Tom.

‘Je gaat met ons op reis’, hernam mister Poonh. ‘Morgenochtend landen we op het vliegveldje van Sao in het zuidelijke bergland van Tanzania. Vandaar gaan we op safari naar het Ruaha National Park. Je bent toch niet bang van olifanten, hoop ik?’

En weer schaterde hij het uit. Tom bekeek hem met een krullende onderlip. Na een tijdje bedaarde mister Poonh, maakte Toms veiligheidsgordel los en begon de knopen in het touw rond zijn polsen uit elkaar te prutsen. Toen zijn handen vrij waren, zei hij:

‘Maak nu maar zelf je benen los. Hier in het vliegtuig kan je toch niet weg. En als we morgen op Afrikaanse bodem landen, ben jij mijn aangenomen zoon en Lydia de Snert is je moeder. Ik raad je dringend aan om je als een liefhebbende zoon te gedragen. Ik laat je er ongeboeid rondlopen, maar je wijkt geen stap van mijn zijde. De minste ontsnappingspoging, het geringste fantasietje en je bent er geweest. Begrepen?’

Om zijn woorden extra te onderstrepen, haalde hij uit zijn vestzak een zwart glimmend pistool te voorschijn. Met een routinebeweging schoof hij de lader eruit, zodat Tom duidelijk kon zien dat het geladen was. Onwillekeurig deinsde hij achteruit en dat was voor mister Poonh voldoende om weer in de lach te schieten. Hij stak zijn pistool terug op zak en liet Tom alleen. Die maakte de touwen rond zijn enkels los en wreef de pijnlijke plekken. Daarna legde hij zijn hoofd schuin tegen het zachte kussen van de fauteuil en keek naar buiten. De motoren loeiden eentonig en Tom voelde zijn oogleden zwaar worden. Korte tijd later sliep hij en hij droomde dat hij een zwarte gordel had in het judo. Maar toen hij de gordel om zijn middel knoopte, werd het een slang, waarvan het bloed op zijn witte broek druppelde. Tom schrok gillend wakker.