3. Eerste voorzorgsmaatregelen
De kleine, grauwe, lelijke, kleurloze hut met
zijn doorgezakte rieten dak en aanzien van iets wat afgedankt en
vergeten is, was van binnen niet zo ongerieflijk als Ginger had
verwacht. Hij bevatte maar één vertrek, was omgeven door heide en
aan alle kanten blootgesteld aan weer en wind. De deuropening
scheen, ondanks het feit dat er een paar van de niet met cement
verbonden stenen scheef waren gezakt, zich nog steeds met een
uitdagende houding overeind te kunnen houden. Een aan de zijkant
van het huis gebouwd hokje had blijkbaar als toilet dienst gedaan.
Op korte afstand hiervan lag een rommelige hoop, die de stortplaats
voor vuilnis moest zijn geweest’
De vloer van het woonvertrek was van kale aarde, hard door het
gebruik van generaties. Er was een eenvoudige stenen haard, geen
oven, met twee ijzeren stangen om een pot te dragen. Er vlakbij lag
een hoopje aanmaak hout, dat Rod naar zijn zeggen verzameld had.
Het enige artikel dat met wat verbeelding in de categorie van
meubilair kon worden ondergebracht, was een houtblok van ruim een
meter lang, dat in het grijze verleden moest zijn aangespoeld.
Aangezien de bovenkant ervan mooi vlak was, kon het zowel als tafel
en als stoel zijn gebruikt. In de muren waren twee lange nissen
gebouwd. Een ervan was opgevuld met dode varens.‘Dat is mijn bed
geweest, ‘ zei Rod glimlachend.‘Het lijkt wel een bedstee, ‘
antwoordde Biggles.‘Daarvoor was het in de eerste plaats bedoeld.
De mensen die hier vroeger woonden, waren te verstandig om op
zolder een koude slaapkamer op te zoeken. Ze hadden geen
verdiepingen op hun huizen. Ze bléven daar waar een turfvuur
brandde, dat ze nooit lieten uitgaan.’
‘Dat zal dan wel hebben gestonken, opperde Bertie.’
‘Beter stinken dan doodvriezen in je bed, zei Rod. Er waren
inderdaad tekenen van bewoning; het weinige aan land gebrachte
keukengerei, een bus zoet water en, wat Biggles het prettigst vond,
een primus.‘Dat is fantastisch, zei hij.‘Precies wat we nodig
hebben.’
‘Wat is daar voor fantastisch aan?’ vroeg Rod.‘We kunnen erop koken
zonder de haard aan te maken.’
‘En wat is erop tegen om de haard aan te maken?’
‘Een haard rookt.
‘Wat zou dat? Zou ik op mijn eigen gebied niet zoveel rook mogen
maken als ik zelf wil?
‘Ik laat onze onbekende buurman nog maar liever niet weten dat wij
hier zijn.
‘Maar dat zal hij heus wel te weten komen wanneer wij naar het
kasteel gaan.
‘Wie zegt dat wij naar het kasteel gaan?
Rod keek verbaasd.‘Ik dacht dat dat het eerste was wat we zouden
doen.
‘Je tante. Dat komt later wel, maar voorlopig niet. Ik wacht liever
tot onze vriend hierheen komt.’
‘Nou, dat lijkt me nogal optimistisch. Hoe kom je op het idee dat
hij naar ons zal gaan zoeken?’
‘Gezond verstand, plus wat kennis van de menselijke natuur. In een
netelige situatie is het vaak goed als je jezelf in de schoenen van
een ander denkt. Als je tot de conclusie komt wat jezelf zou doen,
kun je een idee krijgen van wat hij waarschijnlijk zal doen. Laten
we het in ons geval zo stellen. Eerst moeten we aannemen dat de rat
die aan jouw boot heeft geknaagd, nog steeds hier is. We kunnen
natuurlijk abuis zijn. Is het laatste het geval, zullen we dat gauw
genoeg weten. Maar laten we voorlopig zeggen dat hij nog hier is.
We kunnen gevoeglijk aannemen dat hij net zo graag zou willen weten
wat wij hier doen als wij wat hij van plan is. Op het ogenblik kan
hij zelfs niet eens zeker weten dat jij hier bent. Hij moet onze
machine hebben horen naderen. Waarschijnlijk heeft hij ze gezien,
in welk geval hij beseft zal hebben dat we op het strand zijn
geland. Vanaf het strand kun je het kasteel niet zien, waaruit
volgt dat je het strand vanuit het kasteel evenmin kunt zien.’
Biggles zweeg een ogenblik.‘Ben je het tot zover met mij
eens?’
‘Zeker.
‘Mooi. En op dit punt rijzen bij hem de vragen. Wat doet het
vliegtuig hier? Waar komt het vandaan? Hoeveel mensen zaten er in.
Waarschijnlijk zou hij tot de meest voor de handliggende conclusie
zijn gekomen, namelijk dat jij had afgesproken dat je werd opgepikt
als de boel fout liep, of dat er misschien wat extra voorraden
werden gebracht. Kort daarop ziet hij het toestel vertrekken. Nu
blijft bij hem de vraag over of jij wel of niet mee bent. Ik durf
te wedden dat hij op ditzelfde ogenblik in deze richting zit te
staren, in de hoop dat, als er iemand is, hij zich zal vertonen.
Wanneer er niets gebeurd, zal zijn nieuwsgierigheid hem tenslotte
de baas worden en” zal hij op verkenning uitgaan om het antwoord op
de vraag te vinden. Zolang dat niet is gebeurd, zal hij zich
tweemaal moeten bedenken voordat hij een kop thee zet, omdat een
vuur rook betekent en dat iedereen die hier aanwezig is zou
vertellen dat er hier nog iemand was. We moeten dus een spelletje
van kat en muis spelen. Hij is de muis, wij zijn de kat. Als we
lang genoeg wachten zal de muis uit zijn hol komen. Wij hebben alle
tijd. Het zal twee of drie dagen duren voordat Algy terug is. En nu
ik erover denk, kom ik tot de conclusie dat ik misschien een kans
heb laten voorbijgaan.’
‘Hoezo?
‘Voordat hij vertrok, had ik Algy moeten vragen of hij,
laagvliegend, een rondje om het eiland wilde draaien.’
‘Het is onwaarschijnlijk dat hij dan iets zou hebben
gezien.
‘Akkoord, maar het zou de schijn hebben gewekt dat jij een laatste
blik op het eiland wierp voordat je vertrok. Enfin, dat hindert
niet. Het is niet belangrijk. Op het ogenblik heb ik een gevoel dat
mij vertelt dat het al etenstijd moet zijn geweest. Laten we zien
dat we iets te bikken krijgen. We zullen het met de rantsoenen
rustig aan moeten doen, voor het geval Algy vertraging heeft.
Ginger, jij kunt intussen wat van die blikjes openmaken en de ketel
opzetten.’ Biggles stond op.’ Tussen twee haakjes, Rod, waar haal
jij je drinkwater?
‘Op de oever achter ons zijn verscheidene bronnen.’
‘Wat ga je doen?’ vroeg Ginger’
‘Een kijkje nemen.’ Biggles wendde zich tot Rod.‘Kunnen we het
kasteel zien vanaf die rotspartij achter ons?
‘Ja, dat kan.
‘Dan zou ik graag eens poolshoogte gaan nemen. Bovendien is er een
kansje dat jouw ongewenste huurder al op weg hierheen is, of naar
een ander punt vanwaar hij het haventje in het oog kan houden. Wij
zouden stom zijn als we ons bij verrassing lieten nemen.’
‘Oké.
Biggles greep de verrekijker.‘Hoever is het ongeveer vanaf die
rotspartij naar het kasteel?
‘Een kleine kilometer, zou ik zeggen.
‘Mooi. Laten we gaan. Jij bent hier een beetje bekend, dus kan jij
mij de oriëntatiepunten wijzen.
Vergezeld van Rod liep Biggles tegen de glooiing op in de richting
van de rotspartij die het binnenland aan het gezicht
onttrok’
Het laatste gedeelte liepen ze gebukt voort en tenslotte kropen ze
in een schuilplaats vanwaar ze door een scherm van wilde planten
heen konden zien wat er achter de rotsen lag. Het was geen
aantrekkelijk gezicht. Het grootste gedeelte van het terrein lag
open voor weer en wind en was bedekt met heide, met hier en daar
wat groen op plaatsen waar de bodem vochtig moest zijn. Kortom, het
was een typisch Hooglands landschap. Het terrein bleek vlak te
zijn, maar vanaf de hogere delen helde het in een serie zachte
golvingen, die, besefte Biggles, betekenden dat de plooien elk
willekeurig aantal mensen konden verbergen. Er waren maar twee
gebouwen te zien. Zoals ze daar tegen de verre horizon afstaken,
vielen ze erg in het oog. Eén ervan was het kasteel en het andere
was, te oordelen naar de vorm, onmiskenbaar de afgedankte
vuurtoren’
Aangezien het blote oog niets meer onthulde, haalde Biggles de
kijker uit het foedraal, trok de kapjes uit, om te voorkomen dat
zij zouden worden verraden door een schittering van de lenzen, en
zette hem aan zijn ogen. Het duurde enkele ogenblikken voordat hij
de gebouwen en het tussenliggende terrein had bespied.’ Zie je iets
van belang?’ vroeg Rod’
‘Niets. Nergens een beweging te bekennen. Geen vleugje rook. Kijk
zelf maar.’ Hij gaf hem de kijker. Rod keek er eveneens door en
bevestigde wat Biggles had gezegd.‘Als er iemand aan deze kant van
het eiland is, dan moet hij in het kasteel of in de vuurtoren zijn,
veronderstelde hij’
‘Waar zijn de huisjes waarover je ons hebt verteld?’
‘In een holte, links van ons.’
‘En het meer?
‘Dat ligt nog verder naar links. Het stroompje dat er in ontspringt
mondt aan het zuidelijke einde uit in zee.’
‘Een eindje uit de buurt van het kasteel?’
‘Ja. Drie kilometer of meer.’
‘Mooi. Laten we teruggaan.
Ze keerden terug naar het huis, waar het eten en een pot thee al op
hen stonden te wachten.‘Nog iets ontdekt, ouwe jongen?’ vroeg
Bertie.‘Tot dusver geen teken van de vijand te bespeuren, ‘
antwoordde Biggles. Met een blik op Rod vervolgde hij: ‘Was er nog
iets van het wild over dat jij geschoten had?
‘Alleen de botjes en die heb ik in zee gesmeten. Ik zou vanmorgen
weer op jacht zijn gegaan, maar ik durfde het strand niet te
verlaten voor het geval jullie zouden aankomen. Waarom? Zou je soms
willen dat ik er nog eens op uit trok?
‘Op wat wij hier hebben zullen vier hongerige knapen niet lang
kunnen leven, tenzij we half willen verhongeren, maar ik geloof
niet dat je nu al moet gaan schieten. Wanneer de vijand eenmaal
weet dat wij hier zijn, hindert het niet meer. We zullen hem tot
morgen de tijd geven om in actie te komen.’
‘Wat wil je vanmiddag gaan doen?’ vroeg Ginger.‘Niets. Mij gedekt
houden en mijn ogen openhouden. Maar het is niet nodig dat wij dat
allemaal doen. Zoals ik al eerder heb gezegd, kan er gevist worden
zonder dat daarbij geluid wordt gemaakt, dus stel ik voor dat jij,
Rod, naar het meer of naar de rivier loopt om te proberen of je wat
forellen kunt verschalken. Dat zou onze voedselpositie verbeteren.
Jij bent hier een beetje bekend, kun je de rivier bereiken zonder
dat je vanuit het kasteel wordt gezien?
‘Ik denk van wel. Zoals ik je al heb gezegd, heb ik de hengel daar
achtergelaten. Ik zou het kunnen proberen.’
‘Prima. Je kunt Bertie meenemen. Ginger blijft bij mij.’
‘Over vis gesproken, zei Bertie, ‘er “zullen hier wel kreeften
tussen de rotsen zitten. Als er één schotel is waar ik gek op ben,
dan is het kreeft, warm, koud, of hoe dan ook.
‘Dit is noch de tijd, noch de plaats om aan je kostbare smaak toe
te geven, antwoordde Biggles.‘Wat wij nodig hebben, is stevig
voedsel. Wat mij betreft kun je kreeft gaan zoeken zoveel je wilt
wanneer wij dit zaakje hebben opgeknapt.
‘De mogelijkheid bestaat dat we laat terug zijn, bracht Rod in het
midden’
‘Waarom?
‘Zeeforellen laten zich het best tegen zonsondergang
vangen.’
‘Het interesseert me niet hoelang je wegblijft, als je maar iets
meebrengt. Terwijl jullie weg zijn, zullen wij onze spullen
verbergen, onder wat varens of zoiets, zodat ze niet kunnen worden
ontdekt wanneer er iets gebeurt. Verspelen we die ook, dan zitten
we in de puree. Laten we eens gaan kijken hoe ver het water al is
teruggelopen.
Toen zij bij het haventje kwamen, ontdekten ze dat het water zijn
laagste stand vrijwel had bereikt, want het hoogste gedeelte van de
roef van de Gannet, bevond zich nog maar enkele centimeters onder
de oppervlakte. Het water spoelde er juist overheen’
‘Waar had je je voorraden gestouwd?’ vroeg Ginger aan
Rod.’
‘In de kasten, voor en achter.’
‘Kun je die vanuit de roef bereiken?’
‘Ja. Waarom?
‘Nu het water zo laag is, geloof ik dat ik er maar eens in zal gaan
om te zien of ik een paar dingetjes kan bergen.
Biggles schudde zijn hoofd.‘Dat kun je beter niet doen. Je zou op
de een of andere manier gevangen kunnen raken. We zouden het kunnen
overwegen als we werkelijk hard om voedsel verlegen zaten, maar
voorlopig is dat nog niet het geval. Momenteel wil ik dat risico
liever niet nemen.
‘Ik zie niet in dat er veel risico aan vast zat, ‘ protesteerde
Ginger’
‘We weten niet hoe het met het evenwicht van de boot gesteld is en
door jouw bewegingen zou hij kunnen omslaan. Laat dat voorlopig nog
maar rusten.’
‘Als er hier niets meer is wat we kunnen doen, ‘ zei Rod, ‘dan
kunnen wij net zo goed achter de vissen aangaan.’
‘Oké. Maar pas op dat je niet wordt gezien. Zorg dat je niet boven
de horizon uitsteekt.’
‘Komt in orde.
Rod en Bertie liepen weg over het strand’
Biggles keerde terug naar het huis.‘We zullen om de beurt de wacht
houden, zei hij tegen Ginger.‘Na al deze voorzorgsmaatregelen
zouden we wel een heel gek figuur slaan als bleek dat er hier
helemaal niemand was, antwoordde Ginger luchtig.‘We zouden een nog
veel gekker figuur slaan als wij onze hielen hadden gelicht en het
een of andere zwijn ons eten en onze spullen pikte, antwoordde
Biggles.‘Neem jij de verrekijker, kruip naar de rotsrichel en
verken het landschap. Zorg dat je je door niets verraadt. In open
terrein als dit is de geringste beweging waar te nemen. Zie je iets
verdachts, fluit dan even. Over een uur zal ik je aflossen.
Intussen verstop ik onze spullen en verzamel ik wat droge varens
voor bedden.’
‘Afgesproken.’ Gewapend met de veldkijker, die los op zijn borst
hing, liep Ginger tegen de glooiing op. Nadat hij de laatste meters
kruipend had afgelegd, staarde hij uit over een landschap van
somber groen, zonder enige beweging, dat elke jager met een geweer
zou hebben doen watertanden, maar dat bij hem geen enkel
enthousiasme opwekte. Hij stelde zich verdekt op en maakte het zich
zo makkelijk mogelijk. Biggles begon de meegenomen bezittingen in
een hoek op te stapelen en ging toen varens zoeken om ze aan het
oog te onttrekken. Toen dit gebeurd was, verzamelde hij nog meer
varens, waarvan hij op de grond bedden maakte, er wel voor zorgend
dat het midden van het vertrek vrij bleef. Na ruim een uur was het
karwei geklaard en voegde hij zich bij Ginger op de rotsrichel.‘Nog
iets ontdekt?’ informeerde hij’
‘Geen fluit. Volgens mij is dit eiland nog doodser dan
dood.
‘Best mogelijk dat het zo lijkt, maar ik ben er vrij zeker van dat
dit in werkelijkheid niet het geval is.’
‘Waarom ben je daar zo zeker van?
‘Denk jij niet meer aan de boot? Iemand heeft die tot zinken
gebracht en die iemand moet nog hier zijn. Aangezien Rod nadien nog
geen vliegtuig gezien en geen boot gehoord heeft, is het niet
mogelijk dat de schurk het eiland verlaten heeft, tenzij hij
vleugels heeft. De komst van onze machine moet buiten zijn
berekeningen zijn gevallen. Het geeft hem iets om over na te denken
en ik maak me sterk dat hij daar nu mee bezig is.’
‘Ja, dat zou natuurlijk kunnen.
Samen hielden ze het terrein nog een poosje in het oog, zonder iets
anders te zien dan de wilde eenden die zo nu en dan uit de richting
van hét meer opstegen. Toen ging Ginger naar beneden en een fluitje
vertelde Biggles enige tijd later dat hij thee had gezet. Biggles
ging naar beneden, en nadat Ginger thee had gedronken, nam hij zijn
plaats weer in’
Ze hielden tot zeven uur de wacht, toen begon het donker te worden
en had het, omdat het niet langer mogelijk was de omgeving
duidelijk waar te nemen, geen zin meer ermee door te gaan. Ginger
wierp een laatste blik om zich heen, en terwijl zijn ogen hun best
deden om het schemerdonker te doorboren, kwam hij tot de conclusie
dat hij nog nooit iets had gezien wat troostelozer en somberder
was. De hemel was inmiddels betrokken en het was kil geworden. De
lucht voelde vochtig aan, alsof er regen op til was. Hij was dan
ook heel blij dat zij een onderkomen, hoe primitief dan ook, voor
de nacht hadden.’
‘Rod en Bertie blijven lang weg, merkte hij op, toen hij zich bij
Biggles had gevoegd, die op een grote steen bij de deuropening bij
het huisje zat.’
‘Niet z0 hard praten, vermaande Biggles hem.‘Van nu af zullen we op
onze oren moeten vertrouwen.’
‘Niemand zal hier nu komen, verklaarde Ginger vol
zelfvertrouwen’
‘Integendeel, dit is juist zo ongeveer de tijd waarop ik bezoek
verwacht. Ik hoop dat die wolken een beetje willen breken, zodat ze
wat licht doorlaten, anders zullen we niet veel kunnen zien. Ik
durf het niet te riskeren buiten licht te gebruiken. In huis
hindert het niet, omdat het vanuit de richting van de zee niét
direct te zien kan zijn. Heb jij misschien ook licht in het kasteel
ontdekt?
‘Geen glimpje. Als daar iemand is, dan laat hij ook geen licht
zien.
‘Hij kan in een van de binnenkamers zoveel licht maken als hij maar
wil, als het daarop neerkomt. Maar wat voeren die knapen toch uit?
Ik weet dat Rod gezegd heeft dat het misschien laat zou kunnen
worden, maar ik had hen nu toch wel terug verwacht.’ Biggles ging
naar binnen om een sigaret op te steken. Daarna gingen ze zonder al
te veel tegen elkaar te zeggen zitten wachten. Het werd steeds
donkerder. Er was geen geluid te bekennen, met uitzondering van het
eeuwige geklots en gemurmel van de golven tussen de rotsen onder
hen. Ook de meeuwen hadden zich blijkbaar teruggetrokken in hun
nachtverblijf. Biggles bewoog zich onrustig.‘Dit staat me helemaal
niet aan, mompelde hij.‘Ik hoop dat hun niets overkomen is. Ze
hadden allang terug kunnen zijn. Rod kent de omgeving, dus kunnen
ze moeilijk verdwaald zijn.’
‘Wat zou er met hen kunnen gebeuren?’
‘Heel wat. Ze kunnen in een moeras zijn gezakt, gebeten door een
adder, een been hebben gebroken, noem maar op.
Ginger gaf geen antwoord. Hij dacht hetzelfde. Niet lang hierna
hoorden zij niet ver uit hun buurt een angstig kwetterende vogel
opvliegen. Ginger wilde juist opmerken dat ze er aankwamen, toen
Biggles een hand op zijn knie legde en ‘sssst’ siste’
Ze wachtten, en terwijl ze daar zwijgend naast elkaar zaten,
besefte Ginger dat het geluid niet uit de richting kwam waaruit Rod
en Bertie zouden moeten komen. Het had van ergens achter hen
geklonken. Het was zeer zeker niet uit de buurt van het strand
gekomen, de weg die Rod waarschijnlijk zou nemen’
Het scheen een hele poos te duren voordat er iets gebeurde. Ginger
had zelfs al besloten dat de vogel verstoord was door een vos of
een ander rooflustig schepsel, toen een stem sprak, zo dichtbij dat
zijn zenuwen het bijna begaven. Die stem zei drie woorden: ‘Hij is
weg.’ Eert andere stem, deze met een Schots accent, zei: ‘Ja. Het
schijnt dat je gelijk had. Hij is weg.’ Na een korte pauze sprak de
eerste stem weer.‘We hoeven hier geen tijd meer te verknoeien. We
kunnen net zo goed overdag wat rondkijken. Laten we
teruggaan.’
‘Geloof jij dat hij hier zal terugkomen?’
‘Tenzij het een dwaas is, niet nu hij ziet wat er gebeurt.’ De
ander scheen hier niet zo zeker van te zijn.’ Ik ken die Macasters.
Dat zijn geen dwazen.’ Dit werd gevolgd door de geluiden die de
mannen maakten toen zij tegen de glooiing opliepen. Ze maakten heel
wat meer lawaai dan toen zij gekomen waren, waarschijnlijk in de
veronderstelling dat voorzichtigheid niet langer geboden
was’
‘Nou, wat heb ik je gezegd?’ fluisterde Biggles in Gingers
oor’
‘Ja, je had gelijk, ‘ beaamde Ginger’
Het hele voorval had maar enkele minuten geduurd en in die kritieke
periode had hij zich afgevraagd wat er zou gebeuren als Rod en
Bertie zouden terugkeren voordat de mannen verdwenen waren.
Gelukkig gebeurde dit niet, maar het scheelde maar weinig. Heel
kort daarna klonken er stemmen uit de richting van het strand. Na
nog enkele ogenblikken arriveerden zij, en zelfs in het donker was
te zien dat Bertie een lang, lichtgekleurd voorwerp
droeg’
‘Jullie bent verdraaid lang weg geweest, ‘ zei Biggles.‘Wat heb je
daar?
‘Een forel, ouwe jongen. Een prachtbeest. Een klepper
van-heb-ik-jou-daar. Wel een pond of acht, negen, denk ik, en nog
drie kleinere. Die grote was de laatste die we vingen. Vandaar dat
we zo laat zijn. Hij wilde zich eenvoudig niet gewonnen geven.
Omdat het zo donker was, konden we de helft van de tijd niet zien
waar hij tussen de rotsen gebleven was.’
‘Ja, hij heeft zich behoorlijk geweerd, ‘ bevestigde Rod.’ Als we
niet zo moeilijk met ons eten hadden gezeten, zou ik hem hebben
teruggegooid.
‘Ik ben blij dat je dat niet hebt gedaan, ‘ zei Biggles kort.’ Ik
waardeer je sportieve gevoelens, maar we moeten nu eenmaal
eten.
‘Is er nog bezoek geweest?’ vroeg Bertie terloops en blijkbaar
zonder het antwoord te verwachten dat hij kreeg’
‘Ja, ze zijn geweest, ‘ zei Biggles’
Er heerste een korte, geschokte stilte. Toen: ‘Zei je zé?
informeerde Rod op merkwaardige toon’
‘Ze waren met hun tweeën.‘Waren jullie een paar minuten eerder
terug gekomen, dan zou je ze precies in de armen zijn
gelopen.
‘Hebben ze jullie gezien?
‘Nee. Wij verwachtten ze.
‘Zeiden ze nog iets?
‘Niet veel. Ze kwamen zich ervan overtuigen dat jij verdwenen was.
Dat geloven ze tenminste. Dat komt ons prima uit, ofschoon het niet
lang zal duren of ze beseffen dat ze abuis zijn.
‘Wel alle blikskaters!’ hijgde Bertie.‘Heb je er enig idee van wie
het waren?
‘We konden ze niet zien, alleen horen. Te oordelen naar hun stemmen
waren het een Engelsman en een Schot, de laatste blijkbaar hier uit
de buurt; ik bedoel van het vasteland, aangezien hij Rods naam
kende - en de Macasters in het algemeen.
‘Nou, dan weten we hoe laat het is, verklaarde Rod.‘En wat is onze
volgende zet?
‘Daar zullen we eens over moeten nadenken, antwoordde
Biggles.‘Vanavond wil ik niets meer doen, dus kunnen we na het eten
net zo goed onder de wol kruipen.’
‘Vind je het nodig om een van ons op wacht te laten staan?’ vroeg
Berrie.’
‘Ik geloof niet dat dit nodig is. Nu ze zich ervan overtuigd hebben
dat er hier niemand is, zullen ze waarschijnlijk niet terugkomen
voordat het dag is, en tegen het aanbreken van de dag zal ik al uit
de veren zijn, besloot Biggles.