'Goede reis, lieverd.' Bobbie was een engel geweest. Ze had mij en mijn koffer naar beneden en in een taxi geholpen, was met me meegegaan naar het station, had me in de trein geholpen en mijn koffer onder mijn bank geduwd. We kusten elkaar. 'Doe de hartelijke groeten aan Dimpsie. Tot ziens, Siggy.' Ze tikte op het deurtje aan de ene kant van de rieten kooi die ze die morgen in een dierenwinkel had gekocht. We hadden er een omslagdoek omheen gevouwen en het deurtje vrij gelaten, zodat hij lucht kon krijgen. Siggy begon onmiddellijk aan de tralies te knagen. 'Ik hoop dat ze niet zeggen dat hij naar de goederenwagon moet. Misschien moet je de jas ook maar over hem heen leggen als de conducteur langskomt.'
'Niet jouw mooie jas!' protesteerde ik. 'Ik zou het mezelf nooit vergeven als hij erop kauwde.' Toen Bobbie mijn oude bontjasje, dat ooit om de schouders van de Sneeuwkoningin had gehangen, zag, had ze erop gestaan mij haar eigen honingkleurige kasjmieren jas te lenen om in te reizen. De afspraak was dat ik hem terug zou geven als zij weer naar Londen kwam.
'Hij is echt niet zo kostbaar. Ik ga nu rechtstreeks naar Heathrow en ik word aan de overkant door Finn opgehaald. Ik zal hem niet missen.'
'Je bent een engel.' Ik knuffelde haar nogmaals.
'Schrijf me wanneer je de kans krijgt en laat me weten hoe het met je gaat. Daar gaat het fluitje. Ik moet nu gaan. Tot ziens, lieverd.'
Ze zette een boodschappentas op de stoel naast me en ging snel naar buiten. Ze wachtte op het perron tot de trein wegreed. Ik zwaaide naar haar met een gevoel van gemis. Om mezelf te troosten maakte ik de boodschappentas open. Bobbie was een vriendin uit duizenden. Er waren papieren zakjes met plakken ham en salami, sla, maanzaadbroodjes, en een reep hazelnootchocola. Er was ook een fles appelsap en de nieuwste Vogue. Met inbegrip van het overstappen in Newcastle zou de reis vijf uur duren. Ik viste in mijn tas om The Pilgrim's Progress van John Bunyan te pakken, het tweede boek op mijn lijst, en ik sloeg het open...
Ik werd wakker, rammelend van de honger, toen we station Grantham binnenreden. Ik dankte Bobbie voor haar vooruitziende blik. Het was moeilijk zo niet onmogelijk geweest om met een gipsbeen de restauratiewagon te bereiken. Ik at een groot deel van de picknick en voerde Siggy heimelijk stukjes muffin. Daarna pakte ik het tijdschrift. Ik vond The Pilgrim's Progress natuurlijk heel interessant, maar Vogue was misschien een betere digestief.
Nadat ik me had verbaasd over de prijzen van de kleren en alle advertenties had gelezen, deed ik voldaan mijn ogen dicht om uitvoerig over Sebastian na te denken, zonder tot een conclusie te komen, behalve dat, nu ik hem minstens vijf weken niet zou zien, hij veel minder angstaanjagend leek. Ik stelde me voor dat ik een contract bij Miko zou tekenen en ovaties en lovende recensies van Didelot in ontvangst zou nemen voor mijn interpretatie van Kitri in Don Quixote.
Ik moest weer in slaap zijn gevallen, want het volgende moment reden we het station van York binnen. Naarmate we verder naar het noorden reden, waren de richels in de omgeploegde velden witberijpt en dwarrelde er af en toe een sneeuwvlok langs het raam. Tegen de tijd dat we uit Darlington vertrokken sneeuwde het gestaag.
In Durham kwam de conducteur binnen, dus liet ik mijn omslagdoek over de voorkant van Siggy's kooi vallen. Toen ik de doek later weghaalde, had Siggi de helft van de franje opgegeten, ondanks het feit dat ik hem juist voor dit doel een oude trui had gegeven, die voor zover ik kon beoordelen onaangeroerd was gebleven.
'Je bent echt een kreng!' zei ik enigszins nijdig, want de doek was van een mooie wollen paisley in prachtige kleuren roze en okergeel en ik was heel blij geweest toen ik hem in een Oxfam- winkel had gevonden.
Tegenover me zat een man met een wit boordje, die me nu ontzet aankeek en vervolgens streng uit het raam staarde, terwijl hij langzaam rood aanliep.
Het was bijna donker toen we Newcastle binnen ratelden. Het was er ijzig kil. Onze trein had vertraging, zodat ik slechts vijf minuten had voor mijn overstap naar de trein naar Haltwhistle. Met mijn tas kruiselings over mijn schouder en Siggy's kooi in een hand, probeerde ik met de andere hand mijn koffer tevoorschijn te trekken van waar Bobbie hem onder de bank had gepropt.
'Neemt u me niet kwalijk,' zei ik tegen de geestelijke. 'Het spijt me vreselijk, maar wilt u misschien...?'
Hij deed alsof hij me niet hoorde en snelde naar de uitgang, met wapperende jaspanden.
'Geef maar hier, schat.' Een kleine, stevige vrouw in een grijze gabardine regenjas greep mijn koffer bij het handvat en sleepte hem het gangpad in, de wagon door, en toen omlaag naar het perron. Gelukkig kwam er een kruier met een karretje aan.
'Ik ben u vreselijk dankbaar,' zei ik tegen de vrouw bij wie de zweetdruppels op het voorhoofd stonden.
Ze staarde naar de andere passagiers die zich om ons heen verdrongen. 'Het is toch wel ver met de mensen gekomen als we een arme, stomme invalide niet meer kunnen helpen.'
Ik glimlachte. 'Het is maar tijdelijk.'
Ze klakte met haar tong. 'Dat mag ik hopen.' Ze draafde weg op haar dikke, korte benen.
Mijn kruier stond geduldig bij een open rijtuigportier te wachten, aan de andere kant van het station, toen ik op mijn krukken kwam aangestrompeld, verhit van spanning en uitputting.De wagon was zo'n ouderwets geval met een gangpad langs de kant en coupes voor zes passagiers. Een oude dame, die bij de deur zat, trok haar benen in om mijn olifantspoot erlangs te laten. Ik liet me op de plaats bij het raam vallen en veegde mijn vochtige haar met een klamme handschoen van mijn voorhoofd. De kruier zette Siggy's kooi op de plaats naast me en tilde mijn koffer in het bagagerek. Ik gaf hem een munt van twintig penny's, wat ik me slecht kon veroorloven. Hij keek ernaar alsof ik hem iets had gegeven wat in verregaande staat van ontbinding verkeerde. Het fluitje klonk, en de trein begon het station uit te kruipen.
Terwijl ik probeerde weer op adem te komen, liet ik mijn blik langs mijn medepassagiers gaan. Tegenover me zat een magere, blonde vrouw met vuurrode lippenstift. Ze zat aandachtig te lezen in een tijdschrift met foto's van de prinses van Wales.
Naast haar zat een jongetje dat strak naar mijn gipsbeen staarde. De hoek schuin tegenover me werd ingenomen door een donkerharige man die een jas met een astrakan kraag droeg. Hij zat in de New Scientist te lezen. De oude vrouw, die haar benen had ingetrokken om plaats voor me te maken, haalde een zak snoep tevoorschijn en begon langzaam en nadrukkelijk op de snoepjes te sabbelen terwijl ze staarde naar de foto van een met heide begroeide berg en een meer, boven het hoofd van de man.
'Wat heb je met je been gedaan?' vroeg het jongetje.
'Ik heb je nog zo gezegd dat je geen persoonlijke vragen mag stellen, Gary,' zei de vrouw met het tijdschrift, zonder op te kijken. 'Dat is onbeleefd.'
'Ben je overreden?'
'Ik heb mijn voet gebroken.'
'Was er veel bloed?'
'Nee.' Ik staarde uit het raam, in de hoop verdere vragen te ontmoedigen. Aangezien het donker was, kon ik niets anders zien dan natte vegen op het raam, twinkelende lichtjes en mijn eigen spiegelbeeld.
'Hoe halen ze dat eraf? Met een hamer?'
'Met een zaagje.'
Gary leek iets op te fleuren. 'Misschien zagen ze per ongeluk je been er ook wel af. Wat zit daarin?' Hij wees naar Siggy's kooi. 'Ik dacht dat ik iets zag bewegen.'
Ik legde mijn hand op de rieten kooi. 'Niets bijzonders.'
'Laat eens zien.'
Dit leek me een goed moment om naar de wc te gaan. Ik stond op en pakte de mand.
De oudere vrouw had haar ogen dicht. Ze zat met haar knie- en wijd en haar voeten naar buiten gedraaid. Ik probeerde over haar voeten heen te stappen, maar mijn logge gips maakte het moeilijk om te manoeuvreren en ik trapte per ongeluk op haar voet. Ze ging met een gil rechtop zitten, terwijl ze een schop gaf tegen mijn goede been, waarop mijn hele gewicht rustte, zodat ik achterover viel, op de knieen van de man met de astrakan kraag. Hij mompelde iets onverstaanbaars en duwde me weer overeind.
'Het spijt me verschrikkelijk,' zei ik tegen de vrouw. Ze zag er woest uit.
Ik verontschuldigde me tegenover de man, maar hij was druk bezig zijn New Scientist weer glad te strijken. Ik worstelde me naar de wc aan het eind van de gang. Er was nauwelijks genoeg ruimte voor mij, mijn gips en Siggy's kooi. Toen ik de coupe weer binnenkwam, stootte ik per ongeluk met Siggy's kooi tegen de knieen van de man. Deze keer reageerde hij op mijn uitvoerige excuses met een hoofdknik en een vluchtige blik waarin ik ergernis las.
'Mag ik nu zien wat erin zit?'
Gary was een dolmakend hardnekkig kind.
'Er valt niets te zien...' Toen ik naar mijn plaats wankelde bleef de omslagdoek aan de knieen van de oude vrouw hangen en werd Siggy even onthuld.
'Ik heb 'm gezien! Ik heb 'm gezien!' schreeuwde Gary. 'Het is een rat! Een grote, grijze rat! Met een lange staart!'
'Nee, niet waar!' antwoordde ik boven het gegil van de oudere vrouw uit. 'Het is een konijn. Kijk maar! Je kunt zien dat hij lange oren heeft. En een lief, donzig staartje.'
Ik trok de doek weg om mijn gezelschap mijn mooie Siegfried te tonen. Gary's moeder keek misprijzend voor ze weer naar haar tijdschrift terugkeerde.
'Hoe heet-ie?' zeurde Gary.
Hij was nog hardnekkiger dan een zatte kerel.
'Siggy.'
'Is dat een afkorting van sigaret?'
Ik wilde niet nog meer onderwerpen ter sprake brengen. 'Ja.'
'Ik ben allergisch voor dieren,' zei de oudere vrouw. 'Misschien,' richtte ze zich tot de man met de astrakan kraag, 'kunt u het raam openzetten. Ik moet frisse lucht hebben, anders krijg ik last van mijn astma.'
De man stond op en baande zich een weg naar het raam. Toen hij met het schuifraampje bovenaan worstelde, nam de trein met grote snelheid een bocht en wankelde hij opzij, waarbij hij het tijdschrift uit de hand van Gary's moeder sloeg en Gary zwaar op de voet trapte. Het kind zette het meteen op een krijsen. Het duurde enige tijd voor de rust was weergekeerd en de lezers onder ons zich weer op hun lectuur konden richten. De wind waaide door mijn haar en blies de sneeuw rechtstreeks door het open raam op mijn schoot, maar ik durfde niet te protesteren.
'Kaartjes, alstublieft.' Een man in uniform schoof de deur open. 'Jongedame...' Hij keek me aan.
'Ze heeft een konijn bij zich,' riep Gary met schrille stem, en hij wees naar Siggy. 'In die kooi.'
Het rotjoch! Ik had Gary het liefst door het raam naar buiten geknikkerd.
'Ho!' De conducteur stapte de coupe binnen, waarbij hij op diverse voeten trapte. De oudere vrouw slaakte een kreet van pijn en de man met de astrakan kraag kromp ineen en deed zijn ogen dicht. 'In de passagiersaccommodatie zijn geen levende dieren toegestaan,' zei de conducteur opgeblazen. 'U moet hem in de bagagewagen zetten.'
Ik verzamelde al mijn krachten om charmant te doen. 'Over een halfuur stap ik uit in Haltwhistle,' zei ik smekend. 'En' - ik legde wat extra pathos in mijn stem - 'ik ben net aan mijn voet geopereerd. Het zal heel moeilijk, zo niet onmogelijk voor me zijn om hem daar op te halen en ook mijn bagage uit de trein zien te krijgen. Kunt u misschien voor deze ene keer, uit de goedheid van uw hart, de regels terzijde schuiven?' Ik schonk hem mijn extatisch- gelukkige Giselle-glimlach uit de eerste akte. 'Ik zou u eeuwig dankbaar zijn.'
De man was een klootzak, een lakei in dienst van een door hygiene geobsedeerde bureaucratie. Ik schonk hem mijn woedende Titania-frons.
'Volgens mij heb ik al een vlo te pakken,' klaagde de oude dame pruilend.
'We hebben op school over de pest geleerd,' zei Gary. 'De meester zei dat iedereen door de vlooien dood was gegaan. Waarschijnlijk krijg jij ook zwarte bulten. Het lijkt een pestkonijn.' Voor ik hem tegen kon houden was hij naar voren gedoken en stak zijn vinger in Siggy's kooi. Siggy schoot toe als een cobra. Gary schreeuwde moord en brand tot zijn haren zo ongeveer recht overeind stonden.
Zijn moeder keek lang genoeg van haar tijdschrift op om te zeggen: 'Hou je kop, schreeuwlelijk,' en hem een draai om zijn oren te geven.
Gary brulde en wreef met groezelige knuisten in zijn ogen. Ik zag dat de man met de astrakan kraag zijn portefeuille pakte en discreet iets in de hand van de conducteur drukte. Het leek een briefje van tien pond. Alle poeha verdween bij de conducteur. Hij grijnsde kruiperig en tikte tegen zijn pet terwijl het briefje in zijn portemonnee verdween.
'Tja, meneer. Gezien het feit dat de jongedame zo snel al uitstapt, lijkt het me beter een uitzondering te maken, ook al omdat ze invalide is.'
'Dat lijkt me heel verstandig,' zei de astrakan kraag hooghartig. Er klonk iets buitenlands in zijn stem.
De conducteur trok zijn dikke buik braaf terug en schoof de deur met eerbiedige zorg achter zich dicht.
Ik bekeek mijn weldoener. Zijn haar was heel donker en zijn huid was wat sommige mensen misleidend olijfkleurig noemen, hoewel hij niet groen of zwart was, en absoluut ook niet olieachtig, maar een soort geel-met-gouden tint. Hoewel hij veel knapper om te zien was dan Alex, zag ik enige overeenkomst in de gelaatskleur en in de vorm van de lange, smalle neus. De familie van Alex bestond uit Litouwse joden. Ze woonden in een arme maar gezellige gemeenschap in Bethnal Green, en er kwam altijd een groepje om Alex bij de uitvoeringen toe te juichen. Na afloop bedronken ze zich samen en kregen heimwee. Ik vroeg me af of deze man uit Litouwen kwam. Misschien was hij een vluchteling, net als de vader van Alex. Misschien reisde hij naar het noorden om werk te zoeken, zodat hij geld naar huis kon sturen, naar zijn hongerende gezin in Sovetsk. Misschien kende hij de waarde van een briefje van tien pond niet. Ik stelde me hem voor zoals hij in een armoedig kamertje in Carlisle zat, terwijl de tranen over zijn wangen rolden toen hij zijn resterende kleingeld telde en dacht aan het feestmaal waarvan zijn hongerige kinderen hadden kunnen genieten als hij dit maar had geweten... Deze fantasie werd echter een halt toegeroepen toen ik me herinnerde dat astrakanbont exorbitant duur was.
Ik stond op van mijn plaats en boog me naar voren om hem op de knie te tikken. Hij keek me aan met net zulke zwarte ogen als die van Alex, maar de zijne stonden vijandig.
'Ik zag dat u die man geld gaf. U moet me u dat laten vergoeden. Ik heb helaas niet voldoende contanten bij me, maar ik kan het binnenkort aan u overmaken.'
Hij stak zijn hand op. 'Liever niet. Dat smeergeld is hem uit volstrekt egoistische motieven aangeboden. Ik ben ontelbare keren bij mijn lezen gestoord, er is op mij gezeten, getrapt, gesneeuwd, gewaaid, mijn oren zijn gemarteld door alle gekrijs en gegil. Ik zou het als voldoende vergoeding beschouwen als u geen verdere opschudding veroorzaakte.'
Hij richtte zijn blik weer op de gedrukte pagina. Ik voelde me danig op mijn nummer gezet en ging weer zitten.
Gary zat nog steeds te snotteren en onrustig te draaien. 'Luister goed,' zei Astrakan Kraag tegen hem. 'Als jij niet meer jankt, praat, snottert of beweegt tot ik uit de trein stap, geef ik je twee pond.' Hij stak een vinger op toen Gary iets wilde zeggen. 'Niet een woord!'
Gary bleef de rest van de reis als in trance zitten. Vijf minuten voor aankomst in Halfwhistle stond ik op en begon hulpeloos aan mijn koffer te sjorren.
'Ga zitten,' zei Astrakan Kraag. 'Ik zal je helpen als we het station binnenlopen.'
Er klonk bijna iets gewelddadigs in zijn stem, dus deed ik wat me gezegd werd. Toen de trein langs het perron stilhield, liep hij naar het raampje en schreeuwde om een kruier. Zijn toon klonk dermate gebiedend dat de stationschef in eigen persoon kwam toegesneld.
'Help deze dame en haar spullen de trein uit,' zei Astrakan. Ik kon het niet goed zien, maar ik had de indruk dat er opnieuw een biljet van hand tot hand ging. De stationschef verscheen razendsnel in onze coupe. Mijn koffer, Siggy's kooi, mijn tas met rommel en ik werden in rap tempo de trein uit gewerkt. Ik kreeg de kans niet om hem te bedanken.
Ik hoorde een kreet van vreugde. 'Marigold! Liefje!'

Mijn moeder kwam over het perron naar me toe gehuppeld.
Ik sloeg mijn armen om mijn moeder heen en omhelsde haar; ik rook de vertrouwde, moederlijke geuren van oranjebloesem, wierookstokjes en de klamme hal waar onze jassen altijd hingen.
'Hallo Dimpsie.'
Ze wilde niet moeder, mam of ma genoemd worden omdat ze zich dan zo oud voelde. Ze was zesenveertig, wat nou niet direct stokoud is.
Haar ogen straalden. 'Dat is lang geleden!'
Ik moest tot mijn schande bekennen dat dit waar was. Wie kan met de hand op het hart verklaren altijd aan de verwachtingen van een liefhebbende ouder te hebben voldaan? Ze bekeek me in het schemerige licht van het perron.
'Je ziet er geweldig uit, poppedein, heel mooi en charmant. Maar je staat te bibberen. Laten we gauw naar de auto hollen. Hij staat hier pal voor.'
'Sorry, dat kan ik niet. Hollen, bedoel ik. Mijn voet.'
'O ja, arme lieverd! Doet het erg pijn?'
'Helemaal niet.'
Ze omhelsde me opnieuw. 'Nou, dan moeten we maar hinken.'
Ze hinkte, vrolijk lachend, helemaal tot aan de uitgang mee, terwijl de stationschef mijn koffer droeg en ik in een bezadigder tempo met Siggy volgde. De auto, een Mini, paars geschilderd en met bloemen in primaire kleuren verfraaid, stond zoals ze had gezegd voor de ingang van het station geparkeerd, zeer tot ongenoegen van de taxi's en de plaatselijke bus. We reden met een schok weg. De auto was oud, de weg was glad door de sneeuw, en Dimpsie was een slechte chauffeur.'Ik heb vannacht bijna geen oog dichtgedaan, zo blij was ik dat jij zou komen! Je ziet er geweldig uit, lieverd. Ik kan gewoon niet geloven dat je mijn dochter bent. Je lijkt natuurlijk op je vader.'
'Alleen maar aan de buitenkant... Kijk uit!'
De auto reed een stoeprand op en rolde er weer af met een klap die het chassis op zijn veren deed schudden.
'Sorry, ik kan niet goed zien waar we rijden. Je koffer ligt achterin, zodat de koplampen omhoog wijzen. Koplamp, moet ik zeggen. Ik had de garage willen vragen er een nieuwe lamp in te zetten.'
Ik deed mijn ogen dicht en benijdde Siggy om zijn onwetendheid van het gevaar waarin hij verkeerde. We reden in westelijke richting naar Gilsland en gingen toen naar het noorden over de kronkelige weg die naar Black Knowe en Reeker Pike omhoog voerde.
'Wat heerlijk dat je even vakantie hebt, lieverd. Iedereen zal het geweldig vinden je weer te zien. Evelyn belde vanmorgen om je voor morgenavond te eten te vragen. Ik denk niet dat je met dat been kunt rijden. Dus ik breng je wel.'
'Niet met of zonder been. Ik heb mijn rijbewijs nog niet gehaald.'
'Lieve help, Marigold, echt niet? Maakt niet uit, ik breng je wel... wanneer ik kan. Het enige probleem is dat ik op dit moment op de receptie moet invallen. De vorige assistente is overspannen of zo. Tom was woedend.'
Tom was mijn vader. Ik voelde hoe de auto slipte in de bochten en ik stelde me al voor hoe we in de afgrond zouden storten.
'Hoe is het met Evelyn?'
'Geweldig, als altijd.' Mijn moeder aanbad Evelyn Preston. 'Ze is totaal niet veranderd. Ik ben dikker geworden, maar Evelyn ziet er nog steeds geweldig uit, ze is helemaal niets veranderd! En dan is ze ook nog eens tien jaar ouder dan ik!'
Mijn moeder leek inderdaad wat molliger.
'Je kunt haar haar leeftijd beslist niet aanzien. Ze is me in De Vuurvogel komen zien. Wist je dat?'Een paar maanden geleden had Evelyn een taxi genomen vanaf Brown's Hotel, waar ze meestal in Londen logeerde, helemaal naar Hammersmith, om mij te zien dansen in een belachelijk kostuum dat zo snel zijn veren liet vallen dat tegen de tijd dat prins Ivan het ei had vernietigd dat de ziel van de tovenaar Kasjtsjei bevatte en de prinses had bevrijd, ik praktisch naakt was, op mijn flinterdunne vleeskleurige bodysuit na. Evelyn had me na afloop snel in mijn kleedkamer geluk gewenst voor ze weer terug moest om het vliegtuig naar Newcastle te halen.
'Dat is waar, ik was het alweer vergeten. Dat is typisch iets voor haar, ze is heel trouw in haar vriendschappen.'
'Heeft ze er iets over gezegd?'
'Ze zei dat je schitterend was, veel beter dan ieder ander.' Dit was zowel vriendelijk als onwaar. Maar Evelyn wist niet veel van ballet.
'Ik neem aan dat Shottestone er nog steeds hetzelfde uitziet?'
'Het ziet er prachtig uit. Ik begrijp niet hoe ze dat doet, met alleen maar een kokkin en een butler en twee hulpen voor overdag!'
Dimpsie bedoelde dit niet ironisch. Om te beginnen was ze veel te loyaal om kritiek te uiten op Evelyn, en verder was Shottestone Manor groot en oud en zou je een fee met een onuitputtelijke toverstaf nodig hebben om het huis zonder personeel te beheren.
In mijn kinderjaren had ik bijna iedere dag van de schoolvakanties op Shottestone doorgebracht, en Evelyn had me als een tweede dochter behandeld, iets waar ze graag de nadruk op legde.
'Het zal heerlijk zijn om Shottestone weer te zien. En ik verheug me er natuurlijk ook op Dumbola Lodge weer te zien.'
'Het ziet er helaas vreselijk armoedig uit. Tom zegt dat we het ons niet kunnen veroorloven het op te laten knappen. Maar er is een verrassing voor je. Rafe is thuis. Je had toch altijd zoveel bewondering voor hem, nietwaar?'
'O ja?' Mijn belangstelling nam snel toe. Bewondering was veel te zacht uitgedrukt voor de hevige verliefdheid die ik jegens Eve- lyns zoon had gekoesterd. Hij was een jaar of negen ouder dan ik, had in Cambridge gestudeerd en was daarna in het leger gegaan. Ik had hem in lange tijd niet meer gezien. 'Alleen voor het weekend?'
'Nee. Hij is in september thuisgekomen met een shock. Hij zat in Noord-Ierland en toen is de tank waarin hij zat opgeblazen.''Wat vreselijk! Was hij erg gewond?' Ik zag opeens dat we recht op een boom af koersten. Ik zette me schrap en wachtte op het gekraak van metaal en de buiteling in de afgrond.
'Alleen maar een paar gekneusde ribben en een gebroken kaak.' Dimpsie rukte aan het stuur en schakelde terug. De motor loeide, maar we hielden op de een of andere manier contact met de weg.
'Alleen maar?'
'Bijna alle anderen in de tank zijn omgekomen. Hoewel hij elk moment in brand kon vliegen, wachtte Rafe binnen tot de reddingsploeg hem kon halen en maakte hij een tourniquet van zijn sokken om te voorkomen dat de andere overlevende dood zou bloeden. Hij heeft een medaille gekregen voor betoonde moed.'
Ik stelde me Rafe voor als oorlogsheld met een gekwelde geest. Hij leek me een heel interessant iemand te zijn geworden.
'Evelyn vindt het natuurlijk heerlijk om hem thuis te hebben. Niet alleen om hemzelf - ze heeft hem altijd aanbeden, zoals je weet - maar Kingsley begint een beetje een probleem te worden.'
Kingsley Preston was veel ouder dan zijn vrouw. Ik herinnerde me hem als een soort karikatuur van een Engelse landheer. Hij had weinig belangstelling voor kinderen gehad, bemoeide zich liever met paarden en honden. Iedere vakantie hadden we hetzelfde gesprek gevoerd.
'Hallo Marigold.' Hij glimlachte dan en schudde mijn hand. 'Leuk je weer thuis te zien. Hoe gaat het ermee?'
'Heel goed, dank u, meneer.'
'Mooi, mooi.'
Daarna liep hij snel weg en floot zijn spaniels. Aan het eind van de vakantie zei hij altijd: 'Zo, zo, dus jij gaat er weer vandoor.'
'Ja meneer.'
'Je gaat Margot Fonteyn eens even een lesje leren, he?'
Beleefd gelach van mij. 'Nog niet.'
'Mooi zo.' Weer een glimlach en een handdruk. 'Goed volhouden.'
'Wat is er met Kingsley?' vroeg ik.
'Hij is vreselijk vergeetachtig. Hij is onlangs tachtig geworden, dus misschien is dat niet echt vreemd. Evelyn is geweldig met hem,
heel geduldig. Ze klaagt nooit, je weet hoe sterk ze is, maar ze moet het er toch wel zwaar mee hebben.'
Een beetje vergeetachtigheid bij een oude man leek me nou ook weer niet zo'n probleem om mee om te gaan. Maar in mijn moeders ogen waren alle dingen die Evelyn deed, van het organiseren van bals om geld bijeen te brengen voor meer kamelen voor Afrika, tot het de oude mevrouw Stopes in een verzorgingshuis laten opnemen ondanks haar wens onafhankelijk te blijven, prestaties van de hoogste orde.
'Zou de verwarming aan mogen?'
'Sorry, hij is kapot. Ik ben al een tijd van plan om hem door de garage te laten repareren.'
'Weet je ook of Rafe er morgen zal zijn?'
'Ja. En...' Dimpsies stem klonk nu een beetje gespannen. 'Isobel. Ze is naar huis gekomen om bij Rafe te zijn, om hem er weer bovenop te helpen. Je weet hoe hecht die twee altijd zijn geweest. Lieverd, ik hoop dat je blij zult zijn hen weer te zien.'
Isobel. De golf van herinneringen vormde een welkome afleiding voor alle kou en angst. Vanaf mijn babytijd tot mijn tiende was ze mijn beste vriendin geweest. Ze was anderhalf jaar ouder dan ik, op die leeftijd een aanzienlijk leeftijdsverschil. Ze had vermoedelijk liever een ouder vriendinnetje gehad, maar er waren geen andere meisjes in de buurt die Evelyn als gepast beschouwde. Mijn familie was niet welgesteld, maar mijn vader was arts en mijn moeder had op een kostschool gezeten, wat mij acceptabel maakte.
Uiteraard was Isobel de dominante van ons geweest. Ze had me leren fietsen en zwemmen, bovenhands serveren en een bivak op te slaan, en ook leren walsen, knopen leggen en onzichtbare inkt mengen. Soms was ze vriendelijk geweest, soms bevoogdend, en soms afschuwelijk. We hadden uiteraard wel eens ruzie gehad, maar meestal waren we toch samen opgetrokken, een ongelijk stel, naar het leek voor altijd.
We waren samen met ballet begonnen, op initiatief van Evelyn. 'Het is erg goed voor hun houding, Dimpsie, en de auto moet toch voor Isobel rijden, dus dan kan Marigold net zo goed ook gaan.'
We waren samen naar juffrouw Fisher in Haltwhistle gegaan. Ik vond het geweldig, vanaf het eerste moment dat mijn vingers de barre voelden en mijn roze leren balletschoenen de splinterige vloer raakten.
Uiteindelijk wist juffrouw Fisher, na enkele jaren, te bewerkstelligen dat ik werd aangenomen op een balletschool in Manchester, de Brackenbury House Ballet School. Aanvankelijk veroorzaakte dit wat afgunst bij Isobel, maar zij werd naar een chique kostschool in Berkshire gestuurd en had in haar vakanties behoefte aan publiek voor alle verhalen over haar nieuwe leven en haar nieuwe vriendinnen.
Het was ongeveer in die tijd dat Isobel in opstand kwam tegen haar moeder en dat ik er door haar bij werd betrokken, voor medeleven en voor steun. Gelukkig had Evelyn het veel te druk met al haar sociale verplichtingen binnen Northumberland om daar veel aandacht aan te besteden.
Toen Isobel zestien was werd ze naar een school in Zwitserland gestuurd. Anderhalf jaar later verhuisde ik naar Londen om lid te worden van de LBC, en onze vriendschap verpieterde. Ik had haar in geen zes jaar gezien. 'Wat deed Isobel voordat ze naar huis kwam?' vroeg ik.
'Ze heeft kunstgeschiedenis gestudeerd. Had ik je dat niet verteld? Daarna kreeg ze een baan bij Sotheby's. Ze heeft een bericht gestuurd dat ze zich erop verheugt je weer te zien. Jullie waren ooit goede vriendinnen. Ik weet dat ze wel eens moeilijk kon zijn, maar jullie zijn nu allebei volwassen... Soms denk ik dat de vriendschap tussen vrouwen het subliemste is wat tussen twee mensen mogelijk is. O, ik weet dat de Grieken hetzelfde van mannen vonden,' - ze wierp Homerus en Plato met een handgebaar weg, en de achterwielen van de auto slipten even toen ze een berg sneeuw in het midden van de weg raakten - 'maar mannen praten nooit met elkaar, he?'
Ik voelde het klamme angstzweet op mijn voorhoofd staan. 'Hoe kunnen wij dat nou weten, als vrouwen?'
'Wat? O, ik begrijp wat je bedoelt. Nou, als ik op Tom afga, zeggen ze nooit veel meer onthullends over zichzelf dan wat voor golfhandicap ze hebben of welke maat sokken.'
Ik besefte dat ze alleen maar illustratief deed. Mijn vader walgde van golf en had nog nooit nagedacht over zijn sokken, die mijn moeder altijd voor hem kocht. 'De mannen die ik ken storten meestal maar al te graag hun hart bij je uit. Maar die zijn misschien niet maatgevend. Maar dat is Tom waarschijnlijk ook niet, he? Ik heb me vaak afgevraagd waarom hij ervoor heeft gekozen iets te doen waarbij je aardig tegen andere mensen moet doen. Hij was vast veel gelukkiger geweest als hij in zijn eentje in een laboratorium had kunnen werken.'
Ik praatte zomaar wat om mijn gedachten af te leiden van de smalle weg en de steile helling aan het begin van het dal, maar ik hoorde een defensieve klank in Dimpsies antwoord.
'Maar dat zou een groot gemis voor de gemeenschap zijn geweest, nietwaar? Ik bedoel, hij is de knapste dokter in de wijde omtrek...'
Terwijl mijn moeder de lof zong van mijn vaders juiste diagnoses, gaf ik me over aan een kortstondig moment van nostalgie. Deze eerste aanblik van het dal waarin we nu afdaalden, ontroerde me altijd door zijn schoonheid. Om deze tijd van de dag waren alleen de lichtjes van Gaythwaite zichtbaar. Eagleston Crag, het hoogste punt in de kring van heuvels, was alleen maar een donkerder massa in een lucht vol inktzwarte wolken, maar hij was me zo vertrouwd dat ik de vorm ervan had kunnen tekenen: een gebogen oude man met een zak op zijn rug.
Ik kneep mijn ogen stijf dicht en probeerde aan andere dingen te denken toen we omlaag daverden en over de brug hobbelden. 'We zijn er bijna,' riep Dimpsie, terwijl ze hard remde om de scherpe bocht naar onze oprit te nemen. Wat dit alles gevaarlijk maakte was een steile diepte van zo'n zes meter naar de rivier onder het huis. Ik deed mijn ogen open en zag de felle lichten van een ander voertuig naderen. We hadden inmiddels veel snelheid verloren en wisten op enkele centimeters na een grote vrachtauto te ontwijken. Dimpsie gaf gas op de steile oprit en botste zachtjes tegen het matras dat aan het eind van de garage op zijn kant was geplaatst om als stootblok te dienen.
'We zijn er, lieverd. Eindelijk thuis!'
Dumbola Lodge was een stevig stenen huis dat aan het eind van de negentiende eeuw was gebouwd. Toen ik de hal binnenstapte werd ik verrast door de aanblik van allerlei vertrouwde zaken waar ik in geen jaren aan had gedacht. Het behang met een patroon van klimopbladeren was er voor mijn geboorte al geweest. De vloertegels waren uitgehold bij de drempels, waar generaties voeten, inclusief de mijne, ze hadden versleten. Tegenover de voordeur stond een ladekast die Dimpsie ooit met loog had behandeld in de tijd dat onbehandeld grenen de grote rage was. Evelyn was boos op haar geweest omdat ze een mooi stuk achttiende-eeuws mahonie had bedorven. Rechts van de kast stond de grote klok die van mijn grootmoeder van moederszijde was geweest.
In mijn kinderjaren was ik erg aan deze klok gehecht geweest. Boven de wijzerplaat waren schapenwolkjes en vergulde sterren geschilderd rond een uitgesneden halve cirkel waarin de maan, ter grootte van een sinaasappel, op gezette tijden verscheen. Hij had kleine ruitvormige ogen boven dikke wangen, met lippen die zich tot een glimlach krulden, maar als kind had ik ontdekt dat wanneer ik treurig was, de glimlach van de maan een grimas van verdriet was. Op de dag dat de brief was gekomen waarin me een plaats in Brackenbury Lodge werd aangeboden, hadden zijn oogjes triomfantelijk geschitterd. Ik was nu te oud om in het bestaan van een geheime bondgenoot te geloven. Het was mijn schuldige geweten waardoor ik me verbeeldde dat er iets van verwijt in de blik van de maan lag. Ik snoof de oude vertrouwde geur op van nat pleisterwerk, rubberlaarzen en de vage geur van ontsmettende zeep vanuit de beneden-wc.
'Laat me je eens goed bekijken.' Dimpsie zette haar rode baret af en wierp hem in de richting van de kapstok. 'Geweldige jas, lieverd. Evelyn heeft altijd gezegd dat jij alle schoonheid in de familie bezat.'
'Wat onaardig van haar. En niet waar. Jij hebt heel bijzondere ogen.'
Ze waren groot, lichtbruin en doorschijnend van goedheid.
'Onaardig? Evelyn? Lieverd, hoe kun je dat nou zeggen, na alles wat zij altijd voor jou heeft gedaan?' Mijn moeder keek gekwetst.
'O, nou ja... Ik bedoelde dat jij nog altijd aantrekkelijk bent.' Ik maakte een van haar bungelende zilveren oorbellen los, die in een krulletje was blijven hangen dat ooit bruin was geweest en nu grijs werd.
Dimpsie tuurde in de spiegel boven de ladekast en trok een zuur gezicht. 'Evelyn heeft me laatst een standje gegeven omdat ik me laat gaan. Ze zei dat ik op haar kosten naar haar kapper mocht gaan, maar ik weet nog niet wat ik zal doen. Ze zegt dat ik make- up moet gebruiken, maar mascara bezorgt me altijd opgezette ogen... en wie zal er trouwens iets van zien?'
Dimpsie was net zo oud geweest als ik nu, tweeentwintig, toen ze met mijn vader trouwde. Hij had in het laatste jaar van zijn studie medicijnen gezeten. De ophanden zijnde komst van Kate was voor deze catastrofale vergissing verantwoordelijk geweest. De onmiddellijke behoefte aan geld maakte een eind aan zijn plannen om zich in epidemiologie te specialiseren. In plaats daarvan verhuisden ze naar Northumberland, waar hij huisarts werd. Mijn moeder zat opeens met een hardwerkende man, een huis en een baby om voor te zorgen terwijl ze geen idee had hoe ze die dingen moest doen. In een vlaag van noblesse oblige had Evelyn de nieuwe huisarts en zijn vrouw te eten gevraagd, en mijn moeder had al snel haar hart uitgestort over haar gevoelens van eenzaamheid en hulpeloosheid.
Dit alles wist ik van Dimpsie. Ik vermoedde dat Evelyn wellicht ook eenzaam was geweest. Ze speelde graag de baas, en de vrouwen die hoog genoeg op de maatschappelijke ladder stonden om Evelyns vriendinnen te kunnen zijn, weigerden om die reden dit te accepteren. Dimpsies grenzeloze bewondering voor Evelyns schoonheid, stijl, karakter en wereldwijsheid moet heel vleiend zijn geweest. Ze vond het geweldig om uitnodigingen te schrijven, postzegels te likken en telefoontjes te plegen. Maar ik wist dat Dimpsie meer dan een onbezoldigde secretaresse was. In haar geval was er op geheimzinnige wijze sprake van ware vriendschap. Dimpsie was niet in staat tot enig bedrog, ze zei altijd precies wat ze dacht, en ik vermoedde dat Evelyn het heerlijk vond om hetzelfde te kunnen doen zonder bang te hoeven zijn voor jaloezie of kritiek.
'Wat maakt het uit?' Dimpsie blies afwerend door haar neus. 'Er zijn toch zeker veel belangrijker zaken dan je uiterlijk... Je moet trouw zijn aan je innerlijk... Je moet je bewustzijn uitbreiden...'
Toen Dimpsie begin dertig was, hadden enkele hippies een commune gevormd in de vervallen boerderij op de heuvel achter ons huis. De plaatselijke bevolking had geklaagd over drugs, harde muziek, rondzwervende huisdieren en verwaarloosde kinderen. Alleen Dimpsie was als betoverd door hen. Terwijl Evelyn druk bezig was schoolhoofden te ontslaan, directrices van ziekenhuizen vanwege stoffige vensterbanken de mantel uit te vegen en mannen die hun vrouw sloegen naar de gevangenis te sturen, ging Dimpsie steeds vaker naar de commune om daar op met Indiase kleden bedekte matrassen joints te roken, bonen te eten en lange gesprekken te voeren over de betekenis van het Tibetaanse Dodenboek. Het was een soort speeltuin waar je niets anders te doen had dan met jezelf bezig te zijn, en Dimpsie vond het heerlijk. Voor de eerste keer in haar leven had ze mensen gevonden die haar accepteerden zonder haar te willen veranderen. De hasjiesj maakte iedereen hartelijk en giechelig, wat in schril contrast met thuis moet zijn geweest.
Het was een reden tot grote droefheid toen de hippies genoeg kregen van het legen van toiletemmers en het sprokkelen van brandhout om onder de pot met bonen te stoken. De een na de ander verdween in de reclame- en accountantswereld. De vervallen boerderij bleef nu onbewoond, op wat verwilderde katten na, afstammelingen van de originele katten, die door de bloemenkinderen waren meegebracht.
'O verdorie!' Dimpsie had het notitieboekje opgepakt dat naast de telefoon lag. 'Je vader is weggeroepen. Het is weer Vanessa Trumball.'
'Wie is Vanessa Trumball?'
'Ze is een jaar geleden hier komen wonen, op Roughsite Feil. Ze moet zich daar vreselijk eenzaam voelen in haar eentje, haar man heeft haar in de steek gelaten. Heel jammer. Ik dacht dat hij een aardige man was. Je vader moet er minstens twee keer per week naartoe. Ze boft dat hij zo'n toegewijde arts is.'Ik had willen vragen of ze soms jong en mooi was, maar ik wilde Dimpsie geen verdriet doen.
'Geeft niet.' Dimpsie hing onze jassen op, en draaide zich daarna snel met gebogen knie op de plek rond, met haar voet achter zich uitgestoken, een karakteristieke beweging die ik was vergeten. 'We wachten niet op hem. Laten we maar gaan eten.'
'Ik moet eerst Siggy voeren en even laten rondhollen. Hij heeft de hele dag opgesloten gezeten.'
'Siggy?' Mijn moeder keek vaag in de hal om zich heen.
'Mijn konijn.' Ik wees naar de kooi op de vloer.
'Een konijn? O, wat leuk!'
'Niet doen!' Ik slaakte nog net bijtijds een kreet om bloedvergieten te voorkomen, toen ze zich bukte met uitgestoken vinger om hem door de tralies heen te aaien. 'Hij is vreselijk vals. Ik zal hem mee naar boven nemen en hem in mijn kamer opsluiten zodat hij wat rond kan rennen.'
'Maar wat zal je vader ervan zeggen?'
'Moet hij het weten?'
'Ik denk het niet. Iets niet vertellen is niet hetzelfde als liegen, he? Zal ik hem wat sla geven?'
Ik begreep dat ze Siggy bedoelde.
'Hij heeft liever iets stevigers. Dus kijk uit voor je vingers!'
Het duurde even voor Siggy was geinstalleerd met een bakje water, wat noten en fruit en een konijnentoilet. Omdat hij de hele dag opgesloten had gezeten weigerde hij iets met mij te maken te willen hebben en ging onder in mijn kleerkast tussen mijn oude schoenen zitten pruilen. Tegen de tijd dat ik naar beneden naar de keuken strompelde, had mijn moeder eten op tafel gezet.
'Linzensoep, liefje. En zelfgebakken brood.'
Ik herinnerde me het brood. Dimpsie bakte het zelf van volko- renmeel dat in het volgende dal door de watermolen werd gemalen. Je had er sterke tanden en kiezen en een onverwoestbaar darmstelsel voor nodig. Het was op een bepaalde manier toch erg lekker. Ik nam een tweede portie soep om Dimpsie een plezier te doen. Mijn vader beschouwde eten als een irritante noodzaak, iets wat heel ontmoedigend moet zijn geweest voor een kokkin.'Heerlijk,' zei ik. 'Precies wat ik nodig had na een lange reis.'
'Arme lieverd.' Ze deed de klep van het Aga-fornuis open en haalde een grote ovenschotel tevoorschijn. 'Hier zul je van aansterken. Kool en aardperen met een laag gegratineerde aardappelpuree erbovenop.'
'O lieve help! Ik had niet begrepen dat er nog iets zou komen. Ik geloof niet dat ik nog iets kan...' Ik zag haar gezicht betrekken. 'Oke, omdat het er zo vreselijk lekker uitziet wil ik nog wel een beetje.'
Terwijl mijn moeder het explosieve mengsel op mijn bord schepte, keek ik de vertrouwde keuken rond. De muren waren met behulp van sjablonen met afbeeldingen van groenten versierd. Ik wist dat het groenten waren omdat ik Dimpsie jaren geleden had geholpen ze uit te knippen. We hadden veel moeite gehad met de bol knoflook. Hoe we hem ook bijwerkten en vormden, hij bleef ons doen denken aan het afschuwelijk gezwollen scrotum dat mijn vader in zijn studeerkamer in formaline bewaarde.
'En nu, lieverd,' zei Dimpsie, toen ik zo veel van de vegetarische jachtschotel had gegeten als ik maar kon, 'ga ik koffie zetten en dan kunnen we nog gezellig samen praten voordat Tom thuiskomt.'
Ik beantwoordde haar vragen over mijn voet met vage, geruststellende opmerkingen en vertelde haar daarna over mijn flat, en over Giselle en over Lizzie en Bella en de andere leden van het gezelschap. Dimpsie steunde met haar wang op haar hand en keek me dromerig aan.
'Het klinkt allemaal zo hemels. Vertel me nu eens iets over de mannen in je leven.' Er klonk iets verlangends in haar stem. 'Ik ben in de stemming voor een verhaal vol romantiek.'
'Het spijt me dat ik je teleur moet stellen, maar er is eigenlijk niemand.' Het besluit haar niet over Sebastian te vertellen werd ter plekke genomen, voor ik de kans kreeg erover na te denken. Dimpsie was de ruimdenkendste moeder die er bestond, maar ik kon opeens zelfs de gedachte aan hem niet verdragen. 'Ik heb op dit moment echt geen tijd voor mannen.' Ik geeuwde buitensporig. 'Ik ben bekaf. Ik moet echt naar bed. Ik zie Tom wel aan het ontbijt.' Ik zag de teleurstelling in haar ogen. 'Maar voor ik naar boven ga, moet je me vertellen hoe het met Kate is.'
Dimpsies gezicht klaarde op. Ze schonk nog eens koffie in en stopte een stuk sesamchocola in haar mond. 'Nou liefje, het is echt heel bijzonder... Ik ben vlak voor Kerstmis naar haar toe geweest. Weet je nog dat Dougall altijd wilde dat we onze schoenen op de veranda uittrokken? Nou, je moet nu van die plastic douchemutsen over je voeten doen...'

Ik deed mijn best om er zo goed mogelijk uit te zien voor het diner op Shottestone Manor. Gelukkig had ik mijn beste jurk bij me: een afdankertje uit de kostuumvoorraad. Hij kwam oorspronkelijk uit een productie van Ondine, Ashtons ballet over een waternimf. Tenzij je heel kritisch keek, zag je nu niets meer van de akelige scheur onder de arm, waaraan ik vele uren had besteed om hem te herstellen, aangezien de jurk uit diverse lagen chiffon in verschillende tinten aquamarijn en jade bestond, met een zoom die in lange repen was geknipt om als water te kunnen golven. De jurk had een hoge taille die bijeen werd gehouden door zilverband dat over de smalle schouderbandjes omhoogliep. Helaas bedierven het gips, dat langs de randen groezelig werd, en de zwarte sok die ik eroverheen droeg om mijn blote tenen te verbergen, het effect danig. Ik sloeg een deken over mijn blote schouders en probeerde na te denken over een oplossing.
Uiteindelijk zorgde Dimpsie voor inspiratie. Ze kwam met een klop op de deur binnen.
'Ik kom even kijken of alles lukt. Hallo Siegfried, schatje.' Siggy, die uitermate tevreden op het kleedje naast mijn bed had gelegen, dook de kleerkast in, alsof hij doodsbang was. Ik geloofde dat geen seconde. Angst was een onbekende emotie voor Siggy, maar hij wilde altijd een beetje interessant doen.
Ik stond op, wierp de deken opzij en draaide een rondje, of liever gezegd, strompelde een rondje, zodat ze kon zien hoe ik eruitzag.
'Schitterend, liefje! Wat een prachtige jurk! Maar die sok leidt de aandacht een beetje af...'
'Misschien kan ik beter blote tenen hebben. Maar mijn nagels zijn nog steeds gehavend van de spitzen.''Ik zal ze wel een kleurtje voor je geven.' Dimpsie verdween en kwam even later terug met een doos acrylverf. Ze ging op het vloerkleed zitten en ging vol toewijding aan de slag. Op vier nagels tekende ze prachtige gouden en zilveren strepen. Op mijn grote tenen wist ze een nog net herkenbare Mona Lisa te produceren.
'Wat knap!' Ik bewonderde mijn voet.
'Wat jammer dat Tom weer is weggeroepen. De arme Vanessa Trumball maakt zich zorgen over haar bloeddruk. Je ziet er adembenemend uit. Hij zou heel trots op je zijn geweest.'
Mijn moeder volhardde in de illusie dat Tom vaderlijke gevoelens voor zijn dochters koesterde. Hij en ik hadden elkaar die morgen aan het ontbijt ontmoet, voor geen van ons een goed moment. Ik was nog steeds moe van de reis en had slecht geslapen. Mijn bed was een verbouwde raderboot uit een afgedankte draaimolen die Dimpsie lang geleden bij een uitdragerij had gevonden. Voor Kate had ze een kleine houten autobus gevonden, en ze had de boot en de bus in bedden veranderd door de banken te vervangen door planken en matrassen. Ze had alles in vrolijke kleuren geschilderd en onze kamers in stijl aangepast. Ik had blauwe golven op de lambrisering, met lucht en meeuwen erboven. Kate had hagen en huizen en een zebrapad met knipperbollen. Deze ongebruikelijke slaapkamers hadden bij onze vriendinnen veel bewondering geoogst, maar nu was de boot te kort en als ik me omdraaide, stootte ik voortdurend mijn knieen tegen de hoge zijkanten. Het gips maakte alles nog erger. Nog een reden tot ongemak was de turbulentie in mijn darmen geweest, veroorzaakt door de gasvormende groenten. Ik was moe en gespannen aan de ontbijttafel verschenen.
Mijn vader had opgekeken van de krant die hij zat te lezen. 'Hallo Marigold. Waaraan hebben wij het te danken dat jij ons met een onverwacht bezoek vereert? Als het om geld is, moet ik je helaas melden dat er niets te halen valt.'
Ik voelde alle oude frustraties met geweld bovenkomen.
'Doe niet zo gek, Tom,' zei Dimpsie, voor ik antwoord kon geven. 'Ik heb je verteld dat ze haar voet had gebroken.'
Mijn vader keek even omlaag naar mijn been. Zijn haar, dat ooit even rood was als dat van mij, begon grijs te worden aan de slapen. Mijn haar was steil, maar dat van hem krulde en vormde een flinke bos. Zijn scherpe ogen keken me aan door de zeshoekige glazen van zijn randloze bril. 'Wat voor breuk is het?'
'Een comminutieve fractuur.'
'Je hebt er zeker op gelopen nadat je hem had gebroken?'
'Ik wist het niet. Dat ik hem had gebroken, bedoel ik.'
Hij snoof smalend en richtte zijn blik weer op de krant.
'Wat ga jij vandaag doen, lieverd?' Dimpsie had twee gepocheerde eieren boven op de volkoren baksteen op mijn bord geschoven. 'Misschien moet je vanmiddag even een dutje doen, zodat je vanavond weer helemaal sprankelend bent voor het diner bij Evelyn. Je kunt me bellen wanneer je klaar bent om naar huis te gaan. Ik vind het niet erg om op te blijven. Ik moet nog wat administratie voor het kunstwinkeltje doen.'
'Ga jij niet mee?'
'Nee hoor. Evelyn zei dat ik haar gasten te saai en te conventioneel zou vinden. Ze zei dat zij zich ook dood verveelde bij hen, maar ze vindt het haar plicht om mensen uit het graafschap te ontvangen. Bovendien mag Kingsley hen graag. Ze is altijd heel onzelfzuchtig.'
'Kletskoek!' Mijn vader vouwde zijn krant netjes op terwijl hij sprak, waarbij hij de randen precies op elkaar legde. 'Het graafschap weet zich uitstekend te redden zonder de bemoeienissen van Evelyn. Wat zij bedoelt is dat jij niet chic genoeg bent. Evelyn is een snob, maar in dit geval kan ik het haar nauwelijks kwalijk nemen. Een dikke hippie van middelbare leeftijd die zich vastklampt aan haar bohemienverleden, over astrologie en runen kakelt... Je klinkt belachelijk, en zo zie je er ook uit.'
Hoewel ik beter had moeten weten, was ik niet bij machte mijn verontwaardiging te bedwingen. 'Hoe kun je zo onaardig zijn...'
'We weten natuurlijk allemaal wat voor aardige dochter jij bent.' Mijn vader stond op en veegde de toastkruimels van zijn broek. 'Wanneer ben je hier voor het laatst geweest? Was het met Kerstmis, toen je moeder met griep op bed lag? O nee, jij had het veel te druk. Wanneer was het? Eens even kijken... Misschien twee jaar geleden, toen je oma op sterven lag en je moeder elke dag tachtig kilometer heen en terug naar het ziekenhuis moest rijden om bij haar te zijn? En de begrafenis was uiteraard niet belangrijk genoeg om jou ervan te weerhouden naar New York te gaan...'
'Ik geef toe dat ik een egoistisch kreng ben. Maar dat is nog geen reden waarom jij zo akelig moet doen...'
'Toe! Alsjeblieft!' Dimpsie drukte een schuimspaan tegen haar boezem en keek geagiteerd. 'Laten we geen ruzie maken op de eerste ochtend dat Marigold thuis is. Liefde en vrede, dat is het enige wat telt.'
'Ik ga een paar visites rijden.' Tom liep naar de achterdeur, pakte zijn sjaal van een haak en draaide die om zijn nek, waarna hij de uiteinden gladstreek over zijn borst voor hij zijn jas aantrok. 'Het spreekuur begint om tien uur. Zorg dat je er bent.'
'O!' Dimpsie keek bezorgd. 'Maar ik heb om half tien een afspraak voor mevrouw Giddy gemaakt. En voor meneer Honeybun om kwart voor. Je zei gisteren dat je om half tien zou beginnen...'
'Die kunnen best even wachten.' Tom controleerde zijn uiterlijk in de spiegel. Ik wist dat vrouwen mijn vader buitengewoon aantrekkelijk vonden, hoewel hij niet knap was, althans niet in mijn ogen. Maar het was zijn onverwoestbare zelfverzekerdheid die hen aantrok. 'Dat afgrijselijke mens mankeert niets dat niet door minder gin drinken kan worden verholpen, en wat Honeybun betreft, dat is een belachelijke vent die zich gewoon te veel verbeeldt. Vorige week weigerde hij zelfs mijn limiet op rood staan te verhogen. Het is een goeie les voor hem om eens wat langer in de wachtkamer te moeten zitten en zich door alle met pestilentie besmette lieden aan te laten hoesten tot ik zover ben om hem te ontvangen.' Hij grijnsde naar zijn spiegelbeeld en liep naar buiten, waarbij hij de deur met een klap achter zich dicht liet vallen.
Ik keek Dimpsie aan. 'Het spijt me. Ik had vaker naar huis moeten komen. Ik had jou meer moeten helpen.'
'Onzin, liefje. Jij hebt je eigen leven. Je vader plaagt gewoon graag een beetje. Hij is echt heel erg op ons allemaal gesteld.'
Ik fronste mijn wenkbrauwen, dat kon ik echt niet geloven.
'Gelukt!' hijgde Dimpsie.
Het was onze derde poging om de helling op te komen. De lichtjes van Shottestone Manor glinsterden op het dikke ijs dat het gevolg was van de dalende temperatuur. Iemand deed het portier van de passagiersplaats open.
'Marigold! Je bent een engel dat je bent gekomen!' Ik herkende Isobels stem, hoewel ik in het donker slechts een bleek gezicht en een arm half in de auto zag. 'Hallo Dimpsie. Lief van je om haar te brengen. Ik zal ervoor zorgen dat ze door iemand wordt thuisgebracht.'
'O, het geeft niet. Ik vind het niet erg om...'
'Niet tegenspreken. Ik sta hier dood te vriezen.' Ze lachte, een geluid dat ik in geen jaren meer had gehoord.
'Ga jij maar naar binnen. Ik kan niet hollen vanwege mijn voet.'
Maar Isobel stond erop me te helpen. Tegen de tijd dat we de deur van de hal hadden bereikt, rilde ze van de kou, hoewel ik zo snel had gestrompeld als mijn gips me toestond en twee keer bijna was gevallen.
'Breek in godsnaam niet nog een been. Althans niet voor het eten. Ik heb als toetje om Charlotte Malakoff gevraagd, speciaal voor jou. Dat vond je altijd zo lekker.'
'Echt waar? Wat lief! Dat je je dat nog herinnerde!'
'Ja, goed he? Blijf nu even onder die lamp staan, zodat ik je kan bekijken.'De hal had nog steeds de schitterende gele kleur die ik altijd zo had bewonderd. Isobel en ik bleven onder de koperen lantaarn staan om elkaar te bekijken. Ik was net zo nieuwsgierig als zij. Isobel was tien centimeter langer dan ik en veel breder gebouwd. Ze was niet dik maar had welvende vormen, en een geprononceerde boezem waarom ik haar benijdde. Haar bewegingen waren sensueel, soepel, als van een weldoorvoede kat. Haar dikke blonde haar hing recht op haar schouders en omlijstte een lange Griekse neus, fraai gevormde wenkbrauwen en schuin omhooglopende grijze ogen. Het was een beeldschoon gezicht. Ze leek vanavond uitzonderlijk chic in een strapless jurk van donkergroene moire. Om haar hals droeg ze een snoer van groene stenen die in grote kubussen waren geslepen en met gouddraad bijeen werden gehouden. Ik was me er opeens van bewust dat mijn jurk tweedehands en opgelapt was, dat mijn parels nep waren en dat mijn been in gips was verpakt.
'Wat zie je er prachtig uit!' Ze trok me aan mijn oor. 'Waar heb je die schitterende jas vandaan?' Isobel hielp me eruit. Het was kil in de hal, ondanks een haardvuur. Het was nooit mogelijk geweest Shottestone Manor fatsoenlijk te verwarmen. Ik probeerde niet al te duidelijk te huiveren.
'Die heb ik van een vriendin geleend. Jij ziet er fantastisch uit.'
'O, dit oude ding. Net genoeg voor die saaie etentjes van mama. Echt Marigold, jij stelt me helemaal in de schaduw met die prachtige jurk.'
'Vind je? Het is maar een afdankertje uit de kostuumvoorraad. Ik heb de plekken onder de armen in Omo moeten weken om de zweetvlekken eruit te krijgen.'
'Hij is perfect. Kom mee naar de salon om de anderen te ontmoeten.' Ze liet haar stem dalen, terwijl ze me de krukken teruggaf. 'Heeft Dimpsie je over Rafe verteld?'
Ik knikte.
'Hij heeft zich ontzettend flink gehouden. Je kunt nauwelijks aan hem merken wat voor hel hij heeft doorstaan. Hij was een tijdje helemaal doof, maar zijn gehoor is goddank teruggekomen. Praat alsjeblieft niet over oorlog of mensen die zijn doodgegaan. Hij heeft de moed van een leeuw, maar als je zoiets hebt meegemaakt, word je danig uit je evenwicht gebracht.'
'Uiteraard.'
'Wat papa betreft kun je het beste maar glimlachen en doen alsof alles in orde is. O hemel, dit klinkt niet direct alsof het gezellig gaat worden, he? En de anderen zijn allemaal erg saaie lieden... Geeft niet, we zullen lekker bij kunnen praten als de mannen aan de port zitten. Ik heb je van alles te vertellen. Kom mee.'

De andere gasten stonden vlak bij de haard in de salon. Evelyn viel op door haar chique verschijning. Haar haar was zilvergrijs en kortgeknipt. Hoewel ze tegen de zestig liep, had ze nauwelijks rimpels en een uitstekend figuur. Ze droeg een lange zwarte jurk met een brede satijnen ceintuur die met een diamanten gesp bijeen werd gehouden. De salon, met de betimmerde wanden die in diverse tinten grijs waren geschilderd, vormde de perfecte achtergrond voor haar. Ik was het liefst een paar minuten onzichtbaar geweest om ongestoord opnieuw kennis te kunnen maken met de meubels en voorwerpen in deze uiterst elegante kamer.
'Marigold!' Evelyn kwam met uitgestoken handen op me af. 'Mijn arme gewonde meisje!' Ze omhulde me kortstondig met Apres l'Ondee, het parfum dat ze altijd al had gebruikt. 'Wat hebben we elkaar lang niet gezien, lieverd. Ik reken dat prachtige ballet niet mee. Het was zo'n gedrang en ik had een geweldige haast. Maar wel heel mooi, met al die zwanen...' Er was in De Vuurvogel niet een klein zwaantje aan te pas gekomen, maar ik wist dat ik haar nu niet mocht tegenspreken. Ze bekeek mijn jurk van top tot teen. 'Hm. Heel ongewoon. Een mooie kleur bij je haar.' Ze sloeg haar arm, als ter bescherming, om me heen en richtte zich weer op haar gasten. 'Beste mensen, dit is Marigold Savage. Ik heb Marigold gekend vanaf dat ze een baby was en ik ben erg trots op haar. Ze is prima ballerina.'
De meeste gasten keken onbewogen, maar een man zei: 'Echt waar? Nou, dat is interessant!' Hij stapte naar voren om mijn hand te drukken. Hij had flets, sliertig haar en een mager, slungelig lichaam. Het enige substantiele aan hem was zijn enorme neus. 'Duncan Vardy. Ik ben een beetje een balletgek. Marigold Savage.' Hij rimpelde zijn neus terwijl hij nadacht, zodat er een oerwoud aan neusharen te zien was. 'Ik kan me niet helemaal... bij welk gezelschap zit u?'
'De Lenoir Ballet Company,' zei ik. 'En ik ben helaas geen prima ballerina, ik ben slechts eerste danseres.'
'Heel mooi.' Hij lachte onzeker.
'Duncan is schrijver,' zei Evelyn. 'Ik lees op dit moment zijn uiterst fascinerende boek over...' ze aarzelde heel even, 'de Kosmische Visioenen van Volupsa.'
Evelyn doordesemde haar deeg van Tories die alleen maar over de jacht konden praten graag met de gist van kunstenaars en intellectuelen.
'Voluspa,' verbeterde Duncan, enigszins ongeduldig. 'Bent u geinteresseerd in Oudnoors, juffrouw Savage?'
'Marigold!' Er ging een schok door me heen toen ik een hand om mijn elleboog voelde. Rafe, het idool uit mijn kinderjaren, stond naast me, met een glas champagne. 'Kom bij de haard zitten om je been wat rust te geven. Je kunt later nog met haar praten, Duncan.' Hij glimlachte naar me. 'Kijk, ze ziet blauw van de kou.'
Ik glimlachte terug. 'Hopelijk niet letterlijk.'
Rafe was nog langer dan ik me hem herinnerde, ergens tussen de een meter vijfentachtig en de een meter negentig, en hij had brede schouders.
'Ja, je armen hebben de kleur van vergeet-mij-nietjes. Heel charmant.' Hij hield me bij mijn elleboog vast en loodste me naar de haard. Iedereen was genoodzaakt opzij te gaan omdat een persoon op krukken veel plaats in beslag neemt. 'Ziezo, we zijn er.' Hij wees naar een laag bankje voor het haardscherm, waardoor hij de enige twee kubieke meters echt warme lucht uitsluitend voor ons reserveerde. Dankbaar ging ik zitten. 'Schuif eens een eindje op. Ik wil die mooie jurk niet kreukelen. Duncan is vreselijk teleurgesteld. Je zult na het eten heel aardig tegen hem moeten doen.'
'Ik kan het me nauwelijks voorstellen.''Ga er niet tegenin. Een man weet zulke dingen. Dit is lekker knus, he? Voel je niet dat allerlei afgunstige ogen op onze langzaam ontdooiende ruggen zijn gericht? Je hoeft me echt niet te bedanken, het is gewoon een excuus. Ik ben nog niet lang genoeg thuis om gewend te zijn aan ademwolkjes, een bevroren afvoer en ijs op de melk bij het ontbijt.'
'Wat ben ik blij dat ik iemand van nut kan zijn. De laatste tijd ben ik iedereen alleen maar tot last geweest.'
Ik keek hem even recht aan. Als hij filmster was geweest zou hij alle rollen van David Niven hebben gekregen. Hij had blond haar en blauwe ogen, maar deze zachtheid was in tegenspraak met de mannelijkheid van zijn hoge voorhoofd, zijn rechte neus en stevige kin. Van zijn slaap naar zijn kaak liep een smal rood litteken. Dit verleende iets uitzonderlijks aan zijn uiterlijk dat anders misschien te conventioneel mooi was geweest om veel aantrekkingskracht uit te stralen.
'Tot last? Ik kan me niet voorstellen dat jij iemand ooit tot last zou kunnen zijn.' Rafe glimlachte, zodat het litteken charmant rimpelde. In een willekeurige groep vreemden die in een lift vast waren komen te zitten of op een onbewoond eiland waren gestrand, zou hij zonder aarzeling tot leider zijn aangewezen. 'Nou, nou, juffrouw Marigold Savage.' Hij glimlachte nu breed, met sterke witte tanden, terwijl er een plagerige blik in zijn ogen verscheen. Hij was nog aantrekkelijker dan ik had gedacht. 'Evelyn vertelde me dat je beroemd begint te worden. Ik vraag me af of er een dag zal komen dat biografen me vragen stellen over het meisje met peenhaar dat ik ooit heb gekend en dat op slag begon te blozen wanneer iemand iets tegen haar zei.'
Zijn stem was ook aantrekkelijk, licht en opgewekt.
'Wat flauw!' Ik grinnikte om te laten zien dat ik het niet erg vond om te worden geplaagd. 'Tegen de tijd dat ik oud genoeg was om iets te merken, was jij het stadium van slungelige puber al te boven.'
'Ik ben inderdaad een puber geweest, maar ik ontken dat ik ooit slungelig was. Als kind was ik klein en dik. Ik ben pas na mijn twaalfde gaan groeien. En ik at heel veel snoep, om mezelf te troosten omdat ze mijn hoofd op school elke dag in de wc-pot duwden.''Je hebt het sindsdien aardig ingehaald.'
'Maar jij daarentegen bent nauwelijks gegroeid.'
'Voor een danseres ben ik eigenlijk vrij lang.'
'Dan moeten de anderen zo ongeveer dwergen zijn. Hoe heb je je been gebroken?'
'Mijn voet. Ik kwam verkeerd terecht. En toen ben ik zo dom geweest erop te blijven dansen.'
'Je had ongetwijfeld een goede reden om zo onbesuisd te zijn?'
Ik vertelde Rafe over Mike Lubikoff, waarbij ik hem zo beknopt mogelijk uitlegde waarom dit zo belangrijk was.
'Natuurlijk wil je de beste zijn. Dat kan ik me voorstellen. Toen ons vroeger werd verteld dat meedoen het belangrijkste was, wisten we allemaal dat dat onzin was.'
'Nou ja, je moet beter zijn dan de anderen, anders krijg je geen goede rol. Maar wat je in wezen wilt doen, boven al het andere, is uiting geven aan iets wat schoonheid, snelheid of techniek te boven gaat. Je wilt proberen een soort ideaal van artistieke perfectie te bereiken. Dat lukt je natuurlijk nooit, maar je blijft het toch proberen.' Rafe zat me aan te kijken met een wonderlijke blik. Ik had de indruk dat hij niet echt naar me luisterde, en dat was maar goed ook, want wat ik zojuist had gezegd klonk iemand die niet uit de balletwereld kwam waarschijnlijk vreselijk pretentieus in de oren. 'Wat zou jij echt graag willen doen?'
'Ik? Ik geloof niet dat ik ooit ambitieus ben geweest, afgezien van onnozele, oppervlakkige dingen als het winnen van een roei- wedstrijd of een andere kerel met tennissen verslaan. Ik heb nooit een grote roeping voor iets gevoeld. Ik ben maar een gewone militair. Of dat was ik. Ik denk dat ik nu een eenvoudige rentmeester ben, een omhooggevallen boer... Hallo vader.' Rafe stond op toen zijn vader naar ons toe kwam. 'Wil je hier zitten?'
Kingsley Preston was zo sterk veranderd dat ik hem nauwelijks herkende. Ik herinnerde me hem als een sterke, kaarsrechte man wie je zijn leeftijd niet aan kon zien. Nu liep hij krom, en zijn mond hing een eindje open. De meest onthutsende verandering was zijn blik. Die was ooit scherp en zelfverzekerd geweest, maar vanavond was hij verward. 'Nee jongen. Nee, dank je.' Zijn lippen beefden toen hij sprak. 'Ik loop liever een beetje rond.'
'Je herinnert je Marigold nog, vader? De dochter van dokter Savage,' voegde Rafe eraan toe, toen hij zag dat Kingsley vaag keek.
'Savage. Ja. Ben vorige week nog bij 'm op het spreekuur geweest, voor mijn prostaat. Dochter, zeg je?' Hij keek me opnieuw aan, alsof hij er niets van begreep. Toen klaarde zijn blik op. 'Ik herinner het me! Wilde zangeres worden. Lief meisje. Hoe gaat het ermee?'
'Heel goed, dank u, meneer. Het spijt me dat ik niet zo gemakkelijk overeind kan komen... mijn been...'
Hij legde zijn hand op mijn schouder. 'Blijf zitten, liefje. Dus jij bent naar de oorlog geweest, he? Wat is er gebeurd?'
'Ik ben eigenlijk danseres. Ik ben verkeerd op mijn voet neergekomen.'
'O ja? Wat een pech. Verdomd jammer. Dus het is niets geworden met dat zingen? Geeft niet. Ik zie een mooi meisje liever dansen dan dat ik haar hoor zingen. Nou, nou, de kleine juffrouw Savage.' Hij glimlachte, blijkbaar oprecht blij me te zien. 'Dus je bent teruggekomen om met Isobel te spelen.'
Ik lachte, in de veronderstelling dat dit een grapje was, en Kingsley leek tevreden. 'Lief meiske. Je moet nog een glas champagne hebben, lieverd.' Zijn ogen werden glazig en hij liet zijn kin op zijn borst zakken terwijl hij mompelde: 'Ik moest maar eens even gaan pissen. Die etentjes duren me tegenwoordig veel te lang.' Hij schuifelde weg.
'Hij is veranderd, he?' zei Rafe, die zijn vader bezorgd nakeek. 'Maar aan de andere kant... zijn we eigenlijk allemaal veranderd.'
'Isobel is niet veranderd.'
'Nee. Zij is nog steeds dezelfde. Nog even... eigenzinnig als altijd.'
Ik vroeg me af wat hij daarmee bedoelde, maar voor ik een tactische manier wist te bedenken om hem dat te vragen, werd er aangekondigd dat we aan tafel gingen.
'Hallo, Spendlove.' Ik begroette de butler die in de hal stond te wachten om gasten naar de wc's te verwijzen als ze ernaar vroegen. Hij werkte al op Shottestone nog voordat ik geboren was.
'Juffrouw Marigold! Ik hoorde dat u zou komen. Wat ziet u er goed uit. Afgezien van dat been dan.'
'Dank je. Hoe gaat het met jou?'
'Een beetje narigheid met me gebit en me ogen doen 't ook niet meer zo goed. Maar ja, dat is de ouwe dag, he?' Zijn oogleden hingen ver over zijn ogen, zijn neus was zwaar dooraderd. Evelyn had hem ooit verboden nog whisky te drinken, maar hij was er zo ellendig aan toe geweest, had aan de ontbijttafel en bij het zilver- poetsen zo zitten huilen, dat ze gedwongen was geweest dit verbod in te trekken. 'Mijn voeten zijn het probleem. De dokter zegt dat het jicht is. Als u nog tijd hebt, kunt u misschien even naar de keuken gaan om mevrouw Capstick gedag te zeggen.'
'Dat zal ik zeker doen. Het lijkt me heel leuk haar weer te zien. Hoe is het met haar?'
'Ze heeft nog altijd last van haar maag, maar je hoort haar niet mopperen. U moest nu maar gaan, juffrouw Marigold, anders krijg ik nog op mijn kop omdat ik u in de kou laat staan.'
De eetkamer zag er nog net zo uit als vroeger. Donkerrood, met veel zilver en mahonie. Isobel en ik zaten tegenover elkaar, twee plaatsen bij Evelyn vandaan.
'Eerwaarde, wilt u voorgaan in het gebed?' zei Evelyn.
De man links van mij begon een verhandeling in het Latijn. Zijn stem had een wonderlijk gedempt, dreunend geluid, alsof hij vanuit een ruimte in zijn borst sprak. De eetkamer was vroeger verboden terrein geweest, alleen toegankelijk voor Isobels verjaardagsfeestjes. Mevrouw Capstick maakte dan fantastische taarten. Was Rafe er die keren ook bij geweest? Ik keek op en zag dat hij naar me keek. Naast hem zat een vrouw in mosterdkleurige crepe met een verfomfaaide corsage van roze zijden rozen. Ze zag me zijn glimlach beantwoorden en keek beledigd.
Na het gebed richtte ik mijn aandacht op de man rechts van me. Hij had een gelaatskleur als van bleke rabarber, uitpuilende ogen, een kaal hoofd en een opvallende neus die tussen lange, stijve bakkebaarden naar voren stak. Ik zag op zijn naamkaartje dat hij sir
Ibbertson Darkly heette. Hij vertelde me dat hij had gewerkt voor de MOD (ik had geen idee wat dat was, maar hij deed alsof het belangrijk was), tot hij met pensioen ging. Hij was nu amateurhistoricus (naar hij liet doorschemeren een heel briljante). Hij vertelde me over zijn loopbaan, de voortreffelijkheid van zijn overleden vrouw, over zijn kinderen, zijn smaak op het gebied van muziek, literatuur, schilderkunst en honden. Hij was bezig materiaal te verzamelen voor het ultieme boek over de Muur van Hadrianus. Wanneer ik probeerde iets te zeggen, viel hij me in de rede met nog meer verhalen uit de Darkly-familiekronieken.
'Gibbon,' bracht ik ten slotte te berde, toen hij even zweeg om zijn laatste hap champignonsouffle naar binnen te werken, 'zegt dat we de grootsheid van Rome niet uitsluitend dienen te beoordelen naar de snelheid en de omvang van alle veroveringen. Bent u het daarmee eens?'
Ik kende deze zin uit het hoofd omdat hij aan het begin van hoofdstuk twee stond en ik hem minstens vierhonderd keer had gelezen, in een poging iets van het stomme boek te begrijpen. Ik moet bekennen dat ik tevreden was over de manier waarop ik dit uit mijn mond had weten te krijgen, bijna alsof ik wist waar ik het over had. De amateurhistoricus keek me verbijsterd aan, alsof ik had gezegd dat ik van plan was naakt op de tafel te gaan liggen om met iedere aanwezige man de liefde te gaan bedrijven.
'Mijn lieve jongedame,' begon hij, 'hoe... wat... Gibbon... u zegt... nou ja... misschien is het zo...' Hij staarde in zijn lege vuurvaste schaaltje en zweeg.
Voor mijn eerste poging tot intelligente conversatie was dit een teleurstellend resultaat. Evelyn, die met haar vork had zitten spelen tot de laatste gast klaar was, legde haar vork neer en er verschenen als bij toverslag twee meisjes in zwart en wit, die voor deze gelegenheid ingehuurd moesten zijn, om onze borden af te ruimen. Ik herinnerde me de bel onder de tafel, vlak bij Evelyns voet. Isobel en ik hadden ons ooit tijdens een lunch onder het tafelkleed verborgen gehouden en op willekeurige momenten op de bel gedrukt, waarbij veel verwarring was ontstaan tot we ons met ons gegiechel hadden verraden.
De volgende gang werd binnengebracht. De etiquette die Evelyn ons als tieners had bijgebracht indachtig, richtte ik me tot de aartsdeken. Hij was een man van ongeveer vijftig jaar met een dik hoofd vol grijs haar. Hij had veel roos op zijn schouders liggen en hij laadde zijn bord vol eten dat hij gretig naar binnen propte terwijl hij me over zijn ongeevenaarde verzameling incunabelen vertelde. Ik had geen idee wat dat voor dingen waren, maar hij gaf me de kans niet ernaar te vragen. Uiteindelijk begreep ik dat het over oude boeken ging. Ik vrolijkte op. Dit was een uitstekende gelegenheid om mijn pas verworven kennis te etaleren.
'Rekent u The Pilgrim's Progress ook tot de incunabelen?' wist ik naar voren te brengen terwijl hij een sneeuwhoenborst naar binnen werkte.
'O nee.' De schilfers roos stoven in het rond. 'Bunyan heeft The Pilgrim's Progress geschreven in... eh... 1700, dus dat is veel te laat...'
'Eigenlijk,' wist ik me snel te herinneren, 'is het eerste deel geschreven tussen 1667 en 1672.' De aartsdeken leek ineen te krimpen. Hij schoof wat met de botjes van zijn sneeuwhoen heen en weer. 'Het is alweer een paar jaar geleden dat ik dat werk voor het laatst heb gelezen.'
Het dessert werd binnengebracht en hij richtte zijn aandacht op Evelyn. Hoewel het mijn beurt was voor sir Ibbertson Darkly, bleef hij met zijn andere buurvrouw praten, dus besloot ik alleen maar even te genieten van de Charlotte Malakoff. Na de laatste verrukkelijke hap bleek ik nog steeds tussen twee ruggen te zitten, dus bekeek ik de portretten van Kingsley's voorouders en probeerde eruit te zien alsof ik me uitstekend amuseerde. Ik vroeg me af wat ik fout had gedaan. Meestal had ik zo weinig te zeggen over onderwerpen die niet met ballet te maken hadden, dat ik mijn toevlucht nam tot onnozele reacties als 'O ja?', 'Tjonge!' en 'Daar heb ik nooit aan gedacht!' Ik vroeg me af of het misschien zo was dat mannen het liefst zelf steeds aan het woord waren. Waren ze soms gewoon niet geinteresseerd in de meningen van anderen?
Evelyns waakzame oog had gezien dat ik werd verwaarloosd.
'Marigolds carriere heeft altijd mijn grote belangstelling gehad,' zei ze tegen de tafel in het algemeen. 'Het was mijn idee dat ze samen met Isobel naar balletles zou gaan. Marigold heeft vanaf het eerste moment getoond talent te bezitten. Isobel was ook heel sierlijk, maar ze werd te lang.'
'Ik was eenvoudig waardeloos, mam,' zei haar dochter. Evelyn deed even haar ogen dicht, alsof ze een hoofdpijn voelde opkomen. 'Echt. Ik kon geen tendu maken ook al had het mijn leven moeten redden.'
Ze zond me een blik van glimlachende medeplichtigheid over de tafel.
'Dat zijn erg mooie parels, Marigold.' Evelyn leek vastbesloten mij met goedkeuring te overladen.
'Dank je. Ik heb ze in een rommelwinkel gekocht voor vijftig p...'
'Je moet ze op je huid dragen,' viel Evelyn me in de rede, 'dat is de enige manier om ze glanzend te houden. De warmte, weet je.'
'Dat schijnt ook voor ivoor te gelden,' zei Isobel. 'Het enige probleem is dat dat, als het warm wordt, een lucht verspreidt die naar zaad ruikt. Een beetje genant, nietwaar, als je merkt dat je stinkt als een hoertje?'
Er ging een merkbare huivering langs de tafel. Duncan lachte nerveus, maar toen hij Evelyns gezicht zag, zweeg hij abrupt. Evelyn keek Mosterd Crepe aan en knikte, het teken voor de vrouwen om te vertrekken.
Isobel nam me bij de elleboog toen ik langzaam door de hal liep. 'Arme lieverd. Een zere voet, en je dan ook nog eens dood moeten vervelen. Dat is de prijs die je moet betalen om mama's lieveling te zijn.'
'Ik ben echt te arm en te onbeduidend om interessant te zijn,' zei ik maar voelde onmiddellijk spijt omdat het zo beledigend leek voor Evelyn.
'Je bent kunstenares, en die mogen arm zijn. Ik kan je verzekeren dat mama je beslist als een trofee beschouwt.' Isobel veranderde van onderwerp. 'Wat zijn je plannen?'
'Ik blijf hier tot het gips eraf is. Nog vijf weken. En jij?'
'O, ik blijf hier ook voorlopig. Er is een heleboel heisa op komst. Ik popel om je mijn nieuws te vertellen. Je zult het vast niet geloven, maar ik ga...'
'Isobel, kom jij even de kopjes koffie presenteren.' Er klonk iets scherps in Evelyns toon toen ze langs ons heen snelde op weg naar de salon.
'Ik ga even mevrouw Capstick gedag zeggen.'
'Oke. Maar blijf niet lang weg. Je moet me van die ouwe katten redden.'
Ik strompelde in de richting van de keuken. Mevrouw Capstick zat in haar stoel bij het Aga-fornuis, haar benen uitgestrekt nu het werk gedaan was. De twee meisjes die giechelend de afwas deden, keken me verbaasd aan toen ik haar kuste.
'Hoe gaat het met jou, liefje?' Ze glimlachte naar me omhoog. 'Ik wist dat je even bij me zou komen kijken. Je was altijd een lief kind. Je bent veels te mager. Krijg je niet genoeg te eten?'
'Niemand kookt zo lekker als u. Het eten was geweldig. Vooral de Charlotte Malakoff.'
'Ik heb in mijn oude boeken moeten snuffelen om het recept te vinden. Mevrouw zegt dat het te zwaar is, maar juffrouw Isobel heeft me erom gesmeekt. Al die lagen boter en room en suiker... klop... klop... klop... mijn zere arm... neem me niet kwalijk, liefje.' Ze nam een flinke slok uit de donkerbruine fles die op de warme plaat van de Aga stond. 'Ik heb gewoon een beetje last van mijn maag.'
De maag van mevrouw Capstick was een bekende smoes. Iedereen wist dat ze al jaren verslaafd was aan Collis Browne's Mixture. Haar ogen vielen dicht.
'Het was heel lief van u om dat voor mij te maken.'
'Dank je, lieverd, ik vond het leuk om te doen. Een mens kan ook te veel fruitsalade krijgen... Vroeger beter voedsel... lekker stevig. Nu alleen maar heldere soep en gegrild vlees...'
Ze viel nu echt in slaap. Ik was het liefst op mijn tenen weggeslopen, maar dat ging niet met een gipsbeen. Ik kloste terug naar de salon. Isobel was nergens te bekennen. Ik ging weer op het bankje bij de haard zitten en bestudeerde twintig minuten lang hoe mijn kippenvel verdween terwijl ik deed of ik vol belangstelling luisterde terwijl Evelyn en de twee oudere vrouwen de ongemakken bespraken van het wonen in een groot, oud huis, alsof ze ook maar een moment zouden overwegen ergens anders te gaan wonen.
'Hallo Marigold.' Rafe en de andere mannen waren de kamer binnen gekomen. Ik was blij te zien dat hij rechtstreeks op mij af kwam. 'En, hoe is het om weer terug te zijn?'
Nog voor ik antwoord kon geven kwam Kingsley naar ons toe. 'Hallo jongedame. Je ziet eruit alsof je het koud hebt. Rafe, leg nog een blok op het vuur. We kunnen niet hebben dat juffrouw... eh... juffrouw... het koud heeft.'
'Dit is Marigold, vader. Je weet wel, de dochter van dokter Savage.'
'Savage.' Kingsley keek verward. Toen klaarde zijn gezicht op. 'O ja. Ben vorige week nog bij hem op het spreekuur geweest voor mijn... mijn... dat ding dat met een P begint. Dochter. Ja, nu weet ik het weer. Lief kind. Is zangeres geworden. Hoe gaat het ermee, liefje?'
'Heel goed, dank u, meneer.'
'Mooi, mooi. Reuze leuk je weer te zien.' Hij klopte me vrij hard op mijn hoofd en sjokte weer weg.
'Schuif eens een eindje opzij.' Rafe kwam naast me zitten. 'Je ziet hoe het met mijn vader gesteld is. Maar hij lijkt redelijk gelukkig.'
'Ach Rafe. Ik wilde nog even met je praten.' Sir Ibbertson dook achter ons op. Hij schoof zijn zware gestalte tussen het haardvuur en ons. Rafe voelde zich verplicht weer te gaan staan.
'Je moeder vertelt me dat je in Noord-Ierland hebt gezeten. Wat is het antwoord op die ellendige IRA-hongerstakers? De laagste vorm van emotionele chantage, iets waar snel een eind aan moet worden gemaakt!'
Rafe glimlachte beleefd. 'U moet me maar niet kwalijk nemen, meneer, maar ik ben mijn leven niet zeker als ik in Evelyns salon over politiek praat. Dat is een van haar kardinale regels.''Wat?' Sir Ibbertson keek om zich heen en zag dat zijn gastvrouw bezig was de aartsdeken chocolaatjes te presenteren. 'O, geeft niet. Ze kan ons toch niet horen. Wat vindt de regering hiervan? Staan ze toe dat deze lieden zichzelf tot martelaar maken? Dat zou ik wel eens willen weten.'
Rafe glimlachte nu niet meer. 'Ik denk dat ze weinig keus hebben in deze kwestie.'
'Onzin. Ze kunnen ze naar het ziekenhuis brengen om ze gedwongen te voeden.'
'Volgens mij bestaat er een wet die dat verbiedt. Bovendien ben ik niet gekwalificeerd om daar een mening over uit te spreken.'
'Maar je hebt daar een tijd gezeten. Je weet hoe die turftrappers redeneren.'
'Het Britse leger is wel de laatste instantie die de Ieren in vertrouwen zullen nemen. Het is een heel moeilijke situatie met een lang, gecompliceerd verleden. We kunnen dit maar beter aan de politici overlaten.' Hij keek mij aan. 'Kan ik nog een kopje koffie voor je halen?'
De amateurhistoricus begon nu pas goed op dreef te komen. 'Als we allemaal zo'n houding aan zouden nemen, eindigen we nog eens als onnozele sukkels. Ik beschouw het als de plicht van ontwikkelde mensen om zich te informeren over belangrijke zaken van dit moment, en daar een mening over te hebben. Wat denk je van onze soldaten die in Noord-Ierland zijn opgeblazen...? Vermoord?'
Ik hoorde een vaag gerinkel. Rafe's hand, de hand die het koffiekopje vasthield, beefde. Hij stak zijn andere hand uit om de bevende hand stil te houden.
Wanhopig probeerde ik iets te bedenken om sir Ibbertson te laten ophouden. Ik zag dat het gezicht van Rafe lijkbleek werd en zei snel: 'We zijn een keer met La Sylphide naar Dublin geweest. Een prachtige stad... met al die mooie achttiende-eeuwse huizen. Ik wil graag dat u me nog iets meer vertelt over de Muur van Ha- drianus.'
Sir Ibbertson, die inmiddels vuurrood was aangelopen, negeerde me en zei op beledigde toon tegen Rafe: 'Het spijt me, maar ik ben het niet met je eens...'
'Mooi!' schreeuwde Rafe bijna, en ik zag dat Evelyns gasten onze kant uit keken.
Op dat moment dook Isobel tussen ons op en stak haar arm door die van Rafe. 'Stilte, alstublieft!' riep ze. 'Ik heb een belangrijke mededeling te doen.' Ze lachte, een beetje ongemakkelijk, vond ik. 'Ik gun u allen het bijzondere voorrecht dit als eersten te horen. Mama, papa, iedereen... Ik ga trouwen!'I

'Wat een vreselijke avond was dat.'
Rafe reed heel voorzichtig, op de steile stukken remde hij af op de motor. Ik keek even opzij en zag dat hij glimlachte. Vanaf de achterbank klonk opgewonden geblaf. Buster, de hond van Rafe, had de hele avond in de laarzenkamer opgesloten gezeten en vond het heerlijk ons op onze middernachtelijke tocht te vergezellen.
'Niet voor mij. Ik vond het heel leuk om jullie allemaal weer te zien. En het eten was erg lekker. Ik voel me alleen wel schuldig dat jij er zo laat nog uit moet, en dat met dit vreselijke weer.'
Het sneeuwde hevig en we konden maar een paar meter voor ons uit zien.
'Stil, Buster! Ik heb je verteld dat ik graag rijd. Ik breng je met plezier thuis.'
'Dank je.' Ik hield mijn adem in toen we bij de haarspeldbocht waren, maar Rafe stuurde ons er veilig doorheen. 'Ik kan maar niet bedenken waarom Dimpsie de telefoon niet heeft opgenomen,' zei ik voor de duizendste keer.
Om kwart voor twaalf, toen Spendlove wankelend onder een berg jassen de hal in kwam en de andere gasten beleefde toespraakjes van waardering en dankbaarheid afstaken, had ik elk aanbod om mee te rijden afgeslagen, zeggend dat mijn moeder was opgebleven met de expliciete bedoeling als mijn chauffeur te fungeren. Ik had ons nummer verscheidene keren gedraaid en steeds lang over laten gaan. Evelyn en Kingsley waren naar bed gegaan, zodat Isobel, Rafe en ik in de salon waren achtergebleven. We hadden meer dan genoeg om over te praten, en de tijd verstreek snel tussen vruchteloze telefoontjes, maar ik was er me ongemakkelijk van bewust dat ze ernaar verlangden dat ik weg zou gaan. Ten slotte, toen Isobel kreunend geeuwde, capituleerde ik en ging Rafe zijn auto halen om hem voor te rijden.
'Het was een gedenkwaardige avond, nietwaar?' zei ik tegen Rafe toen we de bodem van het dal hadden bereikt en aan de andere kant omhoog begonnen te gaan. 'Een die we niet gauw zullen vergeten.'
Evelyn was uiteraard degene die het meest onthutst was over Isobels bom. Toen Isobel haar trouwplannen had aangekondigd, had ik snel naar Evelyns gezicht gekeken en ik had het zien verbleken. Er volgden enkele seconden van stilte voordat de aartsdeken zei: 'Nou, nou, Isobel. Je hebt... ahum... ons wel verrast.'
'Inderdaad,' zei Mosterd Crepe, die ik inmiddels als de vrouw van de aartsdeken had geidentificeerd. 'Evelyn, lieverd, wat knap van je om niets te verklappen.' Dit was heel goedhartig, want het was duidelijk dat Evelyn even verbaasd was als wij allemaal. 'Mogen we vragen wie de gelukkige jongeman is?'
Ik heb nog nooit iemand gezien die zo snel een glimlach op haar gezicht wist te toveren als Evelyn. Haar diamanten schitterden op haar borst toen ze snel ademde. 'Ik verzeker je, Fanny, dat ik er even weinig van weet als jij. Ik vermoed dat het Harry Cunning- ham is... een aardige knul, dol op Isobel... Kingsley en Harry's vader hebben samen op school gezeten...'
'Helemaal mis, mama.' Isobels gezicht straalde van opwinding. 'Hij heet Conrad Lerner.'
'Conrad... Lerner.' Evelyn sprak de lettergrepen uit alsof ze bittere amandelen at.
'Kan iemand mij uitleggen wat hier gaande is?' vroeg Kingsley klaaglijk.
'Isobel vertelt ons over de jongeman met wie ze zich heeft verloofd.' De vrouw van de aartsdeken nam net zo soepel de leiding over de situatie alsof het een vergadering van de Mother's Union was die uit de hand dreigde te lopen. Haar toon was vol begrip, bijna streng. 'We vinden dit natuurlijk allemaal heel leuk, maar er schijnt nog een soort mysterie te zijn.'
'Helemaal geen mysterie,' zei Isobel. 'Conrad is het soort man met wie iedere vrouw wel wil trouwen. Hij is heel intelligent en heel aardig en heel erg rijk.'
'Conrad.' Kingsley rimpelde niet-begrijpend zijn voorhoofd. 'Conrad?' Hij keek hulpeloos. 'Ken ik hem?'
'Nee papa. Ik heb hem drie maanden geleden in Londen ontmoet. Op een feestje. We hebben samen een schitterende week doorgebracht. We hebben geweldig veel pret gehad. Daarna ging hij naar Duitsland terug. We hebben uiteraard contact gehouden. Een paar dagen geleden belde hij me op om mij ten huwelijk te vragen. Ik heb ja gezegd. Dus nu weten jullie alles.' Ze keek triomfantelijk, maar ik zag dat ze gespannen was, dat ze vanuit iedere hoek een aanval verwachtte.
'Maar Isobel...' Evelyns stem had nu toch een ondertoon van beheerste woede. 'Wie is deze man precies? Uit wat voor familie komt hij? Wat doet hij in Duitsland, als hij zich met jou heeft verloofd?'
'Lieve help, wat een vragen!' Isobel liep naar het dienblad met drank en schonk zich een flink glas cognac in. 'Hij is in Duitsland omdat hij daar woont als hij niet in Londen of in New York zit. Hij is een Duitser, weet je. En wat zijn familie betreft, ik geloof niet dat hij die nog heeft.'
'Maar Isobel, liefje.' De vrouw van de aartsdeken had het weer overgenomen omdat ze zag dat Evelyn moeite had haar gedachten te ordenen. 'Was dat nu wel verstandig? Je verloven met een man zonder familie, een man over wie je ouders en jij niets weten?'
'Hij moet natuurlijk wel iets van familie hebben,' bracht sir Ibbertson te berde. 'Iedereen heeft familie, hoe nederig ook.'
'Wat ik bedoelde is dat ze allemaal dood zijn. Zijn grootouders en de rest van die generatie zijn in concentratiekampen gestorven. En zijn vader en moeder zijn bij een vliegtuigongeluk omgekomen toen hij acht was. Hij is grootgebracht door zijn oom Charles, die het enige familielid was dat hij nog had. Zijn oom is vorig jaar gestorven, zodat Conrad nu echt geen familie meer heeft. Zielig, he?' Isobel keek helemaal niet alsof er iets zieligs was, ze keek alleen maar uitdagend.
Evelyn deed haar ogen even dicht.
'Wat droevig,' zei een meisje dat aan de rand van de groep had gestaan. Ze had haar dat aan de zij- en achterkant kort was opgeknipt, als bij een schooljongen, en ze droeg een onflatteuze bruine jurk met een haltermodel dat haar vierkante schouders benadrukte. Het enige dat ik tot dusver van haar wist was dat ze Bunty Lumbe heette. 'Hij is vast heel interessant.'
Ze bedoelde dit vriendelijk, om de atmosfeer wat op te klaren, maar Isobel viel tegen haar uit: 'Interessant? Ik haat dat soort morbide nieuwsgierigheid waarbij mensen alleen maar interessant zijn omdat hun akelige dingen zijn overkomen.'
Bunty keek verschrikt. 'Zo bedoelde ik het niet... Ik wilde alleen maar... Ik geloof niet dat ik ooit een Duitser heb ontmoet.'
'Ik heb die lui nooit gemogen, weet je, sinds dat laatste akkefietje.' Kingsley was in de oorlog majoor of kolonel of zoiets geweest. 'Zijn verdomd veel goeie kerels kwijtgeraakt. Maar ik denk dat voor hen hetzelfde geldt.'
'Conrad is een jood, papa.' Isobel sprak op overdreven geduldige toon. 'Zijn volk stond aan jullie kant.'
'Spreekt hij Engels?' vroeg de aartsdeken.
'Een beetje. Ik ga Jiddisch leren. Oj, oj'. Nach a mool' Ze grijnsde.
De aartsdeken en zijn vrouw wisselden een blik van ontzetting, en de rest van het gezelschap keek ernstig, alsof Isobel had gezegd dat ze in een getto moest gaan wonen en ratten moest eten.
'Wat sta ik hier toch te talmen?' Evelyn kwam tot zichzelf. Ze keek grimmig en vastberaden. 'Laat iemand even om Spendlove bellen. We moeten champagne drinken. Een toost op Isobel en...' - ze knarste met haar tanden - '...Conrad.'
'Ik moet zeggen dat ik veel bewondering voor je moeder heb,' zei ik tegen Rafe toen we onze oprit naderden. 'Minder geen vaart voor de bocht, als je kunt. Als er ijs ligt moet je in volle vaart omhoog, anders kom je niet boven.' Ik sloot mijn ogen en klemde me aan de hendel van het portier vast, voor het geval we over de rand in de rivier zouden storten. Ik had ergens gelezen dat je, in tegenstelling tot wat veel mensen denken, zo snel mogelijk eruit moest zien te komen en niet moest wachten tot de auto was volgelopenmet water. Zou mijn gips me zwaarder maken en omlaagtrekken, net als de laarzen met lood zoals duikers die hebben? Niet gillen... blijven praten... doe alsof alles in orde is... doe alsof je niet gaat sterven... 'Het moet een geweldige schok voor haar zijn geweest: dat ze die man nog niet heeft ontmoet, dat alles haar pardoes wordt verteld waar iedereen bij is.' Ik voelde de wielen tollen, stelde me voor dat we zijwaarts omlaaggleden... omlaag... omlaag... 'Ik denk dat ze hem heel aardig zullen vinden,' hoorde ik mijn stem hoog piepen, 'als ze hem eenmaal hebben leren kennen.'
'Het is al goed. We slipten maar heel even. We zijn nu veilig. En het schijnt dat we Buster het zwijgen hebben opgelegd.'
Buster had zijn poten op de rugleuning van mijn stoel gelegd en hijgde in mijn nek. De warmte van zijn adem was heel troostend.
'Dat meen je natuurlijk niet,' ging Rafe verder. 'Dat mijn ouders Conrad zullen mogen. Op Shottestone heerst een verplichte xenofobie. Ik heb haar gesmeekt te wachten tot we hem allemaal hadden ontmoet voor ze zijn aanzoek aannam, maar je weet hoe impulsief ze is. Ze zei dat zij degene was die met hem door het leven moest en dat het er niet toe deed wat de rest van ons vond. En dat is natuurlijk grote onzin. Je kunt nu eenmaal niet doen alsof je geen familie hebt.'
Het scheen dat Rafe de enige was met wie Isobel haar verloving had besproken. Dit verbaasde me niet. Ze had altijd veel waarde gehecht aan het oordeel van haar broer.
'We zijn er.' Rafe stopte voor Dumbola Lodge. Ik voelde iets nats en warms in mijn oor. Het was een lange tong.
Rafe draaide zich om. 'Buster! Af, jongen!'
'Ik vind 't niet erg.'
'Hij mag niet zomaar mensen in het gezicht likken. Wat mij bezighoudt,' ging hij verder, 'is dat deze kerel hoogstens een vluchtroute voor Isobel is. Dat lijkt me geen gezonde basis voor een huwelijk.'
Ik voelde me gevleid dat hij me zo in vertrouwen nam. 'Waar is ze dan voor op de vlucht?'
Rafe zweeg even. 'Voor thuis...' Hij sprak aarzelend, alsof de woorden moeizaam uit hem los werden getrokken. 'Voor Evelyn...'
'Maar daar is toch zeker niet zoiets drastisch als een huwelijk voor nodig? Ze zou terug kunnen gaan naar Londen, ze had daar toch een baan?'
'Ja, maar ze was daar niet gelukkig.' Hij zette de motor af. 'Ik weet niet waarom ik jou lastigval met al mijn familieperikelen terwijl je allang in je bed hoort te liggen. Kom, ik help je even naar binnen. En misschien moeten we even het mysterie ophelderen van de telefoon die niet werd opgenomen.'
'Er is er maar een in het huis, in de studeerkamer van mijn vader. Hij slaapt daar als hij dienst heeft. Het geluid staat altijd op z'n zachtst, zodat je hem nergens kunt horen rinkelen, behalve in de zitkamer als beide deuren openstaan.'
'Dat is heel attent van hem.' Rafe stapte uit de auto en bukte achterin om mijn krukken te pakken. Buster gaf me een afscheids- lik.
We liepen op onze tenen de hal in. Of liever gezegd, Rafe liep op zijn tenen en ik probeerde zo behoedzaam mogelijk mijn been en krukken neer te zetten. Er scheen een zacht licht vanuit de open zitkamerdeur. We gingen naar binnen. Een schemerlamp op een bijzettafel bescheen het droevige toneel. Mijn moeder lag languit op de bank met haar nek scheef tegen de ene armleuning, haar blote voeten over de andere. Op het tafeltje naast haar stonden een glas en een fles. Haar ogen waren dicht en ze ademde langzaam en zwaar.
'Ik kan haar maar beter wakker maken,' zei ik. 'Ze krijgt vreselijke kramp met haar hoofd in zo'n hoek.' Ik schudde haar eerst zachtjes heen en weer, en toen wat ruwer, maar ze duwde mijn hand weg en mompelde iets onverstaanbaars. 'Ze heeft helaas een erg drukke dag gehad. Ik kan maar beter wat dekens over haar heen leggen. Ze zal het koud krijgen als het vuur in de haard uit gaat.'
'Zeg maar waar ze liggen, dan haal ik ze wel.'
Terwijl Rafe naar boven liep, probeerde ik Dimpsie op haar zij te leggen voor het geval ze moest overgeven en in haar eigen braaksel zou stikken, zoals ik wel eens had gehoord dat gebeurde. Maar ze was te zwaar. Toen Rafe terugkwam probeerde hij het, maar ze haalde met haar vuisten naar hem uit, dus stopten we de dekens goed om haar heen, deden het licht uit en slopen de hal weer in.
'Dank je wel voor het thuisbrengen.'
'Graag gedaan. Kom gauw nog eens langs.' Hij zweeg en glimlachte even. 'Doe Dimpsie de groeten van me,' zei hij ten slotte. 'Ik ben erg op haar gesteld, weet je. Een meelevende ziel.'
'Dank je. Ik zal het doen. Welterusten.'
Ik keerde hem mijn wang toe. Hij greep me op vriendschappelijke wijze bij de schouders en vertrok.
'Conrad is natuurlijk niet het soort man met wie mama me wil laten trouwen,' zei Isobel.
Het was twee dagen na het etentje. We zaten in de kleine zitkamer van Shottestone. Het was een gezellige kamer met wanden die met groene zijde waren bekleed, gordijnen met een patroon van kamperfoelieranken, en heel veel boeken. Voor het raam stond een bureau waaraan Evelyn haar administratie en telefoontjes afhandelde, en ertegenover bevond zich de sofa waarop Isobel en ik onderuitgezakt lagen. Op onze bordjes lagen kruimels van de sinaasappelcake van mevrouw Capstick, die nog steeds even lekker was als ik me herinnerde.
'Je bedoelt omdat hij geen Engelsman is?'
'Hij is geen Engelsman, hij heeft geen titel, hij kent niemand van de mensen die wij kennen, en hij is niet eens christen. Bovendien heeft ze de zoon van lord Dunderave voor mij op het oog.'
'Hoe weet je dat?'
'Ze laat voortdurend zijn naam vallen, wanneer dat maar mogelijk is. Hij heet Ronald... moet je nagaan! Het schijnt dat hij polo kan spelen, kan walsen, het vlees kan snijden, een vrouw in haar jas helpen, een fles champagne openmaken zonder te morsen, en elke dag een schone onderbroek aantrekt. Hij schijnt ook een fantastische ruiter bij de vossenjacht te zijn, een goed schutter, en de zalmen die hij vangt zijn zo enorm dat ze door de bodedienst moeten worden thuisbezorgd.'
'Echt waar?' In gedachten zag ik een zalm ter grootte van een walvis, met allemaal harpoenen in zijn lijf.
'Nee uilskuiken! Maar zo wordt het gebracht. Wat ze eigenlijk bedoelt is dat hij een beetje onnozel is en nooit een boek leest, maar hij is een gegarandeerd lid van de Britse hogere stand. Hij is net terug uit Cirencester, daar heeft hij een opleiding landbeheer gedaan om hem voor te bereiden op het beheren van de voorouderlijke hectaren, en daarom gaat ze hem te eten vragen. Intussen loopt ze zich als een waanzinnige voor lord Dunderave uit te sloven. Ze heeft hem gisteren te eten gehad. Een pummel van een vent. Chagrijnig. En hij was heel grof tegen papa toen die zichzelf herhaalde.'
'Echt, Isobel, ik vind je wel vreselijk hard over je moeder oordelen. Ze is altijd heel lief voor me geweest en dat kan alleen maar uit oprechte goedhartigheid zijn geweest. Ik heb haar er nooit iets voor terug kunnen geven.'
'Toen wij nog klein waren, kwam het haar goed van pas om iemand in de buurt te hebben om met mij te spelen. Dat bespaarde haar de moeite van het bedenken wat ze met mij moest doen.'
'Ja, maar ze was ook heel lief en goedgeefs voor mij toen ze dat niet had hoeven doen. Jij hoeft nu niet meer te worden beziggehouden, en ze is nog even hartelijk en gastvrij. Maar vertel me eens iets over Conrad. Hoe ziet hij eruit?'
'Tja.' Isobel dacht na. 'Hij is niet direct echt knap. Tenzij je een voorkeur hebt voor kleine, kale mannen met een dikke buik.'
'Zijn er vrouwen die dat mooi vinden?'
'Die schijnen er te zijn. En hij heeft een grote kromme neus. Zijn voeten zijn heel breed en lang. Dat was bijna het eerste dat me aan hem opviel: hij heeft heel grote voeten. Maar hoewel de verpakking niet mooi is, heeft hij een heel innemende persoonlijkheid, en dat is veel belangrijker, nietwaar?' Ik stemde hiermee in, zeer ge- imponeerd door Isobels volwassen standpunt. 'En hij kan het zich natuurlijk veroorloven heel dure kleren te kopen, dus dat valt niet zo op. Hij is een van die mensen die altijd in het middelpunt van de belangstelling staan. Hij heeft een grapje voor iedere gelegenheid. Een geweldig geheugen.'
Ik probeerde onder de indruk te lijken van haar beschrijving. 'Hoe weet je nou of hij grappig is, als hij alles in het Jiddisch vertelt?''O nee, hij spreekt ook Frans. En Duits, uiteraard.'
'Hoe komt hij eigenlijk aan al dat geld?'
'Ik weet het niet. Geerfd, denk ik. En Conrad heeft zelf heel veel verdiend. Hij bezit een reeks casino's.'
'Weet Evelyn dat?'
'Nee, en dat zal haar helemaal niet bevallen, hoewel het een eerzamer manier is om je geld te verdienen dan de armen uit te buiten, zoals lord Dunderave dat doet. Hij schijnt half Paddington te bezitten. De arme mensen zitten daar met hun tienen in een kamer gepropt terwijl lord Dunderave alle winst afroomt. Ik begrijp niet wat daar zo bewonderenswaardig aan kan zijn.'
'Dat is waar,' zei ik. 'Maar casino's klinkt een beetje...' Ik zweeg, terwijl ik me afvroeg hoe ik dit onder woorden moest brengen.
Isobel keek me aan. 'Vulgair, bedoel je.'
'O nee, dat vind ik niet. Maar je ouders zullen dat misschien... ongetwijfeld... wel vinden.'
'Ik ben niet van plan mijn hele leven naar mijn moeders pijpen te dansen.'
'Natuurlijk niet.'
'Een van de goede dingen aan geld is dat wanneer je er veel van hebt, je kunt doen en laten wat je wilt.' Isobel leunde weer achterover op de sofa en glimlachte voldaan.
Ik had een gezond ontzag voor geld, omdat ik dat nooit had bezeten, maar ik vroeg me af of Isobel niet te veel vertrouwde op het geluk dat geld kon brengen.
'Kijk niet zo ernstig, jij kleine Jeremia!' Ze sprong op. 'Kom, dan gaan we bij Rafe kijken. Hij is in de serre bezig.'
In de serre was het licht verblindend, dankzij alle sneeuw die buiten lag. Rafe stond met zijn rug naar ons toe, zijn blik op de heuvels gericht, met een schildersezel voor zich, een penseel in zijn hand. Isobel sloop van achter naar hem toe en legde haar handen voor zijn ogen. Hij slaakte een kreet, draaide zich met een ruk om, haalde uit met zijn hand en sloeg haar in het gezicht. Ze wankelde en viel. Het gebeurde allemaal binnen een seconde, en toen lag hij naast haar op zijn knieen.
'Lieverd, het spijt me vreselijk!' Hij nam haar teder in zijn armen en bekeek haar gezicht, streelde haar toen over het hoofd. 'Ik was heel diep in gedachten en je liet me schrikken. Heb ik je pijn gedaan?'
'Het gaat wel. Het was mijn eigen schuld. Ik had niet zo naar je toe moeten sluipen. Dat was heel stom van me.'
Rafe hielp haar overeind. 'Hallo,' zei hij tegen mij, maar zijn aandacht gold Isobel.
'Wat een geluk dat het niet Marigold was,' lachte Isobel. 'Stel je eens voor wat een gekletter van krukken, breken van gips en van botten dat had gegeven.'
'Ik schaam me vreselijk dat ik zo reageerde.' Rafe's stem klonk zacht terwijl zijn handen het haar van zijn zusje gladstreken. 'Weet je zeker dat alles in orde is?'
'Ja hoor, niets aan de hand. Maak er geen toestanden over. Hoe gaat het met het schilderen?'
'Ik was zo druk bezig te proberen die schaduwen te vangen... daar, onder die rij bomen' - hij keek naar het landschap en tikte met de achterkant van zijn penseel op het schilderij - 'dat ik helemaal in een andere wereld verkeerde.'
Ik keek naar het sneeuwlandschap op de ezel, een aquarel in tinten grijs en lila, heel sterk, bijna abstract. 'Het is erg goed.'
'Dank je. Ik heb er helaas te lang niets aan gedaan.'
'Maar het is echt heel mooi. De schoonheid van het landschap is erin vastgelegd, maar het doet je ook aan andere dingen denken... die gestalte op de weg... het gaat toch over de onverschilligheid van de heuvels, he? Over de nietigheid van onze inspanningen.'
'Kun je dat zien?' Hij keek me even aan alsof ik hem had verbaasd, en toen keek hij weer naar het schilderij. 'Daar moest ik ook steeds aan denken toen ik bezig was.'
Isobel sloeg haar armen over elkaar en keek streng. 'Blijven we hier een beetje wortel staan schieten, of wat zijn de plannen?'
Ik zag dat ze om de een of andere reden van haar stuk was gebracht.
'Ik moet naar huis,' zei ik.
Een kwartier later hees ik me in de auto van Rafe. Op Dumbola Lodge had niemand de telefoon opgenomen.
'Ik had het echt niet als hint bedoeld,' zei ik tegen Rafe.
'Geeft niet, ik had er toch genoeg van binnen te zitten.' Hij nam mijn krukken over en legde ze achterin. Daarna ging hij achter het stuur zitten.
'Het is echt vreselijk aardig van je om dit aan mij te geven.' Ik keek naar de aquarel die op mijn knieen lag.
'Je zag wat ik bedoelde te schilderen. Dat gebeurt niet vaak. Je moet een buitengewoon gevoelig meisje zijn.' De plagende toon was terug. Hij startte de motor. 'Hoe gaat het met je zusje? Ze heet toch Kate?' zei hij terwijl we door een verse laag sneeuw omlaag suisden. 'Weet je, ik heb haar niet meer gezien sinds ze een kleuter was.'
'Ze is getrouwd, wist je dat?'
'Ik moet bekennen dat als Evelyn het me al had verteld, ik het was vergeten. Ze is geloof ik niet vaak op Shottestone geweest, he? Waarom was dat?'
'Isobel en zij konden niet goed met elkaar overweg. Kate was een jaar ouder en nogal... nou ja, zeg maar bazig.'
'En Isobel kan heel opstandig zijn. Ik vermoed dat zij de lakens wilde uitdelen en dat Kate dat niet pikte. Terwijl jij op engelachtige wijze alles van haar hebt geslikt... zegt ze.'
Ik schoot in de lach. 'Ik weet het niet... Kate koos in alles altijd partij voor mijn vader, dus beschouwde ze alle vrienden van Dimpsie, en dus de Prestons, als de vijand. Onze familie was - is - helaas danig verdeeld.' Ik zweeg, dacht na. 'Maar wat nog treuriger is, het geeft weinig voldoening om aan de kant van mijn vader te staan. Hij heeft geen behoefte aan bondgenoten, weet je.'
'Familie kan een ramp zijn, he?'
'Hm.' Ik sloot mijn ogen toen we bij de steile helling kwamen. Rafe was gemakkelijk om mee te praten. Hij zette je niet onder druk, hij schepte niet op. Het was rustgevend bij hem te zijn. Toen zag ik in gedachten Isobel weer achterovervallen, met uitgestrekte armen. Ik hoorde weer de klap toen ze op de vloer van de serre viel. Toen ik vertrok was er het begin van een blauwe plek op haar wang verschenen. Het was uiteraard een ongeluk geweest, en niemand was er zo geschrokken, had zoveel spijt als Rafe. 'Ik geloof dat ik Isobel altijd om haar familie heb benijd. Hoewel ik natuurlijk heel veel van Dimpsie houd.'
'Uiteraard. Maar, hoe is die man van Kate?'
'Hij is chirurg, gespecialiseerd op het gebied van de alvleesklier. Kate is in de verpleging gegaan, ze hoopte mijn vader daarmee een plezier te doen. In de operatiekamer heeft ze Dougall ontmoet. Misschien ziet hij er aantrekkelijk uit met een groene muts en een masker. Kate zegt dat hij briljant is, maar dat valt moeilijk te beoordelen, want hij heeft alleen maar belangstelling voor de binnenkant van mensen. En hij doet heel lastig over hygiene. Ze hebben overal hoezen over. Die worden meteen gewassen als je er maar naar kijkt. Nog even, en ze hebben hoezen voor de hoezen.' Rafe schoot in de lach, een vrolijke, ontspannen lach. Ik voelde me aangemoedigd door deze reactie op mijn kleine verhandeling over pietluttigheid. 'Alles waar je mee eet of drinkt gaat in een tank om te worden gesteriliseerd. De vorige keer dat ik er was zag ik haar de mond van de stofzuiger met Dettol ontsmetten en daarna de broodrooster stofzuigen. We weten natuurlijk allemaal dat hij niet goed snik is, maar niemand wil dat zeggen. Dimpsie is doodsbang voor Dougall - hij kan heel scherp zijn - en ze heeft medelijden met Kate. Mijn vader minacht hen allebei.'
'Arme Kate. Het klinkt vreselijk. Maar ik denk dat het leven van de meeste mensen er akelig uitziet als je van dichtbij kijkt.'
Ik wilde protesteren dat dat bij mij niet het geval was, maar we naderden de gevaarlijke bocht. Ik sloot mijn ogen weer tot we voor de voordeur tot stilstand waren gekomen. Rafe stapte uit en maakte mijn portier open.
'Ik kom niet binnen. Dimpsie zal bezig zijn met koken. Doe haar mijn hartelijke groeten.'
'Oke.' Hij hielp me uit de auto, zette me op mijn krukken en bracht me naar de deur. 'Dank je wel voor het thuisbrengen.'
Deze keer bood ik hem mijn wang niet aan. Hij kneep vriendschappelijk in mijn arm en stapte weer in de auto. Ik zwaaide toen hij wegreed. Zijn manier van doen was vriendelijk en ontspannen, bijna broederlijk. Misschien moest ik daaruit concluderen dat hij zich niet tot me aangetrokken voelde. Was het alleen maar gekwetste trots, die maakte dat ik me even heel teleurgesteld voelde?
Dimpsie was bezig in de keuken, waarvandaan de telefoon niet te horen was.
'Sorry, lieverd. Ik vergat dat je zou bellen. Ik heb een pastei met pastinaak gemaakt.'
Mijn vader kwam binnen, liet zich in de stoel bij de Aga vallen en pakte de krant zonder ons aan te kijken. 'Hoe laat eten we?'
'Over een halfuur.'
'Maak er twintig minuten van, wil je? Ik moet weg en ik kom pas laat thuis.'
Ik had hem vannacht thuis horen komen, lang nadat iedereen naar bed was gegaan. Mevrouw Trumball behoefde kennelijk veel medische begeleiding. Hoewel ik de vrouw nog nooit had gezien, had ik een hekel aan haar.
'Drukke dag gehad?' vroeg Dimpsie opgewekt.
'Wanneer ben ik niet druk? Het zwangerenspreekuur is altijd een ramp. Dikke, lelijke vrouwen die niet de intelligentie bezitten om aan anticonceptie te doen en die nu zo nodig nog meer weerzinwekkende halvegaren aan de bevolking moeten toevoegen.'
'Het zal morgen helaas een druk spreekuur worden,' zei Dimpsie verontschuldigend, hoewel dit nauwelijks haar schuld kon zijn. 'Heb je al een advertentie voor een receptioniste geplaatst? Ik help natuurlijk met alle plezier, maar ik begin me een beetje ongerust te maken over de kunstnijverheidswinkel. Ik heb een brief van de accountant gehad. Hij wil de boeken komen controleren, maar het is allemaal zo'n rommeltje...'
Mijn vader sloeg een pagina om. 'Als jij vindt dat het opdringen van een verzameling smakeloze kunstvoorwerpen aan onwetende toeristen belangrijker is dan een nuttige artsenpraktijk, ben je nog onnozeler dan ik had gedacht.'
'Alsjeblieft,' zei ik verhit, 'doe dat niet.'
'Wat niet?' Mijn vader keek me voor de eerste keer die avond aan, en ik bespeurde achter het kille, uitgestreken gezicht een glimlach van genoegen.
'Plaag haar niet zo.'
'Je bezit een overmatige dunk van je eigen belangrijkheid. Je hebt hier jarenlang je neus niet laten zien, maar zodra je thuiskomt begin je je met de verhouding tussen je moeder en mij te bemoeien.'
Mijn hart bonsde hevig. 'Een van de redenen waarom ik niet thuiskwam is dat ik het vreselijk vind om jou zo... gemeen tegen Dimpsie te zien doen.'
'O ja?' Zijn toon was sarcastisch. Zijn ogen achter de randloze brillenglazen twinkelden. Hij liet de gewrichten van zijn lange, witte vingers knakken. 'Laat me dat halfbakken geweten van jou geruststellen. Dimpsie, heb jij klachten over de manier waarop ik je behandel?'
'O nee, Tom.' Mijn moeder hield op met het fijnhakken van pastinaken en wierp hem een verzoenende blik toe. 'Natuurlijk niet. Weet je, lieverd,' - ze keek me aan - 'als mensen zo lang getrouwd zijn als wij, hoeven ze niet allerlei gewone beleefdheden in acht te nemen. Bovendien is dat soort dingen eigenlijk heel conventioneel, vind je niet? Onze relatie is anders.'
Op de een of andere manier eindigden deze discussies altijd op dezelfde manier.
'Als jij je echt om je moeder bekommert,' zei mijn vader, terwijl hij weer in de krant keek, 'zou je misschien op de gedachte komen om voor haar in te vallen in de praktijk. Je hoeft echt geen universitaire graad of zelfs maar een superieure intelligentie te bezitten om de telefoon op te nemen en afspraken te maken.'
'Oke.' Ik besefte dat het game, set en match voor hem was. 'Dat zal ik doen.'