1. Papa
Ik geloofde altijd dat mijn vader iets had wat anderen niet hadden. Hij was onberekenbaar en luchthartig, lichtvoetig, en zo minzaam en gracieus, dat hij een kamer vol mensen in en uit kon lopen zonder dat iemand besefte dat hij weg was. Ik geloof niet dat ik hem ooit gedeprimeerd zag of zelfs maar diep bezorgd over iets, hoe somber de vooruitzichten ook waren. Hij was banen kwijtgeraakt, auto's waren teruggenomen, huizen waren door de bank geëxecuteerd. Twee keer, dat wist ik, was hij gedwongen geweest zijn faillissement aan te vragen. Zelfs hadden we een keer een van onze huizen moeten verlaten met niet meer dan we dragen konden. Toch liet hij nooit de moed zakken of liet hij zijn droefheid doorklinken in zijn stem.
Ik stelde me hem altijd voor als een kleine jongen die struikelde en steeds weer omrolde, tot hij stopte en lachend opsprong, met uitgespreide armen en een luid 'Ta-da!', alsof het ongeluk een prestatie van hem was. Hij verwachtte zelfs na een fiasco applaus, gelach en aanmoedigingen. Hij vertelde me eens dat hij, als hij een slecht cijfer kreeg voor een proefwerk op school, blij was dat hij een aantekening kreeg in helder rood, terwijl de andere, minder fortuinlijke leerlingen, die toevallig wél een voldoende hadden, genoegen moesten nemen met zwart. Het woord nederlaag kwam niet in zijn vocabulaire voor. Elke fout, elke mis-lukking was niet meer dan een kleine tegenslag, en wat was een tegenslag nou helemaal? Gewoon de gelegenheid om opnieuw te beginnen. Jammer voor die arme mensen die succes hadden en hun hele leven in één stad of dorp, in één baan, in één huis moesten slijten.
Papa, zo zou ik leren, droeg dat idee zelfs over op het concept van het gezin.
Hij was een knappe man, een soort Harrison Ford, geen volmaakte schoonheid, maar verrassend omdat zijn pastelblauwe ogen plotseling konden oplichten in een vlaag van blijde energie, die zijn glimlach magnetisch maakte, zijn lach muzikaal, en elk gebaar van hem zo sierlijk als van een stierenvechter. Hij was één meter tachtig lang, had een warrige bos vlasblond haar dat toch nooit verward leek, maar juist aantrekkelijk, en de indruk wekte van een man die net een kilometer hard had gelopen of had gevochten. Hij had een atletisch voorkomen, een goede conditie, brede schouders. Hij had nooit het geduld of de discipline opgebracht om toen hij jong was een goede sportman te zijn op school, maar hij was altijd bereid te stoppen met zijn bezigheden, hoe belangrijk die ook waren, om met een paar tieners in de buurt te gaan basketballen op de oprit.
Papa's impulsiviteit en kinderlijke vreugde om in een oogwenk van de ene persoonlijkheid om te schakelen op de andere, ergerde mijn moeder vaak. Ze leek zich te generen voor zijn capriolen en raakte gedeprimeerd door zijn mislukkingen, maar ze hield zich aan hem vast als iemand die zich in een storm vastklampt aan een afgedwaalde zeilboot, in de hoop dat de wind zal gaan lig-gen, de regen zal ophouden en er straks, misschien net achter de horizon, een blauwe lucht zal zijn. Waarop ze dat optimisme grondde, was me een raadsel. Misschien was dat haar fantasie: geloven in papa, een fantasie die volgens mij alleen was weggelegd voor een jonge en onschuldige dochter, voor mij dus.
Of misschien was het onmogelijk iets anders dan optimistisch te zijn in papa's bijzijn. Ik heb hem echt nooit chagrijnig gezien en zelden afkeurend. Natuurlijk heb ik hem ook nooit zien huilen. Hij was zelfs niet kwaad op de mensen die hem ontsloegen of op de gebeurtenissen die hem de ene kans na de andere ontnamen. Het was altijd een joviaal 'O, nou ja, we gaan gewoon door.'
In ieder geval bleven we in één staat, Georgia, kriskras van de ene plaats naar de andere. Maar het werd algauw duidelijk dat papa vooruitliep op zijn onvermijdelijke mislukkingen. Na een tijdje - ons tweede hypotheekfiasco, denk ik - stopten we met kopen en begonnen te huren voor een zo kort mogelijke periode, zo kort als de huiseigenaar toestond. Papa hield van een huurcontract voor zes maanden. Hij noemde elke nieuwe huurperiode een proeftijd, een romance. Je kon nooit weten of het echt was watje wilde of dat het van lange duur zou zijn, dus waarom zou je je verplichten? Waarom zou je je tot iets verplichten?
Natuurlijk kwam mama met de gebruikelijke tegenwerpingen.
'Rose heeft een goede basis nodig. Ze kan geen goede schoolopleiding krijgen als we van de ene plaats naar de andere verhuizen. Ze kan geen vrienden maken, en ik ook niet, Charles. En jij evenmin!' zei ze nadrukkelijk, met gefronste wenkbrauwen. 'Je doet nooit iets met andere mannen, zoals de meeste mannen. Je kijkt niet naar balspelen, je gaat niet jagen of vissen met vrienden. En geen wonder. Je geeft jezelf de kans niet een vriendschap, een relatie, op te bouwen. Voordat je iemand een tweede keer ziet ben je al bezig je koffers te pakken.'
Mijn vader luisterde alsof hij er werkelijk ernstig over nadacht en dan schudde hij zijn hoofd en zei iets als: 'Er bestaan geen vrienden, alleen maar kennissen, Monica.'
'Goed. Laat me dan tenminste ergens lang genoeg wonen om kennissen te krijgen,' kaatste mama terug.
Hij lachte en knikte.
'Dat zul je,' beloofde hij. 'Dat zul je.'
Papa deed beloftes zoals kinderen bellen blazen. Bij de eerste suggestie van naderende onweerswolken, blies hij zijn beloftes naar ons toe, perfect gevormde, regenboogkleurige hoop en dromen. En deed dan een stap achteruit en keek hoe ze om ons heen zweefden en dartelden. Als ze uit elkaar spatten, tastte hij gewoon in zijn buidel met trucjes en blies een nieuwe bel. Ik voelde me alsof we allemaal in een glas champagne rondzwommen.
Als hij aan het eind van zijn werkdag - wat voor werk het ook was - door de voordeur naar binnen stormde, riep hij vrolijk 'Ik ben thuis!' Hij brulde het als iemand die verwachtte dat alles daarvoor in de steek zou worden gelaten. Mama en ik zouden onze kamers uit hollen met luide muziek op de achtergrond. Zij zou haar tijdschrift of boek neerleggen, of ophouden met koken. Ik zou achter mijn bureautje, waar ik mijn huiswerk maakte, vandaan komen of opspringen van de bank waar ik languit tv lag te kijken, en we zouden de gang in rennen om hem te knuffelen en ons door hem te laten knuffelen.
Daar was al zo lang geleden een eind aan gekomen dat ik me niet kon herinneren of we het ooit gedaan hadden. Nu, als hij zijn 'Ik ben thuis' brulde, weergalmde zijn stem en stierf weg. Hij begroette ons nog steeds met zijn stralende blijde lach, als iemand die terugkwam uit de grote oorlog terwijl hij alleen maar met net genoeg succes weer een dag had gewerkt in zijn nieuwe baan om niet te worden ontslagen.
Op het ogenblik was hij autoverkoper in Lewis- ville, Georgia, een kleine gemeenschap ongeveer vijfenzestig kilometer ten zuidwesten van Atlanta, beroemd om zijn eendenvijvers en zijn enige industrie, Lewis Foundry, die gemotoriseerde gietijzeren remonderdelen vervaardigt en meer dan zevenhonderd mensen in dienst heeft. Kleine woonwijken werden eromheen gebouwd, en er kwamen detaillisten, een winkelcentrum en vier autodealers. Voor een daarvan, Kruegar, werkte papa als verkoper van bestelwagens en auto's en jeeps.
Hoe papa al die plaatsen vond was ons een raadsel, maar de afgelopen twee jaar hadden we hier in een klein huurhuis gewoond - een record. Feitelijk was het de meest comfortabele en grootste woning die we ooit bezeten of gehuurd hadden. Het was een Queen Anne met een puntdak en een veranda aan de voorkant. Het had een kleine achtertuin en een aangebouwde garage, een half souterrain en een zolder. Er waren drie slaapkamers, een redelijk grote eetkamer, een keuken met apparatuur die nog functioneerde ook, en een bescheiden zitkamer. Omdat we toch niet veel meubels hadden, voldeed het ruim aan onze behoeften en de straat was rustig, de buren waren vriendelijk en innemend.
Iedereen vond papa altijd, bijna vanaf het eerste moment, aardig. Hij was erg extravert en begroette hen met een glimlach en een belangstellend hallo. Papa was een welbespraakt man. Hij kon met iedereen een praatje maken over politiek, economie, boeken en films, en vooral over jagen en vissen. Hij wist altijd net genoeg om goed te kunnen meepraten over een bepaald onderwerp, maar niet voldoende voor een diepgaande analyse. Hij had geen universitaire studie gevolgd, maar wist hoe hij het met mensen eens moest zijn, wist hun gedachten en sentimenten haarfijn aan te voelen, hen te sturen in wat ze geloofden en hen te la- ten denken dat hij een medestander was, en dezelfde theorie of analyse aanhing. Mama zei altijd dat papa zijn roeping was misgelopen. Hij had po-liticus moeten worden. Hij kon zelfs met mooie woorden aan een boete ontkomen voor te hard rijden. Als hij uitgepraat was, voelde de arme politieman zich bijna schuldig.
Papa's verbale talent en vriendelijke optreden maakten hem tot een goede verkoper. Als hij mislukte in een baan als verkoper, was dat niet omdat hij het niet kon. Ik dacht altijd dat het was omdat hij zijn belangstelling verloor of iets achter de horizon zag dat hem meer aantrok. Hij zou minder zijn best doen en ten slotte zou zijn baas beslissen dat het beter was als papa zou vertrekken. En dat was precies wat hij deed. Papa was zo inschikkelijk, dat ik zeker weet dat zijn bazen het bijna een prettige ervaring vonden om hem te ontslaan.
Nu waren we nog steeds hier en hoopten dat we hier konden blijven en een bestaan konden opbouwen. Mama stond zichzelf toe goede vrienden te maken, lid te worden van organisaties, verplichtingen aan te gaan. Ik was een goede leerling op school, en omdat we aan het begin stonden van mijn laatste jaar, verwachtten we dat ik aan deze high school mijn diploma zou halen. Ik had nog niet besloten wat ik met mijn leven wilde doen. Ik had in toneelstukken van school gespeeld en ze hadden me verteld dat ik een indrukwekkende verschijning was op het toneel en de houding had van een ervaren mannequin, maar mijn stem was niet krachtig genoeg, en ik was niet goed in het uit mijn hoofd leren van teksten en net te doen of ik iemand anders was.
Mama oefende geen druk op me uit om iets bijzonders te worden. Haar adviezen lagen meer op het vlak van wat ik op sociaal gebied moest doen. De laatste tijd klonk haar stem steeds schriller als ze me waarschuwde.
'Schenk je hart pas weg op het allerlaatste moment en denk er dan nog eens drie keer over na.'
Haar sombere uitspraken kwamen voort uit haar eigen spijt over het feit dat ze zo jong getrouwd was, wat haar de kans had ontnomen om, zoals zij het noemde, een echt leven te leiden. Nog voordat ze daarmee begonnen was. Zij en papa waren een verliefd paartje geweest op high school en waren na de diploma-uitreiking getrouwd, ondanks de waarschuwingen van haar ouders, die weigerden voor het huwelijk te betalen. Papa en zij liepen weg en zetten een huishouding op zodra hij de eerste baan kreeg van wat een lange reeks zou worden.
Door onze levensstijl, wist ik dat mama het gevoel had dat ze al ver over haar bloeitijd heen was. Ik kon het in haar ogen zien als we samen ergens naartoe gingen. Ze wierp steelse blikken op mannen om te zien of ze naar haar keken, haar bewegingen volgden met hun ogen, enige belangstelling toonden. Als een jongere vrouw hun aandacht van haar afleidde, groef de teleurstelling zich in haar gezicht als een steen in de modder, en wilde ze zo gauw mogelijk terug naar huis om te piekeren.
In de loop der jaren had ze nu en dan een baantje aangenomen in een warenhuis, meestal op de cosmetica-afdeling, want ze was een heel aantrekkelijke vrouw. Als papa zijn baan verloor, moest mama de hare opgeven, hoe goed haar werk ook was en hoe ze ook door haar baas werd geprezen. Toen dat een paar keer gebeurd was, gaf mama de brui aan haar pogingen om werk te vinden.
'Wat heeft het voor zin?' zei ze tegen papa. 'Ik zal mijn baan toch niet kunnen houden, laat staan dat ik ooit promotie krijg.'
'Ik heb ook liever dat je thuis bent, mijn huisvrouw, de fulltime moeder van Rose,' verklaarde papa, die elke onenigheid wilde vermijden. Hij deed of het extra inkomen overbodig was, terwijl het soms alles was wat we hadden.
Nu, omdat we al zo lang in Lewisville woonden, dacht mama erover weer aan het werk te gaan. Ik was oud genoeg om voor mezelf te kunnen zorgen en in huis te helpen, en zij had meer dan genoeg vrije tijd om die met werk te vullen. Papa sprak haar niet tegen toen ze dat alles naar voren bracht. Ze hadden feitelijk heel zelden ruzie. Daarvoor was papa te meegaand. Hij zou het nooit heftig oneens met haar zijn. Hij leek niets erg belangrijk te vinden. Niets verdiende dat hij zijn stem verhief, een kwaad gezicht zette, zat te mokken of ook maar een klein beetje gedeprimeerd was. Zijn reactie op alles was een schouderophalen en een simpel 'Nou, en'.
Het was het motto van ons gezin geworden. Wat ik ook wilde, wat mama ook wilde, wat de wereld ook van ons wilde, papa vond alles best. Hij hield van dat oude spreekwoord: 'Als een tak niet buigt, dan breekt hij.'
'En als hij eens niet brak, Charles, maar ook niet hoefde te buigen?' vroeg mama.
Hij schudde glimlachend zijn hoofd.
'Monica, er is geen plek ter wereld waar het nooit waait.'
Mama toonde haar frustratie en verviel in een depressie, maar papa toverde bijna altijd het konijn uit zijn hoed. Hij liet haar bloemen sturen, of hij kocht in het geheim een nieuw parfum voor haar of een sieraad. Dan schudde ze haar hoofd en noemde hem een idioot, maar ze was er altijd te blij mee om te blijven mopperen. Uiteindelijk werd alles overvleugeld door papa's charme. Ik begon te geloven dat hij gelijk had wat het leven betrof. Niets was de stress waard. Hij leefde het lied van Edith Piaf dat hij draaide als hij rustig met zijn martini in de zitkamer zat. Je ne regrette rien. Ik heb nergens spijt van.
Wat gebeurde, dat gebeurde. Het was voorbij en achter de rug, het verleden. Vergeet het. Kijk naar de toekomst. Het was een filosofie van het leven die elke regendag veranderde in een zonnige. Je plakte een pleister op je wonden, bedwong je tranen en vergat ze.
'Er horen trouwens alleen maar tranen van geluk te zijn,' zei papa eens tegen mij. 'Wat schiet je op met huilen? Als je verdrietig bent, teken je je eigen nederlaag. Lach om het leven, en je zult altijd alles overwinnen, Rose.'
Ik keek hem vol bewondering aan, mijn papa, de tovenaar die niet in staat leek om geen regenbogen te vinden. Het gemak waarmee hij mensen voor zich innam, imponeerde me, maar wat nog meer indruk op me maakte was het gemak waarmee hij dat alles weer overboord gooide als hij eenmaal succes had gehad. Was dat vermogen om iets zonder spijt los te laten een kracht of was het waanzin? vroeg ik me af. Was niets het waard om je uit alle macht eraan vast te klampen? Was niets je tranen waard?
Ik zou algauw een antwoord krijgen.
Volgens mama was het papa die erop gestaan had me Rose te noemen, een van zijn favoriete teksten uit Shakespeare citerend: 'A rose by any other name would smell as sweet'. Een roos geurt even zoet onder elke naam. Het was niet alleen omdat hij beweerde dat ik het liefste gezichtje had van alle baby's die die dag geboren waren. Hij beweerde dat een roos altijd geluk, goede tijden en mooie, fantastische dingen brengt.
'Wat gebeurt er als je een roos naast iets anders zet?' vroeg hij mijn moeder in het ziekenhuis. 'Nou? Ik zal het je vertellen, Monica. Hij lijkt nóg mooier, nóg verrukkelijker, nóg verleidelijker en begeerlijker. En dat is wat er gebeurt als zij een kamer binnenkomt of iemands leven binnentreedt. Dat is onze Rose.'
Mama zei dat ze had toegegeven omdat ze hem nog nooit zo enthousiast en vastbesloten had gezien als over mijn naam. Ze zei dat mijn grootouders het verschrikkelijk vonden die naam op een geboortebewijs te zien.
'Ze is een klein meisje, geen bloem,' had grootvader Wallace, papa's vader, gezegd. Hij gaf de voorkeur aan oude namen, namen van voorouders, maar papa had allang alle familiebanden verbroken waar andere mensen prijs op stellen. Zijn vader had de dingen die papa in zijn leven deed nooit goedgekeurd. Zijn beide ouders sloten alle luiken voor elk raam dat op hem uitkeek. Ze klapten dicht als een oester, maar papa betreurde het verlies niet.
'Mensen die je omlaag trekken, negatieve mensen, zijn gevaarlijk,' zei papa toen ik naar mijn grootouders informeerde en vroeg waarom we zo weinig met hen te maken hadden. 'Wie heeft daar nou behoefte aan? Binnen de kortste keren hebben ze van jou ook een stuk verdriet gemaakt. Voor ons geen ongelukkige mensen!' riep hij en zwaaide me rond.
Toen ik klein was, knuffelde hij me altijd of draaide mijn roodblonde haar rond zijn vingers en vertelde me dat ik een juweel was.
'Je ogen zijn twee diamanten. Je haar is gesponnen goud. Je lippen zijn robijnen en je huid komt van parels. Mijn Rozenblaadje,' riep hij uit en gaf me een zoen op het puntje van mijn neus. De lach wervelde in zijn ogen en maakte me duizelig. In die prille jaren vond ik alles wat mijn papa deed fascinerend. Hij maakte zelfs van elke maaltijd een speciale gebeurtenis, gaf alles wat we aten namen en vertelde er verhalen over. Mama zei dat ik te veel lachte aan tafel en buikpijn zou krijgen, maar papa geloofde niet dat iets vrolijks ooit kwaad kon.
'Sombere mensen hebben buikpijn, Monica. Wij niet. Nee toch, Rose?'
Natuurlijk was ik het toen altijd met hem eens. Het leek mij het enig juiste om te doen, de juiste weg, de juiste levenswijze: onbekommerd, blij, zorgeloos.
'Je vader is gewoon nooit volwassen geworden,' zei mijn moeder tegen me. 'Hij is een kleine jongen in het lichaam van een man. Ja, hij geeft mensen een goed gevoel, maar een dezer dagen zal hij reëler moeten worden. Ik hoop alleen maar dat het gauw gebeurt.'
Haar ogen stonden zorgelijk. Ze haalde een paar keer diep adem en wachtte, werkte wanneer ze kon en maakte het beste van elk huis waarin we woonden, maar onwillekeurig voelde ik diezelfde ongerustheid toen ik ouder en wijzer werd en de glans in papa's gezicht en optreden doffer zag worden. Ondanks zijn optimisme en zijn jeugdige gedrag werd hij ouder. Grijze haren zonden kleine waarschuwingen uit en begonnen als onkruid te groeien in dat vlasblonde korenveld. De rimpels rond zijn ogen werden dieper. Hij was steeds minder geneigd alles te laten liggen om naar een basketbalveld te hollen en zich te meten met jonge jongens. De wereld die hij op een afstand had gehouden, sijpelde naar binnen. Hij begon slijtage te vertonen. Hij moest steeds beter zijn best doen om een manier te zoeken om het te ontkennen of te vermijden.
Papa hield zijn kleine escapades geheim. Hij dronk wat meer dan mama prettig vond, maar niet in cafés of sjofele bars. Hij bewaarde zijn whisky in een papieren zak en dronk stiekem. Zelfs drinken deed hij alleen. Zoals alles wat hij deed om zich te ontspannen. Hij hield ervan om op eenden te jagen, maar hij ging nooit met een groep. Hij was een echte eenling als het erop aankwam. Het was alsof hij die momenten van twijfel niet met een ander wilde delen, niet wilde toegeven dat hij het nodig had om zich nu en dan terug te trekken uit de realiteit.
Op een ochtend in het weekend stond hij zoals gewoonlijk vroeg op en verliet het huis voordat mama en ik uit bed waren. Hij liet geen briefje achter of een aanwijzing waar hij naartoe was, maar het was herfst en het seizoen voor de eenden- jacht, dus wisten we dat hij naar een of andere eenzame plek was die hij had ontdekt, een kleine inham waar hij zijn roeiboot het water op kon duwen en kon wachten op de eenden. Hij had nooit meer eenden geschoten dan we konden eten, en mama kon ze heel goed klaarmaken. Ze zei dat het hem het gevoel gaf dat hij een groot jager was die voor zijn gezin zorgde. Hij zei altijd dat als we terug zouden moeten naar de tijd van de pioniers, hij dat zou kunnen.
De avond voordat hij op jacht ging, kwam hij naar mijn kamer waar ik mijn huiswerk zat te maken. Ik was op vrijdagavond begonnen omdat ik veel huiswerk had voor het weekend, onder andere een repetitie maatschappijleer. Hij bleef een tijdje rustig naar me staan kijken, voordat ik besefte dat hij in mijn kamer was. Hij moest lachen om mijn verbazing.
'Papa? Wat is er?' vroeg ik.
Hij schudde zijn hoofd, ging naast me op de grond zitten en trok zijn benen onder zich. Het was al een tijdje geleden dat hij dat voor het laatst had gedaan. In tegenstelling tot de ouders van mijn meeste vriendinnen hing papa niet dagelijks bij me rond, zelfs niet eens per week, om mijn huiswerk te controleren en te informeren naar mijn sociale activiteiten. De ouders van sommige vriendinnen van me gedroegen zich als FBi-agenten. Eén meisje vertelde dat haar ouders zelfs haar telefoon afluisterden omdat ze vermoedden dat ze met de verkeerde mensen omging, en een ander bekende dat haar ouders een privé-detective hadden gehuurd die haar volgde als ze met een vriend uitging. Ze zei dat ze het bij stom toeval had ontdekt. Ze drukte per ongeluk de playback in van het antwoordapparaat in haar vaders kantoor en hoorde het rapport van de detective over haar meest re-cente afspraak.
Die ouders maakten me dankbaar dat ik een vader had die zo achteloos en vertrouwend was. Niets wat ik deed keurde hij echt af. Hij schreeuwde niet. Hij dreigde nooit me te zullen slaan, en als mijn moeder me strafte met bijvoorbeeld 'Ga de rest van de avond naar je kamer' of 'Je blijft dit hele weekend thuis,' kwam mijn vader tussenbei-den en zei: 'Ze weet dat ze verkeerd heeft gedaan, Monica. Wat heeft het voor zin?'
Gefrustreerd hief mijn moeder dan haar handen op en zei dat hij de leiding en de verantwoordelijkheid maar moest overnemen. Dan keek papa me aan met zijn grote, zachtmoedige ogen aan en zei: 'Breng me niet in moeilijkheden, Rose. Gedraag je alsjeblieft.' Ik geloof dat die smeekbede van hem, meer dan wat ook, me ervan weerhield om me slecht te gedragen. Grappig dat ik het zo'n verschrikkelijk idee vond dat papa ooit bedroefd zou zijn. Als hij dat zou zijn, zou het lijken of onze wereld instortte. Ik was bang dat als mijn papa zijn glimlach verloor, de zon voorgoed uit ons leven verdwenen zou zijn.
'Niets bijzonders,' antwoordde papa toen hij naast me zat. 'Maar het is vrijdagavond. Waarom ga je niet ergens naartoe met je vriendinnen - naar een film, of dansen? Je bent waarschijnlijk het mooiste meisje van de hele school.'
'Ik ga morgenavond uit met Paula Conrad, papa, weet je nog? Ik heb het jou en mama tijdens het eten verteld.'
'O, ja. Dat is zo.'
Hij glimlachte.
'Alleen jij en Paula?'
'Waarschijnlijk gaan we naar een film en ontmoeten we nog een paar andere lui van school.'
Hij knikte.
'En ik neem aan dat bij die andere lui ook jongens zijn.'
'Ja, papa.'
'Dus hoe gaat het tegenwoordig echt met je, Rose? Ben je gelukkig hier?'
Er ging een alarmbelletje bij me af. Papa begon een gesprek vaak op die manier als hij wilde uitleggen waarom we gingen verhuizen.
'Alles gaat goed, papa. Ik vind mijn leraren aardig en ik haal goede cijfers. Je hebt mijn eerste rapport gezien dit jaar, allemaal hoge cijfers. Ik heb nog nooit zo'n goed rapport gehad, papa.'
Hij knikte, met op elkaar geknepen lippen.
'En verleden jaar heb ik in de opvoeringen van school meegespeeld, dus dacht ik erover me op te geven voor de grote musical in het voorjaar. Mijn toneellerares blijft erop aandringen. Ik weet niet waarom. Zo goed kan ik niet eens zingen.'
'Jij bent het stralende juweel, Rose. Zij wil dat haar show sprankelt,' zei papa glimlachend. 'Wees niet te bescheiden, want als jij je als een schaap gedraagt zullen zij zich gedragen als wolven.'
Ik wist dat hij gelijk had, maar was bang om iets groots te wensen voor mijzelf. Ik denk dat ik altijd bescheiden en verlegen ben geweest. Misschien kwam dat omdat ik bang was me tot iets te verplichten dat een langdurige inspanning vereiste. We hadden zo'n nomadenleven geleid, waren als zigeuners van dorp naar dorp, van stad naar stad getrokken, ik was te vaak bang geweest op intieme voet met iemand te komen of te veel betrokken te raken bij een of andere activiteit. Alle keren dat ik afscheid had moeten nemen waren even zovele speldenprikken in mijn hart. Hoe vaak had ik niet achter in de auto gezeten en door de achterruit gekeken naar het huis dat ik net had leren kennen, voor het na een bocht voorgoed uit het zicht verdwenen was...
Maar papa was niet de enige die in superlatieven over mijn uiterlijk sprak. Het had mijn zelfvertrouwen op moeten krikken. Waar mama me ook mee naartoe nam, zelfs toen ik pas zes of zeven was, maakten de mensen complimentjes over mijn uiterlijk, mijn teint, mijn ogen. Vaak werd me verteld dat ik erg fotogeniek was en op de omslag van een tijdschrift zou moeten staan.
Toen ik een jaar of elf was, voelde ik dat de leraren anders naar me keken en tegen me spraken dan tegen de andere leerlingen, vooral de meisjes. Ik kon voelen dat ze het prettig vonden als ik vlak vóór hen zat. In mijn prille tienerjaren leken de leraren met me te flirten. Andere meisjes mompelden met groene ogen van afgunst dat ik meneer Potters lievelingetje was of dat meneer Conklin me voortrok. Ze klaagden dat ik niets verkeerd kon doen in de ogen van mijn leraren. Ze beweerden zelfs dat ik hoge cijfers kreeg omdat ik wist hoe ik met mijn lange, perfecte wimpers moest knipperen of zo lief kon glimlachen dat mijn ogen sexy en uitnodigend waren.
Waarschijnlijk was het onvermijdelijk dat mama me wilde laten meedoen aan een schoonheidswedstrijd. Zes maanden nadat we in Lewis- ville waren gearriveerd, hoorde mama over de Miss Lewisville Foundry-verkiezing. Ze ontdekte dat er door een onoplettendheid geen minimumleeftijd werd genoemd. Ze vond dat ik het kon opnemen tegen meisjes die in de late puberteit en zelfs al in de twintig waren en vulde het aanmeldingsformulier in. Ze vroeg papa aan zijn baas te vragen of hij me wilde sponsoren, en ik werd meegenomen naar de zaak om te worden voorgesteld aan meneer Kruegar, een kalende veertigjarige man, die het bedrijf had geërfd van zijn vader. Het was de eerste keer dat ik heen en weer liep voor iemand die me bekeek als een handelsartikel, een product - in zijn geval als een splinternieuwe auto. Hij sprak zelfs over mij als over een van zijn nieuwe modelauto's.
'Ze heeft het chassis. Dat is een feit, Charles,' zei hij, terwijl hij me van top tot teen opnam en zijn blik liet rusten op mijn borsten en taille, alsof hij me de maat nam voor een jurk. 'Mooie bumpers en geweldig chroom.' Hij lachte. 'Je bent een mooi meisje, Rose. Geen wonder datje vader trots op je is. Natuurlijk sponsoren we haar, Charles. Ze is een geboren winnares en de publiciteit zal me geen kwaad doen. Niet als ze een Kruegar T-shirt en een Kruegarspeld draagt. Dat lijdt geen twijfel.'
Kruegar likte met de punt van zijn tong over zijn dikke, vochtige lippen en knikte terwijl hij me aandachtig met zijn kraalogen bleef bekijken. Ik had het gevoel dat ik een maaltijd was voor een kannibaal en wilde niets meer met de wedstrijd of met hem te maken hebben. Maar mama verzekerde me dat hij er zich niet mee zou bemoeien.
'Je zult hem waarschijnlijk niet meer zien tot het evenement plaatsvindt,' beloofde ze.
Nu ze een goed budget had voor mijn voorbereidingen, ging mama op stap om een flatterende avondjurk voor me te kopen, een nieuw badpak en een mooie blouse en rok. De wedstrijd duurde maar één dag. Net als bij de Miss America-ver- kiezing was er een vraag- en antwoordblok, dat moest pretenderen dat de belangstelling niet alleen uitging naar ons lichaam, maar ook naar ons verstand. Daarna was er de badpakcompetitie, en tot slot volgde de avond waarop we konden zingen, gedichten voorlezen, dansen, wat dan ook. Ik deed een Hawaïaanse volksdans die ik had geleerd van een videoband die mama had gekocht. Toen we klaar waren met onze talentenshow, paradeerden we voor de jury voor de slotbeoordeling, zo-genaamd gebaseerd op houding en elegantie.
Ik wist dat de oudere meisjes woedend waren dat ik mee had mogen doen. Ze waren geen van allen vriendelijk. Uiteindelijk werd een zekere Sheila Stowe nummer één. Ik was tweede. Iedereen in het publiek, behalve Sheila's familie, vond dat ik bedrogen was, want Sheila bleek familie te zijn van de familie Lewis.
Na de verkiezing stonden sommige mensen erop me Miss Lewisville Foundry te noemen of gewoon Miss Foundry als ze me zagen. Ze leefden mee met mijn moeder, maakten haar complimentjes en beweerden dat ik de echte schoonheidskoningin van Lewisville was. Ik kan niet ontkennen dat het me aan het dagdromen bracht. Ik zag mezelf al op de omslag van de grootste en meest glossy tijdschriften staan, en uiteindelijk zouden er producten op de markt komen onder mijn naam. Ik begon serieuzer te denken aan elegantie en stijl, en ik begon ambitie te koesteren.
'Ik verwacht dat je een heel bijzondere vrouw wordt, Rose,' zei papa toen hij in mijn kamer zat. 'Ik heb hoop en vertrouwen. Ik weet dat ik het niet bepaald gemakkelijk heb gemaakt voor jou en je moeder, maar,' zei hij glimlachend, 'jij bent als een sterke, schitterende bloem die tussen de rotsen omhoogkomt, de zon zoekt en mooier bloeit dan bloemen in perfect onderhouden tuinen. Je moet in jezelf geloven.'
Papa sprak zelden zo serieus tegen me. Mijn hart bonsde.
'Ik zal het proberen, papa,' zei ik.
'O, dat zul je. Zeker weten.' Hij frommelde even aan de rand van mijn slaapkamerkleedje en bleef glimlachen. 'Ik denk dat ik nooit veel vertrouwen in mezelf heb gehad. Ik denk dat ik zo vaak verhuisde omdat ik bang ben ergens te veel in te investeren. Het zou een mislukking op een mislukking doen lijken in plaats van op een tijdelijke te-genslag die ik kan negeren. Ga niet op mij lijken, Rose. Zetje tanden ergens in en hou vol. Oké?'
'Oké, papa.'
Hij stond op, boog zich voorover en gaf me een zoen op mijn voorhoofd, wikkelde mijn haar rond zijn wijsvinger en herhaalde: 'Je ogen zijn twee diamanten. Je haar is gesponnen goud. Je lippen zijn robijnen en je huid komt van parels. Mijn Rozenblaadje.'
Hij lachte, gaf me weer een zoen en liep de kamer uit.
Daarna heb ik zijn stem nooit meer gehoord of mij mogen koesteren in zijn blijde lach.