14. OVERGROOTVADERS SCHULD MOET WORDEN BETAALD
De pirogue van Buster Trahaw was zo oud en gammel dat ik bang was dat hij gewoon uit elkaar zou vallen en ons zou lozen in het moeraswater dat een eindje van de steiger de kleur van sterke thee kreeg. Buster kreunde en steunde toen hij zijn vaarboom duwde. Weldra brak het zweet hem uit en parelden druppels zo groot als kleine knikkers op zijn voorhoofd, rolden over zijn ruwe huid en dropen van zijn kin en kaken.
'Hoe ver moeten we?' vroeg ik zenuwachtig. Stukjes verdroogd aas en wonnen lagen op de bodem van de kano, evenals sigarettenpeuken, lege bierflesjes en platgedrukte blikjes.
'Niet ver, niet ver,' zei hij snel.
Instinctief keek ik achterom naar de steiger. Ik had sterk de neiging hem te vragen me terug te brengen, maar ik was onwillekeurig bang dat hij de waarheid sprak en mama me echt nodig had. Ik had me veel veiliger en zelfverzekerder gevoeld als ik met Jack had kunnen praten voor ik vertrok. Wie weet hoe lang het zou duren voor hij mijn briefje vond, en als hij het nou eens niet vond? Ik had niet zomaar moeten weglopen, hield ik mezelf voor.
'Maak je geen zorgen,' zei Buster, nog steeds met een glimlach. 'We zijn er bijna. Niemand boomt een pirogue sneller door deze wateren dan Buster Trahaw.'
Ik ging achteruit zitten. Ik kon me echt niet herinneren dat ik als klein meisje ooit in een pirogue had gezeten, maar er kwamen bepaalde herinneringen bij me op toen ik dingen zag die me vroeger vertrouwd waren. Aan mijn rechterhand, tussen de leliebladen en kattenstaarten, voedde brasem zich met insecten die vlak boven het water cirkelden. Het zag eruit of er luchtbelletjes omhoogkwamen. Slierten Spaans mos die over cipressenlakken hingen, bewogen in de wind. Libellen zweefden vlak boven het water tot ze ergens door bewogen werden om hun koers naar links of rechts te verleggen en boven een ander stukje water te gaan hangen. Ze zagen eruit als stipjes die samenvloeiden tot één grote libel.
Buster stuurde de pirogue iets naar links en we voeren een smallere kreek in, waarbij we eerst onder overstekende wilgentakken door gingen. Toen ik omkeek, was het of vlak achter ons een groene deur was dichtgeklapt. Naarmate we verder voeren, werden de takken boven ons dikker. Hier en daar hingen zoveel cipressen over het water dat de zon er bijna door werd verduisterd. Ik zag een alligator die lag te slapen onder een omgevallen, rottende boomstam en toen dreef er een aan ons voorbij, met ogen die ons achterdochtig of vol verwachting bekeken.
Buster lachte toen ik in elkaar kromp. 'Niks om je zorgen over te maken,' zei hij. 'Ik vecht voor de lol met alligators.' Hij liet het volgen door een kakelende lach die echode in de begroeiing. 'Jij bent nou een fijn wijffie, hè? Wedden dat je niet eens meer weet hoe het was om hier te wonen, hè?'
'Nee. Maar ik ben geen fijn wijffie,' antwoordde ik. 'Waar ligt die hut eigenlijk?'
'Verderop, de bocht om.' Hij bewoog zijn hoofd met een ruk naar links.
Ik hield een hand boven mijn ogen tegen de zon en tuurde die kant uit. Bloeiende kamperfoelie hing over de tegenoverliggende oever. Twee witte reigers paradeerden op een stuk steen, terwijl eromheen bruikikkers
wegsprongen, maar ik zag geen hut en geen andere mensen.
De stilte greep me aan. Behalve het geluid van een duif of de kreet van de moerashavik was het enige wat ik hoorde het gesteun van Buster en het ritmisch plonzen van zijn vaarboom. Aan de tegenoverliggende oever zag ik een paar beverratten wegduiken in hun koepelvormige behuizing van gedroogd gras, toen hief een hinde met een wit staartje haar kop op, keek onze kant uit en draaide zich om om weg te draven. Net of alles in de natuur wist dat je voor Buster Trahaw op je hoede moest zijn.
'Wat doet u?' vroeg ik hem. Hij had weinig of geen moeite gedaan een gesprek te beginnen en hij had eigenlijk weinig over zichzelf verteld.
'Wat bedoel je, doe ik?'
'Bent u oestervisser, of timmerman?'
'Ik ben geen advocaat,' zei hij en lachte. 'Ik vis weieens wat. Ik jaag weieens wat. Ik verkoop Spaans mos aan de meubelmensen om hun stoelen en sofa's mee te vullen en ik doe weieens een klusje als dat nodig is,' zei hij. 'Mijn vader heeft me ook nog wat geld nagelaten. Het meeste daarvan is natuurlijk door mijn strot gegaan,' ging hij verder en lachte weer kakelend, waarbij zijn adamsappel onder zijn schuurpapieren huid op en neer ging.
Toen we de bocht om draaiden, boomde Buster alsof hij achternagezeten werd.
'Hoe is mijn moeder hier gekomen?' vroeg ik achterdochtig.
'Ze kwam van de andere kant,' zei hij snel.
'Welke andere kant?' vroeg ik.
'Vraag niet zoveel,' snauwde hij. 'Ik kan deze pirogue niet bomen en tegelijk praten.'
Ik voelde hoe mijn hart begon te bonken en draaide me om en keek achterom. Cypress Woods lag kilometers achter ons. We voeren een ander, nog smaller kreekje in. Af en toe kon ik beide kanten bijna aanraken als ik mijn armen uitstrekte. De muskieten hier zagen er groter uit en ze vlogen in dichtere zwermen. Het water was ook donkerder. Vlak voor ons uit schuifelde iets van een steen af en gleed het water in. Ik kromp weer in elkaar.
'Ik vind dit niet zo leuk,' zei ik. 'Zo komen we nergens. Breng me terug. Dan laat ik wel iemand me naar de andere kant rijden,' zei ik, maar Buster keek niet naar me en hij minderde ook geen vaart. 'Meneer Trahaw, ik zei...'
Hij draaide zich om en keek achter zich.
'Daar is het,' kondigde hij aan, toen we uit een smal kreekje op een vijver uitkwamen.
Voor me uit zag ik een pelsjagershut. Ze stond ongeveer anderhalve meter boven het moeras op palen die in rijen stonden. De planken zagen eruit of ze met kauwgom aan elkaar waren geplakt. Sommige bungelden gevaarlijk voor de ramen. De balustrade van de veranda was aan de verste kant gebroken en zelfs van deze afstand kon ik zien dat er gapende gaten in de vloer zaten. Hoe had mijn moeder ooit naar een dergelijke plek kunnen gaan?
'Daar kan mijn moeder niet zijn,' verklaarde ik.
'Waarom niet? Weet je wiens huis dat was?' zei hij met een strakke glimlach om zijn mond. 'Dat daar was de hut van je overgrootvader, juffie. Dat is waar mensen als jij vandaan komen, doe dus maar niet zo uit de hoogte, hoor je?'
"Van mijn overgrootvader?'
'Dat klopt. Jack Landry. Hij was pelsjager en een van de beste gidsen voor jagers in deze contreien. Nou ben ik dat natuurlijk,' ging hij verder. Hij boomde sneller en ik keek reikhalzend uit of ik mama zag.
'Waar is ze?'
'Ze ligt binnen op bed, ziek als een hond. Zei ik je toch. Blij dat je bent gekomen?'
Ik gaf geen antwoord. Ik ging behoedzaam achteruit zitten en wachtte tot hij de steiger had bereikt en de pirogue had vastgebonden. Er liep een buitengewoon wankele trap naar de veranda. Hij zette zijn voet stevig op één tree en stak zijn hand naar me uit.
'Kom op, dan help ik je eruit,' zei hij. Ik stond langzaam op, maar de pirogue schommelde en ik viel er bijna uit. Ik slaakte een kreet en hij lachte. 'Steek je hand uit,' zei hij gebiedend. Dat deed ik met tegenzin en op het moment dat zijn hand de mijne vond, trok hij me met zoveel kracht naar zich toe dat ik omtuimelde en in zijn enorme armen viel. Hij lachte weer, hield me even vast en tilde me toen uit de kano of ik niet meer woog dan een baby. Ik zocht zo goed mogelijk houvast op de trap en klom naar de veranda. Hij kwam vlak achter me aan.
Onordelijk verspreid over de veranda lagen netten om oesters te vissen, bergen Spaans mos, lege bierflesjes, vuile kommen met aangekoekte gumbo en het enige meubelstuk, een schommelstoel die op zijn kant was gevallen, met een afgebroken rechterleuning. Ik bleef staan. De planken bogen door. Ik wist zeker dat ik er ergens door zou zakken.
'Het is goed. Ga maar naar binnen,' zei hij en gebaarde naar de deur. Ik liep langzaam verder en ging naar binnen in wat hij zei dat eens de hut van mijn overgrootvader was geweest.
Er was maar één kamer. Vlak voor ons stond een planken tafel vol vuile borden en lege bier- en whiskyflessen. Rechts stond een bed met een gevlekte grijze deken ernaast; het laken zat vol bruine vlekken en scheuren. Aan spijkers aan de muren hingen pelzen en bontjes. Op een lange plank bij de tafel stonden potten met ingemaakte kikkers, slangen en de lelijkste waterinsecten die ik ooit had gezien. Waar ik ook keek waren kledingstukken en zakken neergesmeten. De twee ramen waren zo aangekoekt met vuil dat er nauwelijks licht door naar binnen viel.
'Waar is mijn moeder?' vroeg ik.
'Wel heb ik ooit,' zei Buster. 'Ziet ernaar uit dat ze zomaar is vertrokken en ze heeft niet eens opgeruimd.' Hij lachte en ik draaide me om toen ik iets hoorde rinkelen. Hij stond achter me in de deuropening met een lange metalen ketting in zijn hand.
'Ik wil onmiddellijk terug,' verlangde ik.
'Nou, dat is niet erg vriendelijk, vind je wel? En na alles wat ik voor je moeder heb gedaan?' Hij lachte weer.
'Nu meteen,' zei ik en begon naar de deur te lopen. Hij lachte weer en sloeg zijn armen om me heen, tilde me op en droeg me naar het bed, terwijl ik het uitgilde. Daar smeet hij me neer en voor ik me kon verzetten sloeg hij de ketting om mijn rechterenkel en knipte een hangslot dicht.
'En de sleutel zit hier,' zei hij, terwijl hij me liet zien hoe hij hem in zijn rechterbroekzak stopte. Toen ik rechtop ging zitten om te protesteren, hief hij zijn enorme rechterpalm op en dreigde me neer te slaan. Ik wierp één blik op de eeltige, smerige vingers en die dikke pols en schrok terug.
'Wat doet u?' riep ik uit.
'Ik eigen me toe waar ik recht op heb,' zei hij en liep achteruit met het andere eind van de ketting. Die sloeg hij om een dikke metalen pen die eruit zag als een spoorspijker die in een vloerbalk was geslagen en hing daar ook een hangslot aan.
'Waar u recht op hebt?' vroeg ik, doodsbang.
'Een vrouw, dat is het. Ik heb een aantal jaren geleden betaald voor een Landry en die liep weg. Toen ze daarna terugkwam en ik ging halen wat wettelijk van mij was, liet ze me arresteren. Door haar heb ik een tijdje in de bak gezeten, maar Buster Trahaw vergeet nooit wie hem iets schuldig is. Nee, dame. Familie van me,' ging hij door, terwijl hij zijn hand uitstak naar een fles waar nog een bodempje bier in zat, 'vertelde me dat jij hier was, dus ben ik gaan kijken en ja hoor, daar was je. Nou, het kan mij niet zoveel schelen welke Landry ik krijg, zolang ik er maar eentje krijg waar ik recht op heb.' Hij bracht de hals van de fles naar zijn dikke lippen en zoog het resterende bier eruit, waarbij zijn keel zich vervormde als het lichaam van een slang. Toen smeet hij de fles door de kamer. Hij brak niet, maar sloeg tegen de muur en viel op de grond.
'Omdat ik opgelicht was, dacht ik dat ik deze hut wel kon claimen, maar het komt niet in de buurt van de betaling die me verschuldigd is.' Hij glimlachte. 'Jij bent goed voor de rest.'
'Wat wilt u van me?'
'Wat ik wil?' Hij keek even beduusd. 'Wel verdraaid, ik wil een vrouw.
Ik wil dat jij doet wat een vrouw geacht wordt te doen. Allereerst maak je hier schoon. Ik zal de ketting zo lang laten dat je in de hut overal bij kunt. Dat,' zei hij, terwijl hij naar een roestige pot rechts in de hoek wees, 'is de plee. Je kunt de ouwe kranten gebruiken die ernaast liggen.'
'Dit kunt u niet doen!' riep ik uit. 'Dit is ontvoering.'
'Tuurlijk kan ik het doen. Het is wat me toekomt, en hier in het moeras is een schuld een schuld, hoor je?'
Ik begon te huilen. Hij keek even naar me en kwam toen dreigend op me af. Ik dook in elkaar tegen de muur van de hut.
'Ik wil je niet horen huilen; ik wil je niet horen schreeuwen. Ik wil een rustige, gehoorzame vrouw, precies zoals mijn vader die twee keer heeft gehad. Nou, ik heb iets voor je om aan te trekken, iets wat niet zo chic is. Je bent nu een moerasvrouw.' Hij dook onder het bed en kwam te voorschijn met iets wat op een zak leek. 'Trek dit aan. Nu!' schreeuwde hij, waarbij hij speeksel over me heen sproeide.
Ik beefde helemaal; ik kon me niet verroeren. Hij stak zijn hand uit en greep mijn linkerarm vlak onder mijn elleboog, waarbij hij zo hard kneep dat ik gilde. Toen sloeg hij me met zijn linkerhand over mijn rechterwang, waardoor mijn hoofd achteroversloeg. De schrik hierover was erger dan de pijn die volgde. Ik kon niet praten, of het brok in mijn keel wegslikken. Hij begroef zijn vingers in mijn haar en greep een lok, waaraan hij me overeind trok. Ik snikte stilletjes; mijn borst voelde aan of ze zou barsten.
'Trek die luxe plunje uit,' beval hij. "Vooruit!'
Met trillende vingers begon ik de knoopjes van mijn blouse los te maken. Ik huilde en trilde de hele tijd. Toen ik mijn rok liet zakken, lachte hij tevreden.
'Dat trek je allemaal uit,' beval hij. 'Zelfs dat in de winkel gekochte ondergoed. Vooruit. Ik wil zien wat voor vlees ik in de kuip heb.'
Ik dacht dat ik zou flauwvallen. De lucht in de hut was verstikkend. Mijn huid was vuurrood van de hitte die de angst door mijn lichaam joeg. Toen ik me niet verroerde, draaide hij zich om, trok een brede, zwarte leren riem uit de stapel kleren en wikkelde er één kant van om zijn pols en hand. Mijn ogen werden groter toen hij naderbij kwam en zijn arm ophief. Ik hief mijn armen op om me te beschermen en hij zwaaide met zijn riem en kletste ermee over mijn dij. De slag benam me de adem.
In plaats van me ditmaal bij mijn haren op te tillen, stak hij zijn vingers onder mijn b.h. en trok met zo'n kracht dat de haakjes losschoten en de b.h. van mijn lijf werd gerukt. Hij gooide hem over zijn schouder. Ik viel gillend tegen het bed. Hij raakte me opnieuw, ditmaal op het andere been. Ik voelde hoe mijn ogen wegrolden en toen werd alles donker.
Toen ik mijn ogen weer opsloeg lag ik op mijn rug op het bed, met de zakjurk aan met niets eronder. Ik verroerde me niet. De pijn langs mijn dijen herinnerde me levendig aan wat er was gebeurd. Ik zag dat mijn geluksmunt je ook weg was. Aanvankelijk was ik bang naar links of rechts te kijken, maar toen ik toch keek, zag ik dat hij er niet was. Ik haalde diep adem en ging zitten om er zeker van te zijn dat hij niet in een hoek zat of onder het bed op de grond. De hut was leeg.
Bemoedigd en hoopvol stond ik op, maar ik realiseerde me dat ik nog steeds die ketting om mijn enkel had. Ik probeerde hem van mijn enkel te laten glijden, maar hij zat te strak. Misschien kon ik de andere kant los krijgen, dacht ik. Als ik moest, zou ik die ketting kilometers meedragen om maar te ontsnappen.
Toen ik de hut doorliep, zag ik dat er een boodschap aan de gesloten voordeur hing. Die was kennelijk geschreven met een stuk houtskool: 'Ik ben wat whisky halen en eten voor jou om klaar te maken. Ruim de boel op voor ik terugkom. Je man Buster.'
In paniek rende ik naar de spoorspijker en probeerde die kant van de ketting los te trekken, maar die zat net zo stevig vast en op slot.
Ik deed de voordeur open en liep de veranda op. Ik realiseerde me dat Buster mijn horloge had meegenomen, maar ik wist dat ik hier al een tijd was, omdat de zon boven de cipressen was gezakt, die lange, donkere schaduwen over het water wierpen. Buster was niet te zien, maar er was ook niemand anders. Toch gilde ik: 'Is daar iemand, help me alsjeblieft! Alsjeblieft, help!'
Ik wachtte. Mijn stem weerklonk over het water en stierf weg in het moeras. Een reiger vloog op tussen de bomen, zweefde over het water en verdween boven de kreek. Toen ik over de veranda naar links keek, zag ik bewolking binnendrijven. Een dik dek van asgrijze wolken schoof over de turkooizen achtergrond, en in het moeras was de wind opgestoken. Toen ik over de veranda naar rechts keek, zag ik een watermocassinslang die zijn lijf tussen de latten door had geslingerd. Toen hij me zag, rolde hij zich strakker op. Ik kreeg geen adem. Langzaam ging ik terug naar de deur van de hut en stapte toen naar binnen en sloeg de deur dicht.
Buster Trahaw kon weggaan wanneer hij maar wilde, zonder erover in te zitten dat ik zou ontsnappen. Ik was binnen vastgeketend en werd bewaakt door alle dieren die in het moeras leefden, dacht ik. Wat moest ik beginnen? Bang voor wat Buster zou doen als hij terugkwam en ik niet had opgeruimd, begon ik de hut op orde te brengen. Ik raapte alle kleren op, die ik opvouwde, de meeste smerig. Ik verzamelde de borden en pannen en zette die in de gootsteen. Het water was roestbruin, maar ik waste de borden zo goed mogelijk. Toen dat klaar was, boende ik de planken tafel, zette het weinige meubilair recht en maakte het bed op. In de hoek vond ik een bezem. De helft ervan was verdwenen, maar er was nog genoeg van over om de planken vloer mee te vegen. Ik nam een natte lap en maakte de ramen schoon. Ik zocht overal naar mijn kleren, maar ik kon ze niet vinden. Ik nam aan dat hij ze in het moeras had gegooid, samen met mijn horloge en mijn armband.
In de uiterst rechtse hoek stond een kleine houten kist. Ik hoopte dat er iets in zat, misschien een stuk gereedschap dat ik kon gebruiken om deze ketting met slot los te krijgen, hoewel ik niet wist wat ik moest beginnen als ik eenmaal vrij was. Er lag buiten geen andere kano en ik kon beslist niet zwemmend door het water waar alligators en slangen gewoon lagen te wachten. Ik had ook geen schoenen, dus zelfs als ik het moeras kon bereiken, zou ik doodsbang zijn om door het hoge gras te lopen.
Er lag geen gereedschap in de kist, alleen een mooi linnen tafellaken met handgeborduurde vogels; maar onder het tafellaken vond ik een paar oude vergeelde foto's. Het waren foto's van een knappe jonge vrouw die barrevoets in het gras voor de hut van mijn overgrootmoeder Catherine stond. Toen ik goed naar het gezicht keek, besefte ik dat de vrouw op mama leek. Buster had beweerd dat dit de pelsjagershut van mijn overgrootvader Jack was. Ik veronderstel dat het zo was en dat dit mijn grandmère Gabrielle was.
Was haar geest nu maar hier, dacht ik, terwijl ik hoopte op het enige wat me kon helpen... een wonder. Er waren foto's van een ouder echtpaar van wie ik me voorstelde dat het mijn overgrootmoeder Catherine en mijn overgrootvader Jack waren. Op een van de foto's stond overgrootmoeder Catherine met een baby, van wie ik dacht dat het mama moest zijn. Hun gezichten te zien en te beseffen wie het waren gaf me wat troost en even had ik een warm en hoopvol gevoel. Hoe dan ook, op de een of andere manier zou ik uit deze afschuwelijke situatie komen.
Ik legde de foto's terug en sloot de houten kist. Toen stond ik op en keek de hut rond. Waar kon ik me verstoppen? Wat kon ik gebruiken om mezelf te verdedigen? Aan de muur hing het lange mes van een pelsjager. Dat greep ik. Ik had nooit gedacht dat ik iemand zou kunnen neersteken, zelfs niet iemand als Buster Trahaw, maar als iemand wanhopig was, zelfs iemand als ik, kon hij diep van binnen iets vinden waarvan hij nooit had gedacht dat hij het had, een verborgen kracht. Daar was ik zeker van.
Plotseling hoorde ik zijn kakelende lach. Toen schreeuwde Buster dat zijn vrouw naar de deur moest komen. Ik hing het mes terug, van plan het te gebruiken als ik daar de beste kans voor had, en liep toen op mijn tenen naar de deur en deed die net ver genoeg open om naar buiten te gluren. Ik zag hem door het moeras naar de hut bomen, waarbij hij telkens even stopte om een slok uit zijn fles te nemen.
'Vrouw! Kom naar buiten, op de veranda, om je man te begroeten!' tierde hij. 'Sleep je derrière naar buiten, anders zal ik je slaan tot je huid loslaat! Begrepen? Kom naar buiten!'
Te bang om niet te gehoorzamen, stapte ik de veranda op. Zelfs de watermocassinslang moet hem hebben gehoord en zijn gevlucht, want hij was er niet meer.
'Zo, dat lijkt er meer op!' schreeuwde hij. 'Zwaai. Vooruit. Zwaai!'
Ik tilde mijn hand op en zwaaide slapjes. Hij lachte weer en boomde sneller tot hij de steiger bereikte. De hele hut leek te trillen toen hij naar boven kwam. Hij wankelde even, glimlachte toen en overhandigde me een zak levensmiddelen.
'Heb ons trouwdiner gehaald,' zei hij. 'Met veel te drinken. Buster gaat eindelijk zijn huwelijk vieren. Pak aan.' Ik bewoog me snel en pakte het aan. Toen draaide ik me om en ging de hut in. Hij kwam binnen en stond zich te vergapen.
'Nou, dat is nog eens een vrouwtje. Ik wist het wel. Ik wist dat een Landry me niet in de steek zou laten. Knap vrouwtje. We gaan een goed leven krijgen, samen.'
'Wat is dit?' vroeg ik verlegen toen ik uit de zak haalde wat erin zat en er iets van uitpakte.
'Varkenspootjes en ingewanden en alles wat je nodig hebt voor een gumbo. Weet je niet hoe je een rou moet maken?' Ik schudde mijn hoofd. 'Wat? Tuurlijk weet je dat, mens. Je begint gewoon en werkt eraan tot hij goed is, hoor je? Ik ga er lekker bij zitten, drink een slokje sterke drank en kijk hoe mijn lieve vrouwtje werkt. Vooruit. Aan de slag! Als het me niet zint, geef ik je op je donder. En je hebt nog wel zo'n mooie donder.' Hij legde zijn grote handen op mijn rug en liet ze omlaag glijden over mijn billen waar hij zo hard in kneep dat ik het uitgilde, waardoor hij alleen maar harder ging lachen.
'Eerst eten we; dan voltrekken we het huwelijk,' zei hij op ruwe fluistertoon. Hij had zijn mond naast mijn oor en zijn adem rook naar dode rat. Mijn maag draaide zich om en mijn benen voelden aan of ze onder me wegzakten, maar ik deed mijn ogen dicht en bleef overeind, bang dat het alleen maar erger zou worden als ik flauwviel.
De ingrediënten betastend, probeerde ik me wanhopig te herinneren wat onze kokkin deed. Ik had haar een paar keer aan het werk gezien. Een rou was alleen maar een bruine saus, maar elke Cajun-kok deed iets anders om haar bijzonder te maken. Ik hoopte maar dat Buster te dronken zou zijn om te proeven hoe alles smaakte. Voor het moment moest ik maar net doen of ik wist wat ik deed. En dus begon ik de maaltijd te bereiden, die voor Buster Trahaw een feestmaal was en voor mij meer een galgenmaal.
Buster lag languit op bed terwijl ik bezig was en na een tijdje, toen ik me omdraaide om naar hem te kijken, zag ik dat hij sliep. Ik keek omhoog naar het mes. Ik kon het stilletjes van de muur halen, op mijn tenen naar hem toelopen en... Zou ik het kunnen? Natuurlijk. Ik had kikkers en wormen ontleed. Ik wist waar het lemmet heen moest, maar ik had nog nooit opzettelijk iets gedood. Ik huilde al als ik per ongeluk op een sprinkhaan trapte. Maar ik wist dat Buster zijn zin zou krijgen als ik niet iets ondernam.
Misschien kon ik hem gewoon zo bang maken dat hij me de sleutel van het slot gaf, dacht ik. Ik kon hem het mes op de keel zetten en hem bevelen de sleutel uit zijn zak te halen, of misschien moest ik hem gewoon hard op zijn hoofd slaan met de gietijzeren braadpan. Ik stond te trillen door al die mogelijkheden.
Ik hoorde hem grommen en toen snurken. Zijn ogen waren dicht en zijn hoofd was naar de muur gedraaid. Dit was mijn kans om het mes te pakken. Ik legde de lepel voorzichtig neer en liep toen even voorzichtig naar het mes, waarbij ik de ketting vasthield zodat die niet over de vloer zou ratelen.
Buster gromde weer en ik wachtte, met ingehouden adem. Hij blies lucht tussen zijn dikke lippen door, snoof en begon toen weer te snurken. Ik liep op mijn tenen naar het mes toe, stak er mijn hand naar uit, liet het bijna vallen en klemde het toen tegen mijn borst. Ik draaide me langzaam om en liep net zo voorzichtig weer terug. Toen ik maar een klein stukje van hem af stond, sloot ik mijn ogen en bad om kracht.
Mama zou dit kunnen als het moest, hield ik mezelf voor. Mijn vader en arme Pierre wachtten tot ik mama zou vinden en haar thuis zou brengen. Ik kon niet in deze hut gevangen blijven en het enige wat tussen mij en mijn vrijheid stond was deze wrede man die geen greintje genade verdiende. Daar stond ik en verhardde mijn hart tot ik ervan overtuigd was dat ik de moed had te doen wat ik doen moest. Toen stapte ik naar voren, hief het mes op en drukte het lemmet tegen zijn lelijke adamsappel die net een klein knaagdier leek onder zijn huid.
Ik drukte het mes er snel tegenaan en zijn ogen vlogen open.
'Wa...'
'Verroer je niet,' zei ik, 'of ik snijd je de keel af, precies zoals jij die van een varken afsnijdt.' Ik drukte het mes harder tegen zijn keel.
'Wacht eens even,' zei hij. 'Dat is een scherp mes.'
'Dan kun je je maar beter niet bewegen tot ik het zeg,' zei ik.
'Ik beweeg me niet. Verdomme,' zei hij, terwijl hij snel ontnuchterde. 'Dit is geen manier waarop een echtgenote zich gedraagt.'
'Ik ben je echtgenote niet en dat ga ik niet worden ook,' zei ik. 'Ik ben nog liever dood, denk dus maar niet dat ik je je keel niet afsnijd,' waarschuwde ik. Ik was verbaasd door de woede en vastberadenheid in mijn stem.
'Ik hou dit mes precies tegen je keelader. De hele muur waar je naar kijkt, komt onder je bloed te zitten,' waarschuwde ik. Ik zag zijn ogen wijd opengaan en uitpuilen bij die vermeende aanblik.
'Rustig maar,' zei hij. 'Ik zal je geen pijn doen. Jij bent mijn vrouw.'
'Ik zei je, ik ben je vrouw niet. Nou, steek langzaam je hand in je zak en haal er de sleutel uit van het slot dat je om mijn enkel hebt gedaan. Vooruit, maar langzaam. Langzaam!' riep ik uit, terwijl ik het lemmet weer tegen zijn keel drukte.
'Ik doe het langzaam!' riep hij. Hij schoof zijn hand in zijn zak en haalde de sleutel te voorschijn. Ik greep hem snel.
'Beweeg je niet. Stop je hand weer in je zak,' beval ik. 'Vooruit.' Hij deed het.
Ik moest me in een nogal vreemde bocht wringen, maar ik kreeg mijn voet op het bed, stak de sleutel moeizaam in het slot en draaide hem om. Het slot schoot open en ik nam het weg, waardoor de ketting losser ging zitten en ik mijn voet eruit kon trekken.
Nu begonnen mijn problemen pas goed, dacht ik. Als ik het mes van zijn keel haalde, wat weerhield hem er dan van op me af te vliegen en me weer aan te vallen? Toen ik snel nadacht, besefte ik dat ik gewoon hetzelfde kon doen wat hij had gedaan. Ik greep de ketting en sloeg die om zijn been.
'Wat doe je nou?'
'Til je been op. Til het op!' schreeuwde ik, terwijl ik het mes stevig tegen zijn keel hield. Hij deed het en ik trok de ketting onder zijn been door en er omheen, stak het slot net zo door de schakels als hij had gedaan om de ketting strak te trekken, en klikte het dicht. Toen haalde ik diep adem om mijn hart tot bedaren te brengen.
'Je bent gek, vrouw. Dit kun je Buster Trahaw niet aandoen.'
Ik telde tot drie, trok het mes weg en stapte achteruit, net één tel voor hij zijn hand uit zijn zak trok en hem uitstak om mijn pols te grijpen. Ik stond maar een heel klein stukje van hem af, maar dat was genoeg. Ik rende naar de deur toen hij zich op het bed omdraaide en een uitval naar me deed.
Hij had genoeg ketting om ongeveer dertig centimeter buiten de voordeur te komen, dus moest ik naar buiten, naar de pirogue, voor hij dat punt bereikte. Ik gleed uit en viel bijna in het water toen ik de trap af holde. Ik greep de leuning. Die kraakte, maar hield mijn gewicht toen ik me bliksemsnel omdraaide om weer op de been te komen.
Buster stond buiten de deur met zijn hamergrote vuist te zwaaien en te vloeken. 'Kom terug en haal dat slot van die ketting, hoor je? Kom terug!'
Ik gooide de sleutel in de lucht en hij plonsde in het water. Busters ogen puilden uit van woede. Zijn gezicht was vuurrood; hij zag eruit of de bloedvaten in zijn wangen en voorhoofd zouden knappen. Hij was zo boos en geschrokken dat hij niet uit zijn woorden kon komen. Hij stotterde en stamelde en zwaaide wild met zijn vuisten, die hij tegen zijn eigen dij sloeg. Toen trok hij woest aan de ketting en spande zich zo hard in dat de aderen in zijn nek uitpuilden. Gelukkig kreeg hij de ketting niet over zijn knie. Maar de inspanning en de pijn maakten dat hij nog gefrustreerder werd.
Ik bleef niet staan kijken wat hij ging doen. Ik stapte in de pirogue, maakte hem los en nam de vaarboom in mijn hand zoals ik het hem had zien doen. Ik zette af van de steiger.
'Waag het niet Buster Trahaw in de steek te laten!' krijste hij. 'Waag het niet!'
Ik stak de vaarboom in het water. De boom ging zo diep dat ik dacht dat ik de bodem nooit zou bereiken. Ik viel bijna overboord toen ik probeerde in evenwicht te blijven. De pirogue begon vervaarlijk te schommelen. Doodsbang dat ik in het modderige water zou vallen, plofte ik neer en wachtte tot de kano weer tot rust kwam. Buster bleef staan schreeuwen met een stem die de vogels van de takken joeg. Ik denk dat zelfs de vissen wegzwommen.
Ik stond weer op en, dit keer voorzichtiger, stak ik de boom in het water tot ik op iets vasts stuitte. Ik duwde en de beweging stuwde de kano naar voren. Nog een duw en hij ging sneller. Ik kreeg meer zelfvertrouwen en deed het opnieuw. Toen ik me omdraaide zag ik echter dat ik de kano op een aantal omgevallen cipressen afstuurde. Ik ging snel naar de andere kant en boomde in tegenovergestelde richting. Toen keek ik achterom naar de hut. Buster was even stil geweest. Hij staarde ongelovig naar me; maar toen hij zag dat ik vooruitkwam, kwam zijn woede in hernieuwde mate terug. Hij ging de hut weer in en stormde toen naar buiten, waarbij hij de spijker uit de vloer trok zodat de ketting los kwam.
Door zijn vaart sloeg hij over de balustrade het moeras in. Hij viel met een reusachtige plons. Even stond ik daar alleen maar te kijken en toen zag ik dat hij boven kwam. Met ketting en al begon hij me achterna te zwemmen. Ik boomde koortsachtig; mijn angst maakte mijn bewegingen onhandig. De kano ging te ver naar rechts, raakte een steen, stuiterde, ging toen te ver naar links en raakte bijna vast in de waterplanten. Ik duwde en trok.
Buster kwam steeds dichterbij. Zijn krachtige lichaam sneed bijna net zo snel door het moeraswater als een alligator. Ik kon zijn rode gezicht dichterbij zien komen. Ik huilde en stak de boom in het water, ik duwde en duwde, snikkend, terwijl ik worstelde om hem een meter voor te blijven.
'Ik krijg je wel en dan geef ik je ervan langs!' beloofde hij. 'Stop die kano.' Hij stopte om zijn vuist naar me te zwaaien en ik stak de boom weer in het water om de bocht te nemen en door de nauwe opening in het bredere vaarwater te komen. Even was hij uit het zicht verdwenen. Mijn ritme werd gelijkmatiger en ik boomde nauwgezetter, maar ik had niet in de gaten dat het water in de bocht ondiep was. Toen Buster de bocht bereikte, nam hij de ketting op en klom over de aarden wal. Net toen ik dacht dat ik zoveel afstand van hem had genomen dat hij me niet meer te pakken kon krijgen, verscheen hij op de oever, zo'n anderhalve meter van me vandaan.
Ik boomde harder. Mijn wanhoop gaf me de nodige kracht. Hij draafde door het ondiepe water en dook er toen weer in, waarbij hij de ketting even met één arm vasthield, als een badmeester die een verdrinkende zwemmer redt. Zijn kracht en vastberadenheid waren verpletterend. Hij zou me nu wel gauw te pakken krijgen, dacht ik, en dan zou me een verschrikkelijke straf te wachten staan.
Toen het water dieper werd, liet hij de ketting los en begon met beide armen te zwemmen. Hij was nu nog maar ruim een meter van de kano af. Ik zou nog maar heel even vrij zijn, dacht ik, en overwoog zelf het moeras in te duiken als hij de kano greep met die grote handen van hem. Misschien zou hij hem trouwens wel omtrekken, waardoor ik in het water zou duvelen.
Ik was doodmoe. Mijn afzetten werd steeds korter en de tijd ertussen steeds langer. Mijn handen brandden van inspanning, de huid van mijn handpalmen zat vol bloedende blaren. Mijn schouders deden pijn en ik had het gevoel of er een steen op mijn maag lag, vlak onder mijn bonzende hart.
'Laat me met rust!' schreeuwde ik toen hij zo dichtbij kwam dat ik zijn opeengeklemde tanden en snerende mond kon zien.
Hij kliefde het water nog vastberadener en stopte toen opeens met een schok.
'Wel verd...!' riep hij verrast. Ik zag hem duiken en aan de ketting trekken. 'Ik zit ergens aan vast!' brulde hij. Al watertrappelend probeerde hij de ketting los te krijgen.
Ik aarzelde, hield de boom vast en liet de kano even uitdrijven. Misschien deed hij maar alsof, dacht ik, maar hij zag er echt uit of hij was verrast.
'Help!' riep hij. 'Laat me hier niet zo achter. Kom terug.'
Er klonk een plons rechts van me.
'Alligator!' brulde hij.
Wat moest ik doen? Als ik terugging om hem te redden, zou hij me beslist pijn doen, maar... moest ik hem dan in de steek laten, hulpeloos...?
Misschien zou hij me dankbaar zijn en te moe om wraak te nemen, dacht ik. Ik kon hem niet domweg achterlaten. Eén kant van me schreeuwde waarschuwend toen ik probeerde de pirogue te laten stoppen en te keren, zijn kant uit. Dat kostte meer moeite dan ik had gedacht, maar eindelijk dreef de kano niet meer vooruit. Hij zwaaide schreeuwend met zijn armen. Er was een flinke afstand tussen ons ontstaan.
Ik zette de boom in het water en duwde uit alle macht om de kano te laten terugdrijven. Hij schoof langzaam vooruit en kreeg toen wat vaart.
'Je bent een goede vrouw!' riep hij. 'Je bent een goede vrouw. Buster zal je geen pijn meer doen. Je kunt doen wat je wilt. Zorg alleen dat je me snel uit het water krijgt. Vooruit, zet kracht achter die boom. Goed zo.'
Ik duwde weer en toen hoorde ik hem in het water plonzen en ergens tegen tekeergaan. 'Verdwijn, vooruit, hoepel op!'
Ik keek achterom en zag Buster een lange, groene slang uit het water tillen en van zich af smijten. Toen schreeuwde hij weer, dit keer met veel schrillere stem. De reden hiervoor bleek een alligatorstaart die vlakbij op het water sloeg en toen nog een en nog een. Buster draaide als een wilde in het rond om ze af te weren, maar plotseling verdween zijn hoofd onder water.
'O God,' mompelde ik.
Zijn hoofd dook weer op. Ik zag hem naar lucht happen en toen weer verdwijnen. Hij kwam nog een keer boven, maar ditmaal was zijn lichaam slap en zwaaide hij niet met zijn armen. Hij bleef even drijven en zonk toen. Er vormden zich belletjes waar zijn hoofd was geweest, ze knapten en toen was alles stil. Ik bleef een hele tijd kijken. Mijn maag draaide zich om. Ik moest gaan zitten omdat ik begon te kokhalzen. Ik hapte naar adem, hield mijn adem in en hapte toen weer naar adem. Telkens wanneer ik omkeek naar waar hij was verdwenen, voelde ik me misselijk worden. Dat gevoel verdween tenslotte, maar werd gevolgd door een golf van vermoeidheid die maakte dat mijn benen aanvoelden of er beton in zat.
Ik keek naar mijn kapotte handen, voelde de pijn in mijn armen en schouders, maar stond toch op om weer te gaan bomen. Dat deed ik langzaam en voorzichtig, omdat ik besefte dat ik in een soort shocktoestand raakte. Ik was doodsbang voor wat er met me zou gebeuren als ik in het moeras mijn bewustzijn zou verliezen.
Toen ik voor me uit keek, besefte ik dat ik door een kreek voer, maar er waren hier en daar uitgangen. Welke daarvan zou naar Cypress Woods leiden? Moest ik rechtsaf of linksaf, de eerste of de tweede? Alles zag er nu hetzelfde uit; de begroeiing, de stenen, de omgevallen cipressen leken allemaal op wat ik had gezien toen Buster de pirogue naar de hut boomde. In paniek nam ik een afslag, alleen om te ontdekken dat die doodliep in een ondiepe, brakke kreek. Ik moest omkeren en terugbomen.
Mijn maag deed pijn van de honger, waardoor ik een licht gevoel in mijn hoofd kreeg. Daar zat ik dan, een meisje dat was opgegroeid in het tuindistrict van New Orleans, dat in een prachtig huis woonde, aan wier grillen werd tegemoetgekomen, dat verwend en gevoelig was en dat nu gekleed ging in een aardappelzak en een halfvergane kano voortboomde door een moeras vol insecten, alligators, slangen en bijtschildpadden. En ik was nog verdwaald ook!
Ik begon te lachen. Ik wist dat het een hysterische reactie was, maar ik kon er niets aan doen. Mijn gelach weerklonk om me heen en veranderde al snel in gesnik. Toen ik erin slaagde de kano in een ander, breder vaarwater te krijgen, stopte ik en ging zitten. Mijn keel was zo droog dat ik niet kon slikken en mijn tong voelde aan als een bonk zand. Ik staarde hulpeloos om me heen op zoek naar een of ander teken, een of andere aanwijzing naar waar ik heen moest. Hoe konden de mensen uit de bayou in deze moerassen de weg vinden? vroeg ik me af.
Moe en verslagen ging ik liggen. De pirogue deinde op het water. Twee reigers vlogen over me heen en keken nieuwsgierig en behoedzaam naar beneden voor ze wegvlogen. Ze werden gevolgd door een iets dapperder kardinaal die op de boeg van de pirogue landde en een tapdansje uitvoerde, terwijl hij me goed in de gaten hield.
'Weet jij hoe ik hieruit kom?' vroeg ik.
De kardinaal spreidde zijn vleugels alsof hij zijn schouders ophaalde en vloog toen de reigers achterna. Ik deed mijn ogen dicht en ging weer achterover liggen, te moe om te denken. Ik moet even zijn ingedommeld en afgedreven, want toen ik mijn ogen weer opendeed, bonkte ik zachtjes tegen een omgevallen cypres. Een familie muskusratten stond nieuwsgierig snuffelend naar me te kijken, maar toen ik me bewoog, verdwenen ze snel in het struikgewas. Ik ging zitten, doopte mijn hand in het water en boende mijn gezicht om goed wakker te worden. Toen stond ik op en zette de kano af van de boom.
Net toen ik de vaarboom in het water wilde steken, hoorde ik het gebrom van een motorboot. Het was moeilijk te zeggen uit welke richting het kwam, maar ik wachtte. Het werd luider en ik werd me ervan bewust dat het van rechts kwam. Ik boomde de kano die kant uit. Even later verscheen de boot. Het was maar een kleine boot, maar ik zag dat Jack erin zat. Het was een feest voor mijn ogen.
'Jack!' riep ik.
Door het geluid van de motor kon hij me niet horen toen hij voorbij voer. Ik schreeuwde weer, maar hij verdween om een bocht. Gefrustreerd boomde ik de kano zijn kant uit, maar hoe kon ik een motorboot inhalen? Uiteindelijk hield ik op en ging weer zitten, met een verpletterend gevoel van verslagenheid. Het water kabbelde tegen de kano. Ik keek omhoog naar de hemel die er stormachtig en dreigend was gaan uitzien en regen en wind voorspelde. Wat moest ik als het weer ging stormen?
Ik vouwde mijn pijnlijke handpalmen onder mijn kin, sloot mijn ogen en bad.
'Lieve Heer,' zei ik, 'ik weet dat ik niet zo vroom ben geweest als ik had moeten zijn, en ik weet dat ik de scepsis van een wetenschapper heb waar het wonderen betreft, maar ik hoop dat u me hoort en medelijden met me hebt.'
Ik wiegde mijn bovenlijf heen en weer en begon een psalm te zingen. Toen deed ik mijn ogen dicht en ging weer liggen. Misschien was er zoiets als voorbeschikking, dacht ik. Misschien had mama gelijk dat ze geloofde in het onvermijdelijke van het lot. Misschien stond, om redenen die altijd geheim zouden blijven, wel vast dat ik teruggevoerd zou worden naar deze moerassen en dat ze me zouden opeisen. Misschien was al mijn moeite om dokter te worden, om iemand anders te worden, uiteindelijk toch vergeefs. Iemand met een sterkere fetisj had een vloek op onze familie gelegd en daar konden we niet onderuit. Ik begon te begrijpen waarom mama had gevonden dat ze moest weglopen, dat ze een manier moest vinden om haar gezin te behoeden voor wat zij zag als onvermijdelijke rampspoed.
Ik was zelfs te moe om te huilen. Het enige wat ik kon doen was blijven liggen wachten tot er iets verschrikkelijks zou gebeuren. En toen hoorde ik in de verte het geluid van de motorboot weer. Het werd luider. Ik ging zitten en wachtte af. Even later verscheen de motorboot. Jack zag me en stuurde de boot op me af. Hij zette zijn motor uit en bracht de boot langszij de kano. Hij was te geschrokken om iets te zeggen; hij staarde alleen maar. Ik staarde terug, niet zeker of hij een illusie was of werkelijkheid.
'Pearl, ik had het niet meer, zo heb ik naar je gezocht. Wat doe je in die kano? En waarom ben je gekleed in een... een zak?'
In plaats van antwoord te geven, begon ik te huilen. Hij kwam snel in actie om me veilig in zijn boot te krijgen.
'Kijk toch eens; kijk je handen toch eens. Wat is er gebeurd?'
'O, Jack,' zei ik, 'Buster Trahaw... heeft me met een smoes meegelokt. Hij heeft me meegenomen naar een hut waar hij me heeft vastgebonden met een ketting; hij zei dat ik zijn vrouw was. Ik ben ontsnapt, maar hij is me achterna gekomen. Toen is hij verdronken of opgevreten door alligators en...' Ik was te moe om door te gaan.
'Mon Dieu.' Hij gaf me een kus op mijn wang en hield me vast. 'Maak je maar geen zorgen. Je bent nu veilig. Ik zal er voor zorgen dat je niets meer overkomt. Laat ik je terugbrengen naar Cypress Woods.'
Hij startte de motor en daar gingen we.
Ik keek nog een keer om naar de pirogue die op het moeraswater dobberde. Daarin was ik heen en weer naar de hel geweest.