12. HAAT WERKT ALS EEN LANGZAAM VERGIF
Als mama die nacht in het huis was, was ze tegen de morgen vertrokken of hield ze zich verborgen. Jack en ik doorzochten het atelier, de keuken en zelfs de voorraadkamers grondiger dan de eerste keer, maar er was geen spoor van haar te ontdekken en ze reageerde niet op mijn herhaald roepen en smeken om te voorschijn te komen.
'Ze is er gewoon niet,' zei Jack ten slotte. 'Ze moet tijdens de nacht ergens anders naartoe zijn gegaan. Heb je er enig idee van waar ze heen zou kunnen?'
'De enige mensen die ik ken zijn mijn tante Jeanne en oom James. Mijn moeder is op tante Jeanne gesteld. Ze hebben al die jaren contact gehouden.'
'Misschien is ze daar dan uiteindelijk heen gegaan. We kunnen hen bellen,' stelde Jack voor.
'Ik ga er wel gewoon heen,' zei ik. 'Maar ik wil wel eerst papa even bellen.'
'En je moet wat ontbijten. Je loopt op een lege tank.'
'Ik ga de stad wel in en-'
'Nee, dat doe je niet. Ga mee naar de trailer,' drong hij aan.
Tegen de tijd dat wij naar de trailer reden waren de meeste andere oliearbeiders er al. Hoofden werden omgedraaid en ogen werden opengesperd toen we uit mijn auto stapten.
'Heb je een nieuw hulpje opgepikt, Jack?' riep iemand en de anderen lachten.
'Negeer ze maar gewoon,' mopperde Jack, die recht voor zich uit keek, met stijf geheven hoofd.
Toen we de trailer binnenkwamen keek Bart LaCroix, de voorman, op van de kleine keukentafel waar hij koffie dronk, met een doughnut. Hij had een andere olieman bij zich, een man van ongeveer zijn leeftijd, alleen een kop groter, met een dikke bos donkerbruin krullend haar.
'Wat zullen we nou krijgen?' vroeg Bart, verrast me te zien.
'Mademoiselle Andreas is teruggekomen om verder te zoeken naar haar moeder,' legde Jack uit. 'Het ziet ernaar uit dat haai- moeder vannacht hier was.'
'Wat? Vannacht? Dit is geen plek om bij nacht rond te zwerven.'
'Er zwerft niemand rond,' kaatste Jack terug.
Bart bromde, goot zijn koffie naar binnen en verslond de rest van zijn doughnut. 'Billy zegt dat we een probleem hebben met de pompstellage van drieëndertig. Ga er even een kijkje nemen, wil je?'
'Goed. Wil je koffie, Pearl?' vroeg Jack.
'Dank je,' zei ik. De langere man stond op en trok een stoel voor me onder de tafel uit. 'Dank u.'
'Je vader ook hier?' vroeg Bart.
'Nee, monsieur.'
Bart trok zijn wenkbrauwen op en keek toen naar de andere man, die stond te wachten tot we werden voorgesteld. 'O, Lefty, dit is mademoiselle Andreas. Pearl. Nummer tweeëntwintig.'
'Nummer tweeëntwintig? O,' zei Lefty, onder de indruk. Ik ging zitten.
'Wil je een doughnut?' bood Bart aan. 'Onderweg vers gehaald vandaag.
We hebben hier een behoorlijk goeie bakker. Wed dat hij de vergelijking met jouw Café du Monde kan doorstaan.'
'Dank u,' zei ik en probeerde er een. Ik knikte glimlachend. 'Doorstaat de vergelijking prima,' zei ik.
'Nou, we kunnen maar beter aan de gang gaan, Lefty. Wij moeten olie pompen,' zei hij met een blik op Jack die net deed of hij hem niet hoorde, terwijl hij dikke, zwarte Cajun-koffie inschonk. Bart en Lefty zetten hun helm op en verlieten de trailer.
'Wil je er wat room in?' vroeg Jack met een gebaar van zijn hoofd naar mijn kopje.
'Graag. Ik wilde je niet in verlegenheid brengen bij je collega's,' zei ik.
'Niet meer aan denken,' zei hij resoluut. 'De meeste mannen zijn gewoon jaloers. Ik kan eieren voor je maken, als je wilt.'
'Dit is prima voor het moment,' zei ik. 'Het is echt een goede doughnut.'
'Wil je dan wat sinaasappelsap, of pap? Ik geloof dat ik wat cornflakes heb.'
'Dit is prima, Jack. Echt. Ga nou zitten en drink je eigen koffie. Ik wil je geen minuut langer dan nodig van je werk houden,' zei ik.
Hij glimlachte en ging zitten. 'Koffie is aardig sterk, weet ik. De mannen vinden dat prettig. Bart zegt dat het 't haar van zijn tong houdt. Hij werkte vroeger met mijn vader,' legde hij uit 'Hij komt misschien wat knorrig over, maar hij is een eitje. Vindt dat hij op me moet passen.'
'Het is fijn als je iemand hebt die om je geeft,' zei ik, wat me deed denken aan wat ik moest doen. 'Ik moet mijn vader bellen.'
'Doe maar. Je kunt die telefoon nemen.' Jack wees.
Aubrey nam al op toen de telefoon de eerste keer overging, waardoor ik meteen al een rilling over mijn rug kreeg. Alsof hij had zitten wachten tot ik zou bellen.
'Monsieur Andreas slaapt, mademoiselle,' zei hij met gedempte stem, omdat hij kennelijk niet wilde dat de andere bedienden dit gesprek zouden horen. 'Hij heeft gisteravond laat een ongelukje gehad.'
'Wat voor ongelukje, Aubrey? Wat is er gebeurd?' Was papa me achterna gekomen en had hij in die stortbui zijn auto total loss gereden?
'Ik weet niet hoe laat hij gisteravond naar boven is gegaan, maar hij is duizelig geworden en gevallen en ik ben bang dat hij zijn rechterbeen heeft gebroken, vlak onder de knie. Het is een kleine breuk, maar de dokter heeft hem gezet en er gips om gedaan en hem een pijnstiller gegeven. Daarom slaapt hij, mademoiselle.'
Ik wist dat het aardig van Aubrey was om te zeggen dat papa duizelig was geworden. Hij was vast opgestaan van de sofa in zijn kantoor en, nog stomdronken, de trap opgelopen. 'Weet hij waar ik ben?'
'Ja, mademoiselle. Hij heeft het briefje gevonden dat u hem had opgespeld. Hij had het nog op toen hij van de trap viel. Ik hoorde het lawaai en heb hem gevonden. We hebben meteen de dokter laten komen en hij vond dat monsieur thuis kon blijven. Ik ben zo vrij geweest mevrouw Hockinghei- mer te bellen en zij zal voor hem zorgen. Ik verwacht haar elk moment.'
'Dat is goed, Aubrey. Als mijn vader wakker wordt, wil je hem dan zeggen dat ik heb gebeld? Ik bel later vandaag nog een keer. Zeg hem... zeg hem maar dat mijn moeder nog hier is en dat ik haar gauw hoop te vinden. Dan komen we allebei naar huis.'
'Heel goed, mademoiselle.'
'Dag, Aubrey.' Ik legde de telefoon langzaam neer.
'Nog meer problemen?' vroeg Jack en ik vertelde het hem. Hij schudde zijn hoofd. 'Je hebt heel wat op je bordje gekregen, Pearl. Weetje zeker dat je hier wilt blijven?'
'Ik moet mijn moeder vinden,' zei ik en toen bedacht ik dat ik het ziekenhuis moest bellen om naar Pierre te vragen. De verpleegkundige op de verpleegpost van de intensive care was kortaf. Mijn broer kwam nog steeds af en toe uit zijn comateuze slaap en zakte dan weer weg. Zijn laatste slaapperiode had acht uur geduurd en hij was minder dan een halfuur bij bewustzijn geweest. De artsen waren vanmorgen nog niet bij hem langs geweest. De verpleegkundige raadde me aan in de middag nog maar eens te bellen.
Toen ik weer ging zitten was mijn gezicht rimpelig van bezorgdheid.
'Kan ik nog iets voor je doen?' vroeg Jack, toen ik hem had verteld wat het ziekenhuis had gezegd.
'Nee. Je kunt maar beter weer aan het werk gaan. Ik ga mijn tante Jeanne opzoeken en dan kom ik terug.' Ik vertelde Jack waar tante Jeanne woonde en hij wees me hoe ik moest rijden en tekende een kaartje op een servet. Toen gaf hij me het telefoonnummer van de trailer.
'Bel maar gewoon hierheen als je problemen krijgt of wat dan ook nodig hebt,' zei hij.
'Dank je, Jack.'
'Je ziet eruit of je behoefte hebt aan een knuffel,' zei hij en deed het voor ik kon protesteren, niet dat ik dat wilde. Hij hield me dicht tegen zich aan en ik legde mijn hoofd op zijn schouder. 'Het komt allemaal weer goed,' beloofde hij. 'Dat zul je zien. En om goede, logische redenen,' voegde hij er met een glimlach aan toe. Zijn woorden brachten een broodnodig glimlachje om mijn eigen mond en toen vertrok ik om tante Jeanne te gaan opzoeken.
Jacks aanwijzingen waren volkomen duidelijk. Ik kwam iets meer dan een halfuur later bij het huis van tante Jeanne. De man van tante Jeanne, James, was een succesvol advocaat, maar haar familie, de Tates, was toch al een van de rijkste families in de bayou. Haar woning, hoewel niet zo groot en imposant als Cypress Woods, was indrukwekkend.
Ik reed het terrein op via een oprijlaan met hoge eiken en ceders, waarvan het bladerdak van dik blad en takken lange, koele schaduwen over de weg wierp en me het gevoel gaf dat ik door een tunnel naar een andere wereld reisde. Rond het huis lagen enorme gazons en uitgestrekte tuinen. Aan mijn linkerhand lag een kleine vijver, waarvan het water was bedekt met drijvende leliebladeren. Het huis zelf was een lang gebouw van één verdieping met een veranda langs de hele voorkant en één zijkant van het huis. De kamers aan de voorkant hadden openslaande deuren naar de veranda.
Ik parkeerde mijn auto en stapte langzaam uit. Ik hoorde het zoemen van grasmaaiers die de tuin achter het huis bijhielden en zag een tuinman die bloemen knipte uit een tuin helemaal aan de rechterkant. De bloembedden stonden vol hibiscus en blauwe en roze hortensia. Midden in de tuin stond een fontein van drie verdiepingen. Om de tuinman heen scharrelden grijze eekhoorns, sommige zo dichtbij dat hij ze had kunnen aaien. Hij keek naar me, maar ging door met knippen alsof een onzichtbare opzichter in de gaten hield wat hij deed.
Door de ochtendhemel liepen lange, dunne wolkenslierten die tegen de lichtblauwe achtergrond op mist leken, maar in de richting van de Golf zag ik donderkoppen en ik vermoedde dat het in New Orleans regende. Toen ik naar het huis toeliep hield een stel pronkende kardinalen op het dak van de veranda op om mijn kant op te kijken. Tante Jeannes huis lag beslist idyllisch, magisch en vredig, dacht ik. Ik liep snel de stoep op en klopte aan met de koperen klopper. Even later werd ik begroet door de butler.
'Ik kom voor mevrouw Pi tot,' zei ik.
'Wie kan ik zeggen dat er is, mademoiselle?' vroeg hij. Hij was veel jonger dan Aubrey, misschien pas vijfendertig of veertig en hij had lichtbruin haar en lichtbruine ogen. Hij was slank met een spitse neus en dunne lippen die gespannen op mijn antwoord wachtten.
'Pearl Andreas,' zei ik. Hij knikte en stapte achteruit om me binnen te laten. Ik wachtte toen hij de deur achter me had gesloten.
'Een ogenblikje, s'il vous plait,' zei hij.
Ik keek de hal rond. Het was een licht huis met overal ramen om de zon binnen te laten. Het had prachtige cipressenhouten vloeren en halfmatte, witte muren, behangen met landschappen en schilderijen van vissers in de kreken. Vlak voor me stond een blank eiken staande klok en ertegenover hing een waaier van ivoor met bladgoud, beschilderd met senorita's in baljurken.
Even later kwam tante Jeanne met een stralend gezicht door de gang aanstevenen, in een felroze kamerjapon en Japanse slippers. Haar loshangende bruine haar hing tot over haar schouders.
'Pearl! Wat een heerlijke verrassing!' Ze stak haar handen uit en toen ik die nam, trok ze me naar zich toe om me te omhelzen. 'Is je vader bij je?'
'Nee, tante Jeanne,' zei ik.
Ze trok een zorgelijk gezicht. 'Wordt je moeder nog vermist?' Ik knikte en ze schudde haar hoofd en zuchtte. 'Wat vreselijk voor jullie allemaal boven op wat er al gebeurd is. Hoe gaat het met Pierre?'
'Niet goed. Heel slecht eigenlijk. Daarom ben ik hier. Ik moet mama vinden. Pierre heeft haar nodig. Ik hoopte dat u misschien iets van haar had gehoord.'
'Geen woord, helemaal niets. Het spijt me. Niemand die ik ernaar heb gevraagd, heeft ook maar iets gehoord of gezien. Maar ze duikt heus wel weer op,' ging ze verder. 'Kom,' zei ze, terwijl ze mijn hand weer pakte. 'Moeder en ik zouden net een laat ontbijt nuttigen. Heb je trek?'
'Nee,' zei ik. Ik had niet verwacht mevrouw Tate te ontmoeten. Mijn benen begonnen te trillen en mijn hart begon te bonzen.
'Hoe vind je ons huis?'
'Het is prachtig en zo rustig,' zei ik.
'Ja, ik vind het heerlijk om het te delen met de mensen van wie ik houd. Je moet vannacht hier blijven. Beloof me dat,' liet ze erop volgen.
'Dat gaat niet,' zei ik. 'Maar een andere keer misschien,' voegde ik er snel aan toe, toen haar glimlach wegstierf.
'Nou, als je dat belooft, zal ik je vergeven datje vannacht niet blijft. Kom moeder begroeten.' Toen ze me meetrok, keek ik de eerste kamer in, een aardige zitkamer, ingericht in porseleinblauw.
'Veel van ons meubilair is antiek,' legde tante Jeanne uit. 'James vindt het heerlijk dingen te kopen en te restaureren. Het is zijn hobby. Hij is enthousiaster over een waardevolle vondst in iemands oude schuur dan over zijn rechtszaken. Zie je die sofa?' wees ze. 'Die is bekleed met materiaal van een zelfgeweven beddensprei en die stoel ernaast dateert van begin 1800. Op zijn kantoor heeft James een origineel bureau van rozen- en walnotenhout, afkomstig van een Frans-creoolse plantage. En zijn muren hangen vol messen en zwaarden en helmen die dateren van de Spaanse bezetting van Louisiana. O,' zei ze, terwijl ze bleef staan om me nogmaals te omhelzen, 'ik ben zo blij datje er eindelijk bent. Al is het dan onder vreselijke omstandigheden.'
'Dank u, tante Jeanne,' zei ik en haalde diep adem toen we de eetkamer binnen gingen.
Mevrouw Tate zat met haar rug naar ons toe. Ze zat in een rolstoel aan tafel en kauwde langzaam op een stukje toost. Tante Jeanne liep met me om haar heen, zodat mevrouw Tate haar hoofd niet hoefde te draaien.
'Kijk eens wie hier is, moeder.'
Het hoofd van Gladys Tate leek door de artritis tussen haar schouders te zijn gezakt. Haar korte grijze haar was zo dun dat haar hoofdhuid hier en daar zichtbaar was. Haar gezicht zat vol rimpels in haar voorhoofd, langs haar kin en rond haar donkere, tranende ogen. In haar roze met blauwe kamerjapon leek ze nog meer verschrompeld en nog magerder. Hij hing van haar smalle schouders en slobberde om haar heen. Mijn blik viel al snel op haar handen. De vingers met gezwollen knokkels waren gekromd als klauwen. De kennelijke aandacht die aan haar nagels was besteed leek bizar, net als de rest van haar make-up. De poeder op haar gezicht was zo zwaar aangebracht en haar lippenstift was zo dik dat ze een beetje op een clown leek. Overdreven, om de aandacht af te leiden van haar fletse gelaatskleur, dacht ik.
Ze glimlachte niet. Haar kraaloogjes priemden in de mijne, en toen vormden haar lippen bevend een sardonische grijns. Ze liet haar toost op haar bord zakken, nam een paar slokken koffie en knikte. 'Dat is ze, nietwaar?' zei ze ten slotte.
'Is ze niet prachtig, mama?'
Gladys Tate wierp tante Jeanne een verwijtende blik toe en vestigde haar blik toen weer op mij, met ogen die me zo scherp opnamen dat ik het gevoel had dat ik onder een microscoop lag.
'Ze heeft een mooi gezichtje,' zei ze bereidwillig. 'Lijkt meer op haar vader dan op een Landry. Wat maar gelukkig is,' voegde ze eraan toe, terwijl ze me toeknikte.
'Mijn moeder wordt beschouwd als een van de mooiste en meest getalenteerde vrouwen van New Orleans,' kaatste ik terug, terwijl ik haar net zo strak aankeek als zij mij. 'Ik zal er trots op zijn en dankbaar als ik op welke manier dan ook op haar lijk.'
'Pfff,' zei ze en bracht de toost naar haar mond. Ik zag dat ze haar vingers net niet ver genoeg kon dichtknijpen om hem stevig vast te houden. Ze kauwde langzaam, elke slikbeweging kostte moeite. In haar geval leek ouderdom meer een ziekte dan een natuurlijk verloop.
'Ga alsjeblieft zitten en eet wat, Pearl,' drong tante Jeanne aan. Ik ging zitten en het dienstmeisje schonk snel een kop koffie in. 'Dat is zelfgemaakte jam,' zei tante Jeanne met een gebaar van haar hoofd naar de schaal midden op tafel.
De broodjes die ernaast lagen, zagen er goed uit. Ik bedankte haar, nam er een en stak mijn botermes in de jam. Tante Jeanne wilde meer weten over Pierre. Ik legde zijn toestand uit.
Mevrouw Tate luisterde aandachtig naar elk woord dat ik zei en keek aandachtig naar elke beweging die ik maakte. 'Hoe oud ben je nu?' vroeg ze kortaf, kennelijk niet geïnteresseerd in onze tragedie.
'Ik ben bijna achttien, mevrouw.'
'Ze heeft net haar diploma van de middelbare school, weetje nog, mama? Ze mocht de afscheidsrede houden en ze gaat naar de universiteit om dokter te worden.'
Mevrouw Tate lachte meesmuilend, waardoor haar rimpels dieper werden. 'Je vader had ook dokter zullen worden,' zei ze en voegde er toen haastig aan toe: 'Wees maar niet verbaasd dat ik heel wat over je ouders weet. Je bent hier bijna opgevoed, weet je. Zo had het moeten gaan.'
'Hè, moeder, je had beloofd datje het daar niet meer over zou hebben.'
Ze wierp tante Jeanne een dreigende blik toe met een duivelse glinstering in haar kille, grijze ogen. 'Beloofd. Wat hebben beloften voor zin? Houden mensen zich aan beloften? Beloften zijn niets anders dan ingewikkelde leugens,' verklaarde ze. Misschien had ze onlangs een lichte beroerte gehad, dacht ik, toen ik zag hoe een van haar mondhoeken vertrok, terwijl de andere onbeweeglijk bleef. Ook haar rechteroog was iets verder gesloten dan haar linker.
'Ik weet niet wat u denkt, mevrouw Tate,' zei ik. 'Maar ik ga dokter worden.'
Ze leek even onder de indruk. Toen knabbelde ze aan haar toost. 'Weet je,' zei ze, 'mijn zoon, Paul, was een goede vader voor je geweest. Natuurlijk wilde ik niet dat hij je vader zou worden, maar zij heeft hem betoverd.'
'Moeder!'
Rond de strakke, boosaardige mond van mevrouw Tate verscheen een bleke lijn. 'Zeg het maar niet. Ik weet alles van betoveringen,' zei ze. 'Sommige mensen hier denken dat je overgrootmoeder genezeres was, een spiritualistisch mens, maar ik ken de waarheid. Ze was een heks. Ik heb het Paul verteld. Ik heb hem gesmeekt weg te blijven bij die hut, dat huis van het kwaad, maar hij was betoverd, verloren.'
'Moeder, als je zo doorgaat, neem ik Pearl mee om ergens anders te eten. Het verleden is haar schuld niet.'
'Wiens schuld is het dan? De mijne? Kijk naar me,' zei ze en hield haar klauwachtige handen omhoog. 'Kijk wat die vrouw me heeft aangedaan. Ze heeft me vervloekt. En waarvoor? Omdat ik mijn zoon probeerde te redden. Mijn zoon,' kreunde ze.
'Het spijt me,' zei tante Jeanne tegen me.
'Het geeft niet. Pijn geeft mensen een verkeerde voorstelling van zaken,' zei ik. 'Het spijt me dat u aan artritis lijdt, mevrouw Tate, maar dat komt niet door een of andere vervloeking. Ik neem aan dat uw dokter de diagnose reumatische artritis heeft gesteld,' zei ik. 'Gebruikt u een geneesmiddel tegen ontstekingen?'
'Geneesmiddel. Ik heb kasten vol geneesmiddelen. Niet één ervan helpt
ook maar een beetje,' mompelde ze.
'Misschien moet u eens naar een specialist in New Orleans.'
'Ik ben bij specialisten geweest. Die zijn geen van allen een knip voor de neus waard. Het is een vloek, zeg ik je. Er is geen geneesmiddel dat werkt.'
'Dat is niet waar, mevrouw Tate. Ik denk-'
'Jij denkt? Luister naar haar, Jeanne. Ze dénkt. Wat een arrogantie. Ben je al dokter dan?'
'Nee, maar...'
'Maar niks,' zei ze. 'Jeanne, haal een van die pillen voor me. Dan heb ik er tenminste niet zo'n last van.'
'Goed, moeder.' Tante Jeanne keek me aan en stond toen op. Op het moment dat ze de kamer verliet, leek mevrouw Tate plotseling nieuwe energie te krijgen. Ze boog zich naar me toe, met ogen als kleine donkere kraaltjes. "Vertel me over je moeder, snel.'
Ik legde nogmaals uit wat Jean was overkomen en waarom mama was teruggegaan naar de bayou.
Het verhaal deed haar kennelijk plezier. Ze glimlachte en ging achterover zitten. 'Het is waar,' zei ze. 'Ze is verantwoordelijk en er zal nog meer gebeuren, tot ze...'
'Tot ze wat?'
"Verdrinkt, net zoals mijn zoon is verdronken,' zei ze bitter.
Voor mijn ogen leek haar gezicht door de kracht van haar haat te verschrompelen en haar blik te verwilderen. Door de aanblik van deze verandering ging er een hete scheut door mijn rug. Bitter keek ik haar aan. 'Dat is iets vreselijks om te zeggen. U bent niet alleen ziek van lichaam; u bent ziek van geest. Papa had gelijk. U bent van binnen verwrongen en uw haat heeft u gemaakt tot dit... schepsel!' schreeuwde ik en stond op.
'Pearl!' zei tante Jeanne, die terugkwam. 'Wat is er gebeurd? Moeder, wat heb je gezegd?'
'Gewoon de waarheid,' mompelde ze. 'Geef me mijn pil.'
Ik rende de kamer uit, met bonzend hart en een brandend gezicht van woede en angst.
Tante Jeanne haalde me in op de stoep van de veranda. 'Pearl, wacht! Alsjeblieft. Je moet niet naar haar luisteren, Pearl. Ze is niet in orde.'
'Nee, dat is ze zeker niet. Ze zit zo vol venijn en haat, dat het haar opvreet,' zei ik. 'Ik had gehoopt, gebeden, dat mama om de een of andere reden naar u toegekomen zou zijn. Ze heeft u altijd graag gemogen, maar nu weet ik waarom ze hier zou wegblijven,' zei ik, terwijl ik achterom keek, de voordeur in.
'Misschien belt ze me nog, Pearl.'
'Ik ga terug naar Cypress Woods,' zei ik. 'Daar is ze het laatst geweest.'
'Cypress Woods? O, hemel. Ik hoop dat het goed komt met haar. Het arme kind. Er is niets ergers dan een kind te verliezen. Kijk maar wat het met mijn moeder heeft gedaan,' voegde ze eraan toe en ik werd milder. Ze had gelijk. Er was geen excuus voor de boosaardigheid van Gladys Tate, maar het was begrijpelijk dat ze dacht dat de wereld haar wreed had behandeld.
'Kom weer mee naar binnen, Pearl. Ze kalmeert wel en dan slaapt ze in, en dan kunnen jij en ik nog even praten.'
'Dank u, tante Jeanne, maar ik zou me niet op mijn gemak voelen, omdat ik steeds aan Pierre en mama en papa zou moeten denken.'
'Maar wat kun je op Cypress Woods doen?'
'Wachten, hopen, blijven zoeken,' zei ik. 'Ik zal nog eens langs de hut rijden om te kijken of ze daar is teruggeweest, en daarna ga ik terug naar Cypress Woods.'
'Ik zou wel met je mee willen om te zoeken, maar ik kan mijn moeder nu even niet alleen laten,' lichtte ze toe.
'Het lukt me wel, tante Jeanne.'
'Mijn moeder gaat morgen terug naar haar eigen woning. Dan kun je bij me komen logeren, oké? Als je wilt, zal ik je rondrijden ook.'
'Ik zie wel.' Ik bad dat ik hier morgen niet zou hoeven zijn. 'Dank u.' We omhelsden elkaar en ik liep naar mijn auto. Ze stond op de veranda met haar armen over elkaar en glimlachte hoopvol naar me. Ik zag de butler op haar afkomen en hoorde hem zeggen: 'Mevrouw Tate wil u onmiddellijk spreken, mevrouw.'
Tante Jeanne zwaaide en ik stapte in de auto en reed weg, met een beetje meer begrip voor de kwelling en de ellende die mijn moeder had moeten verduren toen ze deel uitmaakte van de familie Tate.
Op het eerste gezicht zag de hut er niet anders uit. Ik dacht dat het pad door het verwilderde onkruid iets meer platgetreden was, maar dat wist ik niet zeker. Maar de voordeur hing nu los, want de bovenste scharnier was afgebroken en toen ik de hut binnenging stond ik van schrik naar adem te snakken. Het resterende oude meubilair was ondersteboven gegooid en weggesmeten alsof het speelgoedmeubilair was. De poten van de sofa waren gebroken, net als de armleuningen van de schommelstoel. De muur was beschadigd waar de stoel er tegenaan was gesmeten.
In de keuken was het nog erger. De tafel lag ondersteboven en de vloerplanken van cipressenhout waren gebroken en versplinterd. De houtkachel was van de muur gerukt en de planken erboven waren kapotgeslagen.
De aanblik van een dergelijke waanzinnige vernieling maakte dat de kou me om het hart sloeg. Ik keek langs de trap naar boven. Dit had mama niet kunnen doen, dacht ik. Zelfs in krankzinnige woede had ze er de kracht niet voor gehad. Maar wie zou zoiets dan doen? En waarom?
Aarzelend maar nieuwsgierig ging ik de trap op. De treden kraakten zo luid dat ik bang was dat ik erdoor zou zakken. Ik tuurde door de deuropening van de eerste kamer waar ik kwam en snakte naar adem. Iemand had de matras in reepjes gesneden; de vulling lag overal in het rond. Ook in de muren zaten diepe japen.
Plotseling hoorde ik een bons en even leek mijn hart me in de schoenen te zakken. Mijn eerste reactie was me om te draaien en de trap af te rennen, maar ik stond als vastgenageld van paniek. De bons werd herhaald. Hij leek van beneden te komen, van achter het huis. Ik haalde diep adem, draaide me om en liep langzaam de trap af, zachtjes, met gespitste oren.
Er klonk geen gebons meer, maar ik wist dat ik het me niet had verbeeld. De stilte was veel angstaanjagender. Met wild kloppend hart liep ik de hut uit en keek het terrein over. Aan de overkant van de weg, hoog in een dikke plataan, staarde een moerashavik me aan met wat op achterdocht leek. Hij bewoog nerveus zijn vleugels en draaide zich om op zijn tak. Toen vloog hij op, zweefde over me heen en vloog weg. Ik haalde nog eens diep adem en liep om de hut heen. Ik hoorde iets door het gras glijden en bleef staan toen ik een lange watermocassinslang opgerold op een steen zag liggen, zich koesterend in de zon. Ik kon niet slikken. Ik was bang zelfs maar geluid te maken.
Toen hoorde ik iets in het water plonzen en ik liep snel naar de hoek van het huis, die ik net op tijd bereikte om iemand om de bocht te zien verdwijnen, bomend in een pirogue. Ik draaide me langzaam om om naar de achterkant van de hut te kijken en zag dat iemand kluiten modder tegen de hut had gesmeten. Maar waarom? Wat hadden deze razernij en vernieling te betekenen? Was het gewoon vandalisme?
Ik liep op mijn tenen over het smalle paadje terug naar de voorkant van het huis en haastte me toen naar de auto. Daar bleef ik een tijdje zitten nadenken. Toen besloot ik de stad in te gaan voor ik terugging naar Cypress Woods. Mijn keel was zo droog dat ze aanvoelde als schuurpapier. Ik had een koele dronk nodig. Ik stopte bij een klein restaurant met de eenvoudige naam Grandmère's Kitchen. Het had een witte formica bar met tien krukken en een twaalftal opklapbare tafeltjes met houten stoelen. De geur van langoest, jambalaya en gumbo deed mijn maag rammelen en ik besefte dat de emotionele achtbaan waarin ik me bevond, me hongerig had gemaakt.
Achter de bar stonden een korte, kale man en een mollige vrouw met een sympathieke glimlach, grote bruine ogen en lichtbruin haar dat in een strak knotje achter op haar hoofd zat gespeld. Beiden droegen een spierwitte schort met het opschrift Grandmère's Kitchen, Houma, Louisiana. Drie van de
tafeltjes waren bezet, een met een groepje oudere vrouwen, die me allemaal nieuwsgierig aanstaarden.
'Hallo daar,' zei de mollige vrouw tegen me. 'Kom je voor de lunch?'
Een schoolbord kondigde aan dat de dagschotel gevulde krab was.
'Ja, graag,' zei ik en ging aan het dichtstbijzijnde tafeltje zitten.
Ze kwam achter de bar vandaan. 'Wel, we hebben geen gedrukte menukaart, maar we hebben altijd langoestpastei, po 'boy-sandwiches en Billy's speciale jambalaya.' De kale man knikte en glimlachte. 'Alles geserveerd met bruine plattelandsrijst. We hebben vandaag ook gestoofde okra met tomaten, als je wilt.'
'Geeft u mij maar een bitter lemon en de jambalaya,' zei ik.
'Hoor je dat, Billy?'
'Ja,' zei hij en ging aan het werk.
'Op doorreis?' vroeg ze, terwijl ze naast me bleef staan.
'Ja,' zei ik. Ze staarde me aan alsof ze aanvoelde dat ik meer te zeggen had. 'Mijn moeder kwam hiervandaan,' voegde ik eraan toe. 'Ze is teruggekomen en ik... ik hoop me bij haar te voegen.'
'Ik heb hier mijn hele leven gewoond. Hoe heet je moeder?'
'Ruby,' zei ik.
'Ruby? Toch niet Ruby Landry?' Ik knikte en ze raakte opgewonden. 'Ben jij de dochter van Ruby Landry?'
'Ja.'
'Hoor toch eens,' verkondigde ze aan wie het maar wilde horen. 'Dit is de dochter van Ruby Landry.' Iedereen hield op met eten en keek naar me. 'Ik ben Ella Thibodeau,' zei ze. 'Mijn grandmère was een vriendin van jouw overgrootmoeder. Waar is je moeder? Tjonge, wat zou ik haar graag zien. We zijn samen op school geweest. Komt ze binnenkort hier?'
'Dat weet ik niet,' zei ik. 'Ze weet niet dat ik haar achterna ben gegaan.'
'O.' Ze glimlachte, maar ik zag de verwarring in haar ogen. 'Lang geleden sinds Ruby hier was. Ik heb gehoord dat ze nu een beroemd artieste is in New Orleans. Komt ze hier om te schilderen?'
'Ja,' loog ik. Ik wendde mijn blik snel af. Papa zei altijd dat mijn gezicht een open boek was. Iedereen kon mijn gedachten lezen.
'Ruby moet naar Cypress Woods zijn gegaan. Jammer hoe dat prachtige huis aan het verval is prijsgegeven. Ik hoop dat ze het terugkrijgt,' fluisterde ze. 'Gekke Gladys Tate wil er niemand in de buurt laten komen, zelfs niet om een kapot luik te repareren. En die prachtige tuinen...' Ze klakte met haar tong. 'Verdrietig. Tragisch. Arme Paul Tate. Alle meisjes waren gek op hem, weet je, maar je moeder was eigenlijk de enige naar wie hij keek. We wisten dat Gladys Tate Ruby niet mocht. Mevrouw Tate liep altijd met haar neus in de wind. Niemand was goed genoeg voor de Tates.
En toen Ruby en Paul wegliepen en trouwden, waren we allemaal zo blij voor hen. Jij was net een engeltje. Je moeder was een dappere jonge vrouw, dat ze alleen in die hut bleef wonen met jou en de eindjes aan elkaar wist te knopen. Duurde lang genoeg voordat Paul zijn verantwoordelijkheden aanvaardde,' zei ze, 'maar toen hij dat eenmaal deed, bouwde hij dat paleis voor Ruby. Tragisch,' herhaalde ze. 'Vast dezelfde oude vervloeking. Als je overgrootmoeder nog had geleefd, was dat allemaal nooit gebeurd,' verzekerde ze me. 'Ze was een wonderdoenster, vooral als het er op aan kwam mensen te genezen.
Ik weet nog goed...'
'Je praat te veel, Ella!' riep Billy. 'Kom de bitter lemon voor de dame eens halen.'
'O, hou je mond,' beet Ella terug, maar ze bracht me mijn drankje. 'Waar was ik ook weer? O ja. Ik weet nog dat ik eens vreselijke oorpijn had. Kon op die kant niet slapen. Ik ging naar je overgrootmoeder Catherine en ze blies rook in mijn oor en legde haar hand erop. De volgende dag was mijn oorpijn verdwenen. Eenvoudig middeltje, maar alleen een echte traiteur wist precies hoeveel rook en hoe je het precies moest doen, snap je?' zei ze. Ik glimlachte.
'Dat is wat ik heb gehoord,' zei ik.
'Ga je naar school?'
'Ik ga in het najaar naar de universiteit.'
'O, is dat niet geweldig,' zei ze.
'Hier is de jambalaya voor de dame. Wil je het haar geven voor het ijskoud is?' merkte Billy op.
Ella rolde met haar ogen en bracht me mijn lunch. 'Billy komt niet uit Houma. Hij komt uit Beaumont, Texas,' zei ze, alsof dat alles verklaarde.
'Heeft u mijn moeder en mij ooit bezocht toen we op Cypress Woods woonden?' vroeg ik, toen ik begon te eten.
'Ik? Nee. Je moeder was in die tijd erg teruggetrokken en kwam nauwelijks in de stad. Paul deed alles voor haar. Geen man was meer aan een vrouw verknocht. Mannen uit Beaumont,' voegde ze er zo luid aan toe dat Billy het kon horen, 'hadden iets van hem kunnen leren over zorgen voor hun vrouw.'
'Laat dat meisje met rust en hou op haar de oren van het hoofd te kletsen,' zei Billy.
'Natuurlijk was dat proces om de voogdij een schokkend iets. Tot de dag van vandaag geloven de mensen nog steeds dat je eigenlijk Pauls dochter was. Ik kan je wel vertellen,' zei ze, 'telkens wanneer ik je in zijn armen zag, voelde ik me warm worden van binnen. Vader of niet, hij had niet meer van je kunnen houden. Tragisch,' zei ze nogmaals. 'Nou, zeg je moeder dat ze eens bij me langs moet komen, hoor je? Ze moet haar oude vrienden niet vergeten nu ze een beroemd artieste in New Orleans is.'
Ik knikte en ze ging terug naar de bar. Terwijl ik at, OVERDACHT IK DE dingen die Ella had gezegd. Het leven op Cypress Woods moet een tijdje idyllisch zijn geweest voor mama. Ze woonde in een kast van een huis met een man die haar vorstelijk bejegende. Haar kunst was haar enige contact met de buitenwereld.
De jambalaya was heerlijk, maar toen ik eenmaal begon te eten zat mijn maag zo dichtgeknepen dat ik het niet op kreeg. Toen Ella de borden had weggehaald, belde ik papa via de openbare telefoon in de hoek. Ditmaal was hij wakker.
'Nou, ik heb het weer goed verknald, nietwaar?' kermde hij. 'Ik had bij je moeten zijn, op zoek naar Ruby.'
'Ik ben oké, papa. Heb je veel pijn?'
'Ik heb het verdiend,' antwoordde hij. 'Luister, Pearl, ik wil niet dat je daar in je eentje rondzwerft. Dat is te gevaarlijk. Je kunt maar beter thuiskomen. Als ik met een dag of wat weer ben opgeknapt, bedenken we wel iets.'
'Het is in orde, papa. Ik weet nu dat mama hier is. Ik kan niet zonder haar weg. Jack Clovis helpt me.'
'O. Nou, dan is er tenminste iemand die dat doet,' zei hij, nog vol zelfmedelijden. 'Bel me en hou me op de hoogte, wil je?'
'Doe ik. Zodra ik mama vind, bel ik,' beloofde ik.
'Nu kan ik niet eens naar het ziekenhuis om Pierre op te zoeken,' kreunde hij. 'Ik ben een sukkel,' voegde hij eraan toe en begon te snikken. Ik schreef zijn huilerige stemming toe aan de medicijnen en aan zijn toestand. Ik probeerde hem nog wat te troosten en hing toen op en belde het ziekenhuis. Ditmaal kreeg ik dr. LeFevre.
'Ik vrees dat het niet goed gaat,' zei ze. 'Dr. Lasky heeft Pierre aan de dialyseapparatuur gelegd. De perioden dat hij zich terugtrekt worden langer en hij reageert totaal niet op me. Wat ben je te weten gekomen over je moeder?'
'Ik probeer haar te vinden. Ik ben in Houma.'
'We hebben niet veel tijd,' zei ze me. 'Pierres bloeddruk daalt.'
Toen ik had opgehangen, trok mijn bezorgde uitdrukking de aandacht van Ella Thibodeau. Ze kwam snel naar me toe. 'Heb je problemen, liefje?' vroeg ze.
Ik schudde mijn hoofd, maar de tranen liepen me over de wangen. 'Nee, mevrouw,' zei ik, maar mijn stem brak.
'Nou, als je iets nodig hebt, dan bel je ons maar. Cajun-mensen helpen elkaar.'
Ik bedankte haar en betaalde mijn rekening. Toen ging ik haastig weg om terug te gaan naar Cypress Woods.
Onderweg daarheen kalmeerde ik weer. Nadat ik met Ella had gepraat, had ik het gevoel dat ik beter begreep hoe het leven op Cypress Woods was geweest. Ik vroeg me af wat mama had gezien, toen ze was teruggekomen. Deprimeerde het haar nog meer, of had ze haar vroegere huis door een roze bril bekeken? Namen haar herinneringen haar mee terug naar een tijd dat de bloemen bloeiden en de vogels zongen, een tijd van muziek en schoonheid, gemak en veiligheid? In aanmerking genomen wat er allemaal was gebeurd, vond ik het nu niet vreemd meer dat ze naar Cypress Woods was gevlucht, naar de wereld waar ze beschermd was geweest door Pauls geld en liefde en door de magie van grandmère Catherine.
Waar was die magie nu? vroeg ik me af. We hebben haar zo nodig.