Een moeilijke beslissing
Vanaf het moment dat we Endfield Place verlieten tot we in de
straat kwamen waar Randall geloofde dat mijn vader woonde, liep ik
met bonzend hart en beklemde borst en had ik moeite met ademhalen.
Randall, die voelde hoe zenuwachtig ik was, praatte aan één stuk
door, over de bezienswaardigheden waar we langs kwamen, de mensen
die we zagen, de dingen die hij had gegeten. Hij begreep dat stilte
mijn angst alleen maar zou aanwakkeren.
'Hoe weten we of hij nu thuis is?' vroeg ik, toen ik eindelijk
de kracht vond om de chaos van gedachten en vragen die door mijn
hoofd gingen, onder woorden te brengen.
'Dat weten we niet. We kunnen even bij een Dolly Malone
stoppen en bellen,' stelde hij voor.
'Een wat?'
'Een Dolly Malone, een telefooncel.' zei hij lachend.
'Randall, ik ben nu echt niet in de stemming voor je
cockneyspelletjes.'
'Oké, oké, ik probeerde alleen maar je een beetje te
ontspannen,' zei hij.
'Dat kan ik niet.' Ik sloeg zo hard met mijn gebalde vuisten
tegen mijn dijen dat zelfs hij even ineenkromp. 'Ik weet niet eens
waarom ik dit doe.'
'Oké, ik zal alleen even bellen om te zien of hij opneemt, of
hij thuis is, en dan hang ik op. Hoe vind je dat?'
'Stom. We zouden een onschuldige man kunnen lastigvallen die
toevallig dezelfde naam heeft.'
'En toevallig Shakespeare doceert? Lijkt dat niet een te groot
toeval?'
'Weetje zelfs maar of hij zwart is?' vroeg ik.
'Nee,' gaf hij toe.
'Randall,' zei ik, terwijl ik op het trottoir bleef staan,
'had hij een Engels accent? Misschien is hij niet eens een
Amerikaan!'
'Hij had wel een Engels accent, ja. Heel correct, sonorant,
maar ik denk dat iedereen die zo lang hier heeft gewoond als hij
wel een Brits accent zal hebben opgepikt, denk je niet?'
ik weet het niet. Hoe moet ik dat weten? Laten we liever
teruggaan,' zei ik.
'Teruggaan? We zijn nu zo ver gekomen, Rain. Dat is mal. Kom.
Het is nog maar één blok verder.' zei hij en mijn onwillige benen
bewogen zich naar voren. 'Daar is het,' zei hij een paar minuten
later.
We stonden aan de overkant van de straat tegenover een grijs
stenen huis dat omgeven werd door een laag hek. De raamlijsten en
de deur waren allemaal mat witgeschilderd. Het zag er oud, maar
pittoresk uit. De straat zelfwas heel rustig en ik was ervan
overtuigd dat we, als we hier een tijdje bleven staan, de aandacht
zouden trekken.
'Nu ik hier ben en naar het huis kijk, voel ik me
belachelijk,' zei ik. 'Ik heb geen idee wat ik moet doen.'
'Zal ik naar de deur gaan en aanbellen en net doen of ik
iemand anders zoek?' opperde Randall.
'Nee,' zei ik en deed een stap achteruit. Het liefst had ik me
omgedraaid en was weggerend.
'Waarom niet? Als hij opendoet kun je hem goed zien. Niks aan
de hand. Ik bied mijn excuses aan en dat is alles.'
ik geloof niet dat ik het wil,' zei ik, maar niet krachtdadig
genoeg.
ik doe het,' zei hij, en voor ik hem kon tegenhouden was hij
de straat overgestoken.
'Randall...' riep ik. Hij draaide zich pas om toen hij bij de
deur stond. Hij wenkte me om dichterbij te komen, maar ik kon me
niet verroeren. Ik schudde mijn hoofd en toen belde hij aan. Hij
keek achterom naar mij, glimlachte en wachtte. Het was of mijn hart
stilstond toen de deur openging. Ondanks mijn angst was ik toch
nieuwsgierig.
Een donkerharige vrouw in jeans en een grijze trui stond in de
deuropening. Ze leek niet veel ouder dan midden, hoogstens eind
dertig. Ze had steil haar dat op haar schouders viel. Ze had een
scherpgesneden en interessant gezicht. Terwijl Randall stond te
praten, kwam een jong meisje naast de vrouw staan. Ze droeg een
donkerblauwe rok en witte blouse en had kort krullend haar. Ze was
niet veel ouder dan twaalf of dertien, dacht ik, maar ze luisterde
aandachtig en met een belangstellende uitdrukking op haar mooie
gezichtje naar wat Randall zei. Ik begreep niet hoe hij zo lang
door kon praten.
Eindelijk bedankte hij hen en liep naar me toe. De vrouw en
het meisje keken onze kant op en deden toen langzaam de deur dicht.
Randall wachtte tot hij aan de overkant was voor hij iets zei, met
een brede zelfingenomen glimlach op zijn gezicht. Hij keek even
achterom en kwam toen snel naast me staan.
'Hij kan elk moment naar buiten komen,' fluisterde hij, alsof
de vrouw hem nog steeds kon horen.
'Ho weetje dat?'
'Ik hoorde hem roepen naar iemand die William heet dat hij
zijn jack aan moest trekken. Het was tijd om te gaan.'
'Wat zei die vrouw tegen je? Wat heb jij tegen haar gezegd?
Wie was dat kleine meisje?' Ik vuurde mijn vragen op hem af.
Hij lachte.
ik speelde een heel verwarde toerist die op zoek was naar een
paar familieleden. Ze vertelde me dat ik het verkeerde blok had. Ze
was heel aardig. het meisje moet hun dochtertje zijn. Ik weet zeker
dat we de goede Larry Ward hebben gevonden,' eindigde hij.
Ik zag de deur opengaan en draaide me snel om, pakte Randall
bij zijn arm om hem mee te sleuren.
'Er komt iemand naar buiten.' zei ik mei opeengeklemde
kaken.
Hij keek achterom terwijl ik doodsbang om zijn blik te volgen
doorliep. Het was als de vrouw van Lot in de bijbel, ik had het
gevoel dat ik als ik achteromkeek zou veranderen in een zoutpilaar.
Ik bleef met gebogen hoofd doorlopen.
'Hij is zwart,' zei Randall. ik wist het. Hij komt hierheen
met een kleine jongen.'
Ik voelde me opgelucht toen we bij de hoek waren. Ik stak
haastig de straat over.
'Wacht even,' riep Randall en pakte mijn arm vast. 'Wil je
zelfs niet even naar hem kijken?'
'Ik wil niet dat hij me ziet, als hij het werkelijk is.'
'We wachten hier,' zei hij en trok me mee naar een kranten- en
tijdschriftenwinkel.
Ik volgde hem en Randall pakte een krant. Hij ging betalen
terwijl ik door het raam naar buiten keek. Even later kwam de man
die mijn vader zou kunnen zijn in zicht. Hij droeg een tweed
sportjasje en jeans. Hij was minstens één meter tachtig en heel
knap met een krachtige mond. Hij was ook slank, met brede
schouders. Hij keek even naar de winkel en ik keek hem recht in het
gezicht, maar hij keek niet naar mij. Toch hield ik mijn adem in
toen hij naar een krantenkop keek. die snel las en toen
doorliep.
De kleine jongen naast hem hield stevig zijn hand vast. Ik
vond het een aardig kind, vooral door zijn trotse houding, met naar
achteren getrokken schouders en recht omhoog geheven hoofd. Nu en
dan keek hij even naar zijn vader alsof hij zeker wilde weten dat
hij hem goed imiteerde. Ze staken de straat over en liepen verder
naar de rivier. Die kleine jongen zou heel goed mijn halfbroertje
kunnen zijn, dacht ik, en dat jonge meisje in het huis mijn
halfzusje. Ik had al die kilometers, die enorme afstand, afgelegd
om hen en de man die mijn vader zou kunnen zijn, te zien. Het was
een vreemd gevoel. Het was of ik werd opgenomen in een droom, in
een zee dreef van wensen en beloftes.
'Nou?' vroeg Randall die naast me kwam staan. 'Wat vind je? Ik
geloof absoluut dat er een gelijkenis is,' zei hij en knikte voor
ik kon antwoorden.
'Dal kun je niet zeggen na niet meer dan een glimp van hem te
hebben opgevangen, Randall.'
'Laten we eens zien waar ze naartoe gaan,' stelde hij voor.
'Misschien kunnen we hem dan wat beter bekijken.'
'Dat wil ik niet, Randall.'
'We blijven ver genoeg achter ze om...'
'Nee,' zei ik nadrukkelijk. 'Ik wil het niet. Het geeft me een
onprettig gevoel. Hij gaat wandelen met zijn zoontje. Het is niet
juist om ze te bespioneren.'
'Niet juist? Waarom niet, als je bedenkt wie jij bent en wie
hij heel goed zou kunnen zijn?'
'Dal weet ik niet,' zei ik en ik liep naar buiten, de andere
kant op.
'Hé, wacht even. Waar ga je naartoe?' vroeg Randall,
hardlopend om me in te halen.
ik weet het niet. Terug naar huis, denk ik.'
'Rain...'
'Laat me met rust,' riep ik en ging sneller lopen. Hij bleet'
achter, volgde me langzaam. Hij was verstandig genoeg om uit mijn
buurt te blijven. Ik voelde zoveel emoties, zoveel tegenstrijdige
gevoelens. Ja, ik wilde hem leren kennen, erachter komen of hij
echt mijn vader was en dan met hem praten, meer over hem te weten
komen en te zorgen dat hij ook dingen over mij te weten kwam. Maar
ik was ook doodsbang dat hij, als ik naar hem toe ging en hij
ontdekte wie ik was, zich van me af zou keren en me zou verbieden
bij hem of zijn gezin in de buurt te komen. Wat voor recht had ik
om zo op hem af te komen? Hoe kon ik verwachten dat hij iets om me
zou geven, iemand die hij nooit had gekend, nooit had gezien!
Het maakte dat ik me bijna onrein voelde, een voyeur, iemand
die hier kwam om hem en zijn gezin te bespioneren. En toch flitste
het beeld van zijn gezicht - die heldere zwarte ogen, die
intelligente uitdrukking en die zachte glimlach waarmee hij naar
zijn zoontje keek - weer voor mijn ogen. Hoe was zijn stem? Als hij
eens met evenveel liefde en trots naar mij keek als naar zijn
zoontje?
Ik was nog steeds op zoek naar die liefde en ik was er
allesbehalve van overtuigd dat ik die zou vinden bij deze vreemde
man, vooral als ik hem dwong naar me te kijken, als ik hem de weg
versperde en riep: Hier ben ik! Ik ben je dochter! Je moet van me
houden!
Per slot was liefde niet iets watje afkon dwingen. Die kwam
uit dat speciale plekje in ons hart, bloeide op als een bloem die
gekoesterd werd. Echte liefde had tijd nodig.
'Daar vóór ons is Chiswick Bridge," hoorde ik Randall zeggen.
Hij had me langzaam ingehaald. 'We maken nu een van de aanbevolen
wandelingen langs de Theems. We kunnen naar Kew Gardens
gaan.'
Ik draaide me naar hem om en schudde mijn hoofd.
'Altijd de reisleider, hè?'
ik wilde alleen niet dat je zou denken dat je je tijd verspild
had,' protesteerde hij. Toen ging hij voor me staan en strekte zijn
armen naar me uit. 'Het is opgenomen in het programma, mevrouw.
We
willen het al onze klanten naar de zin maken, vooral jullie
Yanks met al je geld.'
Ik moest lachen.
'Zo is het beter,' zei hij. ik begon me al zorgen te
maken.'
'Het spijt me dat ik je zo pardoes liet staan,' zei ik, 'maar
het ging allemaal een beetje te snel.'
'Natuurlijk. Je kunt terugkomen wanneer je wilt. Ik heb nog
iets ontdekt dat je misschien zal interesseren,' zei hij, en zocht
iets in zijn zak. Hij overhandigde me een stukje papier.
'Wal is dat?'
'De naam van de school waar hij les geel t en het adres. Ik
wilde het je niet geven voor er een reële mogelijkheid bestond dat
we de juiste man hadden. En ik weet dat hij dat is.'
'Hoe ben je hier achtergekomen, Randall?'
Hij haalde glimlachend zijn schouders op.
ik ben naar de school gegaan. MacWaine heeft boeken over de
scholen in Londen en ik heb de faculteitenlijst bekeken en Larry
Ward gevonden en het adres genoteerd.'
'Boswell Community College?'
'Hij is hoofd van het Engelse instituut,' zei hij. Hij haalde
weer zijn schouders op. ik probeer alleen maar te helpen.'
'MacWaine weet toch niets van je onderzoek, hè?'
'Nee, ik heb het kunnen opzoeken zonder dat hij het wist. Maak
je maar niet ongerust.'
ik kan niet geloven datje dat allemaal hebt gedaan.'
'Hel was niks, gemakkelijk,' zei hij.
Ik stopte het briefje in mijn zak en staarde naar de brug. het
had nog niet geregend, al zou dat nog kunnen komen, maar de mensen
die langsliepen schenen zich er niet om te bekommeren.
'Wil je naar de Gardens?' vroeg Randall. 'Het is nog
vroeg.'
'Nee, ik ben moe,' zei ik. 'Ik voel me of ik kilometers gerend
heb. Ik wil alleen maar naar huis.'
'Oké,' zei hij en we zochten het dichtstbijzijnde underground-
station op.
Toen we bij Endfield Place waren en afscheid hadden genomen,
liep ik snel naar binnen, regelrecht naar mijn kamer. Toen ik de
deur opendeed zag ik dat er een brief onderdoor geschoven was. Hij
was aan mij geadresseerd en kwam uit Duitsland. Roy had eindelijk
geschreven.
Ik draaide hem om en bestudeerde de envelop. Het leek of hij
geopend was en weer dichtgemaakt, dacht ik. Het maakte me woedend
dat mijn post was gelezen. Maar op het moment interesseerde het me
meer wat er in de envelop zat, dus ging ik op mijn bed zitten en
maakte hem langzaam open.
Lieve Rain,
Toen ik je brief kreeg heb ik hem (licht gelaten tot ik naar
bed ging. Alleen al het zien van je handschrift toverde je gezicht
voor mijn ogen. Ik heb je brief steeds opnieuw gelezen. Een paar
kameraden van me dachten waarschijnlijk dat ik bezig was iets
belangrijks uit mijn hoofd te leren. In ieder geval hen ik blij dat
je bent waar je wilde zijn en dat het leven daar niet zo slecht is.
Ik wed datje al hopen nieuwe vrienden hebt gemaakt en datje veel
succes hebt op je school.
Ik ben van plan binnenkort mijn eerste echte verlof op te
nemen en nu ik precies weet waar je woont, zal ik langskomen om je
op te zoeken. Ik hoop dat je minstens half zo verlangend bent om
mij te zien als ik jou. Je foto hangt boven mijn bed. Als iemand
naar je vraagt, vertel ik dat je mijn meisje bent. Dat ben je
altijd geweest en dat weet je. Soms lig ik op mijn bed en herinner
me alles, hoe je opgroeide en mei die mooie ogen van je naar me
keek.
Natuurlijk herinner ik me één speciale middag toen ik je
vertelde wat je voor me betekent en, nou ja, ik kan het zelfs niet
schrijven, maar je weet welke middag ik bedoel. Hemel, ik kan
gewoon niet geloven dat ik zoveel schrijf. Het is waarschijnlijk
meer dan wat ik al die tijd dat ik op school was, heb geschreven.
Ik kan je zien glimlachen en lachen als je dit leest.
Ik wil niet steeds hetzelfde blijven zeggen, dus eindig ik met
al mijn liefde en de hoop dat je een klein plekje in je hart voor
mij zal inruimen.
Ik stond op het punt de brief te ondertekenen en dicht te
plakken, maar toen dacht ik aan mama en jou en Beni, en liepen al
die dagen van vroeger dooreen in mijn hoofd. Ik mis ze. Als jij
er
niet was, denk ik dat ik me verschrikkelijk eenzaam zou
voelen.
Ik wilde het je laten weten.
Ik klets nu maar wat.
Dag.
Liefs.
Tot ziens,
Roy
Ik vouwde de brief zorgvuldig op en stopte hem weer in de
envelop. Toen ging ik liggen met de brief naast me en dacht aan Roy
en mama en Beni. De tranen sprongen in mijn ogen. Ik verlangde er
zo naar om Roy te zien, maar ik wist dat hij hoopte dat ik hem zou
vertellen dat ik van hem hield op dezelfde manier als hij van mij
hield, en dat bracht me in de war. Hij was té lang mijn grote broer
geweest. Het was niet gemakkelijk om gewoon op te houden met op die
manier aan hem te denken. Ik had geprobeerd hem dat uit te leggen,
maar hij had geweigerd het te accepteren. Ik wilde Roy geen
verdriet doen. Ik denk dat ik gehoopt had dat hij inmiddels iemand
anders zou hebben gevonden en het probleem vanzelf zou worden
opgelost, maar blijkbaar was dat niet het geval.
Vreemd, dacht ik, dat er mensen waren van wie ik wilde houden
maar het niet kon en mensen die van mij hielden en dat niet moesten
doen. Het lot plaagde me, liet me voor spiegels bungelen zodat ik,
als ik langzaam ronddraaide, mezelf bij elke draai kon zien
worstelen. Wanneer zou er een eind aan komen? Wanneer zou ik
ophouden met zo rond te tollen?
Ik moet door pure emotionele uitputting in slaap zijn
gevallen. Plotseling voelde ik mijn lichaam bewegen en ik deed mijn
ogen open in het donker. Even was ik in de war, had geen weet van
de tijd en de dag. Toen keek ik op de klok en kwam als een duveltje
uit een doosje overeind. Ik was door het hele diner heen geslapen.
Hoe was dat mogelijk? Waarom was Boggs niet op mijn deur komen
bonzen? Ik had de deur nu op slot gedaan, maar hij had kunnen
kloppen tot ik wakker werd. Hij was beslist niet verlegen.
Misschien wilde hij dat ik een slechte beurt zou maken zodat de
Endfields me het huis uit zouden zetten.
Ik deed de lamp aan en ordende snel mijn kleren en mijn haar.
Toen ging ik naar de badkamer, spoelde mijn gezicht af met koud
water en liep haastig de gang door naar de keuken om me te
verontschuldigen. Toen ik daar kwam, was alles al afgewassen en
opgeborgen. Mevrouw Chester en Mary Margaret waren weg en de
eetkamer was leeg, de tafel gedekt voor het ontbijt. Het leek haast
of er niemand was geweest voor het avondeten.
Totaal in de war liep ik de gang in en luisterde ingespannen.
Behalve het gebruikelijke gekraak in het huis hoorde ik niets, geen
voetstappen, geen stemmen, niets. Langzaam liep ik de gang af en
keek in de biljartkamer, het kantoor en de zitkamer. Ze waren
allemaal leeg. Alleen in de zitkamer brandde een kleine lamp. Alle
andere kamers waren donker. Ik luisterde weer, hoorde niets en ging
terug naar de keuken.
Ik besefte dat ik honger had en zette thee en at een
beschuitbol met jam. Terwijl ik zat te eten, verwachtte ik elk
moment Boggs te zien binnenstormen om me de mantel uit te vegen
omdat ik mijn plicht had verzaakt, maar bij uitzondering kwam hij
niet tevoorschijn. Ik ruimde op en luisterde weer naar de stilte in
het huis voor ik terugging naar mijn kamer.
Ik zag dat Boggs' deur gesloten was en toen ik in de gang
stond te luisteren hoorde ik ook geen geluid uit zijn kamer komen.
Iedereen was kennelijk heel vroeg naar bed gegaan, dacht ik. Ik
haalde mijn schouders op en liet een bad vollopen met warm water.
Ik keerde terug naar mijn kamer waar ik van plan was wat te lezen
voor ik ging slapen. Ik had net mijn boek met verzamelde
toneelstukken opengeslagen toen een gloed die over het terrein viel
mijn aandacht trok.
Langzaam stond ik op. liep naar het raam en staarde naar de
kleine cottage. Vanavond was die helderder verlicht en dat
lichtschijnsel had ik gezien. Terwijl ik uit het raam keek, zag ik
silhouetten achter de gordijnen. Toen verdwenen ze weer. Ik deed
mijn raam nog wal verder open en bracht mijn gezicht dichter bij de
opening. Ik dacht dat ik iets hoorde dat klonk als
draaimolenmuziek. Het was heel zacht, bijna tinkelend.
Er woonde niemand, hield iedereen bij hoog en bij laag vol,
bijna kwaad omdat ik het vroeg. Maar wat had dit dan te
betekenen?
Ik had meer dan genoeg van alle mysteries en de schaduwen, de
kribbige zijdelingse blikken en het gefluister. Ik wist niet wat ik
precies riskeerde, maar ik wist dat ik niet zou kunnen slapen als
ik me dat steeds weer moest afvragen. Behalve de muziek die over
het terrein klonk, was het nog steeds heel stil in huis. Zelfs het
gekreun en gekraak in muren en vloeren leek te zijn gestopt. Ik
pakte mijn ochtendjas en trok mijn slippers aan. Toen, zo zacht als
de beroemde geest van sir Godfrey Rogers' maîtresse zich door het
huis zou bewegen, sloop ik op mijn tenen de gang door naai' de
achterdeur en glipte naar buiten.
Het was kouder dan ik verwacht had. Met mijn armen om me heen
geslagen tuurde ik naar de cottage. Staande in het duister voelde
ik dat ik kon observeren zonder te worden ontdekt. Ik wachtte en
keek, maar zag niemand. Het leek veilig om het grasveld over te
steken naar de cottage. Ik liep langzaam en keek goed om me heen.
De muziek kwam absoluut uit de cottage. Halverwege bleef ik staan
omdat ik dacht dat er iemand achter me aan sloop, maar er was
niemand te bekennen. Na een ogenblik liep ik verder tot de eerste
heg bij de cottage. Iemand bewoog achter het gordijn, aarzelde en
verdween toen. Mijn hart stond stil en kwam toen weer dreunend als
een pneumatische boor op gang.
Hurkend kroop ik centimeter voor centimeter naar het raam,
nadat ik nog een keer achter me en om me heen had gekeken.
Langzaam, bijna alsof ik het niet wilde zien, alsof iets in me zich
instinctief terugtrok, bracht ik mijn oog voorde hoek van het raam
en tuurde naar binnen.
Ik had de kleine meubeltjes natuurlijk al gezien, maar nu
waren er meer poppen en de poppen die ik al eerder had gezien waren
verplaatst. De pop die zo groot was als een klein kind zat nog op
de miniatuurbank tegenover me. Ze keek of ze me uitlachte.
Ik realiseerde me dat de muziek niet uit deze kamer kwam maar
uit een andere kamer aan de zuidkant van de cottage. Ik trok me
terug en zorgvuldig in de schaduw blijvend liep ik langs de
voorkant van de cottage naar de andere kant. Weer keek ik om me
heen voor ik verderging, tot ik er zeker van was dat er niemand
buiten stond te wachten om op me af te springen.
De heggen aan deze kant stonden dichter bij de cottage zodat
ik heel langzaam verder moest lopen om niet verward te raken in een
lak. Toen ik hij de ramen kwam, hurkte ik weer op de grond en hief
langzaam mijn hoofd op. Door de dunne gordijnen heen zag ik een
gestalte op het bed liggen en een andere grotere gestalte die op de
rand van het bed zat. Ik bewoog mijn hoofd heel langzaam naar de
smalle spleet tussen de gordijnen.
Mensen zeggen vaak dat als ze iets angstaanjagends zien hun
bloed stolt. Of er golven vrieslucht door je aderen gaan, die je
bloed doen stollen en je hart bedekken met ijs. Ik kon het nu
begrijpen. Het overkwam mijzelf.
Het was mijn oudoom Richard die op het bed zat met een
kinderboek in zijn handen. Hij droeg een fluwelen ochtendjas over
zijn pyjama. En gekleed in een kort nachthemd met varkentjes en
eekhoorns en konijntjes erop zag ik Mary Margaret op het bed
liggen. Ze zoog op een rode ronde lolly. Haai" ogen waren
opengesperd alsof ze vijfjaar was en een fascinerend verhaal
hoorde. Naast haar op het nachtkastje speelde een muziekdoos.
De kamer zelfwas onmiskenbaar ingericht voor een klein meisje.
Het behang was wit met roze en met stripfiguren. Op de planken
zaten nog meer poppen, er stond een klein mauvekleurig bureautje en
een stoeltje en een roze kleed. Alle prenten aan de muren waren uit
sprookjesboeken en kinderfilms. Op de toilettafel zag ik een kleine
borstel en kam en een paar flesjes parfum.
Het raam stond een klein eindje open zodat ik kon horen wat er
gezegd werd als ik mijn oor wat lager hield.
De stem van oudoom Richard fluctueerde overdreven terwijl hij
het verhaal voorlas van een klein eendje dat in het bos te ver van
zijn moeder was afgedwaald en wanhopig de weg naar huis probeerde
te vinden.
'Haar zachte gekwaak weergalmde in het donker,' las hij, 'en
ze fladderde met haar veren en rende steeds harder, zonder te weten
of ze in de goede richting liep. Plotseling hoorde ze een uit
en ze bleef staan om omhoog te kijken.
'Hoehoe? zei de uil. Ik heet Dolly en ik ben verdwaald, zei
Dolly. Ze wist niet dat uilen alleen maar hoehoe zeggen... Is dat
niet grappig, Heather?' vroeg hij aan Mary Margaret.
Ik keek naar haar.
Mary Margaret knikte heftig en haalde de lolly uit haar
mond.
'Ja, papa,' zei ze. Ze forceerde een giechel en stopte de
lolly weer in haar mond.
'Wil je de rest horen of ben je moe?' vroeg hij.
Ze haalde de lolly weer uit haar mond.
ik wil de rest horen, papa,' zei ze.
Richard glimlachte en las verder.
'Hoehoe? zei de uil. Dolly herhaalde haar naam en zei weer dat
ze verdwaald was. Ze wachtte. De uit ging verder met hoehoe,
hoehoe?
'Waarom luister je niet naar me? zei Dolly kwaad. Ik heb je
toch gezegd wie ik ben. het enige wat de uit zei was hoehoe,
hoehoe, dus holde Dolly verder lot ze een gesis hoorde. Ze bleef
staan en tuurde in het donker. Wie is daar? vroeg ze. Er klonk weer
een gesis. Ze liep langzaam verder,' las Richard en legde zijn
vingers op Mary Margarets arm en deed net of ze kleine voetjes
waren die omhoop kropen naar haar schouder. Ze giechelde.
'Plotseling,' las hij verder, 'schoot er een slang onder een
rots vandaan. Hij slak zijn tong uit. Dat is niet erg beleefd, zei
Dolly tegen hem. Hij siste weer en glibberde naar haar toe.'
Richards hand verdween onder de deken. Mary Margaret gilde en
wipte omhoog. Toen keek ze of ze zou gaan huilen en Richard trok
zijn hand terug en omhelsde haar.
'Kom, kom. niet bang zijn. Heather. Ik deed maar alsof. Je
moeder zal me er nog van beschuldigen dat ik je nachtmerries
bezorg.'
Hij streek over haar haar en legde toen haar hoofd weer neer
op het kussen. Ze keek naar hem op toen hij de lolly uit haar
hand nam en op een schoteltje op het nachtkastje legde.
'Ik denk datje moe wordt,' zei hij en ze sloot haar ogen,
opende ze weer, knipperde met haar wimpers en deed haar ogen toen
weer dicht. Hij bukte zich en kuste haar zacht op haar
voorhoofd.
'Morgen vertel ik de rest van het verhaal. Er komt nog heel
veel, maar maak je niet ongerust. Dolly komt veilig thuis bij haar
moeder na nog veel meer avonturen te hebben beleefd. Oké?'
Mary Margaret knikte nauwelijks.
Mijn oudoom stond op, trok haar deken om haar heen en kuste
haai' weer, nu op haar wang. Hij zette de muziekdoos af en
draaide
de lamp uit. Hij bleef lange tijd op haar neerkijken en liep
toen de kamer uit.
De regen die de hele dag gedreigd had, begon nu in een lichte
motregen te vallen, maar ik kon me niet verroeren. Mijn benen
voelden verstijfd en verkrampt en mijn borst deed pijn omdat ik zo
lang mijn adem had ingehouden. Juist toen ik op het punt stond weg
te gaan, ging de lamp weer aan en Mary Margaret duwde de deken van
zich af. Ze droeg een nachthemd dat nauwelijks tot haar dijen
reikte. Ik keek als gehypnotiseerd toe. Ik kon me niet bewegen, al
begon het harder te regenen.
Ze stond op van het bed en liep naar de kast. Ik zag dat ze
het nachthemd uittrok en haar eigen kleren aantrok. Toen ze zich
aangekleed had. draaide ze de lamp weer uit en verliet de
slaapkamer. Ik bleef in de schaduw staan, tegen de muur gedrukt om
me te beschermen tegen de regen. Ik hurkte nog dieper op de grond
toen ik de deur van de cottage open en dicht hoorde gaan. Enkele
ogenblikken later stak Mary Margaret snel het grasveld over. Ze had
een paraplu en liep naar de voorkant van het huis. Enkele seconden
later zag ik de limousine van de Endfields wegrijden met Boggs
achter het stuur.
Ik wachtte nog ongeveer dertig seconden en toen stond ik op om
weg te gaan. Mijn benen voelden als lood. Met zware maar snelle
stappen liep ik haastig terug naar de achterdeur van het huis en
ging naar binnen. Ik voelde de ijzige kou in mijn lichaam langzaam
wegtrekken, maar mijn hart bonsde nog en mijn keel voelde of er een
gil in gevangen zat. Na een paar keer diep te hebben ademgehaald
verdween dat gevoel. Ik liep door de gang naar mijn kamer.
Mijn ochtendjas was doorweekt en mijn haar ook. Ik pakte een
schoon droog nachthemd, ging naar de badkamer en droogde me af met
een handdoek. Langzamerhand voelde ik me weer warm worden en ik
liep terug naar mijn kamer. Ik keek uit het raam. Het regende nu
hard en de regendruppels tikten luid en ritmisch tegen het raam.
Het ritme paste bij het ritme van mijn hart. Ik trok het gordijn
dicht en ging terug naar mijn bed, verlangend om onder de dekens te
kruipen. De rillingen kwamen nu van mijn gedachten en niet van de
kou.
Het was zo bizar, droevig en angstaanjagend. Ik kon alleen
maar raden hoe lang dit al aan de gang was. Kon ik mijn oudoom
Richard na wat ik gezien had ooit nog op dezelfde manier onder de
ogen komen? Zou hij maar één blik op me te hoeven werpen om te
weten dat ik hem en Mary Margaret had bespied? En zij? Zou zij het
ook door hebben? Dwong hij haar dit te doen of wilde ze het zelf?
Misschien betaalde hij haar extra.
De regen sloeg tegen de zijkant van het huis. Staccato slagen
op de muren en het dak waren als trommels die me naar de
nachtmerries begeleidden die gretig wachtten tot ze in mijn
droomwereld konden dringen zodra ik mijn ogen had gesloten. Ik was
bang om in slaap te vallen.
Naar wat voor huis was ik gestuurd... Ja, deze mensen waren
rijk en genoten veel respect. Ze gingen om met leden van het
vorstenhuis en vertoefden in de kringen van de machtigen en
invloedrijken. Ze kleedden zich correct, spraken perfect en deden
het voorkomen of alles wat ze deden en voor hen gedaan werd
volledig in balans was.
Maar ze woonden in een huis met een duistere geschiedenis. Ze
hadden het gerestaureerd en gemoderniseerd maar hadden hun eigen
geesten meegebracht behalve de geesten die hier al heetten te
wonen. Een stroom van verdriet liep door deze fraai ingerichte
kamers.
Ondanks alles wat ze zeiden en hoe ze leefden, hadden Richard
en Leonora hun tragische verlies blijkbaar niet kunnen verwerken.
Nu ik in mijn warme bed lag en kon nadenken, voelde ik me steeds
minder bang worden. Medelijden en ironie vervingen de angst die me
had bevangen bij die ramen van de cottage. Via hun schijnbaar
perfecte Engelse leven probeerden ze een muur om zich heen op te
trekken om hun verdriet en hun geheimen buiten te sluiten. Het
werkte niet; dat had het waarschijnlijk nooit gedaan en zou het ook
nooit doen.
De waarheid was zo krachtig en volhardend als water. Hij zou
door elke kleine opening naar binnen sijpelen, en elke poging om de
gaten in hun hart te dichten zou falen, want er zou alleen maar een
ander gal komen tot al die kasteelmuren zouden instorten en de
waarheid zou binnenstromen en de bedrieglijke gezichten wegspoelen.
Er was geen bedrieglijk gezicht ter wereld dat met succes kon
verbergen wat het bedrieglijke hart wist. Dat had Shakespeare me
geleerd.
Alles wat mijn oudoom en -tante hoefden te doen was uitkomen
voor hun verdriet. Richard probeerde wanhopig het verdriet te
negeren met zijn geheime cottage, maar op een dag zou die illusie
bezwijken en dan zou het nog erger zijn. dus had ik medelijden met
hem.
Hoe ironisch was het dat sommige ouders zich wanhopig
vastklampten aan hun kinderen en aan de herinneringen terwijl die
van mij hadden geprobeerd mijn hele bestaan te ontkennen. Als de
dochter van oudoom Richard nu voor hem zou verschijnen, zou zijn
hart opspringen van vreugde. Wat zou het hart van mijn vader doen
als ik verscheen? Zou het ineenkrimpen in zijn borst, zich ballen
als een vuist?
Gek, dacht ik, al was die scène in de cottage nog zo bizar, ik
kon het niet helpen dat ik toch jaloers was. Ik had nooit een vader
gehad die op de rand van mijn bed zat en me voorlas. Ik had nooit
een vader gehad die me toedekte en me een zoen gaf op mijn wang en
me welterusten wenste. Ik had nooit een vader gehad die me een
gevoel van veiligheid en liefde gaf, die me beschermde tegen de
demonen die buiten voor mijn raam dansten. Heel even wenste ik
bijna dat ik Mary Margaret was, kon doen alsof, maar tegelijk de
liefde voelen waarnaar ik zo verlangde.
Wat zouden mijn eerste woorden zijn tegen mijn natuurlijke
vader? Zou ik hem vragen hoe hij het goed wilde maken? Zou ik hem
vragen al die lange en eenzame nachten goed te maken, de diepe
holen van eenzaamheid waarin ik vertoefde? Zou ik hem haten of van
hem houden?
Misschien moest ik hem meesleuren naar de droomcottage en hem
dwingen me een verhaaltje voor het slapen gaan voor te lezen. Diep
in mijn hart geloofde ik dat mijn oudoom misschien meer dan wie ook
zou begrijpen waarom ik dat wilde. Hij zou me niet uitlachen of me
erom veroordelen. Misschien zou hij zelfs Boggs in die limousine
naar mijn vader sturen om hem hierheen te brengen.
'Je hebt een dochter die je al die jaren hebt verloochend,'
zou hij verbaasd zeggen. 'Waarom? Waarom had jij de kans haar te
krijgen en te verloochenen, terwijl mijn eigen dochter, voor wie ik
zo dankbaar was, mij werd afgenomen? Waarom?'
Waar waren de antwoorden op al die vragen? Moest ik zelfs
maaide moeite nemen ze te zoeken of zou ik verdergaan zoals zoveel
mensen die ik nu kende en net doen of er geen vragen waren? Had ik
een keus?
Een tijd geleden wierp een mooie jonge vrouw zich impulsief en
roekeloos in de armen van een knappe, intelligente zwarte man, die
haar hart had welen te veroveren. Hun passie was te groot om zich
om iets anders te bekommeren dan om hun eigen behoefte aan een
intenser leven. Hij plantte zijn zaad in haar en ze bracht me ter
wereld, bijna als een uitdaging. Hun liefde was niet van blijvende
aard. Ze gingen uiteen omdat ze niet bereid waren tot grote
opofferingen en ik, ik werd vergeten samen met hun passie.
Jaren later zou ik hen onder ogen komen en zou ik proberen te
begrijpen wat het was dat mij had geschapen.
Was het het lot dat hen strafte?
Was het liefde die ondanks alles de kop opstak?
Was het een zorgeloos zwervend vonkje van leven dat mijn naam
binnen zweefde?
Vandaag had ik naar de man gekeken die me had geschapen en hij
was nog steeds een vreemde.
Morgen zou ik weer naar hem kijken.
In mijn oren hoorde ik nog de klanken van de muziekdoos. Ik
sloot mijn ogen en verbeeldde me dat ik de lippen van mijn vader op
mijn wang voelde.
Ik hoorde hem zeggen: 'Ik zal ervoor zorgen dat je nooit meer
bang hoeft te zijn.'
En in de wetenschap dat ik die droom zou kunnen dromen was ik
niet bang om in slaap te vallen.
***