Proloog
Soms, vroeg in de avond, als de schaduwen zich verdiepten in
de hoeken van de kamers in het grote huis van grootma Hudson,
hoorde ik een zacht gefluister. Ik hoorde het niet toen ik er pas
kwam, maar ik hoorde het nu steeds vaker. Het gefluister klonk als
stemmen die me waarschuwden, maar waarvoor, vroeg ik me af.
Waarvóór?
In Washington D.C. had mama me eindelijk de waarheid verteld
over mijn geboorte: mijn echte moeder was een rijke blanke vrouw
die op de universiteit zwanger van me was geworden. Haar toenmalige
vriend was een zwarte jongen, Larry Ward genaamd, en toen ik
geboren was had de vader van mijn natuurlijke moeder geregeld dat
ik bij Ken en Latisha Arnold kwam te wonen. Ken was er goed voor
betaald. Ik groeide op in de overtuiging dat Beni Arnold mijn
jongere zusje was en Roy Arnold mijn oudere broer.
Nadat Beni was vermoord door leden van een bende en mama me de
waarheid had verteld over mijzelf, dwong ze mijn blanke moeder
Megan Randolph ons te ontmoeten en smeekte haar toen me uit de
wereld van het getto weg te halen. Ik dacht dat mama probeerde me
bij mijn echte familie onder te brengen omdat ze zich zo ongerust
maakte over drugs en de gewelddadigheid van de bendes, maar er was
een andere reden, die ik pas veel later zou ontdekken. Mama ging
dood aan kanker en ze wilde zeker weten dat ik in veiligheid was en
de kansen zou krijgen die zij me nooit zou kunnen geven.
Mijn echte moeder stribbelde tegen. Ze wilde mama alleen meer
geld geven. Ze zei dat dit het slechtst mogelijke moment was omdat
haar man in aanmerking kwam voor een hoge politieke functie. Ten
slotte, als een compromis om mijn ware identiteit toch geheim te
kunnen houden, regelde mijn moeder dat ik bij mijn grootmoeder,
Frances Hudson, die weduwe was, zou komen te wonen. Voorde rest van
de wereld zou het een gebaar van liefdadigheid zijn: een arm meisje
in huis nemen dat veelbelovend was op academisch gebied. Rijke
mensen hadden zoveel liefdadige doeleinden en organisaties op hun
naam staan dat één meer, fictief of niet, geen probleem was.
In het begin dacht ik dat ik het niet lang zou maken in dat
rijke, landelijke milieu in Virginia en op Dogwood, een
particuliere school met voornamelijk rijke kinderen, maar niet
omdat ik niet was opgewassen legen de studie. Ik had weliswaar een
armenschool bezocht, maar ik was altijd een goede leerlinge geweest
en had veel gelezen. En ik maakte me geen zorgen dat ik slecht
behandeld zou worden. Geen van die snobistische kinderen kon me
iets maken met minachtende blikken of valse opmerkingen. Ik had
ergere dingen meegemaakt.
Nee, wat me echt onrustig maakte was mijn grootmoeder. Ze was
een strenge, oude vrouw die me graag de les las en tekeer ging
tegen haar dokter, haar advocaten en accountants, en vooral tegen
de jongste zus van mijn moeder, Victoria, die het management van
het familiebedrijf had overgenomen. In die eerste dagen en weken
stonden grootma Hudson en ik tegenover elkaar als twee boksers. Ik
duldde niet dat ze ook maar één enkele zinspeling, één enkele
minachtende opmerking maakte over mijn leven met mama, Roy, Beni en
zelfs mijn adoptiefvader Ken Arnold.
Hoewel we in het Project, een armenwijk van Washington D.C.,
hadden gewoond, had mama nooit de hoop voor ons opgegeven. Ze wilde
dat ik zou studeren en iets zou bereiken. Ik was geen
achterbuurtkind, geen ordinaire gettomeid, en grootma Hudson mocht
me niet als zodanig afschilderen.
Ze besefte het gauw genoeg en het duurde niet lang of we
sloten een wapenstilstand, en na een tijdje begonnen we zelfs een
warme genegenheid voor elkaar te voelen. Op een dag hoorde ik dat
ze me zelfs in haar testament had opgenomen. Het maakte haar
jongste dochter Victoria woedend - die hoorde de waarheid over mij
pas toen mijn schooljaar op Dogwood bijna was afgelopen. Ze wilde
mijn moeder chanteren en haar dwingen mee te werken om mij uit het
testament te krijgen.
Ik vermoedde dat dit de ware reden was waarom ik de kans kreeg
naar een vooraanstaande toneelschool in Londen te gaan. Het was
gewoon een manier om me kwijt te raken, een soort compromis.
Maar grootma Hudson hield vol dat dat niet waar was.
'Dacht je heus dat ik me ooit door mijn dochter een
belangrijke beslissing zou laten voorschrijven?' brulde ze tegen me
toen ik het waagde dat te opperen.
'Nee,' zei ik.
'Juist. Zolang er nog een ademtocht in die oude longen over
is, zal haar dat niet lukken, dus heb geen medelijden met jezelf of
met mij,' waarschuwde ze. 'Mensen die medelijden accepteren hebben
de handdoek in de ring gegooid. Ik wil dat op mijn grafsteen
geschreven staat dat hier een vrouw ligt die nooit medelijden heeft
geaccepteerd. Begrepen?'
'Ja,' zei ik, en lachte naar haar. Ze mompelde iets en deed
verbolgen, maar bleef glimlachen onder dat masker van
verontwaardiging, een glimlach die alleen ik kon zien.
Het schooljaar was voorbij en ik zou over enkele dagen al naar
Engeland vertrekken. Mama was gestorven. Ken zat in de gevangenis,
waar hij thuishoorde. Roy was in het leger, en die arme Beni was
weg. Ik had niemand anders dan mijzelf, want mijn natuurlijke
moeder was erin geslaagd het geheim van mijn afkomst te bewaren, en
het leek of ze daar eeuwig mee door zou kunnen gaan alleen om de
vrede te bewaren in haar eigen perfecte wereld. Haar excuus was
altijd hetzelfde - dat ze haar man Grant, die probeerde in de
politiek te gaan, moest beschermen.
Haar eigen kinderen, Brody en Alison, hadden geen idee dat ze
mijn haltbroer en halfzus waren. Met Alison wilde ik trouwens toch
liever niet verwant zijn, maar Brody was een beetje al te attent
geworden en mijn moeder maakte zich ongerust dat hij romantische
gevoelens voor me zou gaan koesteren. Brody was een footballster en
had voorrang bij plaatsing op een universiteit. Ook mijn
grootmoeder maakte zich bezorgd dat hij me te aardig begon te
vinden.
Ik vermoedde dat dit een van de redenen was waarom ze me zo
graag naar Londen wilde hebben. Ze maakte plannen om me op de reis
erheen te vergezellen, maar haar dokter, die er, met mijn hulp, in
geslaagd was haar zover te krijgen een pacemaker bij haar aan te
brengen, raadde het haar dringend af. De pacemaker was nog niet
helemaal perfect. Natuurlijk kreeg grootma Hudson een woedeaanval
en zwoer ze het advies van haar dokter te zullen negeren. Ik
moest
voet bij stuk houden en zeggen dat ik niet zou gaan als zij
meeging.
'Ik wil niet verantwoordelijk zijn voor wal er met u zou
kunnen gebeuren,' zei ik vastberaden. Ze kon nog zo razen en tieren
en met haar handen zwaaien, ik week geen duimbreed.
'Dat is onzin.' Ze liep in de kamer te ijsberen, wild
gesticulerend. 'Tegen wie denk je wel dat je het hebt?'
'Ik hoopte tegen een verstandige volwassene,' antwoordde ik.
Haar lippen bewogen even zonder dat er een geluid uit haar mond
kwam.
'Je weel dat je een irritante jongedame bent, hè?' kon ze
eindelijk uitbrengen.
'Ik vraag me af van wie ik dat geërfd heb,' zei ik.
'Niet van je moeder, dat is zeker," zei ze. 'Zodra er een
crisis dreigt, holt ze de deur uit om een nieuwe jurk te
kopen.'
Ze plofte neer in de grote stoel in haar slaapkamer en leunde
achterover met haar armen op de gecapitonneerde leuningen.
'Ik waarschuw je. Mijn zus Leonora, die erin heeft toegestemd
datje bij haar komt wonen, lijkt in niets op mij.'
'Dat is een opluchting.'
'Wees niet zo onhebbelijk,' snauwde ze. Ze haalde diep adem,
keek uit het raam en draaide zich toen weer naar mij om. 'Ze is
heel conventioneel. Zij en haar man Richard zijn door en door
Engels. Hun leven is gevuld met gedragscodes waarbij vergeleken
mijn leefregels chaotisch zijn. Bovendien zul je daar wonen als een
van haar bedienden en allerlei karweitjes moeten verrichten.
Misschien ben je daar in je eentje niet tegen opgewassen. Ze zullen
je er elke dag aan herinneren hoe gelukkig je bent datje hen mag
bedienen:'
Ik antwoordde: 'Gelukkig. Ik vraag me elke dag af wal ik heb
gedaan om zoveel geluk te verdienen.'
'Je bent een brutaal nest. Nou ja,' zei ze met een zucht, 'ze
kunnen niet verwachten dat ik je al die koppige trekjes heb
afgeleerd in de korte tijd datje bij me hebt gewoond. Er is een
grens aan wat iemand kan bereiken, zelfs voor iemand als ik.'
'Nee toch, grootma, geeft u toe dat u beperkingen hebt?'
'Wil je me soms een hartaanval bezorgen? Ben je daarom zo
brutaal?'
Ik glimlachte.
Ze draaide zich om teneinde haar eigen glimlach achter haar
hand le verbergen en schudde toen haar hoofd.
"Ik kan me gewoon niet voorstellen dat jij bij Leonora gaat
wonen. Het was een slecht idee.'
'Ik weet zeker dat het niks is vergeleken bij de
omstandigheden waaronder ik leefde in Washington D.C., grootma.
Worden er mensen voor haar huis op straat doodgeschoten? Liggen er
drugsverslaafden in de portieken en staan er bendeleden op de hoek
die me willen terroriseren?'
'Ze heeft haar eigen horden waar je overheen zult moeten
springen,' antwoordde ze. 'Ze verkeert in de waan dat ze tot de
Engelse aristocratie behoort. Goedje zult het zelf wel zien.' Ze
zuchtte diep. 'Je zult trouwens toch het grootste deel van de tijd
op school zijn, denk ik. Als dat monster van een dokter me
vrijlaat, kom ik naar je toe en zal ik ervoor zorgen dat je niet
wordt uitgebuit.'
'Ik denk dat ik daar zelf wel voor kan zorgen; zei ik.
'Niet zo arrogant, Rain. Dat is onbehoorlijk en leidt alleen
maar tot moeilijkheden.'
'Ik ben niet arrogant. Ik ben... zelfverzekerd,' zei ik.
'Denkt u heus dat het gemakkelijk voor me is om naar een
ander land te gaan?' vroeg ik.
Ze lachte.
'Daar zit iets in. Oké, laten we daar niet over zeuren. Geef
me mijn pillen alsjeblieft,' zei ze, met een gebaar naar haar
nachtkastje. Ik pakte een van haar tabletten en gaf het haar met
een glas water. 'Je moeder beweert dat ze morgen komt om
afscheid te nemen. Verwacht niet te veel, ik weet zeker dat
ze wel een excuus zal hebben, bijvoorbeeld dat ze met Grant naar
een of andere politieke bijeenkomst moet.'
"Wat mijn moeder betreft,' zei ik, 'ben ik gewend geraakt aan
teleurstellingen.'
Ze knikte triest.
'Maar,' zei ze met een plotselinge glimlach, 'ik weet zeker
dat Victoria je maar al te graag wil helpen je koffers in de auto
te laden en je uit te zwaaien.'
'Ik weet het.'
Haar glimlach verflauwde en verdween toen.
'Misschien ben jij wel degene die geluk heeft. Ik moet hier
blijven met mijn kinderen en kleinkinderen, al zullen ze me niet
vaak opzoeken. Ik denk niet dat ik veel van Brody zal zien als jij
er niet bent,' voegde ze er met een achterdochtige blik aan
toe.
'Hij heeft me niet gebeld of geschreven, als u dat soms
bedoelt, grootma.'
'Mooi,' zei ze. Ze schudde haar hoofd. 'Je moeder zal vandaag
of morgen de waarheid toch onder ogen moeten zien.'
'Waarom?' vroeg ik nuchter.
Ik wilde dat ze zou zeggen dat het de enige juiste beslissing
was, ondanks het risico en de gevolgen. Bloed kruipt immers altijd
waar het niet gaan kan.
Toen ik mijn natuurlijke moeder voor het eerst ontmoette, had
ik gehoopt dat er een hechte band tussen ons zou ontstaan. Ik had
me verheugd op een moeder-dochterrelatie. Maar ze was nog steeds
een vreemde voor me en het leek onwaarschijnlijk dat het ooit zou
veranderen.
'Ik ga even een dutje doen,' zei grootma, in plaats van de
discussie voort te zetten.
Ik pakte een deken en legde die over haar benen en ze deed
haar ogen dicht. Ik vond het vreselijk om haar zo zwak en vermoeid
te zien. Dooreen vreemde wending van het lot was ze mijn enige
echte familie geworden. Zes maanden geleden zou ze me zelfs niet op
straat gezien hebben en ik haar evenmin. We waren de speelbal van
het lot, dacht ik, toen ik grootma Hudsons kamer verliet.
Toen ik door het huis liep, hoorde ik het gefluister in de
hoeken luider worden. Misschien kwam het van de geesten van grootma
Hudsons voorouders, die zich afvroegen wat er van hun wereld
terecht was gekomen nu iemand met mijn achtergrond daar woonde.
Misschien kwamen de waarschuwingen die ik meende te horen
daarvandaan. Een meisje met zwart bloed, een meisje met een
Afrikaanse Amerikaan als vader, woonde hier als een echt kleinkind,
kreeg van alles het beste en werd zelfs opgenomen in het testament
van deze oude gedistingeerde familie. De geesten uit het verleden
van deze familie zouden wel eens kunnen denken dat we het lot
tartten met ons gedrag.
Ik verliet het huis en liep naar het meer. Twee grote kraaien
za-
Ion op een rots. Ze staarden me behoedzaam en belangstellend
aan. Ik vroeg me af of een andere soort dan de mens kleur ook
belangrijk vond. Keken sommige vogels neer op de kraaien omdat ze
zwart waren? Ze waren heel mooi, meer als glanzend ebbenhout dan
zwart en hun ogen leken juwelen in de late middagzon. Roy had ook
zulke mooie donkere ogen, dacht ik.
Ik vroeg me af hoe het hem zou vergaan in het leger. Hij was
al overgeplaatst naar Duitsland en we hadden het erover gehad dat
hij me in ingeland zou komen opzoeken. Roy, dacht ik, moest zich
ook een wees voelen, want hij was nooit erg intiem geweest met zijn
vader en nu zijn vader in de gevangenis zat en zijn moeder niet
meer leefde, had hij alleen nog het leger. Ik had in ieder geval
grootma Hudson.
Het geluid van een autoclaxon deed de kraaien opvliegen. Ze
vlogen over me heen, met tegelijk fladderende vleugels waardoor ze
bijna één vogel leken. Hun snavels waren een beetje geopend zodat
het leek of ze lachten toen ze over het meer zweefden naar de
veilige duisternis van het bos.
'Dag,' fluisterde ik, en ik draaide me om naar Jake, grootma's
chauffeur. Hij had mijn vliegticket opgehaald en hield het omhoog
als een winnend lot uit de loterij. Haastig liep ik naar hem
toe.
'Alles is geregeld,' zei hij, en overhandigde me de envelop.
'Overmorgen vertrekje. Engeland. Wauw! Je bent zeker erg
opgewonden, hè?'
'Meer zenuwachtig dan opgewonden, Jake.'
Hij knikte glimlachend. Jake was lang. slank, kalend en had
borstelige wenkbrauwen. Ik hield van zijn zorgeloze karakter. Niets
scheen hem te deren. Vlak voor het eind van het schooljaar had hij
me meegenomen om me zijn paard te laten zien, een pasgeboren
veulen. Hij had het naar mij genoemd.
Grootma Hudson bofte dat ze iemand had als Jake. Hij was al
heel lang bij haar en ze kenden elkaar al voordat hij haar
werknemer werd. Zijn vader was vroeger zelfs eigenaar geweest van
het landgoed. In sommige opzichten leek hij meer familie dan
personeel.
'Je zult het er heel goed doen, Rain,' zei hij. 'Stuur me van
tijd lot tijd eens wat Engelse toffees. Over de Engelsen gesproken,
hoe gaat het met onze eigen koningin?' vroeg hij, naar het huis
starend.
'Mevrouw Hudson dreigt nog steeds om mee te gaan, als je dat
soms bedoelt.'
'Kijk maar niet verbaasd op als ze in het vliegtuig zit,'
waarschuwde hij knikkend.
'Als ze dat doet, spring ik eruit. Dat heb ik haar
gezegd.'
Hij lachte en liep naar zijn auto.
ik zal er zijn, vroeg en monter.'
'Denk maar niet dat ik erg monter zal zijn!' riep ik. Hij
zwaaide, stapte in en reed weg.
Het leek vroeg donker te worden. Het grote huis doemde voor me
op, de lichten brandden achter grootma Hudsons slaapkamerraam. Ik
was er maar kort geweest, maar in ieder geval besefte ik wal het
betekende om weer een thuis te hebben. Nu ging ik op weg naar een
onzeker avontuur. Ik had succes gehad in het toneelstuk van school
en mensen die verstand schenen te hebben van dat soort dingen
dachten dat ik het misschien in me had om actrice te worden.
En waarom zou ik niet het talent hebben om te doen alsof? Dat
had ik het grootste deel van mijn leven gedaan: net doen of we een
veilig huiselijk leven hadden, een vader die om ons gaf, een
toekomst voor mijzelf en mijn familie. Nu moest ik net doen of ik
een wees was terwijl ik wist dat ik een moeder had die me nog
steeds verloochende. Illusies waren een deel van me.
Het moest eenvoudig zijn om van het ene toneel op het andere
te stappen.
Als ik zo moet leven en zo moet zijn, is het dan niet beter om
een publiek te hebben dat voor me applaudisseert en hun
toejuichingen in ontvangst te nemen?
De maan leek een spotlight dat op me werd gericht. De wereld
om me heen was één groot theater.
Een golf van fluisteringen steeg op uit mijn denkbeeldige
publiek en bereikte me in het donker achter het gordijn.
'Wees niet bang,' zei mama.
'Neem je positie in, Rain,' beval de regisseur.
iedereen klaar?'
'Mama... ik kan er niks aan doen. Ik ben bang,' riep ik naar
de duistere coulissen.
'Het is te laat, kindje,' fluisterde ze. 'Het doek wordt
opgehaald.'
Ik knikte. Het was te laat.
"Het gaat beginnen.' dacht ik en stapte naar voren, het toneel
op, alsof ik verwachtte herboren te worden.
***