Een lift zo lang als de ferryboot naar Dover trekt hen gierend en brullend de liftschacht in. Pas een half uur later schuiven de deuren open en haasten ze zich met een twee dozijn anderen achter hun gids aan.

‘Ons edelglas is in heel Prester Johnsland befaamd,’ juicht de rondleider, ‘en welke gastvrouw droomt niet van een pronkkast vol patriarchale roemers? De prachtigste kleuren en je kunt het nog niet breken met een mokerhamer. Na de rondleiding bezoeken we de aangrenzende bazaar. Daar kunt u schenkkannen en de schitterendste kroonluchters met verbluffende kortingen kopen. U hoeft enkel uw kaartje te tonen.’

Ja, en dan zetten ze je helemaal af, denkt Marek, want alleen een minkukel gelooft zo’n doorzichtig verkooppraatje.

 

Als ze een vuistdik panoramaraam passeren, zigzagt Marek door de menigte en kijkt hij omlaag. De stad ligt in een vaalblauwe hittemist, als een ongelooflijk complexe mozaïek op de bodem van een diep meer. De rivier is een slang van gloeiend goud.

‘We zitten net in de sproei van de watervallen,’ zegt Senni. ‘Zie je die regenbogen niet? Vanaf het balkon is het uitzicht een stuk beter.’

‘Komen we daar vandaag ook?’

‘Wie weet?’ Ze trekt aan zijn arm. ‘Iedereen wacht op ons.’

‘Wat is dat voor een raar gekir uit je rugzakje?’

‘Mijn roddelvink. Je weet nooit wanneer je er eentje nodig hebt.’

‘Aha. Natuurlijk, een roddelvink.’ Als Senni in zo’n plagerige stemming is, komt er geen begrijpelijk woord uit.

‘Ik moest je nog iets vragen, papa,’ zegt ze als ze zich naast Geddit in de rij wringen. ‘Een spuitbus uit de Oudlanden, werkt die hier? Ik bedoel, ook in de maguswind, boven de muren?’

‘Hangt ervan af wat erin zit.’

‘Verf. Autolak. Ik heb hem uit ons magazijn.’

‘Geen reden waarom hij niet zou werken. Ik denk alleen niet dat de patriarch graffiti op zijn kerkmuren erg op prijs stelt.’

‘Daar is het niet voor. Ik gedraag me heus wel.’

 

Ze lopen onder zestien meter lange kroonluchters die als gigantische glazen kwallen boven hem zweven en met hun tentakels tinkelen. Dan langs paarden van zeegroen glas, doorzichtige badkuipen en een complete tuin waar elke bloem, elk blad uit glas werd geblazen. Marek houdt zijn armen stijf langs zijn lijf.

‘En dit is het schitterende hart van de glasmakerij,’ zegt de gids een vol uur later en hij duwt een ijzeren deur open. ‘Waar we de patriarchale spiegels gieten.’

Een duistere hal vol flakkerende vuren, als de smidse van Hephaistos. Kuipen met witheet glas ratelen onder een loopbrug door, kantelen dan en gieten een streep gloeiend glas over de walsplaat. Rollers walsen over het glas en smeren het uit tot dunne platen.

‘Na het afkoelen komen ze in de vacuümkamer terecht waar we zilver op de achterzijde dampen. Daarna snijden de krassers ze op maat en schroeven ze de spiegels in een sierlijst.’

‘Is elke spiegel hier eigenlijk een magische spiegel?’ informeert een palingkoning. ‘Erg magisch ziet het er hier niet uit.’

‘Ja, hoe werkt dat nu precies?’ vraagt Geddit. ‘Hoe zijn deze spiegels anders

dan gewone spiegels?’

‘Nou, dat zit zo: in elke kuip mikt de spiegelmeester een scherf van een bestaande spiegel. Een beetje zoals een joekel van een kunstparel ook om een piepklein zaadpareltje uitgroeit. Een matrix, ja? De nieuwe spiegel neemt de eigenschappen van de scherf aan.’

Geddit knikt. ‘Ik snap het. Alleen, waar is de patriarch dan nog voor nodig? Als de spiegel al opgeladen uit de werkplaats komt?’

‘Meneer, ik zou niet graag door een wilde spiegel stappen. Zonder lijst zou je overal terecht kunnen komen. Op vier, vijf plaatsen tegelijk en in bloederige hompen. Bovendien hebben spiegelgeesten vrij spel in een ongetemde spiegel.’

‘De patriarch stelt de spiegellijsten dus af? Maakt de spiegel veilig?’

‘U begrijpt het.’ De gids veert op. ‘We boffen, beste mensen! Daar stapt de spiegelmeester in hoogsteigen persoon de loopbrug op. Heer Shadrach Wilhelm von Escher zelf.’ Hij wuift enthousiast. Helaas kijkt de man op de brug straal over hem heen.

De spiegelmeester draagt een mantel van gestikte asbestplaten, ziet Marek door de kijker. Uit zijn kegelhoed steekt de schitterende veer van een feniks en zijn laarzen moeten van drakenleer zijn. Hij slentert in ieder geval zonder enige aarzeling door de vlammen.

Een nieuwe bak met glas schuift onder hem door en hij werpt er een scherf in met een nuffig wipje van zijn pols. Vier, vijf seconden dansen groene vlammen boven de bak, vlammen die in een gevleugelde slang veranderen, dan in een masker met de kwastoren van een lynx. De vlammen zakken terug en de bak glijdt verder.

‘Merk de spiegelmeester!’ sist Geddit tegen Cirnja. ‘We moeten hem straks terugvinden!’

Zijn dochter rukt de klep van haar handtasje open. Een vale nachtmot fladdert op en dwarrelt als een dor blad door de gloeiend hete luchtstromen. Een tweede mot volgt, een derde. Cirnja kromt haar linkerduim. Marek ziet de motten flikkeren, uitdoven.

Cirnja trok een vouw open. Zij stuurt ze.

Een seconde later fladderen de motten hoogst hinderlijk om het hoofd van de spiegelmeester. De man wappert met zijn handen, plet een mot tegen zijn mouw.

‘We hebben hem,’ zegt Geddit tevreden. ‘Met vleugelpoeder op zijn handen kunnen de andere motten hem overal terugvinden.’

‘Ik schoot veertien foto’s,’ zegt Darwen. ‘Eentje moet toch wel gelukt zijn? Hij stond op “sport” voor het bewegen en ze zijn 12 Meg.’ Hij steekt zijn digitale camera terug in zijn met koperfolie gevoerde jaszak.

‘Mooie snelle reactie,’ zegt Geddit. ‘Ik had er zelf nog niet eens aan gedacht. Met foto’s is een illusievlies veel makkelijker af te stellen.’

‘Wat is jullie plan precies?’ vraagt Marek. ‘Misschien is het handig als ik het ook weet?’

‘Sorry,’ zegt Geddit. ‘Het kwam net spontaan bij me op. Vannacht komt er hier een nieuwe spiegelmeester langs. Al zal niemand hopelijk het verschil zien met heer Shadrach. De spiegelmeester zal de nachtploeg het bevel geven een extra spiegel te gieten. Iets militairs. Met de hoogste prioriteit uiteraard en onder de striktste geheimhouding.’ Zijn stem klinkt al bijna als een spiegelmeester, zelfingenomen en pedant.

 

2

Als de spiegelmeester het balkon op stapt om tussendoor een hap verse lucht te nemen en het zweet van zijn gezicht te vegen, wacht een meisje hem op. Ze kan niet ouder dan een jaar of tien zijn, elf hoogstens.

‘Meneer?’ zegt ze met een hoog kinderlijk stemmetje. Nee, geen tien, denkt de spiegelmeester. Acht. ‘Bent u werkelijk de spiegelmeester?’

‘Dat klopt, meiske.’

‘En heeft u wel eens met de patriarch gesproken?’

‘O, bijna elke week. Hij stelt de spiegels af, weet je. Zonder hem zijn ze niet meer dan een glasplaat met een mooi lijstje.’

‘Gossie.’ Ze knoopt haar tasje open. ‘Zou u hier uw naam willen schrijven? Ik verzamel handtekeningen. Van werkelijk belangrijke mensen. Mijn vriendinnen zullen stinkjaloers zijn!’

‘Geen enkel probleem.’ Hij vist zijn Mont Blancvulpen uit zijn borstzakje en zet zijn handtekening met een zwierige krul.

 

3

‘Zonder hem zijn ze niet meer dan een glasplaat met een mooi lijstje,’ zegt Senni’s roddelvink.

‘Zie je?’ zegt Senni. ‘Herhaal dat nog eens, papa, en nu met een zwaardere stem.’

‘Zonder hem zijn ze niet meer dan een glasplaat met een mooi lijstje,’ zegt Geddit.

Perfetto.’ Ze grabbelt in haar jaszak. ‘Bijna vergeten. Ik heb zijn vulpen ook gejat.’

 

Het is het vierde uur van de nacht, het tijdstip dat gefortuneerde lieden zich een goed glas port inschenken en hun meerschuimen pijp stoppen om het speenvarken met cranberrysaus te laten zakken.

De nachtportier schuifelt mopperend zijn hokje uit als de triangel bij de voordeur klingelt. Zijn ogen worden groot van verbazing als hij ziet wie er op de barnstenen drempel staat.

‘Meneer Shadrach, u was toch al binnen?’

‘Tja,’ zegt de spiegelmeester. ‘Een van ons moet zich vergissen en ik betwijfel of ik dat ben.’

‘Nee, natuurlijk niet. Ik zal de kokkin waarschuwen. Uw vrienden…’

‘Doe geen moeite. We hebben niets nodig. En geef het aan de rest van het personeel door: we willen in geen geval gestoord worden.’

De portier kijkt de onverwachte bezoekers na. Dure kleren, praalspullen die regelrecht uit de Oudlanden moeten komen. De broek van dat meisje, het leek verdorie wel een authentieke Jeans en die andere freule droeg plastic armbanden. Ik wist niet dat meneer zulke bovenmuurse kennissen had.

 

‘Dat verliep gesmeerd,’ zegt Marek. ‘We zijn binnen.’

‘Dit is nog maar het begin. Meer dan genoeg zaken die een barracuda in ons bubbelbad kunnen mikken.’ Geddit klopt op de deur van de huiskamer.

‘Wat nu weer?’ snauwt een stem en Marek moet toegeven dat Geddits imitatie niet onverdienstelijk was. Een tikje te vriendelijk hoogstens.

‘We komen van de patriarch en het is dringend.’

Het automatische slot klikt en Geddit trapt de deur open.

‘Wat… Wie bent u, meneer?’

De spiegelmeester kijkt recht in zijn eigen gezicht en herkent het niet. Niet zo vreemd, niemand ziet zichzelf in de spiegel zoals anderen hem zie, terwijl geen portretschilder het in zijn kop zou halen om een klant waarheidsgetrouw af te beelden.

‘Wie ik ben, doet er weinig toe,’ zegt Geddit. ‘Misschien wilt u dit even lezen?’ Hij duwt de spiegelmeester in de leren kussens van de bank terug en drukt

hem een brief in handen.

‘Dit is een schande! In mijn eigen huis.’

‘Lees de brief!’ brult Geddit met een stem die zelfs een straalbezopen matroos onmiddellijk in de houding zou laten springen. ‘Hardop.’

‘Ik, ik… Ik heb de gevraagde spiegel opzijgezet in een voorraadkamer die niemand meer gebruikt. Kom na het zevende uur van de nacht langs en neem…’ De spiegelmeester hapt naar adem. ‘Waar slaat dit op? Geen mens zal deze leugens geloven. Ik heb nog nooit een spiegel gestolen.’

‘Het is anders wel uw handtekening. Zelfs een dorpsheks kan dat met de eenvoudigste congruentiebezwering bewijzen. En de rest van de tekst is met dezelfde pen geschreven.’

De spiegelmeester staart naar Senni. ‘Jij. Je draagt nu andere kleren en laarzen. Je stond op het balkon!’

Ze glimlacht. ‘En ik nam je pen per ongeluk mee. Sorry. Hier heb je hem terug.’ De vulpen valt op het kussen naast hem.

De spiegelmeester zucht. ‘Deze brief is een kopie?’

‘Uiteraard.’

‘De patriarch handelt dit soort zaken nooit persoonlijk af. Hij leest enkel de rapporten van zijn ondervragers door en die hakken eerst een paar vingers af voor ze hun vragen stellen. Zeg het maar. Ik kan geen kant op.’

‘Wanneer komt de patriarch langs om de nieuwe spiegels af te stellen?’ vraagt Geddit.

‘Freyasdag. Overmorgen. In de ochtend altijd.’

‘Prima. Je blijft tot Freyasdag thuis en je meldt je natuurlijk niet ziek. Wees niet bang: de spiegelmeester zal aanwezig zijn.’

‘En de brief?’

‘Niemand zal hem ooit lezen.’

‘Ik zie nu pas dat jullie niet alleen mijn vulpen gestolen hadden. Je draagt mijn gezicht!’

‘Dat krijg je binnenkort ook terug.’

‘De voorman van de gieters was niet bijzonder blij met zo’n late opdracht,’ zegt Geddit. ‘Ze hadden het vuur al gedoofd en ik moest hem een halve thaler fooi geven.’

‘En de spiegel?’

‘Hij is gegoten, met scherf en al. De voorman zal hem persoonlijk opzijzetten zodra de patriarch hem afgesteld heeft. Ik heb hem verteld dat ik iemand zou sturen om hem af te halen. Een zekere Geddit stra Poulou. Dat was dus tien thaler extra.’

‘Was het wel slim om je echte naam te geven?’ zegt Cirnja. ‘Misschien besluit hij nog wat extra te verdienen door je aan de Varangor te verraden?’

‘Weinig kans. Hij kent de Varangor te goed. De lijfwachten van de patriarch trekken elke informant ook wat tanden en nagels uit, houden zijn voeten in het vuur tot ze een mooi knapperig korstje krijgen. Louter voor de zekerheid, eh? Mocht iemand later inderdaad onschuldig blijken dan bieden zij hun welgemeende excuses aan. Bovendien, de voorman herkende mijn familienaam. Ik weet niet waarom mensen zulke nare dingen over de Hanze geloven: handig is het wel.’

 

4

Nog drie dagen voor de patriarch de spiegels zal afstellen. Darwen en Marek varen met een fluisterboot door de doopvijvers om de sluimerende reuzenkrokodillen te begluren. Ze zijn massief als olietankers en eten slechts één keer in de eeuw. Een oog zo groot als een sloopkogel draait knarsend in hun richting en blijft hen aanstaren tot Marek de boot draait. De hele terugreis naar de aanlegsteiger blijft hij die stekende blik in zijn nek voelen.

 

Met Senni en Cirnja gaat hij de volgende middag naar de wisseling van de erewacht voor de Patriarchentoren. De Varangor vormen het persoonlijke legertje van de patriarch. Ze dragen antieke vikinghelmen, trollenleren laarzen. Hun automatische vuurwapens zien er daarentegen allesbehalve ouderwets uit.

Senni stapt achteruit, wijst. ‘Kijk eens omhoog. Van hieruit kun je het zilveren dak van de Magdalenatoren zien. Maria Magdalena, je weet wel, de vrouw van Jezus? Dat kleine torentje aan de zijkant is hun baby die ze in haar armen houdt.’

‘De vrouw van Jezus?’ zegt Marek. Huy Jorsaleem is beslist een christelijke stad. Anders bouw je geen muren in de vorm van een reusachtig kruis. Alleen is het blijkbaar een beetje een ander christendom dan in de Oudlanden.

‘Wat kijk je raar,’ zegt Senni.

‘Nou, bij ons, ik geloof niet dat Jezus een vrouw had.’

Cirnja tuit haar lippen. ‘Dan moeten wij wel ongelijk hebben, Senni. Per slot van rekening zijn wij maar met veertien miljard gelovigen.’

‘Kaartjes?’ vraagt een man en hij wappert een bos kleurige papierstroken voor hun neus.

‘Kaartjes waarvoor?’ informeert Cirnja.

‘Weten jullie het dan niet? Vandaag is het Bremmersdag! De Schouw van de patriarch. Om precies half elf beklimt hij zijn troon en zegent hij al de aanwezigen. Bremmersdag is het maar eens in de vier jaar.’

‘Ik heb de patriarch nog nooit gezien,’ zegt Senni verlangend. ‘Alleen op een munt.’ Ze draait zich naar de verkoper. ‘Is de patriarch echt drie meter lang? Groeien er madelieven in zijn voetafdrukken? Zelfs als hij over keien of asfalt loopt?’

‘Beslist,’ verzekert de man haar. ‘En niet alleen madelieven maar ook de prachtigste orchideeën, geurende lelies. En op zijn schouder hurkt een witte condor, schone dame.’

‘We kopen kaartjes,’ zegt Marek. ‘Iemand die zulke onzin kan uitkramen, is een geboren verteller en verdient een bijdrage.’

De man scheurt drie kaartjes van het paarse lint. ‘Neem de lift met het nijlpaard boven de deur. Dat is een snellift en als je je haast, kun je de Schouw nog net halen.’

 

De Nijlpaardlift blijkt krankzinnig vol met valreepaanbidders en laatste-kanstoeristen: vergeleken met deze reizigers hebben sardientjes zeeën van ruimte in hun blikje.

‘Een halve thaler het stuk!’ foetert Cirnja. ‘Dat is toch pure oplichting?’

‘De patriarch is het waard,’ protesteert Senni. ‘Hij is dapper en wijs en op zijn schouder zit een witte condor.’

Dream on, kid,’ zegt Cirnja.

De lift komt met een gierende schok tot stilstand en ze schuifelen de zaal binnen. Het is een immens balkon, ontdekt Marek, dat honderden meters buiten de toren uitsteekt. Een dozijn trappen slingert zich onder kroonluchters naar de troon omhoog.

‘Zit de patriarch al op de troon?’ vraagt Senni. Ze probeert over de schouders van de mensen heen te kijken.

‘Uw kaartjes,’ zegt een man in het blauwe uniform van de patriarchale ordedienst.

‘Hier,’ zegt Cirnja.

De man schudt zijn hoofd. ‘Ik weet niet wat je je in de maag heb laten splitsen, jongedame, maar dit zijn beslist geen schouwkaartjes. Die zijn patriarchaal grijs met een zilveren krulrandje.’ Hij pakt haar bij de schouder en probeert haar om te draaien. ‘Ga terug. Maak plaats voor mensen met een geldig kaartje.’

Cirnja loopt rood aan, sist en ineens houdt ze een krom slangenmes in haar hand. De man verstijft als de punt in zijn strottenhoofd prikt.

‘Mijn naam is Cirnja,’ zegt ze, ‘en ik ben de oeluk van handelshuis Stra Poulou.

Als ik je strot afsnijd, hoef ik waarschijnlijk niet eens bloedgeld te betalen. De bards zingen er hoogstens een grappig liedje over. Over de controleur die zo stom was een oeluk vast te grijpen.’

Ze is echt kwaad, denkt Marek. Dit loopt uit de klauwen. ‘Eh, Cirnja? Ik denk dat de man zich gewoon vergiste. Als hij wat beter kijkt, ziet hij vast dat de kaartjes wel geldig zijn.’

‘Ja, ja, ge-eldig,’ stottert de man. Hij durft niet eens bevestigend te knikken.

‘Loop door. Loop alsjeblieft door!’ Cirnja laat haar slangenmes in haar mouw terugglijden.

‘Idioot!’ snauwt ze nog tegen hem en dan lopen ze godzijdank door.

 

‘Wat zei ik?’ kraait Senni. ‘Een levensechte condor op zijn schouder. Bovendien heeft hij de ijzeren doornenkroon op en een koperen strijdbijl om djinns te hakken.’ Ze geeft de kijker aan Marek door. ‘Kijk zelf maar.’

De man op de troon heeft inderdaad wel iets weg van de held Halvorsson. Hetzelfde ringbaardje als het triomfbeeld voor de haven, de brede neus.

Over zijn rechterhand draagt de patriarch een gepantserde handschoen. Marek zoomt in en het blijkt een massief geval te zijn, van rijkversierd koper.

Over de pols kronkelen zeeslangen en een gesmede monnik heft zijn kruis naar een stralende engel op. Marek weet niet of het is om een zegening af te smeken of om de engel juist af te weren. De engel heeft iets arrogants en zijn vleugels lijken een fractie rafelig, verschroeid. ‘Cirnja, had hij die koperen hand al eerder?’

‘Het is de eerste keer dat ik hem in levenden lijve zie. Op de iconen in de kerken heeft hij twee normale handen.’

‘Een magisch wapen misschien? Zo’n door dwergen gesmede handschoen waarmee je ijsberen kunt wurgen?’

‘Nah, het is koper,’ zegt Cirnja. ‘Je maakt niks magisch van koper. Ik denk dat het juist is om tegen magie te beschermen. Dat er tech onder zit. Iets slims uit jullie Oudlanden.’ Ze gebaart naar de zaal. ‘Deze zaal hier zit hoog in de toren. Pal in de maguswind. Zonder afscherming houdt tech het hier nog geen kwartier uit.’

‘Een kunsthand?’ zegt Marek.

‘Geef terug!’ roept Senni en ze rukt de kijker uit Mareks hand. ‘Hij gaat ons zegenen!’

De stem van de patriarch rolt door de zaal, dreunend als een lawine, diep als duizend bronzen klokken en Marek voelt zijn liefde, zijn kracht. De patriarch is de vader van heel Prester Johnsland, begrijpt hij nu tot in het merg van zijn beenderen, de wijze, allesvergevende heerser.

De echo’s sterven weg en ze kijken naar een lege troon.

‘Wow,’ zegt Cirnja, ‘goede truc. Ik geloofde het bijna zelf.’332

 

5

De vierde dag stappen ze uit de lift voor de glaswerken.

‘Tijd om onze bestelling af te halen,’ zegt Geddit na een blik op de ornamentele klok boven de poort van de glaswerken. De wijzer staat bij de twee zeemeerminnen die een haai omhelzen. ‘De patriarch is een uur geleden vertrokken. Voorman Samudel heeft ruim de tijd gehad om de spiegel te verplaatsen.’ Hij drukt het pakketje met zijn spiegelmeesterkostuum in Cirnja’s handen. ‘Dump dit ergens. Of beter nog, laat het achteloos uit je open tas hangen zodat het gejat wordt.’

‘Doe ik. Heb je geen hulp met de spiegel nodig? Dat geval is toch twee meter hoog en loodzwaar?’

‘Samudel zou een steekkarretje regelen en er zit al cadeaupapier van de Bazaar om. Zelfs een stel satijnen strikken met “Juichend Eeuwfeest, grootmoeder, uitroepteken.”’

Een handzwaai en hij sluit zich bij een groep toeristen aan. Drie stappen achter hun gids wandelt hij de glaswerken binnen, opgetogen om zich heen blikkend als een pas gearriveerde marmottenherder.

 

Een uur later is Geddit nog niet terug.

‘Dit zit me niet lekker,’ zegt Cirnja. ‘Ik ga naar binnen. Jullie blijven hier. Het is waanzin als we elkaar mislopen.’

Senni grijpt haar arm. ‘Draai je hoofd weg. Hij kent onze gezichten.’

‘Wie?’ zegt Marek.

‘Ik zag de spiegelmeester,’ zegt Senni. ‘Met drie soldaten. Varangor.’

‘Hij zoekt ons?’ Ik had het kunnen weten, denkt Marek. Geddits plan was idioot gecompliceerd. Natuurlijk loopt het mis.

‘Ik denk niet dat hij ons zoekt,’ zegt Senni. ‘Hij droeg handboeien en… Handig! Nog meer Varangor. Met de voorman.’

‘Als ze de voorman en de spiegelmeester arresteerden, hebben ze Geddit ook,’ zegt Darwen. ‘Dit loopt een beetje uit de hand.’ Hij heft zijn camera en Marek hoort een reeks klikken.

‘Slenter naar het raam,’ zegt Senni en elk woord is afgemeten, strak van angst.

‘Kijk naar buiten. Dan kan niemand je gezicht zien.’

In de reflectie van het raam ziet Marek de Varangor met hun arrestanten in een lift stappen. De deuren schuiven dicht.

‘Wat doen we nu?’ vraagt hij. ‘Gaan we erachteraan?’

‘Dat heeft nu nog geen zin,’ zegt Darwen. ‘We weten waar ze heen gaan. Alle arrestanten eindigen in de kerkers onder het fort van Varangor.’ Op de een of andere manier is de leiding op Darwen overgegaan. Hij straalt een kalme zekerheid uit, competentie.

 

Een kwartier later en twee verdiepingen lager klikt Darwen door het geheugen van zijn camera. ‘Ik heb ze allemaal. Alle Varangor.’

‘Wat moeten we met foto’s?’ vraagt Marek.

‘Zodat we straks weten wie we om moeten kopen natuurlijk. Zo veel Varangor kunnen er niet zijn.’ Darwen knikt. ‘Ik regel het wel.’

‘Ik ga mee,’ zegt Marek meteen. Hij heeft er schoon genoeg van om als een soort reservewiel mee te hobbelen. Ik ben verdorie een oeluk. Ik hoor onverschrokken op vijanden af te stormen, steels als een hermelijn de kastelen van mijn vijanden binnen te glippen.

‘Prima. Met een oeluk erbij kan het niet mislukken.’

‘Dat is kanariegekwetter,’ zegt Senni. ‘Oeluks kunnen net zo erg knoeien als gewone mensen. Toen met “Ysdruns Hongerige Hart” hakten de mensratten al Björns vingers af en lieten hem zijn eigen tenen opeten. En in de Wolkenvilla hakte de Grauwe Dame iets heel anders…’

‘Zo is het wel genoeg, Senni,’ zegt Cirnja. Ze kijkt naar Darwen op. ‘Je hebt onze spiegelscherf nog. Roep ons op als het misloopt. Hoeveel heb je trouwens bij je? Baar geld?’ Ze klink zakelijk, rationeel en Marek ontspant zich. Cirnja heeft de zaak onder controle, zij en Darwen. Ze kennen elkaar al zo lang. Ze zijn een team, en voor het eerst hindert hem dat absoluut niet meer.

‘Veertigduizend thalers,’ zegt Darwen na een korte inspectie van de diverse verborgen zakken in zijn leren jas.

‘Dat moet wel genoeg zijn, ja.’

 

‘Wij kooplieden weten noodgedwongen alles over corruptie,’ vertelt Darwen als ze de lift omlaag naar het fort van de Varangor nemen. ‘Zodra je in een haven aanmeert, komen de douaniers en ordebewakers aansnellen.’ Hij rent met zijn vingers over zijn arm en Marek grijnst. ‘Als hongerige, onverzadigbare babyvogeltjes, vriend oeluk.’ Darwen doet zijn handen open en dicht om de happende snavels na te bootsen en deze keer schatert Marek het uit. Darwen is oké, beslist grappig en op zijn eigen manier even koelbloedig als een oeluk. ‘Dan zijn er nog de laadmeesters, de wagenmenners.’ Hij knikt wijs. ‘De kunst is te weten wie je absoluut moet omkopen en wie je rustig in het smerige havenwater mag jonassen.’

‘Volgens mij kan ik een heleboel van je leren,’ zegt Marek en het is niet eens sarcastisch bedoeld. Marek weet dat hij een vrij beroerde leugenaar is. Van de hoge kunst van het omkopen weet hij al helemaal niets.

‘Zoek om te beginnen de man met de stempels op,’ zegt Darwen. ‘Alles draait om de juiste papieren en als die eenmaal gestempeld zijn…’

Tegen de tijd dat de liftdeuren knarsend openglijden, kan Marek in ieder geval een junior klerk omkopen, al zou de portier van een dure nachtclub waarschijnlijk nog te hoog gegrepen zijn.

Schaduwschepen
titlepage.xhtml
text_part0000.html
text_part0001.html
text_part0002.html
text_part0003.html
text_part0004.html
text_part0005.html
text_part0006.html
text_part0007.html
text_part0008.html
text_part0009.html
text_part0010.html
text_part0011.html
text_part0012.html
text_part0013.html
text_part0014.html
text_part0015.html
text_part0016.html
text_part0017.html
text_part0018.html
text_part0019.html
text_part0020.html
text_part0021.html
text_part0022.html
text_part0023.html
text_part0024.html
text_part0025.html
text_part0026.html
text_part0027.html
text_part0028.html
text_part0029.html
text_part0030.html
text_part0031.html
text_part0032.html
text_part0033.html
text_part0034.html
text_part0035.html
text_part0036.html
text_part0037.html
text_part0038.html
text_part0039.html
text_part0040.html
text_part0041.html
text_part0042.html
text_part0043.html
text_part0044.html
text_part0045.html
text_part0046.html
text_part0047.html
text_part0048.html
text_part0049.html
text_part0050.html
text_part0051.html
text_part0052.html
text_part0053.html
text_part0054.html
text_part0055.html
text_part0056.html
text_part0057.html
text_part0058.html
text_part0059.html
text_part0060.html
text_part0061.html
text_part0062.html
text_part0063.html
text_part0064.html
text_part0065.html
text_part0066.html
text_part0067.html
text_part0068.html
text_part0069.html
text_part0070.html
text_part0071.html
text_part0072.html
text_part0073.html
text_part0074.html
text_part0075.html
text_part0076.html
text_part0077.html
text_part0078.html
text_part0079.html
text_part0080.html
text_part0081.html
text_part0082.html
text_part0083.html
text_part0084.html
text_part0085.html
text_part0086.html
text_part0087.html
text_part0088.html
text_part0089.html
text_part0090.html
text_part0091.html
text_part0092.html
text_part0093.html
text_part0094.html
text_part0095.html
text_part0096.html
text_part0097.html
text_part0098.html
text_part0099.html
text_part0100.html
text_part0101.html
text_part0102.html
text_part0103.html
text_part0104.html
text_part0105.html
text_part0106.html
text_part0107.html
text_part0108.html
text_part0109.html