Epiloog
In Ierland volgen kleine dorpen als Larne de oude begrafenisrituelen. Mannen in donkere pakken met zwarte banden om de arm en zwarte dassen op witte hemden lopen achter de doodkist: een stoet van uitsluitend mannen die hun respect betonen als de dode zijn laatste reis onderneemt. Daarachter komen de auto’s met de geestelijke en de vrouwelijke rouwenden. De vrouwen gaan mee tot aan het kerkhof voor ze terugkeren; hun taak is het om het eten te bereiden voor de terugkomst van de mannelijke rouwdragers. Geen vrouwenhand pakt de aarde op om op de kist te strooien, geen vrouwelijke ogen volgen die kist naar zijn laatste rustplaats. Zij bezoeken het graf de volgende dag, bewonderen de bloemen die er zijn neergelegd en nemen voor het laatst afscheid.
Na het verlaten van de rouwkamer trok ik mijn jas stevig om me heen tegen de bijtende wind, want het was tegen eind oktober toen mijn moeder stierf. In die kamer had mijn moeder tijdens de dienst gelegen in haar open kist; haar gezicht weerspiegelde de rust waarvan ik hoopte dat ze die had gevonden.
Mijn blik ging naar de mensen die de begrafenis hadden bijgewoond, vrienden die zowel om mij als om haar hadden gegeven, en bleef rusten op mijn vader en zijn kameraden. Wie van hen, vroeg ik me af, had met hem gedronken op de laatste avond van mijn verblijf in het verpleeghuis? De mannen die nu bij hem waren om in het openbaar de bedroefde weduwnaar te ondersteunen, wisten dat ze zonder hem gestorven was. Die mannen waren degenen die hun respect zouden betuigen door de kist te dragen en te volgen.
Ik negeerde de auto die stond te wachten om me naar het kerkhof te brengen en liep vooruit om mijn vader te confronteren. Nu mijn moeder dood was en de laatste resten van de geesten uit mijn jeugd verdwenen waren, waren alleen hij en ik nog over. Niet langer voelde ik ook maar een spoor van mijn angst als kind toen ik hem recht in het gezicht keek. Ik negeerde zijn schaapachtige glimlach en zei alleen maar kalm: ‘Ze kunnen achter mij aan lopen’, en gebaarde naar zijn gevolg.
Hij deed een stap opzij, want zonder dat er verder een woord tussen ons gezegd werd, wist hij dat hij eindelijk alle controle kwijt was en elk greintje sympathie in het verpleeghuis was gestorven. Zwijgend nam hij zijn plaats in bij de kistdragers. Ik wachtte terwijl ze de kist optilden, op hun schouders legden en aan hun langzame wandeling begonnen. Ik rechtte mijn schouders, zoals ik deed toen ik nog een kind was, en naar links noch naar rechts kijkend, liep ik achter de kist van mijn moeder, gevolgd door de mannen.
Het was mijn hand, en niet die van mijn vader, die de aarde strooide op de kist terwijl ik op een afstandje van hem stond als enige vrouwelijke rouwende bij haar graf en mijn laatste afscheid van haar nam.
Toen draaide ik me om, nog steeds alleen, en liep het kerkhof af naar de wachtende auto.
De volgende dag ging ik naar Engeland terug, terug naar de wereld die ik had verlaten, in de wetenschap dat ik eindelijk Antoinette, de geest van mijn kindertijd, had laten inslapen.