16
Het onderzoek in het ziekenhuis was goed afgelopen en ik werd voldoende fit verklaard om terug te gaan naar school, al werd ik vrijgesteld van gymnastiek en alle sporten, omdat ik daar nog niet sterk genoeg voor was. Dat nieuws vernam ik met genoegen; op die speciale school werd populariteit niet gemeten naar je prestaties in de klas maar op het hockeyveld, bij netbal en op gymnastiek. In geen daarvan was ik een uitblinker. Nu had ik een geldig excuus om aan de gehate lessen en de onvermijdelijk daaropvolgende spot te ontkomen.
Mijn moeder had een tijdje vrijgenomen van haar werk tot ik gesetteld was, en de eerste twee weken was het een feest om bij haar thuis te komen. Er stonden altijd warme, verse scones en een pot thee op me te wachten, en op vrijdag zelfgemaakte koffiecake, mijn lievelingscake. Maar mijn grootste vreugde was mijn moeder voor mij alleen te hebben, met haar te kunnen babbelen zonder de heimelijke blik van mijn vader op me te voelen, die me overal volgde.
Nadat ik had gegeten en met Judy gespeeld had, ging ik aan de keukentafel zitten met mijn huiswerk, dat meer was en moeilijker, nu ik in de hoogste groep zat en een heel kwartaal moest inhalen. Mijn moeder maakte het eten klaar terwijl ik werkte, en als ik in die warme keuken zat, wenste ik dat er nooit een eind aan die tijd zou komen.
Ik besloot toen me tegen mijn vader te verzetten als mijn moeder weer aan het werk ging. Ik zou hem zeggen dat ik nu wist dat wat hij met mij deed verkeerd was. Hoewel ik het altijd vreselijk had gevonden wat hij met me deed, had ik het tot op dat moment geaccepteerd als onvermijdelijk. Na zes weken in een gelukkig gezin was ik gaan beseffen hoe verkeerd het was. Instinctief had ik altijd geweten dat ik ‘ons geheim’ niet moest bespreken, dat het een schandelijke daad was, maar ik was nog te jong om in te zien dat het zíjn schande was en niet de mijne. Ik dacht dat als ik mensen zou vertellen wat er aan de hand was, ze me nooit meer als een normaal kind zouden beschouwen en me op de een of andere manier de schuld zouden geven.
Gesust door een vals gevoel van veiligheid, was ik weer aan school gewend geraakt. Mijn reputatie dat ik een zwakke gezondheid had maakte me nog meer tot een buitenbeentje, maar in ieder geval lieten de andere kinderen me met rust. Hun getreiter en gespot hield op omdat de docenten duidelijk hadden gemaakt dat pesterijen na mijn lange ziekte niet zouden worden getolereerd.
De laatste dag van de vakantie van mijn moeder kwam en daarmee de herverschijning van de joviale vader. Hij kwam thuis met een stralende glimlach en een vage whiskyadem. Ik probeerde niet ineen te krimpen toen hij zijn hand onder mijn kin legde en omhoog liet glijden langs mijn wang om op mijn hoofd te laten rusten.
‘Kijk, Antoinette, ik heb een cadeautje voor je.’ Hij knoopte de bovenkant van zijn jas open en liet me een wriemelend klein bundeltje bont zien. Voorzichtig maakte hij kleine nageltjes los van zijn trui, reikte me het aan, en ik stak mijn armen uit om het van hem over te nemen. Het warme, kleine lijfje nestelde zich tegen me aan, en het eerste zachte gerommel van een tevreden spinnend katje klonk uit zijn buikje. Ongelovig streelde ik de vacht, een klein katje voor mij alleen.
‘Hij is voor jou. Ik zag hem in de dierenwinkel en toen dacht ik dat hem moest kopen voor mijn kleine meid.’ En ik, die nog steeds wilde geloven in de aardige vader, liet me overtuigen dat hij weer bestond en keek verrukt naar hem op. Het kleine, grijze bundeltje doopte ik Oscar; ik gaf hem een doos met een opgevouwen oude deken, waarin hij sliep bij mijn moeder en besnuffeld werd door Judy. De volgende ochtend lag hij tevreden naast Judy te slapen, zich koesterend in de warmte van haar lijf, terwijl Judy zich volkomen onverschillig hield.
Die week begon mijn vader met nachtdiensten, en toen ik thuiskwam, werd ik door hem opgewacht en niet door mijn moeder. Ik bracht mijn pas gevonden moed in praktijk en zei ‘nee’. Hij glimlachte naar me, en toen volgde die knipoog.
‘Maar je vindt het prettig, Antoinette, dat heb je me zelf verteld, weet je nog? Heb je toen gelogen tegen je papa? Hè?’
Zijn stemming veranderde van de ene seconde op de andere.
‘Zet een kop thee voor je vader,’ beval hij en dankbaar ontsnapte ik. Een paar minuten later slurpte hij het hete vocht met samengeknepen ogen en een uitdrukking die ik niet kon doorgronden maar waarvan ik wist dat die weinig goeds voorspelde.
‘Weet je, Antoinette, je moeder en ik doen het. We doen het voortdurend.’ Ik keek hem vol afgrijzen aan, niet in staat mijn blik af te wenden van zijn starende ogen. ‘Weet je nog niet hoe baby’s worden gemaakt?’
Ik wist het niet, maar dat zou niet lang duren, en ik zag dat hij verrukt was over mijn afgrijzen bij wat hij me vertelde. Ik dacht aan alle zwangere vrouwen die ik had gezien, vrouwen die blij leken te zijn met hun toestand, en voelde me misselijk worden bij de gedachte dat ze hadden deelgenomen aan zo’n walgelijke daad. De tante, van wie ik zoveel gehouden had, moest het hebben gedaan, dacht ik, minstens twee keer, en mijn moeder. Hoe kónden ze? Mijn gedachten tolden door mijn hoofd, en een nieuwe angst stak de kop op. Mijn hele visie op volwassenen veranderde die middag, en de laatste restjes veiligheid, zoals ik die kende, lieten me in de steek en ik bleef achter met slechts verwarring als metgezel.
Hij vertelde me dat ik niet zwanger kon worden, alsof dat mijn enige angst was, maar toch bleef ik ‘nee’ zeggen. Hij lachte me uit.
‘Ik zal je wat vertellen, Antoinette. Je mama houdt ervan.’ Toen begon het hem blijkbaar te vervelen om me te kwellen, want hij haalde zijn schouders op en draaide zich om.
Had ik de eerste ronde gewonnen? vroeg ik me af. Was het werkelijk zo gemakkelijk geweest?
Nee, ik had slechts een onbelangrijke schermutseling gewonnen, niet eens een veldslag, en de oorlog stond op het punt te beginnen. De volgende dag ging ik naar het kantoor van mijn moeder. Ik zou haar verrassen, dacht ik, haar afhalen van haar werk en op die manier het gesar van mijn vader vermijden, de tergende opmerkingen die me een slapeloze nacht bezorgden en waarin verontrustende beelden voor mijn geestesoog verschenen. Hoe meer ik probeerde ze van me af te zetten, hoe koppiger ze bleven terugkomen, terwijl ik lag te draaien en te woelen.
‘Wat een leuke verrassing, lieverd!’ riep ze uit terwijl ze me naar een stoel bracht waar ik op haar kon wachten. Toen ze klaar was met haar werk keek ze met een warme glimlach op, stelde me voor aan haar collega’s, en speelde de rol van de trotse moeder. Toen, met haar arm om de schouders van een dochter die zo graag in haar wilde geloven, bracht ze me naar buiten.
Mijn vader stond op ons te wachten. Op de een of andere manier had hij, toen ik niet thuiskwam uit school, geraden waar ik naartoe was gegaan en was me te vlug af geweest. Hij zei tegen mijn moeder dat er een film draaide in de plaatselijke bioscoop waarvan hij wist dat ze die goed zou vinden en hij kwam haar halen om erheen te gaan. Ik was dol op de bioscoop en denkend dat de uitnodiging ook voor mij gold, keek ik hoopvol naar hen op.
‘En, Antoinette, heb je je huiswerk al gemaakt?’ vroeg hij. Hij kende het antwoord natuurlijk al voordat ik iets zei.
‘Nee.’
‘Ga jij dan maar terug naar huis. Je moeder en ik komen later. Als je met ons mee had gewild, had je rechtstreeks naar huis moeten gaan.’
Hij glimlachte naar me terwijl hij sprak, een glimlach die me vertelde dat ik weer ging verliezen.
‘Geeft niet, lieverd,’ ging mijn moeder verder, ‘er komen nog gelegenheden genoeg. Eet iets en zorg ervoor dat je al je werk hebt gedaan als we thuiskomen.’
Ik sloeg de richting in naar huis terwijl zij, opgaand in elkaars gezelschap, de andere kant opgingen.
Drie dagen later, toen ik thuiskwam uit school, zag ik Oscar roerloos in Judy’s mand liggen. Ik wist dat hij dood was voor ik hem oppakte. Zijn kopje hing in een vreemde hoek en zijn kleine lijfje was al stijf toen ik hem opnam en wanhopig naar mijn vader keek.
‘Hij moet zijn nek hebben gebroken terwijl hij aan het spelen was,’ verklaarde mijn vader, maar ik geloofde hem niet.
Jaren later, als ik op die dag terugkijk, dacht ik dat hij hoogstwaarschijnlijk onschuldig was, want ik had hem nog nooit wreed gezien tegen een dier. Misschien was dat één daad waarvan ik hem vals had beschuldigd. Omdat ik geloofde dat hij schuldig was, verzwakte ik, en toen hij dat zag, maakte hij gebruik van de gelegenheid om te profiteren van mijn verdriet. Hij pakte mijn hand en bracht me naar de slaapkamer.
De tranen rolden over mijn wangen, en met een vriendelijke klank in zijn stem, een klank die zijn bedoelingen logenstrafte, gaf hij me een klein flesje en zei dat ik het moest leegdrinken. Een scherp vocht vloeide door mijn keel, en ik stikte bijna voordat de warmte zich in mijn lichaam verspreidde. Ik hield niet van de seks die erop volgde, maar ik hield wel van de whisky.
En zo ontdekte ik op mijn twaalfde dat alcohol pijn en verdriet kan verdoven en zag ik sterkedrank als een vriend. Pas in later jaren besefte ik dat vriendschap met een fles van de ene dag op de andere kan veranderen in een relatie met de vijand.
Ik werd wakker met het besef dat er iets goeds ging gebeuren. Mijn nog slapende brein zocht naar wat het was en toen raakte ik plotseling opgewonden. Mijn Engelse oma kwam op bezoek. Ze zou een paar weken bij ons blijven, op de slaapbank beneden slapen, en ze zou er elke dag zijn om me te begroeten als ik uit school kwam. En het beste van alles was dat mijn vader het tijdens haar bezoek niet zou wagen bij me in de buurt te komen. Tijdens de duur van haar bezoek zou de joviale vader vertoond worden en zou mijn moeder haar spelletje van het gelukkige gezin spelen.
Ik rekte me vol genot uit, denkend aan de vrijheid die de komende paar weken zouden brengen, en met tegenzin kleedde ik me aan om naar school te gaan. Ik wilde thuis zijn om haar te kunnen begroeten, niet mijn vader. Maar omdat hij haar bezoek niet associeerde met vrijheid, integendeel, wist ik dat er nog een bonus was. Hij zou, zoals hij al eerder had gedaan, zijn nachtdienst veranderen in dagdienst, zodat ik hem veel minder vaak hoefde te zien.
Bij uitzondering had ik op school moeite me te concentreren, en de uren tikten langzaam voorbij. Ik wilde niets liever dan naar huis gaan en wachtte ongeduldig op de laatste bel. Toen ik die hoorde holde ik door het hek naar buiten en liep zo snel ik kon naar huis.
Ik riep haar terwijl ik naar binnen liep en ze kwam naar me toe met een liefdevolle glimlach en open armen om me te omhelzen.
Met haar kaarsrechte houding en op haar gebruikelijke hoge hakken, had ik altijd gedacht dat ze lang was, maar toen ik haar omhelsde, was ik me plotseling ervan bewust hoe klein en frêle ze was. In mijn platte veterschoenen stak mijn hoofd zelfs boven haar schouders uit.
Toen ik een paar minuten later aan de keukentafel zat terwijl zij thee inschonk, bestudeerde ik haar gezicht door de rookwolk heen die haar altijd scheen te omringen, een asloze sigaret quasi-permanent aan haar lip gekleefd. Als klein kind had ik er gefascineerd naar gekeken, wachtend tot hij zou vallen, maar dat gebeurde nooit.
Haar laatste bezoek was al een paar maanden geleden en ik zag dat er meer fijne rimpeltjes waren verschenen in haar porseleinen huid en dat de nicotine een gele strook had aangebracht op de voorkant van haar nu vaal wordende roodblonde haar. Haar glimlach, nog steeds vol warmte, die ik beschouwde als speciaal voor mij gereserveerd, gleed over haar gezicht terwijl ze de ene vraag na de andere op me afvuurde: over mijn gezondheid, over de school en mijn eventuele plannen als ik van school zou komen.
Ik stelde haar gerust wat mijn gezondheid betrof, en vertelde haar dat ik nu volledig hersteld was, al kon ik nog niet meedoen aan sport en gymnastiek. Ik zei dat ik, ook al hield ik niet van mijn school, altijd hoge cijfers had, en vertrouwde haar mijn ambitie toe – de ambitie om naar de universiteit te gaan, Engels te studeren en onderwijs te geven.
Het daaropvolgende uur ging haar porseleinen theekopje onder het praten voortdurend naar haar mond. Ons gesprek werd slechts onderbroken door het koken van meer water voor het herhaaldelijk vullen van onze kopjes. Terwijl ik naar haar keek terwijl ze dronk, herinnerde ik me dat ze me vaak verteld had dat het enige porselein waarvan een kopje gemaakt hoorde te zijn, eierschaalporselein was; mijn moeder werd woedend als oma haar eigen kopje uit haar tas haalde en dat op tafel zette.
Ik was gefascineerd door het mooie kopje en had er de eerste keer dat ze het ophield tegen het licht vol bewondering naar gestaard, verbaasd dat ik de omtrek van haar vingers erdoorheen kon zien. Ik vroeg me af hoe het mogelijk was dat zo’n teer voorwerp sterk genoeg was om niet te barsten als ze het zo vaak vulde met de bijna zwarte, kokendhete thee waar ze van hield.
Nu mijn oma bij ons was, gedroegen mijn ouders zich alsof er een permanente babysitter was gearriveerd; ze gingen nu vaker samen uit, meestal naar de plaatselijke bioscoop. Ik vertelde haar niet dat mijn ouders me alleen zouden hebben gelaten als zij er niet was geweest, maar net niet vaak genoeg om de aandacht van de buren te trekken. Waar de driftbuien van mijn vader jegens mij mijn moeder nooit angst schenen te bezorgen, deed de mogelijkheid van roddelpraatjes dat beslist wel.
Mijn ouders vertrokken met een reeks instructies voor mij – ik moest mijn huiswerk maken, lief zijn, naar bed gaan als oma dat wilde – gevolgd door een haastige zoen van mama. Een vrolijk ‘Tot morgenochtend, schat’, kwam uit haar zorgvuldig geschminkte mond, en oma en ik keken elkaar tersluiks aan; ik me afvragend hoe ze het vond dat ik veronachtzaamd werd, zij zich afvragend hoezeer ik me dat aantrok.
Die avonden brachten oma en ik door met kaarten. Nu ik de kinderspelletjes voor gezien hield, legde ik me opgewekt toe op gin rummy en whist. Sommige avonden werden bordspelen, zoals Monopoly, uit hun doos gehaald. De uren vlogen dan voorbij terwijl ik, vastbesloten om te winnen, me concentreerde op het spel. Zij, kennelijk net zo vastbesloten, tuurde met samengeknepen ogen door de rook van haar hachelijk bungelende sigaretten.
Het werd veel te gauw bedtijd, en we dronken nog een laatste warme drank voor ik de trap opging en in bed plofte. Ze gaf me altijd een halfuur de tijd voordat zij naar boven kwam. We omhelsden elkaar en ik snoof de geur van haar gezichtspoeder op, vermengd met haar ‘lelietjes-van-dalen’-parfum, dat in de loop der jaren bijna verdrongen werd door de vertrouwde geur van sigaretten.
Slechts één keer gaf ze in mijn aanwezigheid blijk van haar afkeuring van mijn ouders. Ze kleedden zich weer voor hun avondje uit, met de warme uitstraling tussen hen die hen tot een koppel maakte, maar nooit tot een gezin, en noemden de titel van de film van die avond. Het was een film van Norman Wisdom, waarover ik mijn klasgenoten had horen praten en die ik graag wilde zien. Mijn gezicht moet de hoop hebben uitgedrukt die ik voelde, de hoop dat ik voor één keer erbij betrokken zou worden. Mijn oma zag het en probeerde me te helpen.
‘O, Ruth,’ zei ze tegen mijn moeder, ‘dat is een film voor alle leeftijden. Je hoeft niet bang te zijn om mij alleen te laten – morgen is het zaterdag, dus als je wilt kan Antoinette met jullie mee.’
Mijn moeder verstarde even voor ze zich weer in de hand had en luchtig antwoordde: ‘O, vanavond niet, ze moet nog huiswerk maken.’ Toen richtte ze zich tot mij met een belofte die ik niet meer vertrouwde. ‘Een andere keer, schat,’ zei ze op een toon die bedoeld was om me te troosten maar dat niet deed. Ze woelde even door mijn haar en was verdwenen, terwijl ik triest achterbleef.
‘Dat is niet juist,’ hoorde ik oma mompelen. ‘Maar kop op, Antoinette.’ En ze zette het water op om wat extra thee voor me te zetten.
Ze moest iets tegen mijn ouders hebben gezegd, want de volgende avond bleven ze thuis, en toen het tijd was om naar bed te gaan, kwam mijn moeder me instoppen en niet mijn oma. Ze ging op het voeteneind van het bed zitten, opgaand in haar rol van zorgzame moeder, een rol waarin ze volkomen geloofde.
‘Oma vertelde me dat je gisteravond verdrietig was omdat we je niet hebben meegenomen, maar je weet dat we je niet overal mee naartoe kunnen nemen. Ik dacht dat je het leuk zou vinden wat tijd met haar door te brengen. Feitelijk ben jij degene die ze komt opzoeken.’
‘Ze komt ons allemaal opzoeken,’ mompelde ik.
‘O, nee, kindje, mijn broer is haar lieveling, altijd geweest. En zijn vrouw lijkt veel op oma. Nee, schat, als jij er niet was, denk ik niet dat we haar ooit zouden zien. Dus lijkt het me egoïstisch om haar alleen te laten, vind je niet?’
‘Ja,’ antwoordde ik, want wat kon ik anders zeggen?
Ze glimlachte naar me, blij dat ik het begreep. ‘Dus we horen niets meer van dat soort onzin, hè, lieverd?’ Ze keek naar me en zocht de geruststelling waarvan ze wist dat die zou komen.
‘Nee,’ fluisterde ik ten slotte, en met een vluchtige zoen, die nauwelijks mijn wang bereikte, ging ze weg en liet me in het donker achter om in slaap te vallen met de gedachte dat ik zo egoïstisch was geweest ten opzichte van de oma van wie ik zoveel hield.
De volgende keer dat ze uitgingen, vertelde ik mijn oma dat ik alleen die ene film had willen zien en dat mijn moeder in de schoolvakantie met me naar een film van Norman Wisdom zou gaan. Ik was blij dat ze weg waren, want ik vond het heerlijk om met haar samen te zijn, verzekerde ik haar. Dat was waar, maar toch vond ik het triest om te worden buitengesloten. Ik wist dat het weer een bewijs was hoe weinig ze van me hielden. Ik geloof dat mijn oma dat ook vond, maar ze scheen me op mijn woord te geloven, en later speelden we opgewekt gin rummy. Een spel dat ik won, wat suggereerde dat ze zich minder concentreerde dan ze had moeten doen.
Die avond maakte ze een kop chocolademelk voor me en gaf me een extra biscuitje. De volgende dag stond ze te wachten bij het hek van de school. Ze vertelde me dat ze besloten had met me te gaan theedrinken en tegen mijn moeder had gezegd dat ik later mijn huiswerk zou maken.
Trots pakte ik haar arm vast. Ze droeg haar mooiste blauwe tweedjas, met een klein blauw hoedje dat zwierig op haar hoofd stond. Ik wilde dat de andere kinderen konden zien dat ik familie had, iemand die niet alleen om me gaf maar ook nog mooi was.
De volgende dag werd ik beloond toen mijn klasgenoten opmerkten dat mijn moeder er zo goed uitzag. Ik genoot van hun verbazing toen ik hun vertelde dat de knappe roodharige vrouw met wie ze me hadden gezien mijn grootmoeder was.
De twee weken met haar gingen snel voorbij en al te gauw werd het tijd voor haar vertrek. Toen ze mijn treurige gezicht zag op de dag van haar afscheid, beloofde ze dat ze binnen niet al te lange tijd terug zou komen; feitelijk had ze al besloten ons nog vóór mijn zomervakantie weer te komen bezoeken. Dat leek te ver weg, want de paasvakantie naderde en zelfs het bevrijd zijn van de school die ik haatte, kon de drie weken niet goedmaken waarin ik wist dat ik weer in de macht van mijn vader zou zijn. Weken waarin ik wist dat hij weer in de nachtdienst zou gaan en ik weinig kans zou hebben om aan hem te ontsnappen.