‘Weet je zeker dat je hiermee wilt doorgaan?’ Samantha kneep in zijn hand.
Logan slikte, knipperde met zijn ogen, schroefde zijn glimlach een stukje op. ‘Ja. Het is prima. Echt. Ik wil dit doen.’ Hij streek met zijn vinger langs de binnenkant van zijn overhemdkraag. ‘Alleen een beetje… je weet wel.’
‘Je… doet dit toch niet alleen voor míj, hè?’
Natuurlijk wel. Nou ja, misschien. Een beetje in elk geval.
De Kerk baadde in zonlicht; de muren gloeiden in heldere kleuren; een bos bloemen in een vaas parfumeerde de lucht.
‘Nee. Ik wil dit echt doen.’
‘Alleen, als je ervan wilt afzien, begrijp ik dat wel.’ Ze keek weg. ‘Want je zit er voor de rest van je leven aan vast…’
Er viel een schaduw over hen. Logan keek op en zag dat een grote kale man hem stralend aankeek door een Grizzly Adamsbaard; tussen al dat haar was nog net een boord zichtbaar. ‘Zijn we klaar?’
Sam kneep nogmaals in Logans hand. ‘Zenuwen op het laatste moment.’
De grote man knikte. ‘Ik begrijp het. Het is een grote stap, maar ik ben hier om het zo gemakkelijk mogelijk te maken.’ Hij klopte Logan op de schouder. ‘Zullen we?’
Diep ademhalen. Even naar Samantha kijken – ze glimlachte en haar voorhoofd was gegroefd; de zilveren ring in haar neus fonkelde in het zonlicht. Terug naar de Dominee. Knik.
‘Uitstekend.’ De grote man spitste zijn vingers. ‘Dus als je je overhemd uittrekt en in de stoel klimt, gaan we beginnen. Het zal geen centje pijn doen.’