8. Toch naar de manege
Ik voelde een schok door mijn lijf gaan. ‘Nu is Czarny aan de beurt, ‘ had Jeroen gezegd. Dat kon niet. Dat mocht niet. Marco begon stom te giechelen. Hij snapte niet waar Jeroen het over had. Toen ik me voorstelde hoe de hals van Tsar er nu uit zou zien, kreeg ik het vreselijk benauwd. Hoe meer lucht ik probeerde te happen, hoe benauwder ik het kreeg. Juffrouw Vermeer, die EHBO had, liet me in een papieren zakje blazen en ik moest mijn eigen lucht weer inademen. Dat hielp bij hyperventilatie, zei ze. Ik vroeg maar niet of het ook hielp tegen vampiervleermuizen.
‘s Middags hadden we geschiedenis. Tijdens de mooie verhalen van meneer De Vroed over de verzetsstrijders uit de Tweede Wereldoorlog knaagde mijn geweten een stuk van mijn angst weg en besloot ik ‘s avonds toch naar de manege te gaan. Voor Tsar had ik toch alles over?
Na schooltijd liep ik Jeroen achterna.
‘Wacht even, Jeroen, ‘ zei ik. Jeroen reageerde niet, dus ik rende verder totdat ik naast hem liep.
Jeroen keek me niet aan. Op de stoep lag een blikje.
Hij maakte een beweging met zijn voet alsof hij het wilde wegtrappen, maar zag er toch van af.
‘Ben je ziek?’ vroeg ik.
Jeroen haalde zijn schouders op en schudde zijn hoofd.
‘Is je vader al terug?’
‘Hij mag vanavond verder, ‘ zei Jeroen. ‘Dan is hij er vannacht of morgenochtend. ‘ Hij sprak traag en zonder veel intonatie, als een robot in de film. ‘Heeft hij in het ziekenhuis gelegen?’ Jeroen schudde zijn hoofd. ‘Was hij niet gewond?’ Weer schudde Jeroen zijn hoofd. ‘Was het paard gewond?’ ‘Nee. ‘
‘Maar wat is er dan met je vader gebeurd?’ ‘Hij heeft… vastgezeten op het… politiebureau. Iemand heeft… heeft een aanklacht tegen hem… hem ingediend. Dat hij hem heeft gesneden of zo en daardoor… daardoor van de weg afraakte. Dan… dan word je in Duitsland opgepakt. ‘ Waarom praatte Jeroen zo raar? Het leek wel of hij geen adem had. Hij was echt heel ziek!
‘Waarom zei je bij gym dan dat je vader een ongeluk heeft gehad?’
‘Ik had hem toen nog niet zelf aan de telefoon gehad. En mijn moeder… ‘ Jeroen haalde zijn schouders op. Ik probeerde snel na te denken. Oom Bram wist het dus helemaal niet van Gato, die dood was, en Castor. Myrna was naar haar moeder toe. En Vampie ging gewoon door met zijn vernietigende werk. Hij zat ook aan Tsar.
Ik hoefde mijn paard niet te zien om te weten of het waar was. Ik wist het gewoon.
‘We moeten Vampie zien kwijt te raken. Misschien moeten we hem zelfs wel doden, ‘ zei ik. Jeroen liep langzaam door.
‘Ach, laat maar, ‘ zei hij en hij haalde berustend zijn schouders op.
Ik pakte Jeroen bij zijn mouw en dwong hem stil te staan.
‘Ik kom vannacht. Dan zien we hem aan het werk. Hij zal wel eerst naar Castor gaan, omdat dat zijn oudste prooi is. Als hij zich aan zijn hals vastzuigt, dan… Dan pluk ik hem ervan af. Eh, handschoenen; ik moet handschoenen meenemen. Mijn moeder heeft tuinhandschoenen, die zijn wel geschikt, denk ik. Eh, en als jij een zak openhoudt, dan doe ik Vampie erin en dan eh, begraven we hem in de grond of zo. ‘ Ik ging helemaal op in mijn heldenrol en keek Jeroen verwachtingsvol aan.
‘Ik kom wel om half twaalf. Is dat goed? Dan moet je wel de deur van de binnenmanege openlaten. ‘ Jeroen knikte vaag, maar verder keek hij me onverschillig aan. Ik snapte er niets van. Hij kreeg toch zijn zin?
Waarom had hij me al die dagen signalen gegeven? Over Castor, die slechter werd. Over Vampie, die groeide en groeide. Over Czarny, die nu ook aan de beurt was? Als je hem nu zo zag staan, zou je denken dat het hem allemaal niets interesseerde. Ineens dacht ik… nee… werd Jeroen… ? Nee, dat kon niet! Hij was gewoon ziek. Een zware griep. De deur naar de binnenmanege was open. Het was half twaalf en Jeroen was er nog niet. Dat was raar, want hij kon natuurlijk gemakkelijk op tijd zijn. Ik had mijn nachtelijke avontuur goed voorbereid. Mijn ouders gingen meestal pas na enen naar bed, dus ik had wat kleren onder mijn bed gestopt en was om elf uur al de achterdeur uit geslopen. In mijn nachthemd, want als ik zou worden betrapt, dan kon ik altijd een smoes vertellen van een kat die ergens vastzat of zo. Mijn ouders waren eraan gewend dat ik op de gekste momenten zielige dieren aan het redden was. In de schuur had ik - bibberend van de zenuwen - mijn kleren aangetrokken. De tuinhandschoenen van mijn moeder vond ik in een la. Ze waren klam en voelden heel ruw aan. Dat was wel goed. Ik had ook nog naar een zak gezocht, om Vampie in gevangen te houden. Een plastic zak leek me niet erg geschikt, want daar beet zo’n vampier zich zo doorheen. Uiteindelijk nam ik een jutezak van vorig jaar sinterklaas mee, die mijn moeder gebruikte om plastic plantenpotten in te bewaren. Daarna was ik in twaalf minuten naar de manege gerend. Een record, net zo snel als op de fiets.
Ik holde de manege binnen en stopte precies voor de deur van de zadelkamer. Daar wilde ik wachten op Jeroen. Veilig, aan de andere kant van Vampie. Maar Jeroen kwam niet. Het werd vijf over half twaalf en tien over half en kwart voor.
Ik had natuurlijk weg moeten gaan, maar ik durfde niet. Ik durfde mij niet te bewegen en bleef daar stokstijf stilstaan.
Mijn hersenen deden het nog wel. Zij bedachten dat Jeroen misschien zelf een vampier was, die me nu aan de andere kant van de manege stond op te wachten om me leeg te zuigen. Ze bedachten dat Jeroen me in de maling had genomen en zo meteen lachend het licht zou aandoen. Ik hoopte eigenlijk op het laatste. Maar Jeroen kwam niet opdagen en ik stond daar maar: alleen en doodsbang.
Omdat de maan scheen, was het niet helemaal donker in de manege. Er viel wat licht door de dakramen. Mijn ogen wenden ook aan het donker. Ik kon de paarden al zien. Ineens zag ik Castor in zijn stand liggen. Hij had zijn benen stijf naar voren gestrekt en zijn hals lag raar krom in het stro. Ik wilde vluchten, maar mijn benen bewogen automatisch de andere kant op. Ze gingen naar Castor toe. Hij was nog niet dood en keek me smekend aan. Ik kreeg een brok in m’n keel, maar durfde niet te huilen, bang voor mijn eigen geluid.
En toen hoorde ik Tsar. Hij snoof angstig, begon te trekken aan zijn halstertouw. Hij wilde los, weg, vluchten!
Ik rende via de veiligste weg naar Tsar toe. Ik moest over de balk van Sunny, onder zijn halstertouw door, over de balk naar Theresa, onder haar halstertouw door en over de balk naar Tsar.
Tsar stond te trillen op zijn benen. Het zweet droop
van zijn borst af en hij hijgde alsof hij kilometers had gegaloppeerd.
‘Ik ben er, rustig maar, ‘ piepte ik bang, maar ik kon hem natuurlijk niet geruststellen. Zenuwachtig begon ik zijn hals te strelen en onmiddellijk voelde ik de plek waar de vampier zijn schadelijke werk had verricht. Toen werd ik boos, heel boos. Veel bozer nog dan bang.
‘Rotbeest, ‘ siste ik naar het plafond, waar ik de vleermuis vermoedde. Daarna was het minutenlang stil. Ik bleef naast Tsar staan, die bleef trillen van de zenuwen. Ik hoorde Castor piepend ademhalen. Er kwam geen vleermuis. Ik werd nog bozer. Waarom kwam die vleermuis niet te voorschijn?