Driemaal ging Ben Baxter heen
Edwin James, de chef-programmeur van de Aarde was op een krukje met drie poten voor de Waarschijnlijkheidscalculator gaan zitten. Het was een kleine, schrale man, onvoorstelbaar lelijk, en bij het grote controlepaneel dat dertig meter boven hem uit torende leek hij wel een dwerg.
Het onveranderlijke gegons van de machine en de langzaam knipperende lichten op het paneel gaven hem een veilig gevoel, en hoewel hij wist dat het maar schijn was, stelde het hem toch gerust. Hij was bezig in te dutten toen het patroon van de lichten veranderde.
Verschrikt ging hij rechtop zitten en wreef over zijn gezicht. Uit een sleuf in het paneel schoof een papieren strook naar buiten. De chef-programmeur scheurde hem af en bekeek hem vlug. Hij knikte geërgerd en liep snel de kamer uit. Een kwartier later ging hij de vergaderzaal van de Wereldplanning-raad binnen. Op zijn bevel waren daar de vijf vertegenwoordigers van de Verenigde Districten der Aarde aanwezig. Ze zaten aan een lange tafel op hem te wachten.
Er was dit jaar een nieuw lid, Roger Beatty, uit de Amerika’s. Hij was lang en hoekig en zijn dikke bruine haar begon hier en daar al iets dunner te worden. Hij leek ondanks zijn stralende humeur slecht op zijn gemak. Hij las in een handboek over de gang van zaken en snoof af en toe snel aan zijn zuurstofapparaat.
James kende de andere leden goed. Lan II van Pan-Azië, als altijd even klein, gerimpeld en onverwoestbaar, was in druk gesprek gewikkeld met de grote, blonde dr. Sveg van Europa. Mejuffrouw Ghandragore, mooi en slank, zat haar onvermijdelijke spelletje schaak met Aaui van Oceanië te spelen.
James draaide de zuurstoftoevoer van de kamer hoger en de leden legden dankbaar hun zuurstofapparaten weg.
‘Het spijt me dat ik u heb laten wachten,’ zei James, terwijl hij zijn plaats aan het hoofd van de tafel innam. ‘De laatste voorspelling is net binnengekomen.’
Hij haalde een notitieboekje uit zijn zak en sloeg het open. ‘Op onze laatste vergadering kozen we de Plaatsvervangende Waarschijnlijkheidslijn 3B3GG, die in het jaar 1832 begon. We hebben deze lijn gekozen vanwege Albert Lewinsky. In de Historische Hoofdlijn stierf Lewinsky in 1953 door een auto-ongeluk. Door over te schakelen op de Plaatsvervangende Waarschijnlijkheidslijn 3B3GG vermeed Lewinsky dit ongeluk en werd tweeënzestig jaar, waardoor hij zijn werk kon af maken. Het resultaat daarvan is de ontsluiting van Antarctica in onze tijd.’
‘Zijn er bijverschijnselen?’ vroeg Janna Chandragore. ‘Die worden besproken in het formulier dat u later krijgt. Samengevat: 3B3GG week weinig af van de Historische Hoofdlijn. Alle belangrijke gebeurtenissen bleven constant. Er waren natuurlijk wel enkele onvoorziene effecten. Dat betreft de ontploffing van een oliebron in Patagonië, een griepepidemie in Kansas en een toename van dikke mist boven Mexico-City.’
‘Zijn alle benadeelde partijen schadeloos gesteld?’ wilde Lan II weten.
‘Ja. En de kolonisatie van Antarctica is al begonnen.’ De chef-programmeur vouwde de papieren strook uit de Waarschijnlijkheidscalculator open.
‘Maar nu staan we voor een probleem. Zoals gezegd leidt de Historische Hoofdlijn tot onaangename complicaties. Maar er zijn geen geschikte Plaatsvervangende Lijnen om op over te schakelen!’
De Leden mompelden iets tegen elkaar.
James zei: ‘Ik zal de situatie uitleggen.’ Hij liep naar een wand en trok een grote kaart omlaag. ‘Het crisispunt vindt plaats op 12 april 1959, en om probleem concentreert zich rond een zekere Ben Baxter. De omstandigheden zijn als volgt ...’
De gebeurtenissen roepen alleen al door hun aard verschillende mogelijkheden op die elk hun eigen verloop in de geschiedenis bepalen. Om het in ruimtetijd-woorden te zeggen: Spanje verloor bij Lepanto, Normandië bij Hastings, Engeland bij Waterloo.
Als Spanje nu eens verloren had bij Lepanto ...
Spanje verloor ook, desastreus. En de Turkse onoverwinnelijke zeemacht vaagde de Europese scheepvaart van de Middellandse Zee. Tien jaar later veroverde een Turkse vloot Napels en plaveide de weg voor de Moorse invasie in Oostenrijk...
Dat wil zeggen, in een andere tijd en ruimte.
Deze speculatie werd een waarneembaar feit na de ontwikkeling van tijdselectie en vervanging. Omstreeks 2103 waren Oswald Meyner en zijn compagnons in staat de theoretische mogelijkheid aan te tonen om over te schakelen van de Historische Hoofdlijn - gemakshalve zo genoemd - naar Plaatsvervangende Lijnen. Echter binnen bepaalde grenzen.
Het zou bijvoorbeeld onmogelijk zijn om over te schakelen naar een verleden waarin Willem van Normandië de slag bij Hastings zou verliezen. De wereld die zich uit deze gebeurtenis ontwikkeld had zou te veel verschillen en in alle opzichten anders zijn. Overschakelen bleek alleen mogelijk te zijn naar zeer nauw verwante lijnen.
De theoretische mogelijkheid werd in 2213 een praktische noodzaak. In dat jaar voorspelde de Sykes-Rabom Calculator van Harvard de volledige sterilisatie van de atmosfeer van de Aarde als gevolg van de toeneming van radioactieve bijproducten. De ontwikkeling was niet te stuiten en onafwendbaar. Het kon alleen tot stilstand gebracht worden in het verleden, toen de vergiftiging begonnen was.
De eerste omschakeling werd uitgevoerd met de pas ontwikkelde Adams-Holt-Maartens Selector. De Wereldplanning-raad koos een lijn die de voortijdige dood van Vassily Ousjenko (en de vernietiging van zijn onjuiste theorieën over stralingsschade) veroorzaakte. Een groot deel van de vergiftiging werd vermeden, hoewel dat drieënzeventig levens kostte — nakomelingen van Ousjenko, voor wie geen Schakelouders gevonden konden worden.
Toen dat eenmaal gebeurd was kon men niet meer terug. Het overschakelen werd net zo belangrijk voor de wereld als het voorkomen van ziekten.
Maar het proces had zijn beperkingen. Eens zou er een tijd komen wanneer er geen andere lijn gebruikt kon worden, wanneer alle toekomsten ongunstig leken.
Als dat gebeurde was de Planning-raad er op voorbereid om directere methoden toe te passen.
‘En dat zijn de gevolgen voor ons,’ besloot Edwin James. ‘Dat is het resultaat als we de Historische Hoofdlijn op zijn beloop laten.’
Lan II zei: ‘Waarmee u wilt zeggen dat u ernstige moeilijkheden voor de Aarde voorspelt, meneer de programmeur.’
‘Tot mijn spijt wel.’
De programmeur schonk een glas water in en sloeg een blad in zijn notitieboekje om.
‘Het kardinale punt is Ben Baxter, die op 12 april 1959 sterft. Hij moet minstens nog tien jaar leven om het gewenste effect op de wereldgebeurtenissen te hebben. In die tijd zal Ben Baxter het Yellowstone National Park van de regering kopen. Hij zal het als park blijven handhaven maar gaat er bomen kweken. Deze onderneming zal erg veel succes hebben. Hij zal nieuwe grote stukken land kopen in Noord- en Zuid-Amerika. De nakomelingen van Baxter zullen de volgende tweehonderd jaar de koningen van het timmerhout zijn en zullen enorme gebieden over de hele wereld bezitten. Dankzij hun inspanning zullen er grote wouden op de wereld zijn, tot en met onze tijd toe. Maar als Baxter sterft -’
James maakte een vermoeid gebaar. ‘Als Baxter dood is zullen de wouden gekapt zijn voordat de regeringen zich van de gevolgen bewust zullen zijn. Dan komt er de grote plantenziekte van ’03 die door de weinige boomgebieden niet overleefd zal worden. En dan volgt onze huidige situatie: alle natuurlijke assimilatieprocessen verstoord door de vernietiging van de bomen, alle verbrandingsmotoren verboden, en zuurstofapparaten om in leven te blijven.’
‘We zijn weer met de wouden begonnen,’ zei Aaui.
‘Het kost honderden jaren voordat die een formaat van enige betekenis hebben, zelfs met versnelde groeimethoden. Intussen wordt het evenwicht misschien nog verder verstoord. Dat is het belang van Ben Baxter voor ons. Hij heeft de sleutel voor de lucht die wij inademen!’
‘Goed,’ zei dr. Sveg. ‘De Historische Hoofdlijn, volgens welke Baxter sterft is duidelijk onbruikbaar. Maar er zijn Plaatsvervangende –’
‘Veel,’ zei James. ‘Zoals altijd kunnen de meeste niet gebruikt worden. De Hoofdlijn meegerekend hebben we in totaal keuze uit drie. Maar ongelukkig genoeg leiden ze allemaal tot de dood van Ben Baxter op 12 april 1959.’ De programmeur veegde zijn voorhoofd af. ‘Om het precies te zeggen: Ben Baxter sterft op 12 april 1959, ‘s middags, ten gevolge van een zakenbespreking met een zekere Ned Brynne.’
Het nieuwe lid, Roger Beatty, schraapte zenuwachtig zijn keel. ‘Deze gebeurtenis vindt dus in alle drie de waarschijnlijkheidswerelden plaats?’
‘Ja. In elke wereld is Brynne de oorzaak van de dood van Baxter.’
Dr. Sveg kwam moeizaam overeind. ‘Vroeger heeft deze Raad elke directe inmenging in bestaande waarschijnlijkheidslijnen vermeden. Maar deze situatie vraagt volgens mij om een ingreep.’
De leden van de raad knikten instemmend.
‘Laten we het geval eens goed bekijken,’ zei Aaui. ‘Kan deze Ned Brynne niet uitgeschakeld worden voor het welzijn van de Aarde?’
‘Nee,’ zei de programmeur. ‘Brynne speelt zelf een belangrijke rol in de toekomst. Hij heeft een optie op ongeveer honderd vierkante mijl bosgrond. Hij heeft Baxter’s steun nodig om het te kunnen kopen. Als Brynne van die ontmoeting met Baxter weerhouden kon worden —’
‘Hoe?’ vroeg Beatty.
‘Kies zelf maar,’ zei James. ‘Bedreiging, ompraten, omkopen, ontvoeren - alles, behalve moord. We moeten in drie werelden werken. Als we Brynne in een van de werelden kunnen tegenhouden is ons probleem opgelost.’
‘Wat zou de beste manier zijn?’ vroeg Aaui.
‘Probeer in elke waarschijnlijkheidswereld een andere,’ zei juffrouw Chandragore. ‘Dan hebben we de meeste kans. Gaan we zelf?’
‘Wij zijn het meest geschikt voor dit karwei,’ zei James. ‘We kennen alle betrokken factoren. En in de politiek doe je een zekere handigheid op; improvisatievermogen is iets dat we erg hard nodig zullen hebben bij dit karwei. Elke groep zal volledig zelfstandig moeten handelen. Er is geen mogelijkheid om de vorderingen van de anderen te controleren.’
‘Elke groep zal dus moeten veronderstellen dat de andere groepen falen,’ vatte dr. Sveg samen.
‘Waarschijnlijk terecht,’ zei James droog. ‘Laten we de groepen samenstellen en de methoden bepalen.’
1
Op de ochtend van 12 april 1959 werd Ned Brynne wakker, waste zich en kleedde zich aan. Om halftwee ’s middags had hij een afspraak met Ben Baxter, de president van Baxter Industries. Van die ontmoeting hing Brynne’s hele toekomst af. Als hij de steun van de gigantische onderneming van Baxter kon krijgen, en dan nog op gunstige voorwaarden ...
Brynne was een lange, donkere, knappe man van zesendertig. In zijn gereserveerde minzame blik lag iets van fanatieke trots, en zijn strakke mond wees op een redeloze koppigheid. Zijn bewegingen straalden de kracht uit van een man die zichzelf voortdurend observeert en beoordeelt, en zichzelf volkomen onder controle heeft.
Hij was bijna klaar om te vertrekken. Hij klemde een rottinkje onder zijn arm en liet een exemplaar van Somerset’s
Amerikaans Adelboek in zijn jaszak glijden. Hij ging nooit op stap zonder die onfeilbare gids.
Tenslotte speldde hij het gouden zonne-embleem van zijn stand op zijn revers. Brynne was Kamerheer tweede klas, en hij was er behoorlijk trots op. Sommige mensen vonden hem te jong voor een dergelijke hoge positie. Maar ze moesten toegeven dat Brynne de voorrechten en vereisten van zijn ambt met een waardigheid droeg die zijn leeftijd ver vooruit was.
Hij sloot zijn appartement af en liep naar de lift. Er stond een kleine groep mensen te wachten, meest burgers, maar ook twee Opperstalmeesters. Ze gingen allemaal voor hem opzij toen de lift kwam.
‘Goedemorgen, Kamerheer Brynne,’ zei de liftjongen toen ze naar beneden gingen.
Brynne maakte een kleine buiging met zijn hoofd, zoals dat gebruikelijk was als je een gewone burger antwoordde. Hij dacht diep na over Ben Baxter. Maar uit zijn ooghoeken merkte hij een van de mensen in de lift op. Het was een lange, stevig gebouwde vent met goudbruine Polynesische trekken en scheefstaande, donkere ogen. Brynne vroeg zich af wat een dergelijk iemand in zijn flatgebouw deed. Hij kende de andere bewoners van gezicht, hoewel ze door hun lagere status niet waardig waren om door hem herkend te worden.
De lift kwam in de hal aan en Brynne dacht niet meer aan de Polynesiër. Hij had vandaag al zoveel aan zijn hoofd. Er waren een paar moeilijkheden verbonden aan de ontmoeting met Baxter, en hij hoopte dat die voor die tijd zouden zijn opgelost. Hij liep met grote stappen de akelige grijze aprilochtend in en besloot naar de Prins Charles Koffiebar te gaan voor een laat ontbijt.
Het was vijf voor halfelf.
‘Wat denk je ervan?’ vroeg Aaui.
‘Lijkt me een moeilijke jongen,’ zei Roger Beatty. Hij haalde diep adem en genoot van de frisse lucht. Het was een heerlijke luxe om zoveel zuurstof als je wilde in te ademen. In zijn tijd draaiden zelfs de rijken hun zuurstoftoevoer ’s nachts omlaag.
Ze volgden Brynne; je kon zijn lange en zwierige figuur moeilijk uit het oog verliezen, zelfs niet in de ochtenddrukte in New York.
‘Hij keek naar je in de lift,’ zei Beatty.
‘Ik weet het.’ Aaui grijnsde. ‘Heeft-ie iets om zich zorgen over te maken.’
‘Hij lijkt me niet het type dat zich gauw zorgen maakt,’ zei Beatty. ‘Ik wou dat we wat meer tijd hadden.’
Aaui haalde zijn schouders op. ‘We konden niet dichter bij de gebeurtenis komen. De andere mogelijkheid was elf jaar eerder. En dan hadden we toch moeten wachten tot nu om tot actie over te kunnen gaan.’
‘Maar dan hadden we tenminste iets over Brynne geweten. Hij ziet er niet naar uit dat hij gemakkelijk bang gemaakt kan worden.’
‘Nee, dat is zo,’ gaf Aaui toe. ‘Maar dat is de loop der gebeurtenissen die we gekozen hebben.’
Ze bleven Brynne volgen en zagen hoe de menigte opzij ging om hem te laten passeren. Brynne liep rechtdoor, keek niet links of rechts. Toen gebeurde het.
Brynne, die in gedachten verzonken was, kwam in botsing met een gezette blozende man die het verblindende purper en zilver van de Eerste Orde der Kruisvaarders op zijn revers droeg.
‘Kun je niet kijken waar je loopt, imbeciel?’ blafte de Kruisvaarder.
Brynne zag de rang van de man, slikte en mompelde: ‘Het spijt me, meneer.’
De Kruisvaarder was niet zo snel tevreden. ‘Maak je er een gewoonte van om tegen je meerderen aan te botsen?’ ‘Nee,’ zei Brynne met een rood hoofd, terwijl hij zijn woede probeerde te onderdrukken. Er had zich een groep burgers verzameld. Ze stonden om de schitterend geklede mannen heen en grijnsden en stootten elkaar aan.
‘Kun je dan niet beter uitkijken!’ brulde de statige Kruisvaarder. ‘Loop niet als een slaapwandelaar door de straten voordat je wat manieren geleerd hebt!’
Brynne zei met een dodelijke kalmte: ‘Meneer, als u het nodig vindt om mij een lesje te geven, zal ik u graag op de plaats uwer keuze ontmoeten, met de wapens die u kunt kiezen.’
‘Ik? Jou ontmoeten?’ vroeg de Kruisvaarder verbluft. ‘Mijn rang staat het me toe, meneer.’
‘Je rang? Je bent vijf rangen lager dan ik, idioot! Genoeg hierover of ik stuur mijn bedienden - die een hogere rang dan jij hebben - om je een lesje in manieren te geven. Ik onthoud je gezicht, jongeman. En ga me nu uit de weg!’
De Kruisvaarder schoof langs hem heen en liep weg. ‘Lafaard!’ zei Brynne met een rood gevlekt gezicht. Maar hij zei het zacht, en dat ontging de burgers niet. Brynne draaide zich naar hen toe en omklemde zijn rottinkje. Vrolijk grijnzend ging de menigte uiteen.
Beatty zei: ‘Mag hier geduelleerd worden?’
Aaui knikte. ‘Het wettelijke precedent hiervoor stamt uit 1804, toen Alexander Hamilton Aaron Burr tijdens een duel doodde.’
‘Ik geloof dat we beter aan het werk kunnen gaan,’ zei Beatty. ‘Maar ik wou dat we wat meer spullen hadden.’
‘We hebben alles wat we konden dragen meegenomen. Kom mee.’
Achteraan in de Prins Charles Koffiebar zat Brynne. Zijn handen trilden en hij kon ze met moeite onder controle houden. Die verdomde Kruisvaarder! Vuile opgeblazen windbuil! Maar een duel accepteren? Ho maar. Hij moest zich verschuilen achter de privileges van zijn stand.
Een duistere en onheilspellende woede kwam bij Brynne op. Hij had die kerel moeten vermoorden en zijn reet met de gevolgen moeten afvegen! Ze konden allemaal barsten! Hij liet zich door niemand zo behandelen ...
Rustig aan, zei hij tegen zichzelf. Er was toch niets aan te doen. Hij moest over Ben Baxter nadenken en over de zeer belangrijke afspraak. Hij keek op zijn horloge en zag dat het bijna elf uur was. Over twee en een half uur zou hij bij Baxter op kantoor zijn en —
‘U wenst meneer?’ vroeg een ober.
‘Warme chocola, toast en een gepocheerd ei.’
‘Patates frites?’
‘Als ik patates frites wilde dan had ik dat wel gezegd!’ schreeuwde Brynne.
De ober verbleekte, slikte en zei: ‘Ja meneer, het spijt me, meneer,’ en maakte dat hij wegkwam.
Nu verlaag ik me al door tegen burgers te gaan schreeuwen, dacht Brynne. Beheers je - ik moet mezelf beheersen. ‘Ned Brynne!’
Brynne schrok op en keek rond. Hij had duidelijk iemand zijn naam horen fluisteren. Maar er was niemand binnen een straal van zes meter.
‘Brynne!’ ‘Wat is dat?’ mompelde Brynne onwillig. ‘Wie zei dat?’ ‘Je bent zenuwachtig, Brynne, je verliest je zelfbeheersing. ]e hebt rust nodig, vakantie, verandering.’
Brynne werd doodsbleek onder zijn zonnebruin en keek het café rond. Het was bijna leeg. Voorin drie oude dames; daarachter zaten twee mannen ernstig te praten.
‘Ga naar huis Brynne en ga wat rusten. Ga er een tijdje tussen uit, nu het nog kan.’
‘Ik heb een belangrijke zakenbespreking,’ zei Brynne met bevende stem.
‘Zaken gaan vóór geestelijke gezondheid.’ zei de stem spottend.
‘Wie ben je?’
‘Waarom denk je dat er iemand tegen je praat,’ zei de stem zijig.
‘Bedoel je dat ik in mezelf praat?’
‘Dat weet je zelf het beste.’
‘Uw ei, meneer,’ zei de ober.
‘Wat?’ brulde Brynne.
De ober deed haastig een stap achteruit waardoor hij warme chocolade op het schoteltje morste. ‘Meneer?’ zei hij beverig.
‘Sluip hier niet zo rond, idioot.’
De ober keek Brynne verbluft aan, zette de bestelling neer en ging er vandoor.
‘Je bent totaal niet in een toestand om met wie ook een gesprek te voeren,’ zei de stem. ‘Ga naar huis, slik een pilletje, ga slapen, word beter!’
‘Maar wat is er dan? Waarom?’
‘Omdat je geestelijke gezondheid op het spel staat! Deze stem van buitenaf is de laatste wanhopige poging van je geest om het evenwicht te bewaren. Je mag die waarschuwing niet in de wind slaan, Brynne!’
‘Het kan niet waar zijn!’ protesteerde Brynne. ‘Ik ben normaal. Ik –’
‘Pardon, meneer,’ zei een stem naast hem.
Brynne draaide zich woest om en stond klaar om deze nieuwe inbreuk op zijn privacy af te straffen. Hij zag het blauwe uniform van een politieman die hoog boven hem uit torende. De man droeg de witte epauletten van de Nobele Luitenant.
Brynne slikte moeilijk en zei: ‘Is er iets, agent?’
‘Meneer, de ober en de bedrijfsleider zeggen dat u in uzelf praat en een dreigende houding aanneemt.’
‘Belachelijk,’ snauwde Brynne.
‘Het is waar! Het is waar! Je wordt gek!’ schreeuwde de stem in zijn hoofd.
Brynne staarde naar de reuzengestalte van de politieman. Die had natuurlijk ook de stem gehoord. Maar kennelijk had de Nobele Luitenant niets gehoord, want hij bleef hem somber aankijken.
‘Het is niet waar,’ zei Brynne, die zich veilig voelde omdat zijn woord meer waard was dan dat van een burger.
‘Ik heb het zelf gehoord,’ zei de Nobele Luitenant.
‘Nou meneer, het zit zo,’ begon Brynne, zorgvuldig zijn woorden kiezend. ‘Ik was –’
De stem gilde in zijn hoofd: ‘Zeg dat hij kan barsten, Brynne! Wie is hij eigenlijk wel? Wie is iedereen eigenlijk wel? Sla hem! Verscheur hem! Vermoord hem! Sla hem in elkaar!’
Brynne zei, ondanks de geluidsbarrière in zijn hoofd: ‘Ik praatte in mezelf, dat is waar agent. Ik denk vaak hardop. Dan kan ik me beter concentreren.’
De Nobele Luitenant knikte. ‘Maar u heeft bedreigingen geuit, meneer, zonder geprovoceerd te zijn.’
‘Zonder geprovoceerd te zijn! Dan vraag ik u, meneer, zijn koude eieren geen provocatie? Is taaie toast en gemorste chocolade geen provocatie?’
De ober werd er bij geroepen en hield vol: ‘De eieren waren warm.’
‘Ze waren koud, en daarmee uit. Ik ben niet van plan om met een burger te redetwisten.’
‘Zeer juist,’ zei de Nobele Luitenant, en knikte nadrukkelijk. ‘Maar ik zou u willen verzoeken, meneer, om uw drift iets in te tomen, zelfs al zou die volkomen gerechtvaardigd zijn. Per slot van rekening kan men niet al te veel van burgers verwachten.’
‘Dat is zo,’ gaf Brynne toe. ‘Tussen twee haakjes, meneer — de purperen rand van uw epauletten — bent u toevallig familie van O‘Donnel van Moose Lodge?’
‘Mijn derde neef van mijn moeders kant,’ zei de Nobele Luitenant, terwijl hij strak naar het zonne-embleem van Brynne keek. ‘Mijn zoon is voorwaardelijk tot het College der Kamerheren toegelaten. Een lange jongen; hij heet Callahan.’
‘Ik zal de naam onthouden,’ beloofde Brynne.
‘De eieren waren warm!’ zei de ober.
‘Trek het woord van een heer niet in twijfel,’ beval de agent. ‘Daar kunt u moeilijkheden door krijgen ... Goedemiddag, meneer.’ De Nobele Luitenant salueerde en ging weg.
Kort daarop betaalde Brynne en ging ook weg. Hij legde een vrij grote fooi voor de ober neer, maar besloot om nooit meer in de Prins Charles te komen.
‘Vindingrijke jongeman,’ zei Aaui bitter, terwijl hij de minuscule microfoon weer in zijn zak stopte. ‘Eén ogenblik dacht ik dat we hem hadden.’
‘We hadden hem gehad als hij verborgen twijfels over zijn geestelijke gezondheid had gehad. Nu dan maar iets directers. Heb je de spullen?’
Aaui haalde twee boksbeugels uit zijn zak en gaf er een aan Beatty.
‘Zorg dat je hem niet verliest,’ zei hij. ‘We moeten ze weer aan het Primitieven-museum teruggeven.’
‘Oké. Hij gaat over je vuist, hè? O ja, ik zie het al.’
Ze betaalden en liepen snel naar buiten.
Brynne besloot een wandeling langs het water te maken om zijn zenuwen een beetje te kalmeren. Het gezicht van schepen die rustig en vast op hun ankerplaats lagen, had altijd een kalmerende werking op hem. Hij liep langzaam verder en probeerde te beredeneren wat er gebeurd was.
Die stemmen in zijn hoofd ...
Was hij werkelijk aan het gek worden? Een oom van zijn moeders kant had zijn laatste jaren in een inrichting doorgebracht. Manisch-depressief. Was er een verborgen explosieve factor in hem aan het werk?
Hij bleef staan en keek naar de boeg van een groot schip. De Theseus. Waar ging het naar toe? Italië misschien? Hij dacht aan blauwe lucht, zon, wijn en ontspanning. Die dingen waren niet voor hem weggelegd. Werken, verwoede inspanningen, dat was het leven dat hij zichzelf als taak had gesteld. Zelfs al zou hij krankzinnig worden, dan zou hij blijven werken onder de staalgrijze hemel van New York. Maar waarom? vroeg hij zich af. Hij was redelijk bemiddeld. De zaak liep vanzelf. Wat hield hem tegen om zich in te schepen en ’n jaar in zonnige streken door te brengen?
Hij raakte in opwinding toen hij besefte dat niets hem kon tegenhouden. Hij kon zijn eigen gang gaan, hij was vastberaden en sterk. Als hij het lef had om als zakenman te slagen, dan had hij ook het lef om eruit te stappen, om alles te laten barsten en weg te gaan.
‘Laat Baxter barsten!’ zei hij tegen zichzelf.
Zijn geestelijke gezondheid was belangrijker dan wat ook. Hij zou zich inschepen, nu, en dan zou hij zijn compagnons wel een telegram vanuit zee sturen om ze te vertellen dat —
Twee mannen kwamen door de verlaten straat naar hem toe. Hij herkende de ene door zijn goudbruine Polynesische trekken.
‘Meneer Brynne?’ vroeg de ander, een forse vent met een ruige bruine haardos.
‘Ja?’ zei Brynne.
Zonder waarschuwing sloeg de Polynesiër zijn armen om hem heen en klemde hem vast, en de man met de ruige haardos haalde uit met een vuist die goudachtig schitterde! Brynne’s overgevoelige zenuwen reageerden razendsnel. Hij was Roofridder tijdens de Tweede Wereldkruistocht geweest. Jaren later bleek zijn reactievermogen nog steeds hetzelfde te zijn. Hij ontweek de klap van de man met het ruige haar en dreef zijn elleboog in de maag van de Polynesiër. De man kreunde en zijn greep verslapte een ogenblik. Brynne werkte zich los.
Hij hakte met de rug van zijn hand naar de Polynesiër en raakte de zenuwknoop in de keel. De man sloeg neer en snakte naar adem. Meteen zat de andere man bovenop hem en het regende boksbeugelslagen.
Brynne haalde uit, miste en kreeg een stevige dreun in de solar plexus. Hij vocht om lucht te krijgen. Het begon hem te duizelen. Hij kreeg weer een klap en ging neer en vocht verwoed om bij kennis te blijven. Toen maakte zijn tegenstander een fout.
De man met het ruige haar probeerde hem met een klap uit te schakelen, maar wist niet waar hij moest slaan. Brynne greep zijn voet en rukte eraan. De man verloor zijn evenwicht en sloeg met zijn hoofd tegen de straat.
Brynne krabbelde zwaar ademend overeind. De Polynesiër lag met een paars gezicht uitgestrekt op de straat en maakte zwembewegingen met zijn armen en benen. De andere man bleef roerloos liggen en er liep een straaltje bloed door zijn haar.
Hij moest het bij de politie aangeven, dacht Brynne. Maar als hij de man met dat ruige haar gedood had? Ze zouden hem minstens vasthouden op beschuldiging van moord. En de Nobele Luitenant zou zijn vreemde gedrag rapporteren. Hij keek om zich heen. Niemand had het voorval gezien. Het was maar het beste om gewoon door te lopen. Zijn aanvallers moesten het dan maar aangeven, als ze daar zin in hadden.
Hij zag nu het verband tussen de gebeurtenissen. Deze mannen waren natuurlijk gehuurd door een van zijn vele concurrenten die zich ook met Ben Baxter wilden associëren. Zelfs de stem in zijn hoofd was misschien wel een slimme truc geweest.
Nou, ze konden het proberen! Nog steeds zwaar ademend begon hij aan de wandeling naar het kantoor van Ben Baxter.
Alle gedachten aan een reis naar Italië waren verdwenen.
‘Is alles goed met je?’ vroeg een stem van boven.
Beatty kwam langzaam bij. Eén afschuwelijk ogenblik dacht hij dat hij een schedelbreuk had. Maar toen hij er voorzichtig aan voelde bleek alles nog intact te zijn.
‘Waar heeft hij me mee geraakt?’ vroeg hij.
‘Met de straat, denk ik,’ zei Aaui. ‘Sorry dat ik je niet kon helpen. Hij had me al vlug uitgeschakeld.’
Beatty ging overeind zitten en greep naar zijn pijnlijke hoofd. ‘Wat een knokker!’
‘We hebben hem onderschat,’ zei Aaui. ‘Zeker een of andere training gehad. Denk je dat je weer kunt lopen?’
‘Ik geloof het wel,’ zei Beatty, terwijl hij zich door Aaui overeind liet helpen. ‘Hoe laat is het?’
‘Bijna éen uur. Zijn afspraak is om halftwee. Misschien kunnen we hem bij het kantoor van Baxter tegenhouden.’ Vijf minuten later zaten ze in een taxi op weg naar Baxter’s kantoor.
De receptioniste was jong en knap, en ze staarde hen met open mond aan. Ze hadden zich in de taxi een beetje kunnen opknappen, maar het resultaat was nog steeds niet fraai. Beatty had een provisorisch verband om zijn hoofd en Aaui’s gelaatskleur zweemde naar groen.
‘U wenst?’ vroeg de receptioniste.
‘Ik meen dat meneer Baxter om halftwee een afspraak met meneer Brynne heeft,’ zei Aaui op zo zakelijk mogelijke toon.
De klok aan de muur wees zeventien over één aan.
Aaui zei: ‘We moeten meneer Brynne spreken voordat hij naar binnen gaat. Het is erg dringend. Als u er niets op tegen heeft wachten we hier op hem.’
‘U kunt wel wachten,’ zei het meisje, ‘maar meneer Brynne is al naar binnen.’
‘Maar het is nog geen halftwee!’
‘Meneer Brynne was wat vroeger. Meneer Baxter besloot om hem direct binnen te laten.’
‘Ik moet hem spreken,’ zei Aaui.
‘Ik heb opdracht hem niet te storen.’ Het meisje keek angstig en haar vinger zweefde boven een knop op haar bureau. Aaui wist dat er hulp zou komen als ze die knop indrukte. Een man als Baxter zou te allen tijde wel lijfwachten in de buurt hebben. Het gesprek vond nu plaats en hij durfde niet te onderbreken. Misschien hadden zijn handelingen de loop van de gebeurtenissen veranderd. Het kon haast niet anders. De Brynne die nu in dat kantoor zat was een andere man, veranderd door zijn avonturen van die ochtend. ‘Goed,’ zei Aaui tegen de receptioniste. ‘We wachten hier.’
Ben Baxter was klein en stevig en had een borstkas als een stier. Hij was volkomen kaal en zijn ogen achter de gouden pince-nez hadden geen enkele uitdrukking. Hij droeg een sober zakenkostuum en op zijn revers zat het kleine embleem met de robijnen en parels van het Wall Street House of Lords.
Al een half uur lang had Brynne gepraat, papieren op Baxter’s bureau uitgespreid, cijfers aangehaald, ontwikkelingen genoemd, bewegingen voorspeld. Hij transpireerde van inspanning en wachtte op een antwoord van Baxter. ‘Hmm,’ zei Baxter.
Brynne’s slapen bonsden met een zeurende, doffe pijn en hij vocht tegen de gespannen zenuwen in zijn maag. Hij had al in jaren niet meer uit woede gevochten; hij was er niet meer aan gewend. Hij hoopte dat hij zich zou kunnen beheersen tot het gesprek beëindigd was.
‘De eisen die u stelt.’ zei Baxter, ‘zijn bijna belachelijk.’
‘Meneer?’
‘Belachelijk was het woord, meneer Brynne. U ben toch niet hardhorend?’
‘Nee,’ zei Brynne.
‘Uitstekend. Uw voorwaarden zouden misschien op hun plaats zijn bij onderhandelingen tussen twee maatschappijen van hetzelfde kaliber. Maar dat is niet het geval, meneer Brynne. Ik vind het nogal aanmatigend dat een maatschappij als de uwe de Baxter Enterprises een dergelijk voorstel doet.’
Brynne’s ogen vernauwden zich. Hij kende Baxter’s reputatie wat betrof zijn geraffineerde manier van onderhandelen. Dit was geen persoonlijke belediging, herinnerde hij zich. Het was het soort manoeuvre dat hij zelf ook vaak had toegepast. Je moest op dezelfde manier reageren.
‘Ik zal u uitleggen,’ zei Brynne, ‘wat zo belangrijk is in dit bosgebied waarop ik een optie heb. Met voldoende kapitaal zouden we het bezit enorm kunnen uitbreiden, om niet te zeggen –’
‘Verwachtingen, dromen, beloften,’ zuchtte Baxter. ‘Misschien heeft u inderdaad iets wat de moeite waard is. Maar u heeft me nog niet kunnen overtuigen.’
Vergeet niet dat dit zakendoen is, prentte Brynne zich in. Hij wil me vast en zeker steunen - vast en zeker. Ik wist wel dat ik omlaag zou gaan. Natuurlijk. Hij probeert alleen maar de voorwaarden naar zijn hand te zetten. Niets persoonlijks ...
Maar er was die dag al te veel gebeurd met Brynne. De Kruisvaarder met het rode gezicht, de stem in het restaurant, zijn korte droom van de vrijheid, het gevecht met de twee mannen - hij wist dat hij niet veel meer kon hebben. ‘Ik stel voor, meneer Brynne,’ zei Baxter, ‘dat u een redelijker voorstel doet. Een voorstel dat in overeenstemming is met de bescheiden en ondergeschikte status van uw kapitaal.’
Hij daagt me uit, dacht Brynne. Maar het was te veel voor hem. Hij was van dezelfde goede afkomst als Baxter; hoe durfde de man hem zo te behandelen?
‘Meneer,’ zei hij met strakke lippen. ‘Ik maak bezwaar tegen uw formuleringen.’
‘Hè?’ zei Baxter, en Brynne dacht dat hij een geamuseerd lichtje in de koude ogen zag. ‘Waar maakt u bezwaar te- gen?’
‘Tegen uw manier van uitdrukken, meneer. Ik stel voor dat u uw verontschuldigingen aanbiedt.’
Brynne stond stijfjes op en wachtte. Zijn hoofd bonsde nu onmenselijk en zijn maag scheen samen te krimpen.
‘Ik zie niet in waarom ik me zou moeten verontschuldigen, meneer,’ zei Baxter. ‘En ik ben niet van plan om zaken te doen met iemand die het persoonlijke niet van het zakelijke kan scheiden.’
Hij heeft gelijk, dacht Brynne. Ik ben degene die zijn verontschuldigingen zou moeten aanbieden. Maar hij wist niet van ophouden. Wanhopig zei hij: ‘Ik waarschuw u – bied uw verontschuldigingen aan, meneer!’
‘Zo kunnen we geen zaken doen,’ zei Baxter. ‘En eerlijk gezegd, meneer Brynne, had ik gehoopt wél zaken met u te doen. Ik zal proberen redelijk te blijven als u ook probeert redelijk te zijn. Ik verzoek u uw eis in te trekken en normaal verder te gaan.’
‘Ik kan het niet!’ zei Brynne, terwijl hij hartstochtelijk wilde dat hij het wel kon. ‘Bied uw verontschuldigingen aan, meneer!’
De krachtige en gedrongen Baxter stond op. Hij kwam achter zijn bureau vandaan met een kleur van woede. ‘Eruit, vlegel! Eruit, voordat ik je eruit laat smijten, aansteller! Eruit!’
Brynne, die zijn verontschuldigingen wilde maken, dacht aan de Kruisvaarder met het rode hoofd, de ober, de twee aanvallers. Er knapte iets in hem. Hij haalde met al zijn kracht uit en gooide er zijn hele gewicht achter.
Hij raakte Baxter’s nek en sloeg hem tegen het bureau.
Baxter kwakte met glazige ogen tegen de grond.
‘Het spijt me!’ schreeuwde Brynne. ‘Het spijt me! Het spijt me!’
Hij knielde naast Baxter. ‘Is alles met u in orde, meneer? Het spijt me echt. Ik bied u mijn verontschuldigingen aan...’
Het gedeelte van zijn hersens dat nog koel werkte, vertelde hem dat hij zich onherstelbaar in de nesten gewerkt had. Zijn drang naar actie was even groot geweest als zijn drang om zich te verontschuldigen. Nu had hij het dilemma proberen op te lossen door beide dingen te doen. Hij had geslagen - en daarna zijn verontschuldigingen aangeboden. ‘Meneer Baxter?’ riep hij in paniek.
Ben Baxter’s gezicht was verwrongen en uit een van zijn mondhoeken druppelde bloed. Toen zag Brynne dat Baxter’s hoofd in een vreemde hoek ten opzichte van het lichaam lag.
‘O ...’ zei Brynne.
Hij had drie jaar gediend bij de Roofridders. Het was niet de eerste gebroken nek die hij zag.
2
Op de ochtend van 12 april 1959 werd Ned Brynne wakker, waste zich en kleedde zich aan. Om halftwee ’s middags had hij een afspraak met Ben Baxter, de president van Baxter Industries. Van die ontmoeting hing Brynne’s hele toekomst af. Als hij de steun van de gigantische onderneming van Baxter kon krijgen, en dan nog op gunstige voorwaarden...
Brynne was een lange, donkere, knappe man van zesendertig. In zijn gereserveerde, minzame blik lag iets van zachtheid, en zijn expressieve mond wees op een oprechte vroomheid. Zijn bewegingen hadden de losse gratie van iemand die niet te veel dacht aan wat anderen van hem dachten.
Hij was bijna klaar om te vertrekken. Hij klemde een gebedsstaf onder zijn arm en liet een exemplaar van Norsted’s Gids der Zachtmoedigheid in zijn jaszak glijden. Hij ging nooit op stap zonder die onfeilbare gids.
Tenslotte speldde hij het zilveren maan-embleem van zijn stand op zijn revers. Brynne was een Beteugelaar tweedeklas van het Boeddhistisch Genootschap van het Westen en hij veroorloofde zich daarover een gepaste bescheiden trots. Sommige mensen vonden hem te jong voor het leken-priesterlijke ambt. Maar ze moesten toegeven dat Brynne de voorrechten en vereisten van zijn taak met een waardigheid droeg die zijn leeftijd ver vooruit was.
Hij sloot zijn appartement af en liep naar de lift. Er stond een groepje mensen te wachten, meest westerse boeddhisten, maar ook twee lama’s. Ze gingen allemaal voor hem opzij toen de lift kwam.
‘Goedemorgen, Broeder Brynne,’ zei de liftjongen toen ze naar beneden gingen.
Brynne maakte een kleine buiging met zijn hoofd, zoals dat gebruikelijk was als je een lid van de kudde antwoordde. Hij dacht diep na over Ben Baxter. Maar uit zijn ooghoeken merkte hij een van de mensen in de lift op. Het was een slanke, mooie vrouw met zwart haar en een pittig, goudkleurig gezicht. Indisch, dacht Brynne, en hij vroeg zich af wat een dergelijke vrouw in zijn flatgebouw deed. Hij kende de andere bewoners van gezicht, hoewel hij natuurlijk niet zo onbescheiden was om ze te herkennen.
De lift kwam in de hal aan en Brynne dacht niet meer aan de Indiase vrouw. Hij had vandaag al zoveel aan zijn hoofd. Er waren een paar moeilijkheden verbonden aan de ontmoeting met Ben Baxter en hij hoopte dat die voor die tijd zouden zijn opgelost. Hij stapte de akelige grijze aprilochtend in en besloot naar de Gouden Lotus Koffiebar te gaan voor een laat ontbijt.
Het was vijf voor halfelf.
‘Ik zou hier wel altijd willen blijven om die heerlijke lucht in te ademen!’ zei Janna Chandragore.
Lan II glimlachte vaag. ‘Misschien kunnen we deze lucht in onze eigen eeuw inademen. Wat denk je van hem?’
‘Een rechtvaardige brave Hendrik.,’ zei ze. Ze volgden Brynne; je kon zijn lange, gebogen figuur moeilijk uit het oog verliezen, zelfs niet in de ochtenddrukte in New York. ‘Hij stond je gewoon op te vreten in die lift,’ zei Lan II. ‘Ik weet het.’ Ze glimlachte. ‘Hij ziet er goed uit, vind je niet?’
Lan II trok zijn wenkbrauwen op, maar gaf geen commentaar. Ze bleven hem volgen en zagen hoe de menigte opzij ging uit respect voor Brynne’s rang. Toen gebeurde het. Brynne, die in gedachten verzonken was, kwam in botsing met een gezette, blozende man in het gele gewaad van een westerse boeddhistische priester.
‘Mijn verontschuldigingen voor het feit dat ik uw meditatie zo ruw verstoor, Jonge Broeder,’ zei de priester.
‘Het was geheel mijn schuld, Vader,’ zei Brynne. ‘Want er staat geschreven: “De jeugd moet weten waar zij gaat”.’ De priester schudde zijn hoofd. ‘In de jeugd,’ zei hij, ‘ligt de droom van de toekomst besloten; en de ouderdom moet plaats maken.’
‘De ouderdom is onze gids en bakent onze weg af,’ wierp Brynne nederig maar vastberaden tegen. ‘De Schrift is duidelijk op dat punt.’
‘Als gij de ouderdom aanvaardt,’ zei de priester met iets opeengeklemde lippen, ‘aanvaard dan uitspraken van de ouderdom: de jeugd moet vooruit! Wees zo goed me niet tegen te spreken, Broeder.’
Brynne boog diep en keek minzaam. De priester boog ook, en beiden vervolgden hun eigen weg.
Brynne liep vlugger en zijn handen omklemden de gebedsstaf. Net iets voor een priester — zijn ouderdom gebruiken om argumenten ten gunste van de jeugd te steunen. Er zaten vreemde tegenstrijdigheden in Westers boeddhisme, maar Brynne had geen zin om er op dit ogenblik verder over na te denken.
Hij liep de Gouden Lotus Koffiebar binnen en ging aan een tafeltje achterin zitten. Hij betastte het ingewikkelde houtsnijwerk van zijn gebedsstaf en hij voelde hoe zijn woede wegzakte. Bijna onmiddellijk had hij die serene en kalme eenheid van de geest weer hersteld, de emoties die zo vitaal waren voor de Weg der Zachtmoedigheid.
Het was nu tijd om aan Ben Baxter te denken. Per slot van rekening moest een mens naast zijn religieuze taken ook andere taken vervullen. Hij keek op zijn horloge en zag dat het bijna elf uur was. Over twee en een half uur zou hij bij Baxter op kantoor zijn en - ‘U wenst, meneer?’ vroeg een ober.
‘Een glas water en wat gedroogde vis, alstublieft,’ zei Brynne.
‘Patates frites?’
‘Vandaag is het Visya. Het is niet geoorloofd,’ mompelde Brynne zacht.
De ober verbleekte, slikte en zei: ‘Ja meneer, het spijt me, meneer,’ en maakte dat hij wegkwam.
Ik had hem niet belachelijk moeten maken, hield Brynne zichzelf voor. Ik had gewoon de patates frites moeten weigeren. Moest hij de man zijn verontschuldigingen aanbieden?
Hij besloot dat het de man te zeer in verlegenheid zou brengen. Resoluut zette Brynne de gedachte van zich af en concentreerde zich op Ben Baxter.
Als Baxter achter Brynne’s optie op het bosgebied zou staan, dan was er -
Hij werd afgeleid door iets dat aan een tafeltje vlakbij hem gebeurde. Hij draaide zich om en zag een vrouw met gouden gelaatstrekken bitter huilen in een kanten zakdoekje. Het was de vrouw die hij al eerder in zijn flatgebouw had gezien. Ze was in gezelschap van een verschrompelde oude man die haar probeerde te troosten.
Door haar tranen heen wierp de vrouw een wanhopige blik op Brynne. Onder deze omstandigheden kon een Beteugelaar maar éen ding doen.
Hij liep naar hun tafeltje. ‘Neemt u mij niet kwalijk dat ik u lastig val,’ zei hij, ‘ik zag dat u verdriet heeft. Misschien bent u hier vreemd in de stad. Kan ik u van dienst zijn?’ ‘Niemand kan ons nog helpen,’ klaagde de vrouw.
De oude man haalde berustend zijn schouders op.
Brynne aarzelde en ging toen aan hun tafel zitten. ‘Vertelt u het me toch maar,’ vroeg hij. ‘Geen enkel probleem is onoplosbaar. Er staat geschreven dat er door alle oerwouden en over de steilste bergen een pad is.’
‘Een waar woord,’ gaf de oude man toe. ‘Maar soms kunnen deze paden niet door de Mens betreden worden.’
‘In die gevallen,’ zei Brynne, ‘moeten wij de handen ineenslaan en dan kunnen wij slagen. Vertelt u mij uw moeilijkheden. Ik zal u naar mijn beste kunnen dienen.’
Eigenlijk was dit meer dan een Beteugelaar hoorde te doen. Totale dienstverlening was de plicht van de hogere priesters. Maar Brynne was in vervoering geraakt door de nood en de schoonheid van de vrouw, en de woorden waren eruit eer hij het besefte.
‘“In het hart van een jonge man schuilt kracht”,’ haalde de oude man aan, ‘“en een staf voor vermoeide armen”. Vertelt u mij eens, gelooft u in religieuze verdraagzaamheid?’ ‘Absoluut!’ zei Brynne. ‘Het is een van de meest essentiële leerstellingen van het Westerse boeddhisme.’
‘Mooi. Mijn dochter en ik komen uit Lhagrama in India, waar wij de Daritria-incarnatie van de Kosmische Functie dienen. We zijn naar Amerika gegaan omdat we hoopten hier een kleine tempel te stichten. Helaas zijn de schismatici van de Marii-incarnatie ons voor geweest. Mijn dochter moet terug naar huis. Maar ons leven wordt op het ogenblik door die fanatieke Marii bedreigd, die gezworen hebben het Daritria-geloof met wortel en tak uit te roeien.’ ‘Maar uw leven kan hier onmogelijk in gevaar zijn!’ riep Brynne uit. ‘Niet in het hart van New York.’
‘Hier meer dan waar ook,’ zei Janna. ‘Want menigten zijn de mantel en het masker van de moordenaar.’
‘Ik leef toch niet lang meer,’ zei de oude man met een ontspannen onbezorgdheid. ‘Ik moet hier blijven om mijn werk te voltooien. Zo staat het geschreven. Maar ik wil dat mijn dochter veilig naar huis kan gaan.’
‘Ik ga niet zonder jou!’ riep Janna. ‘Je doet wat je gezegd wordt!’ zei de oude man.
Janna wendde haar blik gedwee van zijn staalharde zwarte ogen af. De oude man richtte zich tot Brynne.
‘Meneer, vanmiddag gaat er een schip naar India. Mijn dochter heeft een sterke en eerlijke man nodig die haar vergezelt, beschermt en haar naar huis brengt. Mijn fortuin gaat naar de man die deze gewijde taak voor mij verricht.’ ‘Ik kan het bijna niet geloven,’ zei Brynne, die plotseling door twijfel overmand werd. ‘Weet u zeker —’
Bij wijze van antwoord haalde de oude man een gemzenleer tasje uit zijn zak en spreidde de inhoud op het tafelkleed uit. Brynne was geen expert op het gebied van edelstenen, hoewel hij er wel mee gewerkt had toen hij officier van de godsdienstige instructie was tijdens de Tweede Wereldjihad. Toch wist bij zeker dat hij het echte vuur van robijnen, saffieren, diamant en smaragd herkende.
‘Ze zijn voor u,’ zei de oude man. ‘U kunt er mee naar een juwelier. Als de echtheid bewezen is gelooft u misschien de rest van mijn verhaal. Of als dit niet voldoende bewijs is –’
Uit een andere zak haalde hij een dikke portefeuille die hij aan Brynne gaf. Toen Brynne hem opende zag hij dat hij boordevol bankbiljetten van zeer hoge waarde zat.
‘Iedere bank zal de echtheid bevestigen,’ zei de oude man. ‘Nee, alstublieft, ik sta erop. Houd het allemaal. Geloof me, het is maar een deel van wat ik u zou willen geven voor dit heilige vertrouwen.’
Het was overdonderend. Brynne probeerde nog te bedenken dat de edelstenen best nagemaakt konden zijn en dat het geld vals kon zijn. Maar hij wist dat het niet zo was. Ze waren echt. En als die rijkdom, die zo achteloos werd weggegeven echt was, dan moest de rest van het verhaal ook wel echt zijn.
Het zou niet de eerste keer zijn dat er een sprookjesachtige gebeurtenis in het gewone leven plaatsvond. Kwamen in het Boek der Gouden Antwoorden niet talloze van dergelijke gebeurtenissen voor?
Hij keek naar de mooie, verdrietige vrouw met het gouden gezicht. Plotseling verlangde hij vurig dat hij deze fijne trekken vreugde kon bezorgen om die droevige mond te laten glimlachen. En uit de manier waarop ze naar hem keek meende Brynne meer dan alleen maar belangstelling voor een beschermer te ontdekken.
‘Meneer!’ riep de oude man. ‘Zoudt u willen — zoudt u willen overwegen —’ ‘Ik doe het!’ zei Brynne.
De oude man greep Brynne’s hand. Janna keek alleen maar naar hem, maar hij had het gevoel alsof hij hartstochtelijk omhelsd werd.
‘U moet direct weg,’ zei de oude man kortaf. ‘Kom, er is geen tijd te verliezen. Zelfs nu verschuilt de vijand zich in de schaduwen.’
‘Maar mijn kleren –’
‘Niet belangrijk. Ik zal zorgen dat u een garderobe krijgt.’
‘- en vrienden, zakenbesprekingen. Wacht! Wacht even!’ Brynne haalde diep adem. Haroun-al-Rachid-avonturen waren allemaal wel mooi maar het moest niet uit de hand lopen.
‘Ik heb vanmiddag een bespreking,’ zei Brynne. ‘Daar moet ik naar toe. Daarna ben ik tot uw beschikking.’
‘Janna loopt te veel gevaar!’ riep de oude man.
‘U zult beiden volkomen veilig zijn, dat beloof ik u. U kunt zelfs meegaan. Of wat nog beter is - ik heb een neef bij de politie. Ik ben er van overtuigd dat ik een lijfwacht kan -’ Janna wendde haar mooie, bedroefde gezichtje van hem af. De oude man zei: ‘Meneer, het schip vaart om éen uur af - precies om éen uur.’
‘Die schepen gaan iedere dag of zo,’ zei Brynne. ‘Laten we het volgende nemen. Deze afspraak is vreselijk belangrijk. Van vitaal belang, zou je kunnen zeggen. Ik heb jaren gewerkt om zover te komen. En het gaat niet alleen om mij. Ik heb een zaak, werknemers, vennoten. Ook in hun belang moet ik naar die afspraak toe.’
‘Zaken vóór het leven,’ zei de oude man bitter.
‘Alles komt in orde,’ verzekerde Brynne hem. ‘Er staat geschreven dat het beest van het oerwoud vlucht voor de stap -’ ‘Ik weet wat er geschreven staat. Het woord van de dood staat groot op mijn voorhoofd en dat van mijn dochter geschreven, tenzij u ons nu helpt. Ze zal op de Theseus in hut 2A zijn. De volgende hut, 3A, is voor u. Het schip vertrekt om éen uur vanmiddag. Als u iets om haar leven geeft, dan bent u er.’
De oude man en zijn dochter stonden op, betaalden en gingen weg zonder zich iets van Brynne’s smeekbeden aan te trekken. Toen Janna bij de deur stond draaide ze zich even om en keek hem strak aan.
‘Uw gedroogde vis, meneer,’ zei de ober. Hij was alsmaar geruisloos in de buurt gebleven tot hij een kans zou krijgen om Brynne te bedienen.
‘Naar de bliksem ermee!’ schreeuwde Brynne. ‘O, het spijt me, het spijt me,’ zei hij ontzet tegen de geschokte ober. ‘Het was niet uw fout.’
Hij betaalde en legde een behoorlijk grote fooi voor de ober neer. Toen ging hij snel weg. Hij moest nog eens goed na- denken.
‘Die energie die ik aan die scène verspeeld heb,’ klaagde Lan II, ‘kost me waarschijnlijk tien jaar van mijn leven.’ ‘Je genoot er van begin tot eind van,’ zei Janna Chandragore.
‘Dat is waar,’ gaf Lan II heftig knikkend toe. Hij dronk met kleine teugjes van de wijn die een steward naar de hut had gebracht. ‘De vraag is nu: zal hij die afspraak met Baxter laten schieten en hier naar toe komen?’
‘Hij schijnt me wel aardig te vinden,’ zei Janna.
‘Waaruit zijn uitstekende smaak blijkt.’
Ze maakte een spottend gebaar met haar hoofd. ‘Maar dat verhaal! Was dat nu nodig — om zo te overdrijven?’
‘Absoluut. Brynne is een sterk en toegewijd man, maar hij heeft een romantische kronkel. Alleen met een sprookje dat zijn stoutste dromen evenaart krijg je hem zo ver.’
‘Misschien zelfs niet met een sprookje,’ zei Janna peinzend. ‘We zullen zien,’ zei Lan II. ‘Persoonlijk geloof ik dat hij zal komen.’
‘Ik niet.’
‘Je onderschat je aantrekkelijkheid en je acteertalent. Wacht maar af.’
‘Er zit niet veel anders op,’ zei Janna, terwijl ze in een leunstoel achterover ging zitten.
De klok op het bureau wees twaalf over half éen aan.
Brynne besloot een wandeling langs het water te maken om zijn zenuwen een beetje te kalmeren. Het gezicht van schepen die rustig en vast op hun ankerplaats lagen had altijd een kalmerende uitwerking op hem. Hij liep langzaam verder en probeerde te beredeneren wat er gebeurd was. Dat mooie, bedroefde meisje ...
Maar hij had toch ook zijn plichten tegenover het werk van zijn trouwe medewerkers? En vanmiddag zou op het kantoor van Baxter de kroon op het werk gezet worden.
Hij bleef staan en keek naar de boeg van een groot schip. De Theseus.
Hij dacht aan India. Aan blauwe lucht, zon, wijn, ontspanning. Die dingen waren niet voor hem weggelegd. Werken, verwoede inspanningen, dat was het leven dat hij zichzelf had opgelegd. Zelfs al zou hij de mooiste vrouw ter wereld verliezen, dan zou hij blijven werken onder de staalgrijze lucht van New York.
Maar waarom? vroeg hij zich af, terwijl hij het gemzenleer tasje in zijn zak betastte. Hij was redelijk bemiddeld. De zaak liep vanzelf. Wat hield hem tegen om zich in te schepen, alles te laten barsten en een jaar in zonnige streken door te brengen.
Hij raakte in opwinding toen hij besefte dat niets hem kon tegenhouden. Hij kon zijn eigen gang gaan, hij was vastberaden en sterk. Als hij het geloof en de wilskracht had om als zakenman te slagen, dan had hij ook het geloof en de wilskracht om eruit te stappen, om alles te laten barsten en zijn hart te volgen.
‘Laat Baxter barsten!’ zei hij tegen zichzelf. De veiligheid van het meisje was belangrijker dan wat ook. Hij zou zich inschepen, nu, en dan zou hij zijn compagnons wel een telegram vanuit zee sturen om ze te vertellen dat -
Zijn besluit stond vast. Hij draaide zich snel om, liep naar de loopplank en klom vastberaden naar boven.
Een officier op het dek zei glimlachend: ‘Hoe is uw naam, meneer?’
‘Ned Brynne.’ De officier keek op de lijst. ‘Ik geloof niet dat - o ja, ik zie het al. Ja, meneer Brynne. U heeft hut nummer 3 op dek. A. Ik wens u een prettige reis.’
‘Dank u,’ zei Brynne, terwijl hij een blik op zijn horloge wierp. Het was kwart voor éen.
‘Tussen twee haakjes,’ zei hij tegen de officier, ‘hoe laat vertrekt de boot?’
‘Om halfvijf precies, meneer.’
‘Halfvijf? Weet u dat zeker?’
‘Heel zeker, meneer Brynne.’
‘Maar ze hebben mij gezegd dat u om éen uur zou vertrekken.’
‘Dat was de oorspronkelijke tijd, meneer. Maar de vertrektijd wordt vaak een paar uur uitgesteld. We halen dat op zee gemakkelijk weer in.’
Halfvijf! Ja, hij had tijd zat! Hij kon toch naar Ben Baxter gaan en dan was hij nog op tijd op het schip terug! Beide problemen waren opgelost!
Hij mompelde een dankgebed voor dit mysterieuze maar zo van pas komende toeval en draaide zich om en rende de loopplank weer af. Hij had het geluk meteen een taxi te krijgen.
Ben Baxter was klein en stevig en had een borstkas als een stier. Hij was volkomen kaal en zijn ogen achter de gouden pince-nez hadden geen enkele uitdrukking. Hij droeg een sober zakenkostuum en op zijn revers zat het kleine embleem met de robijnen en parels van de Nederige Dienaren van Wall Street.
Al een half uur lang had Brynne gepraat, ontwikkelingen genoemd, bewegingen voorspeld. Hij transpireerde van inspanning en wachtte op een antwoord van Baxter.
‘Hmm,’ zei Ben Baxter.
Brynne wachtte. Zijn pols klopte heftig en zijn lege maag begon in opstand te komen. Zijn gedachten waren bij de
Theseus die al gauw zou afvaren. Hij wilde de bijeenkomst beëindigen en aan boord gaan.
‘De fusievoorwaarden die u stelt,’ zei Baxter, ‘zijn volkomen acceptabel.’
‘Meneer?’ hijgde Brynne.
‘Acceptabel, zei ik. U mankeert toch niets aan uw oren, Broeder Brynne?’
‘Voor zulk nieuws niet,’ zei Brynne grijnzend.
‘Ons samengaan,’ zei Baxter glimlachend, ‘belooft voor ons allebei een grote toekomst. Ik hou niet van omwegen, Brynne, en ik zeg u dan ook eerlijk dat ik de manier waarop u de overzichten en gegevens behandeld heeft en de manier waarop dit gesprek verlopen is, heel prettig vond. Bovendien mag ik u. Ik verheug mij er zeer over en ik geloof dat onze samenwerking erg vruchtbaar zal zijn.’
‘Ik ben er oprecht van overtuigd, meneer.’
Ze gaven elkaar een hand en stonden op.
‘Mijn juristen zullen de papieren opstellen,’ zei Baxter, ‘overeenkomstig ons gesprek. U kunt ze aan het eind van deze week verwachten.’
‘Uitstekend.’ Brynne aarzelde en vroeg zich af of hij Baxter moest vertellen dat hij naar India ging. Hij besloot het niet te doen. Het was eenvoudig genoeg om te zorgen dat hij de papieren op de Theseus ontving en hij kon de laatste details via de telefoon regelen. Hij zou trouwens niet zo lang wegblijven - net lang genoeg om het meisje veilig thuis te brengen. Dan zou hij terug gaan met het vliegtuig.
Ze wisselden nog een paar vriendelijke woorden, gaven elkaar weer een hand, en Brynne draaide zich om, om weg te gaan.
‘Dat is een prachtige gebedsstaf,’ zei Baxter.
‘Wat? O ja,’ zei Brynne. ‘Ik heb hem juist van de week uit Sinkiang gekregen. Ze maken daar de mooiste gebedsstaven, volgens mijn onwaardige mening.’
‘Ik weet het. Mag ik hem eens bekijken?’
‘Natuurlijk. Maar weest u alstublieft voorzichtig. Hij gaat nogal snel open.’ Baxter pakte de gebedsstaf met de ingewikkelde gesneden figuren en drukte tegen het handvat. Uit de andere kant schoot een mes dat vlak langs zijn been scheerde.
‘Het is inderdaad heel snel!’ zei Baxter. ‘Zo vlug heb ik ze nog nooit gezien.’
‘Heeft u zich gesneden?’
‘Alleen maar een schrammetje. Prachtig ciseleerwerk op dat mes.’
Ze praatten een tijdje over de drievoudige betekenis van het mes in het Westerse boeddhisme en over de recente ontwikkelingen in het geestelijke centrum van het Westerse boeddhisme te Sinkiang. Toen schoof Baxter voorzichtig weer het mes in de gebedsstaf en gaf hem terug aan Brynne. ‘Een prachtig voorwerp. Nogmaals, tot ziens, Broeder Brynne -’ en Baxter bleef halverwege steken. Zijn mond stond open en hij scheen te staren naar een punt achter Brynne’s hoofd.
Brynne draaide zich om, maar zag niets anders dan de muur. Toen hij zich weer terugdraaide was het gezicht van Baxter verwrongen en stond er wat schuim om zijn mondhoeken.
‘Meneer!’ riep Brynne.
Baxter probeerde iets te zeggen, maar bracht het niet op. Hij deed twee wankelende stappen naar voren en sloeg toen tegen de grond.
Brynne rende naar het kantoor van de receptioniste. ‘Waarschuw een dokter! Vlug! Vlug!’ schreeuwde hij naar het angstige meisje. Toen rende hij weer naar Baxter’s kantoor.
Hij zag het eerste Amerikaanse geval van de gemuteerde ziekte die de Sinkiang-pest genoemd zou worden. Overgebracht op een honderdtal besmette gebedsstaven zou de ziekte razendsnel om zich heen grijpen en zich door New York verspreiden en miljoenen slachtoffers eisen. Binnen een week zouden de symptomen van Sinkiang-pest bekender zijn dan de mazelen.
Maar Brynne keek naar het eerste slachtoffer.
Vol afgrijzen staarde hij naar de harde, en felle appelgroene glans op Baxter’s gezicht en handen.
3
Op de ochtend van 12 april 1959 werd Ned Brynne wakker, waste zich en kleedde zich aan. Om halftwee ’s middags had hij een afspraak met Ben Baxter, de president van Baxter Industries. Van die ontmoeting hing Brynne’s hele toekomst af. Als hij de steun van de gigantische onderneming van Baxter kon krijgen, en dan nog op gunstige voorwaarden ...
Brynne was een lange, donkere, knappe man van zesendertig. In zijn gereserveerde, minzame blik lag iets van bedachtzaamheid en zijn ontspannen mond wees op de bereidheid tot compromissen. Zijn bewegingen hadden de zorgeloze zekerheid van een man van de wereld.
Hij was bijna klaar om te vertrekken. Hij klemde een paraplu onder zijn arm en liet een pocketexemplaar van Moord in de Metro in zijn zak glijden. Hij ging nooit zonder een spannend werkje de deur uit.
Tenslotte bevestigde hij het onyxspeldje, behorende bij de rang van Commodore van de Ocean Cruising Club, op zijn revers. Sommige mensen vonden hem te jong voor die eer. Maar ze moesten toegeven dat Brynne de voorrechten en vereisten van zijn taak droeg met een waardigheid die zijn leeftijd ver vooruit was.
Hij sloot zijn appartement af en liep naar de lift. Er stond een groepje mensen te wachten, meest winkeliers, maar ook twee zakenlieden.
‘Goedemorgen, meneer Brynne,’ zei de liftjongen toen ze naar beneden gingen.
‘Laten we het hopen,’ zei Brynne, die diep over Baxter aan het nadenken was. Uit zijn ooghoeken nam hij een van de mensen in de lift op. Het was een grote, blonde Viking die tegen een klein, half kaal kereltje stond te praten. Brynne vroeg zich af wat ze in zijn flatgebouw deden. Hij kende de meeste bewoners van gezicht, maar hij woonde er nog niet lang genoeg om kennis met ze gemaakt te hebben.
De lift kwam in de hal en Brynne dacht niet meer aan de Viking. Hij had vandaag al zoveel aan zijn hoofd. Er waren een paar moeilijkheden verbonden aan de ontmoeting met Baxter en hij hoopte dat die problemen voor die tijd zouden zijn opgelost. Hij stapte de akelige grijze aprilochtend in en besloot naar Childs’ te gaan voor een laat ontbijt.
Het was vijf voor halfelf.
‘Wat denk je ervan?’ vroeg dr. Sveg.
‘Het lijkt me een normale vent,’ zei Edwin James. ‘Hij lijkt me zelfs voor rede vatbaar. Daar komen we gauw genoeg achter.’
Ze volgden Brynne; je kon zijn lange en kaarsrechte figuur moeilijk uit het oog verliezen, zelfs niet in de ochtenddrukte in New York.
‘Ik ben beslist geen voorstander van geweld,’ zei dr. Sveg. ‘Maar in dit geval - waarom geven we hem geen klap op zijn kop en laten we het daarbij?’
‘Die methode was uitgekozen door Aaui en Beatty. Juffrouw Ghandragore en Lan II besloten het over een andere boeg te gooien: omkoping. Wij moeten proberen hem om te praten.’
‘Maar veronderstel dat er niet met hem te praten is, wat dan?’
James haalde zijn schouders op.
‘Het staat me niets aan,’ zei dr. Sveg.
Ze zagen dat Brynne tegen een dikke zakenman met een rood gezicht aanbotste.
‘Sorry,’ zei Brynne.
‘Sorry,’ zei de zakenman.
Ze knikten vluchtig en liepen verder.
Brynne ging bij Childs’ naar binnen en ging aan een leeg tafeltje achterin zitten. Hij moest nu over Baxter nadenken en over de beste manier om hem te benaderen - ‘U wenst, meneer?’ vroeg een ober.
‘Roerei, toast, koffie,’ zei Brynne.
‘Patates frites?’
‘Nee, dank u.’
De ober liep snel weg. Brynne concentreerde zich op Baxter.
Als Baxter zijn financiële en politieke steun gaf aan die houtzaak, dan was -
‘Neemt u mij niet kwalijk, meneer,’ zei een stem. ‘Kunnen wij u even spreken?’
Brynne keek op en zag de blonde man en zijn kleine vriend uit de lift.
‘Waarover?’
‘Het is een zaak van het allergrootste belang, meneer,’ zei de kleine man.
Brynne keek op zijn horloge. Het was bijna elf uur. Hij had nog twee en een half uur de tijd voordat hij bij Baxter moest zijn.
‘Natuurlijk, gaat u zitten,’ zei hij. ‘Wat zijn de moeilijkheden?’
De mannen keken elkaar aan en glimlachten verlegen. Toen schraapte de kleine man zijn keel.
‘Meneer Brynne,’ zei hij. ‘Mijn naam is Edwin James. Dit is mijn compagnon, dr. Sveg. Wat we u gaan vertellen klinkt belachelijk, maar we hopen dat u wilt luisteren zonder ons te onderbreken. Daarna hebben we bepaalde bewijzen die u eventueel kunnen overtuigen van de waarheid van de geschiedenis.’
Brynne fronste zijn wenkbrauwen en vroeg zich af wat voor vreemde kwasten hij nu weer voor zich had. Maar de beide mannen waren, op z’n zachtst gezegd, goed gekleed. ‘Natuurlijk, ga uw gang,’ zei Brynne.
Een uur en twintig minuten later zei Brynne: ‘Tjonge! Dat is me een mooi verhaal!’
‘Ik weet het,’ zei dr. Sveg verontschuldigend. ‘Onze bewijzen -’
‘- zijn indrukwekkend. Laat me dat eerste dingetje nog eens zien.’
Dr. Sveg gaf het hem. Brynne staarde vol ontzag naar het kleine, glanzende voorwerp.
‘Jongens, als een ding van die afmetingen echt warmte of koude in die mate kan produceren - dan zouden de elektriciteitsbedrijven er wel ’n paar miljard voor over hebben!’ ‘Het is een product van onze techniek,’ zei chef-programmeur James. ‘Net als al die andere dingen. Behalve de motrificateur zijn het allemaal regelrechte ontwikkelingen, verfijningen van tegenwoordig bestaande dingen.’
‘En die thallasator. Aardige, eenvoudige en goedkope manier om vers water aan zout te onttrekken.’ Hij keek naar de twee mannen. ‘Het is natuurlijk mogelijk dat die dingen nep zijn.’
Dr. Sveg trok zijn wenkbrauwen op.
‘Maar ik ben geen volslagen leek op het gebied van de wetenschap. Zelfs als het nep is, dan zou het beslist net zo ontwikkeld moeten zijn als het echte ding. Ik geloof dat u me overtuigd heeft. Mannen uit de toekomst! Nou nou!’
‘U aanvaardt dus wat we zeggen?’ vroeg James. ‘En over Ben Baxter en de tijdlijnselectie?’
‘Nou ...’ Brynne dacht diep na. ‘Met enige reserve.’
‘Zegt u uw afspraak met Baxter af?’
‘Ik weet het niet.’
‘Meneer?’
‘Ik zei dat ik het niet wist. Jullie hebben wel lef,’ zei Brynne geërgerd. ‘Ik heb als een paard gewerkt om dit te bereiken. Deze ontmoeting is de grootste kans die ik ooit gehad heb en die ik ooit zal krijgen. En jullie vragen me om dat allemaal op te geven vanwege een vage voorspelling -’
‘Er is niets vaags aan,’ zei James. ‘Het klopt allemaal tot in de kleinste details.’
‘Luister, ik ben niet de enige die hierbij betrokken is. Ik heb een zaak, werknemers, compagnons, vennoten. Ik houd die bespreking ook in hun belang.’
‘Meneer Brynne,’ zei Sveg, ‘denkt u toch ook eens aan de veel grotere dingen die op het spel staan!’
‘Ja natuurlijk.’ zei Brynne zuur. ‘Maar hoe zit het met die andere teams van u? Misschien ben ik al in een andere waarschijnlijkheidswereld tegengehouden.’
‘Dat is niet zo.’
‘Hoe weet u dat?’
‘Ik kon dat niet tegen die groepen zeggen,’ zei de chef-programmeur, ‘maar de kans op succes was bijna nihil — net zo klein als de kans dat ik succes met u heb, statistisch gezien.’
‘Verdomme,’ zei Brynne. ‘Jullie komen zo uit de toekomst vallen en vragen dan achteloos of iemand zijn hele leven wil veranderen. Daar heb je het recht niet toe!’
‘Als u de afspraak éen dag verschuift,’ stelde dr. Sveg voor, ‘dan -’
‘Een afspraak met Ben Baxter stel je niet uit. Je houdt je er aan of je ziet ervan af — misschien wel voor eeuwig.’ Brynne stond op. ‘Ik weet nog niet wat ik zal doen. Ik heb naar jullie geluisterd, ik geloof jullie min of meer, maar ik weet het nog niet. Ik moet er nog eens goed over nadenken.’
Dr. Sveg en James stonden ook op.
‘Dat is uw goed recht,’ zei James. ‘Tot ziens. Ik hoop dat u de goede beslissing neemt, meneer Brynne.’
Ze gaven elkaar een hand en Brynne haastte zich naar buiten.
Dr. Sveg en James keken hem nog even na. Dr. Sveg zei: ‘Wat denk je? Het ziet er gunstig uit, nietwaar? Vind je ook niet?’
‘Ik heb geen flauw idee,’ zei James. ‘De mogelijkheid om gebeurtenissen in een tijdlijn te veranderen zijn nooit zo gunstig. Ik heb echt geen idee wat hij zal doen.’
Dr. Sveg schudde zijn hoofd en snoof toen. ‘Luchtje, hè?’ ‘Nou,’ zei chef-programmeur James.
Brynne besloot een wandeling langs het water te maken om zijn zenuwen te kalmeren. Het gezicht van schepen die rustig en vast op hun ankerplaats lagen had altijd een kalmerende uitwerking op hem. Hij liep langzaam verder en probeerde te beredeneren wat er gebeurd was.
Dat belachelijke verhaal ...
Waarin hij geloofde.
Maar zijn plicht dan, de jaren die hij gewerkt had om die optie op dat enorme bosgebied te kunnen krijgen? Het werk dat vanmiddag op het bureau van Baxter bekroond zou worden?
Hij bleef staan en keek naar de boeg van een groot schip.
De Theseus ...
Hij dacht aan de Caribische Zee, de blauwe hemel, zon, wijn en ontspanning. Die dingen waren niet voor hem weggelegd. Werken, verwoede inspanningen, dat was het leven dat hij zichzelf opgelegd had. Wat er ook zou gebeuren, hij zou blijven werken onder de staalgrijze lucht van New York.
Maar waarom? vroeg hij ach af. Hij was redelijk bemiddeld. De zaak liep vanzelf. Wat hield hem tegen om zich in te schepen en alles te laten barsten en een jaar in zonnige streken door te brengen?
Hij raakte in opwinding toen hij besefte dat niets hem kon tegenhouden. Hij kon zijn eigen gang gaan, hij was vastberaden en sterk. Als hij het lef had om als zakenman te slagen, had hij ook het lef om er uit te stappen, om alles te laten barsten en zijn hart te volgen.
En dan zou die belachelijke en verdomde toekomst ook gered zijn.
‘Laat Baxter barsten!’ zei hij tegen zichzelf.
Maar hij meende het niet.
De toekomst was te onzeker, te ver weg. Het was misschien allemaal een heel uitgekookte truc van een concurrent. Laat de toekomst maar voor zichzelf zorgen!
Ned Brynne wendde zich abrupt van de Theseus af. Hij moest opschieten om nog op tijd bij Baxter te zijn.
In de lift van het gebouw probeerde hij niet te denken. Het was al moeilijk genoeg om gewoon te doen. Hij stapte uit op de zestiende verdieping en liep naar de receptioniste. ‘Mijn naam is Brynne. Ik heb een afspraak met meneer Baxter.’
‘Ja meneer Brynne. Meneer Baxter verwacht u. U kunt meteen naar binnen.’
Brynne bewoog zich niet. Hij werd overmand door twijfel en hij dacht aan de toekomstige generaties wier kansen hij door zijn daad zou bederven. Hij dacht aan dr. Sveg en chef-programmeur Edwin James; ernstige, integere mensen. Ze zouden hem niet vragen zo’n offer te brengen als het niet echt noodzakelijk was.
En hij dacht nog aan iets anders —
Bij die toekomstige generaties zouden ook nakomelingen van hem zijn.
‘U kunt naar binnen, meneer,’ zei het meisje.
Plotseling knapte er iets in Brynne’s hoofd.
‘Ik ben van gedachten veranderd,’ zei hij met een stem die hij zelf bijna niet herkende. ‘Ik zie van de afspraak af. Zegt u maar tegen Baxter dat het me spijt - alles -’ Hij draaide zich om voordat hij weer van gedachten zou veranderen en rende alle zestien trappen af.
In de vergaderzaal van de Wereldplanning-raad zaten de vijf vertegenwoordigers van de Verenigde Districten der Aarde rond een lange tafel te wachten op Edwin James. Hij kwam binnen; een kleine onvoorstelbaar lelijke man. ‘De rapporten,’ zei hij.
Aaui, die er een beetje geschonden uitzag, vertelde over hun aanslag en het resultaat daarvan. ‘Misschien,’ besloot hij, ‘hadden we hem kunnen tegenhouden als we in een betere conditie waren geweest - sneller.’
‘En misschien ook niet,’ zei Beatty, die er nog beroerder uitzag dan Aaui.
Lan II rapporteerde het gedeeltelijke succes en de totale nederlaag van zijn missie met juffrouw Chandragore. Brynne had ingestemd om hen naar India te vergezellen, zelfs al had dat betekend dat hij zijn afspraak met Baxter moest laten schieten. Jammer genoeg had hij gemerkt dat hij het één niet hoefde te laten voor het ander. Lan II besloot met enkele filosofische commentaren op de verbazingwekkend flexibele tijdschema’s van scheepvaartmaatschappijen.
Chef-programmeur James stond op. ‘De toekomst die we uitzochten was er een die ontstaan is uit het verleden waarin Ben Baxter lang genoeg leefde om zijn werk wat betreft het aankopen van bossen te voltooien. Jammer genoeg zal dat niet gebeuren. Gezien de omstandigheden was de Historische Hoofdlijn waarin dr. Sveg en ik onze pogingen gedaan hebben, de beste.’
‘U heeft nog geen verslag uitgebracht,’ zei juffrouw Chandragore. ‘Wat is er gebeurd?’
‘Gezond verstand,’ zei Edwin Jarnes, ‘en een beroep doen op de intelligentie schijnen de beste werkmethoden te zijn. Na alles overwogen te hebben besloot Brynne zijn afspraak met Baxter niet te laten doorgaan. Maar –’
Ben Baxter was klein en stevig en had een borstkas als een stier. Hij was volkomen kaal en zijn ogen achter de gouden pince-nez hadden geen enkele uitdrukking. Hij droeg een sober zakenkostuum en op zijn revers zat het kleine embleem met de robijnen en parels van de Wall Street Club.
Hij had een half uur zitten denken aan cijfers, ontwikkelingen, manoeuvres.
De zoemer ging.
‘Ja juffrouw Cassidy?’
‘Meneer Brynne is hier geweest. Hij is net weer weg.’ ‘Wat bedoelt u?’
‘Ik begrijp er niets van, meneer Baxter. Hij kwam boven en zei dat hij de afspraak met u wilde afzeggen.’
‘Wat zei hij? Herhaalt u het precies, juffrouw Cassidy.’
‘Hij zei dat hij een afspraak met u had, en ik zei dat hij meteen naar binnen kon gaan. En toen stond hij me heel vreemd, met gefronste wenkbrauwen, aan te kijken. Hij leek boos en opgewonden. Ik zei weer dat hij naar binnen kon gaan. Toen zei hij –’ ‘Woord voor woord nu, juffrouw Cassidy.’
‘Ja meneer. Hij zei: “Ik ben van gedachten veranderd. Ik zie van de afspraak af. Zegt u maar tegen Baxter dat het me spijt - alles”.’
‘En meer zei hij niet?’
‘Dat zei hij letterlijk, meneer Baxter.’
‘En toen?’
‘Hij draaide zich om en rende de trappen af.’
‘Trappen?’
‘Ja, meneer Baxter. Hij wachtte niet op de lift.’
‘Juist.’ ‘Iets anders van uw dienst, meneer Baxter?’ ‘Nee niets, juffrouw Cassidy. Dank u.’
Ben Baxter schakelde de intercom af en zakte vermoeid achter zijn bureau.
Dus Brynne wist het!
Het was de enige mogelijke verklaring. Het moest op de een of andere manier zijn uitgelekt. Hij had gedacht dat het minstens nog wel een dag veilig was geweest. Maar er moest ergens een lek geweest zijn.
Baxter glimlachte grimmig. Hij kon het Brynne niet verwijten, hoewel de man toch tenminste wel met hem had kunnen praten. Maar misschien ook niet. Misschien was het zo wel het beste.
Maar hoe was hij er achter gekomen? Wie had hem het nieuws toegespeeld dat het industriële rijk van Baxter een holle, kwijnende en in de fundamenten verbrokkelende maatschappij was?
Als het nieuws nog maar een dag, of twee uur verborgen was gebleven! Hij zou met Brynne in zee gegaan zijn. Er zou nieuw leven in het Baxterkapitaal gepompt zijn. Tegen de tijd dat de mensen erachter waren gekomen had hij weer een nieuwe basis gehad om vanuit te werken.
Brynne wist het en was bang geworden.
Dat betekende dat iedereen het wist.
Er was nu niets meer aan te doen. De wolven zouden op hem afspringen. Zijn vrienden, zijn vrouw, zijn partners en al de gewone mensen die op hem gerekend hadden... Enfin, hij had jaren geleden al beslist wat hij in zo’n geval zou doen.
Zonder te aarzelen trok Baxter de lade van zijn bureau open en pakte een flesje. Hij schudde er twee witte tabletten uit.
Hij had altijd volgens zijn eigen regels geleefd. Nu was het tijd om volgens die regels te sterven.
Ben Baxter stopte de tabletten in zijn mond. Twee minuten later sloeg hij tegen het blad van zijn bureau. Zijn dood verhaastte de grote beurscrisis van ’59.