Het risico van het vak

 

Raeder tilde voorzichtig zijn hoofd boven de vensterbank uit. Hij zag de brandtrap en daar beneden een smalle steeg. Er stonden een gehavende kinderwagen en drie vuilnisbakken. Terwijl hij keek kwam er vanachter de achterste bak een zwarte mouw tevoorschijn en een vuist die iets glimmends vasthield. Raeder dook naar beneden. Er spoot een kogel door het raam boven zijn hoofd die het plafond doorboorde waardoor de kalk op hem neerregende. Nu wist hij hoe de zaken er in de steeg voor stonden. De steeg werd bewaakt, net als de deur.

Hij lag languit op het gescheurde linoleum en staarde naar het kogelgat in het plafond, en luisterde naar de geluiden achter de deur. Hij was lang en had bloeddoorlopen ogen en een stoppelbaard van twee dagen. Stof en vermoeidheid hadden lijnen in zijn gezicht gegroefd. Angst had zijn uiterlijk getekend; een verkrampte spier hier en een nerveuze tic daar. Het resultaat was angstaanjagend. Zijn gezicht had nu karakter, want het was vervormd omdat hij wist dat hem de dood wachtte.

Er zat een schutter in de steeg en er waren er twee op de trap. Hij zat in de val. Hij was dood.

Natuurlijk, dacht Raeder bij zichzelf, hij bewoog nog en hij ademde nog, maar dat was alleen maar te danken aan de slordigheid van de dood. Over een paar minuten zou de dood zich over hem ontfermen. De dood zou gaten in zijn gezicht en zijn lichaam steken, en zijn kleren fraai in het bloed dompelen, en zijn ledematen zouden in een groteske houding van het knekelballet gelegd worden ...

Raeder beet hard op zijn lip. Hij wilde leven. Er moest een uitweg zijn.

Hij rolde zich op zijn buik en onderzocht de gore, goedkope flat waarin de moordenaars hem hadden gedreven. Het was een volmaakte kleine doodkist. Er was een deur die bewaakt werd en een brandtrap die bewaakt werd. En er was een piepklein badkamertje zonder raam.

Hij kroop naar de badkamer en kwam overeind. In het plafond zat een gerafeld gat met een doorsnee van bijna tien centimeter. Als hij het groter zou kunnen maken en er dan door zou kruipen naar de flat erboven...

Hij hoorde een gedempte slag. De moordenaars waren ongeduldig. Ze waren begonnen de deur open te breken.

Hij bestudeerde het gat in het plafond. Het had zelfs geen zin om eraan te beginnen. Hij zou het nooit zo gauw groter kunnen maken.

Ze bonkten nu met hun lichaam tegen de deur en iedere keer dat ze hem raakten gromden ze. Het slot zou er uitbreken of de scharnieren zouden uit het verrotte hout gerukt worden. De deur zou opengaan en er zouden twee mannen met uitdrukkingloze gezichten binnenkomen, terwijl ze hun jasjes afklopten ...

Maar iemand zou hem toch zeker wel helpen! Hij haalde het minuscule televisietoestel uit zijn zak. Het beeld was vervormd en hij deed geen moeite om het bij te regelen. Het geluid was helder en scherp.

Hij luisterde naar de welluidende stem van Mike Terry die de kijkers toesprak.

‘... afschuwelijke situatie,’ zei Terry. ‘Ja mensen, Jim Raeder zit werkelijk in een vreselijke positie. Hij had zich verborgen, zoals u nog wel weet, in een derderangs hotel op Broadway, onder een andere naam. Het leek safe genoeg. Maar de piccolo herkende hem en heeft het toen doorgegeven aan de bende van Thompson.’

De deur kraakte onder het geweld van het herhaalde gebeuk. Raeder greep het televisietoestelletje vast en luisterde. ‘Jim Raeder is er zojuist in geslaagd om uit het hotel te ontsnappen! Op de hielen gezeten door de bende is hij een oud huis in West End Avenue, nummer een-vijf-zes, binnengegaan. Het was zijn bedoeling om over de daken te gaan. En het was misschien gelukt, mensen, er was een kleine kans dat het gelukt zou zijn. Maar de deur naar het dak was op slot. Het leek het einde... Maar Raeder ontdekte dat appartement nummer zeven niet bewoond werd en dat het niet afgesloten was. Hij ging naar binnen ...’

Terry wachtte even en schreeuwde toen: ‘... en nu zit hij daar in de val, als een rat in de val! De bende van Thompson breekt nu de deur open! De brandtrap wordt bewaakt! Onze cameraploeg die in een gebouw vlak bij zit geeft u nu een close-up. Kijk mensen, kijk maar! Is er geen hoop meer voor Jim Raeder?’

Is er geen hoop meer, echode Raeder zachtjes, terwijl het zweet hem aan alle kanten uitbrak en hij in de donkere, verstikkende, kleine badkamer stond en luisterde naar het gestadige dreunen tegen de deur.

‘Wacht eventjes!’ schreeuwde Mike Terry. ‘Hou vol, Jim Raeder, hou nog even vol. Misschien is er hoop! Er komt een dringend gesprek door van een van onze kijkers, een gesprek over de lijn van de Barmhartige Samaritaan. Hier is iemand die denkt dat hij je kan helpen, Jim. Luister je, Jim Raeder?’

Raeder wachtte en hoorde hoe de scharnieren uit het verrotte hout scheurden.

‘Spreekt u maar, meneer,’ zei Mike Terry. ‘Hoe is uw naam, meneer?’

‘Eh - Felix Bartholomew.’

‘Niet zenuwachtig zijn, meneer Bartholomew. Zegt u het maar!’

‘Nou, oké, meneer Raeder,’ zei de bevende stem van een oude man, ik heb vroeger op nummer éen-vijf-zes in West End Avenue gewoond. Dezelfde flat waar u in de val zit, meneer Raeder - echt waar! Kijk, die badkamer heeft een raam, meneer Raeder. Er is overheen geschilderd, maar er zit echt een ...’

Raeder duwde het televisietoestel in zijn zak. Hij bepaalde de omtrek van het raam en trapte. Glas versplinterde en verblindend daglicht stroomde naar binnen. Hij veegde de scherven van het ruwe kozijn en keek naar beneden.

Hij zou een flinke val maken op een binnenplaats met een betonvloer.
De scharnieren braken los. Hij hoorde de deur open gaan.
Raeder klom snel door het raam, hing een ogenblik aan zijn vingertoppen en liet zich vallen.

De klap was verdovend. Duizelend kwam hij overeind. Bij het raam van de badkamer verscheen een gezicht.

‘Pech gehad,’ zei de man terwijl hij naar buiten leunde en zorgvuldig richtte met een .38-pistool met korte loop.

Op dat ogenblik ontplofte een rookbom in de badkamer.

Het schot van de moordenaar miste volkomen. Hij draaide zich vloekend om. Er ontploften nog meer rookbommen op de binnenplaats waardoor Raeder’s gestalte onzichtbaar werd.

Hij kon Mike Terry’s overslaande stem uit het televisietoestel in zijn zak horen. ‘Smeer ’m!’; Terry krijste het uit.

‘Rennen, Jim Raeder, rennen! als je leven je lief is. Smeer ’m nu, nu de ogen van de moordenaars nog vol rook zitten. En wees de Barmhartige Samaritaan Sarah Winters dankbaar, Sarah Winters uit Edgar Street vier-een-twee in Brockton, Massachusetts die vijf rookbommen heeft geschonken en iemand gehuurd heeft om ze te gooien!’

Op wat rustiger toon vervolgde Terry: ‘U heeft vandaag het leven van een man gered, mevrouw Winters. Zou u nu aan de kijkers willen vertellen hoe ...’

Raeder was niet in staat om nog iets te horen. Hij rende over de met rook verstikte binnenplaats, langs drooglijnen naar de open straat.

Hij liep door 63rd Street, wat voorovergebogen om zijn lengte te maskeren. Hij strompelde een beetje door de uitputting, en hij was duizelig door het gebrek aan eten en slaap.

‘Hé, jij daar!’

Raeder draaide zich om. Een vrouw van middelbare leeftijd zat op het bordes van een huis en keek hem fronsend aan.

‘Jij bent Raeder, hè? Die ze proberen te doden?’

Raeder wilde doorlopen.

‘Kom binnen, Raeder,’ zei de vrouw.

Misschien was het een val. Maar Raeder wist dat hij afhankelijk was van gewone, aardige mensen. Hij was hun vertegenwoordiger, een projectie van hen, een doorsnee-burger in moeilijkheden. Zonder hen was hij verloren. Met hen kon hem niets gebeuren.

Stel vertrouwen in de mensen, had Mike Terry tegen hem gezegd. Ze laten je nooit in de steek.

Hij volgde de vrouw naar haar zitkamer. Ze zei dat hij moest gaan zitten en ging de kamer uit en kwam bijna onmiddellijk weer terug met een bord hutspot. Ze stond naar hem te kijken terwijl hij zat te eten, zoals je kijkt naar een aap in de dierentuin die pinda’s eet.

Er kwamen twee kinderen uit de keuken die hem aanstaarden. Drie mannen in overall kwamen uit de slaapkamer en richtten een televisiecamera op hem. Er stond een groot televisietoestel in de kamer. Terwijl hij zijn eten naar binnen werkte keek Raeder naar het beeld van Mike Terry en luisterde hij naar de forse en oprecht bezorgde stem van de man. ‘Daar is hij, mensen,’ zei Terry. ‘Daar is Jim Raeder nu, terwijl hij zijn eerste behoorlijke maaltijd sinds twee dagen eet. Onze cameraploegen hebben echt moeten zwoegen om u dit te kunnen laten zien! Bedankt jongens . . . Mensen, Jim Raeder heeft even asiel gevonden hij mevrouw Velma ODell in 63rd Street nummer drie-vier-drie. Dank u, Barmhartige Samaritaan ODell! Het is werkelijk fantastisch hoe mensen uit alle lagen van de bevolking Jim Raeder in hun hart hebben gesloten!’

‘Ik zou maar wat opschieten,’ zei mevrouw O’Dell.

‘Ja mevrouw,’ zei Raeder.

‘Ik wil geen schietpartij in mijn huis.’

‘Ik ben bijna klaar, mevrouw.’

Een van de kinderen vroeg: ‘Gaan ze hem niet dood maken?’ ‘Hou je mond,’ zei mevrouw O’Dell.

‘Ja Jim,’ zong Mike Terry, ‘je kunt heter opschieten. Je moordenaars zijn niet ver achter je. Ze zijn niet van gisteren, Jim. Bloeddorstig, pervers, krankzinnig - ja! Maar niet van gisteren. Ze volgen een bloedspoor - bloed uit de snee in je hand, Jim!’

Raeder had nog niet gemerkt dat hij zijn hand aan het raamkozijn verwond had.

‘Kom maar hier, ik zal ’m wel verbinden.’ Raeder stond op en liet haar zijn hand verbinden. Toen gaf ze hem een bruin jasje en een grijze slappe hoed. ‘Van mijn man,’ zei ze.

‘Hij heeft zich vermomd, mensen!’ schreeuwde Mike Terry opgetogen. ‘Dit is iets nieuws! Een vermomming! Met nog zeven uur voor de boeg!’

‘Maak nou dat je wegkomt,’ zei mevrouw O’Dell.

‘Ik ga al, mevrouw,’ zei Raeder. ‘Bedankt.’

‘Volgens mij ben je gek,’ zei ze. ‘Je bent gek dat je hieraan meedoet.’

‘Ja mevrouw.’

‘Dat is het gewoonweg niet waard.’

Raeder bedankte haar en ging weg. Hij liep naar Broadway, nam de ondergrondse naar 59th Street, toen een stoptrein naar 86th. Daar kocht hij een krant en stapte over op de sneltrein naar Manhasset.

Hij keek op zijn horloge. Nog zes en een half uur.

 

De ondergrondse raasde onder Manhattan door. Raeder doezelde; zijn verbonden hand lag onder de krant verborgen, de hoed diep in zijn gezicht getrokken. Was hij al herkend?

Had hij de bende afgeschud? Of belde iemand ze nu op? Dromerig vroeg hij zich af of hij aan de dood ontsnapt was. Of was hij nog steeds een vernuftig bewogen lijk dat zich verplaatste omdat de dood zo slordig was? (Goeie genade, de dood is tegenwoordig zo sloom! Jim Raeder wandelde nog urenlang rond nadat hij gestorven was, en beantwoordde zelfs nog vragen van mensen voordat hij keurig begraven kon worden!)

Raeder’s ogen schoten open. Hij had iets gedroomd ... iets onaangenaams. Hij wist niet meer wat.

Hij sloot zijn ogen weer en herinnerde zich lichtelijk verbaasd een tijd waarin hij geen moeilijkheden had gehad.

Dat was twee jaar geleden. Hij was een aardige jongeman geweest die als bijrijder gewerkt had. Hij had geen talenten. Hij was te bescheiden om wensdromen te hebben.

De kleine vrachtwagenchauffeur met het strakke gezicht had die wensdromen voor hem gedroomd. ‘Waarom probeer je het niet eens in een televisieshow, Jim? Als ik jouw uiterlijk had deed ik het. Ze hebben graag doorsnee-knapen zonder al te veel poeha. Als deelnemers. Iedereen is op dergelijke jongens gesteld. Waarom probeer je het niet eens?’

Dus had hij er naar geïnformeerd. De eigenaar van de plaatselijke televisiewinkel had het hem nader uitgelegd.

‘Zie je, Jim, het publiek is misselijk van de uiterst goed getrainde atleten met hun gespeelde reacties en hun professionele moed. Wie kan ze aanvoelen? De mensen willen opwindende dingen zien, natuurlijk, maar niet wanneer een of andere vogel er zijn beroep van maakt voor honderdvijftig mille per jaar. Daarom zijn de sensatieshows zo’n succes.’

‘O,’ zei Raeder.

‘Zes jaar geleden, Jim, nam het Congres de Wet op de Vrijwillige Zelfmoord aan. Die ouwe senatoren praatten toen een heleboel over de vrije wil en zelfbeschikking. Maar dat is allemaal flauwekul. Weet je wat die wet werkelijk betekent? Het betekent dat amateurs voor een hoop poen hun leven mogen riskeren, niet alleen maar de beroeps. Vroeger moest je beroepsbokser of -voetballer of -hockeyer zijn als je wettelijk voor geld je hersens tot pulp wilde laten slaan. Maar nu staat die gelegenheid open voor gewone mensen als jij, Jim.’

‘O,’ zei Raeder weer.

‘Het is iets geweldigs. Neem jezelf nou. Jij bent niet beter dan een ander, Jim. Wat jij kunt, kan iedereen. Je bent een doorsnee-figuur. Ik denk dat die sensatieshows je wel zouden liggen.’

Raeder gaf zich voor éen keer aan dromen over. De televisieshows leken een zekere weg naar rijkdom voor een aardige jonge vent die geen speciaal talent of opleiding had. Hij schreef een brief naar een show, genaamd Hazard, en sloot een foto van zichzelf in.

Hazard had wel belangstelling voor hem. De JBC-omroep won informaties in en vond dat hij voldoende van de doorsnee-mens had om de meest kritische kijker tevreden te stellen. Zijn afkomst en zijn vriendschappen werden nagegaan. Tenslotte werd hij in New York ontboden en door Moulian ondervraagd.

Moulian was een donker en gespannen type, en kauwde kauwgom terwijl hij praatte. ‘Je kunt ermee door,’ snauwde hij. ‘Maar niet voor Hazard. Je kunt in Spills komen. Show van een half uur overdag op Kanaal Drie.

‘Mooi,’ zei Raeder.

‘Je hoeft mij niet te bedanken. Duizend dollar als je wint of als tweede eindigt en een troostprijs van honderd dollar als je verliest. Maar dat is niet belangrijk.’

‘Nee meneer.’

‘Spills is een kleine show. De JBC-omroep gebruikt ’m meer als test. De winnaars van de eerste en tweede prijs in Spills gaan door naar Emergency. De prijzen in Emergency zijn veel groter.’

‘Dat weet ik, meneer.’

‘En als je het goed doet in Emergency, dan komen de eersteklas sensatieshows, zoals Hazard en Underwater Perils, die door het hele land worden uitgezonden en waar enorme prijzen te halen zijn. En dan komt de echte grote klap. Hoe ver je komt maak je zelf uit.’

‘Ik zal mijn best doen, meneer,’ zei Raeder.

Moulian hield even op met kauwen en zei bijna plechtig: ‘Je kunt het ’m lappen, Jim. Onthou dat. Jij bent het volk, en het volk kan alles.’

De manier waarop hij het zei maakte dat Raeder even medelijden met Moulian had. Hij had donker en kroezend haar, uitpuilende ogen en hij was kennelijk niet het volk.

Ze gaven elkaar een hand. Toen ondertekende Raeder een papier dat JBC ontsloeg van elke verantwoordelijkheid, mocht hij het leven, ledematen of zijn verstand verliezen tijdens de wedstrijd. En hij ondertekende nog een ander papier waarop zijn rechten krachtens de Wet op de Vrijwillige Zelfmoord vastgelegd waren. De wet vereiste dit en het was zuiver een formaliteit.

Drie weken later trad hij op in Spills.

Het programma volgde de klassieke vorm van de autorace. Ongetrainde renners klommen in krachtige Amerikaanse en Europese renwagens en raceten over een moordend parcours van vijfendertig kilometer. Raeder beefde van angst toen hij zijn Maserati in de verkeerde versnelling zette en wegreed.

De race was een krijsende, banden verschroeiende nachtmerrie. Raeder bleef wat achteraf en liet de koplopers zich te pletter rijden in de opgehoogde haarspeldbochten. Hij kroop naar de derde plaats toen een Jaguar voor hem tegen een Alfa-Romeo slipte waardoor beide wagens brullend door een stuk omgeploegd land scheurden. Raeder mikte op de tweede plaats in de laatste vijf kilometer maar hij kon niet passeren. Een S-bocht nam hem bijna te grazen, maar hij worstelde de wagen weer op de weg en lag nog steeds op de derde plaats. Toen brak de krukas van de koploper in de laatste vijftig meter en Jim eindigde op de tweede plaats.

Hij hield er duizend dollar aan over. Hij kreeg vier brieven van fans en een dame uit Oshkosh stuurde hem een paar geruite sokken. Hij werd uitgenodigd om mee te doen in Emergency.

Het verschil met de andere shows was dat Emergency geen programma was met een competitie. Het vereiste persoonlijk initiatief. Voordat de show begon werd Raeder verdoofd met drugs waar je niet verslaafd aan raakte. Hij kwam bij in de cockpit van een klein vliegtuig dat op de automatische piloot op een hoogte van ruim drie kilometer vloog. Zijn benzinemeter stond bijna op nul. Hij had geen parachute.

Hij moest het vliegtuig laten landen.

Natuurlijk had hij nooit eerder gevlogen.

Hij experimenteerde koortsachtig met de bedieningsorganen en dacht aan de deelnemer van de vorige week, die in een duikboot was bijgekomen, de verkeerde klep had geopend en toen verdronken was.

Duizenden kijkers keken geboeid hoe deze doorsnee-figuur, iemand zoals zij, net zo worstelde met de situatie als zij zelf zouden doen. Jim Raeder was hen. Wat hij kon, konden zij ook. Hij was de vertegenwoordiger van het volk.

Raeder slaagde erin het vliegtuig iets dat op een landing leek te laten maken. Hij sloeg een paar keer over de kop, maar zijn veiligheidsgordel hield het. En de motor vloog geheel tegen de verwachtingen in niet in brand.

Hij strompelde naar buiten met twee gebroken ribben en drieduizend dollar plus een kans om in Torero op te treden als hij weer genezen was.

Eindelijk, een eersteklas sensatieshow! Torero betaalde tienduizend dollar. Je hoefde alleen maar een zwarte Miura-stier met een zwaard te doden, net als een echte getrainde matador.

Het gevecht werd in Madrid gehouden, omdat stierenvechten nog steeds niet was toegestaan in de Verenigde Staten. Het werd door het hele land uitgezonden.

Raeder had een goede quadrille. Ze vonden de grote, zich traag bewegende Amerikaan wel aardig. De picadors stortten zich werkelijk op hun lansen om de stier voor hem te vertragen. De banderillero’s probeerden het beest af te matten voordat ze met hun banderillas staken. En de tweede matador, een sombere man uit Algeciras, brak door grillig werk met de muleta bijna de nek van de stier.

Maar toen puntje bij paaltje kwam stond Jim Raeder op het zand, een rode muleta onhandig in zijn rechterhand, oog in oog met éen ton zwart, met bloed besmeurd, breed gehoornd stierenvlees.

Iemand schreeuwde: ‘De long, hombre! Probeer niet de held uit te hangen, steek hem door zijn long.’ Maar Jim wist alleen wat de technisch adviseur in New York hem verteld had: richt het zwaard en steek het achter de horens naar binnen.

Hij stak. Het zwaard ketste af op bot en de stier smeet hem over zijn mg. Hij kwam overeind, als door een wonder niet doorboord, pakte een ander zwaard en stak met zijn ogen dicht weer achter de horens. De god die kinderen en gekken beschermt moest toegezien hebben, want het zwaard gleed naar binnen als een naald in een pakje boter, en de stier keek verschrikt, staarde hem ongelovig aan en zakte in elkaar als een lekke ballon.

Ze betaalden hem tienduizend dollar en zijn gebroken sleutelbeen werd gezet. Hij kreeg drieëntwintig brieven van fans, waaronder een hartstochtelijke uitnodiging van een meisje in Atlantic City, waar hij niet op inging. En ze vroegen hem of hij in een andere show wilde komen.

Hij had iets van zijn onschuld verloren. Hij was zich er nu volledig van bewust dat hij bijna gedood was voor een zakcentje. Er lag nu echt poen binnen zijn bereik. Nu wilde hij bijna gedood worden voor iets dat de moeite waard was.

Hij trad dus op in Underwater Perils, gesponsorde door Fairlady’s Soap. Uitgerust met een masker, zuurstofapparaat, een gordel met gewichten, zwemvliezen en een mes, gleed hij met vier andere mededingers in het warme water van de Caribische zee, gevolgd door een cameraploeg in een beschermde kooi. De bedoeling was om een schat die de sponsor daar had verborgen op te sporen en naar boven te brengen.

Duiken met masker is nu niet zo bijzonder gevaarlijk. Maar de sponsor had ten gerieve van het publiek een paar gruweltjes toegevoegd. Het hele gebied zat boordevol reuzemosselen, sidderalen, verschillende soorten haaien, reuze octopussen, giftig koraal, en andere gevaren van de diepzee.

Het was een opwindende wedstrijd. Een man uit Florida vond de schat in een diepe spleet, maar hij werd op zijn beurt gevonden door een sidderaal. Een andere duiker nam de schat, en hij werd door een haai gegrepen. Het schitterende, blauwgroene water werd verduisterd door wolken van bloed, wat het goed deed op kleurentelevisie. De schat glipte naar de bodem en Raeder dook er achteraan en scheurde ondertussen een trommelvlies. Hij griste hem van het koraal, ontdeed zich van zijn zware gordel en begon zijn tocht naar de oppervlakte. Een meter of tien onder de waterspiegel moest hij met een andere duiker een gevecht leveren om de schat ...

Ze maaiden heen en weer met hun messen. De man haalde uit en gaf Raeder een jaap over zijn borst. Maar Raeder, met de gewiekstheid van een ouwe rot, liet zijn mes vallen en scheurde de luchtslang uit de mond van de man.

Het was meteen afgelopen. Raeder kwam aan de oppervlakte en presenteerde de schat aan de stand-by-boot. Het bleek een pak Fairlady’s Soap te zijn - “De Grootste Schat van Allemaal”.

Het leverde hem tweeëntwintigduizend dollar in contanten op, driehonderdacht brieven, en een interessant aanzoek van een meisje in Macon, dat hij serieus overwoog. Hij werd kosteloos in het ziekenhuis behandeld voor zijn meswond en zijn gescheurde trommelvlies, en hij kreeg injecties tegen koraalinfectie.

Maar het mooiste was dat hij uitgenodigd werd om op te treden in de grootste sensatieshow die er was, The Prize of Peril.

En toen begonnen de moeilijkheden pas echt …

De ondergrondse stopte en schudde hem wakker uit zijn overpeinzingen. Raeder duwde zijn hoed naar achteren en zag dat aan de andere kant van het gangpad een man hem aanstaarde en iets tegen een dikke vrouw fluisterde. Hadden ze hem herkend?

Hij stond meteen op toen de deuren open gingen en keek snel op zijn horloge. Nog vijf uur.

 

Bij het station in Manhasset stapte hij in een taxi en zei tegen de chauffeur dat hij hem naar New Salem moest rijden.

‘New Salem?’ vroeg de chauffeur terwijl hij door het achteruitkijkspiegeltje naar hem keek.

‘Ja.’

De chauffeur schakelde zijn mobilofoon in. ‘Rit naar New Salem, ja, klopt. New Salem.’

Ze reden weg. Raeder fronste zijn wenkbrauwen en vroeg zich af of het een seintje was geweest. Het was heel gewoon dat taxichauffeurs de centrale inlichtten, natuurlijk. Maar iets in de stem van de man ...

‘Laat me er hier maar uit,’ zei Raeder.

Hij betaalde en liep een smalle landweg af die zich door een schaars bebost landschap slingerde. De bomen waren te klein en stonden te ver uit elkaar om een goede bescherming te bieden. Raeder liep door en keek uit naar een schuilplaats. Er kwam een zware vrachtwagen aanrijden. Hij bleef doorlopen en trok zijn hoed ver over zijn voorhoofd. Maar toen de vrachtwagen dichterbij kwam hoorde hij een stem uit het televisietoestel in zijn zak. Er klonk een schreeuw: ‘Kijk uit!

Met een zwaai liet hij zich in de greppel vallen. De vrachtwagen scheurde voorbij, miste hem op een haar en kwam krijsend tot stilstand. De bestuurder schreeuwde: ‘Daar gaat-ie! Schieten, Harry, schiet!’

Terwijl Raeder de bossen in rende sneden de kogels de bladeren van de bomen.

‘Het is weer zo ver!’ zei Mike Terry met een van opwinding overslaande stem. ‘Ik geloof dat Jim Raeder zo onverstandig is geweest zich een beetje in slaap te laten sussen. Niet doen, Jim! Niet als je leven op het spel staat! Niet met een stel killers achter je aan! Wees voorzichtig, Jim, je moet nog vier en een half uur!’

De bestuurder zei: ‘Claude, Harry, jullie rijden om. We hebben hem klem.’

‘Ze hebben je klem, Jim Raeder!’ schreeuwde Mike Terry.

‘Maar ze hebben je nog niet! En dat heb je te danken aan de Barmhartige Samaritaan Suzy Peters, Elm Street twaalf, South Orange, New Jersey, die de waarschuwingskreet slaakte toen de vrachtwagen op je af kwam. Kleine Suzy zal zo even op het podium komen ... Kijk mensen, onze studio-helikopter is nu ook op de plaats van de handeling. U ziet hoe Jim Raeder rent, de killers achter hem aan, ze omsingelen hem ...’

Raeder rende een meter of honderd door het bos en kwam uit bij een betonnen autoweg met aan de overkant een open bos. Een van de moordenaars draafde door het bos achter hem aan. De vrachtwagen was een zijweg ingeslagen en naderde hem nu op een afstand van ongeveer anderhalve kilometer.

Er kwam een auto uit de andere richting. Raeder rende de weg op en zwaaide woest met zijn armen. De auto stopte.

‘Schiet op!’ riep de jonge blonde vrouw op de weg. Er vloog een kogel door de voorruit. Ze trapte op het gaspedaal en reed de moordenaar die op de weg stond bijna omver.

De auto scheurde weg voordat de vrachtwagen binnen schootsafstand was. Raeder leunde achterover en kneep zijn ogen dicht. De vrouw concentreerde zich op het rijden en hield in het spiegeltje de vrachtwagen in de gaten.

‘Het is weer gebeurd!’ schreeuwde Mike Terry in extase.

‘Jim Raeder is weer uit de klauwen van de dood getrokken, dankzij Barmhartige Samaritaan Janice Morrow van Lexington Avenue vier-drie-drie, New York City. Heeft u dat ooit gezien, mensen? Zoals juffrouw Morrow door een regen van kogels reed en Jim Raeder uit de muil van de ondergang trok! Later zullen we een gesprek met juffrouw Morrow hebben en horen hoe haar reacties zijn. Nu, terwijl Jim Raeder wegsnelt — misschien naar een veiliger omgeving, misschien naar nog meer gevaar — nu gaan we luisteren naar een korte mededeling van onze sponsor. Blijf bij uw toestel! Jim moet nog vier uur en tien minuten totdat hij veilig is. Er kan nog van alles gebeuren!’

‘Oké,’ zei het meisje. ‘We zitten nu niet meer in de lucht. Raeder, wat is er verdomme met je aan de hand?’

‘Hè?’ vroeg Raeder. Het meisje was even in de twintig. Ze zag er efficiënt, aantrekkelijk en ongenaakbaar uit. Raeder zag dat ze knap en slank was. En hij merkte dat ze kwaad was.

‘Juffrouw,’ zei hij, ‘ik weet niet hoe ik u moet bedanken.’

‘Laten we er niet omheen draaien,’ zei Janice Morrow. ‘Ik ben geen Barmhartige Samaritaan. Ik werk voor de JBC-omroep.’

‘De programmaleiding heeft me dus laten redden!’

‘Slim bekeken, zei ze.

‘Maar waarom?’

‘Kijk, Raeder, dit is een dure show. We moeten er een goed programma van maken. Als de kijkdichtheid vermindert staan we allemaal op straat. En je werkt niet mee.’

‘Wat? Waarom?’

‘Omdat je een afgang bent,’ zei het meisje bitter. ‘Je bent een flop, een fiasco. Probeer je zelfmoord te plegen? Heb je dan helemaal niets geleerd over in leven blijven?’

‘Ik doe wat ik kan.’

‘De Thompsons hadden je al tien keer kunnen hebben. We hebben ze gezegd het een beetje kalm aan te doen, de zaak een beetje te rekken. Maar het is net als op twee meter hoge kleiduiven schieten. De Thompsons werken mee, maar ze kunnen niet aan de gang blijven met doen alsof. Als ik niet gekomen was hadden ze je moeten doden - uitzending of geen uitzending.’

Raeder staarde haar aan en vroeg zich af hoe zo’n knap meisje zo kon praten. Ze keek even naar hem en keek toen weer vlug naar de weg.

‘Kijk me niet zo aan!’ zei ze. ‘Jij moest zo nodig je leven wagen voor geld, makker. En een smak geld! Je kende de regels. En doe nou niet als een onschuldige kruidenier die door een stelletje vervelende klieren achterna wordt gezeten. Dat is iets heel anders.’

‘Ik weet het,’ zei Raeder.

‘Als je goed kunt leven, probeer dan ook tenminste goed te sterven.’

‘Dat meen je niet,’ zei Raeder.

‘Wees daar maar niet te zeker van... Je hebt nog drie uur en veertig minuten voor de show is afgelopen. Als je in leven weet te blijven - fijn. Dan is de poet voor jou. Maar als het je niet lukt probeer het ze dan in ieder geval zo moeilijk mogelijk te maken.’

Raeder knikte en staarde haar aan.

‘Over een paar minuten zitten we weer in de lucht. Ik krijg panne en jij stapt uit. De Thompsons zetten nu alles op alles. Ze nemen je bij de eerste de beste gelegenheid te grazen. Begrepen?’

‘Ja,’ zei Raeder. ‘Als ik het haal, zie ik je dan nog eens?’

Ze beet kwaad op haar lip. ‘Probeer je mij te belazeren?’

‘Nee. Ik zou je graag nog eens ontmoeten. Oké?’

Ze keek hem nieuwsgierig aan. ‘Ik weet het niet. Vergeet het maar. We zijn zo weer in de lucht. Ik denk dat je de meeste kans hebt in de bossen rechts. Klaar?’

‘Ja. Waar kan ik je bereiken? Later, bedoel ik.’

‘O, Raeder, je let helemaal niet op. Ga door de bossen tot je bij een droog ravijn komt. Het stelt niet veel voor, maar het geeft je een beetje dekking.’

‘Waar kan ik je bereiken?’ vroeg Raeder weer.

‘Ik sta in het telefoonboek van Manhattan.’ Ze liet de auto stoppen. ‘Oké, Raeder, lopen!’

Hij deed het portier open.

‘Wacht.’ Ze leunde naar voren en kuste hem op zijn mond. ‘Succes, idioot. Bel me op als je het haalt.’

Hij rende de bossen in.

 

Hij rende tussen berkenbomen en dennenbomen door; af en toe kwam hij voorbij een op twee niveaus gebouwde bungalow waar gezichten uit de grote, brede ramen staarden. De bewoner van een van die huizen had waarschijnlijk de bende ingelicht want ze zaten vlak achter hem aan toen hij bij het droge ravijn kwam. Die rustige, en keurige en ordentelijke mensen wilden niet dat hij zou ontsnappen, dacht Raeder bedroefd. Ze wilden een moordpartij zien. Of misschien wilden ze dat hij op het nippertje aan de dood zou ontsnappen. Het kwam eigenlijk op hetzelfde neer.

Hij liep het ravijn in, kroop in de dichte struiken en bleef stil liggen. De Thompsons kwamen van twee kanten, langzaam, uitkijkend naar een beweging. Raeder hield zijn adem in toen ze aan weerskanten van hem waren.

Hij hoorde de korte knal van een revolver. Maar de moordenaar had op een eekhoorn geschoten. Het beestje kronkelde een tijdje en bleef toen stil liggen.

Raeder hoorde de studiohelikopter boven zich. Hij vroeg zich af of er camera’s op hem gericht waren. Het was mogelijk. En als er iemand keek zou misschien een Barmhartige Samaritaan helpen.

Raeder keek naar de helikopter boven zich en trok een eerbiedig gezicht, vouwde zijn handen en bad. Hij bad in stilte want het publiek hield niet van religieus gedoe. Maar zijn lippen bewogen. Dat was ieders goed recht.

En hij bad echt. Een liplezer onder de kijkers had eens een vluchteling opgespoord die deed alsof hij aan het bidden was, maar in werkelijkheid de tafels van vermenigvuldiging opzei. Voor zo iemand was geen genade!

Raeder eindigde zijn gebed. Hij zag op zijn horloge dat hij nog bijna twee uur moest.

En hij wilde niet sterven! Het was het niet waard, hoeveel ze ook betaalden! Hij moest wel gek geweest zijn, volslagen krankzinnig om in zo iets toe te stemmen

Maar hij wist dat dat niet waar was. En hij herinnerde zich hoe goed hij bij zijn verstand was geweest.

 

Een week geleden had hij op het podium van de Prize of Peril-show gestaan, knipperend in het spotlight, en Mike Terry had hem een hand gegeven.

‘Jim Raeder,’ had Terry plechtig gezegd, ‘ken je de regels van het spel dat je gaat spelen?’

Raeder knikte.

‘Als je ze aanvaardt, Jim Raeder, zul je gedurende een week een opgejaagd man zijn. Je zult achtervolgd worden door moordenaars, Jim. Getrainde moordenaars, mannen die gezocht worden voor andere misdaden en die toestemming hebben voor deze moordpartij door de Wet op de Vrijwillige Zelfmoord. Ze zullen jou proberen te doden, Jim. Begrijp je dat?’

‘Ik begrijp het,’ zei Raeder. Hij begreep ook de tweehonderdduizend dollar die hij zou krijgen als hij de week doorkwam.

‘Nogmaals, Jim Raeder, we dwingen niemand om zijn leven op het spel te zetten.’

‘Ik wil meedoen,’ zei Raeder.

Mike Terry richtte zich tot het publiek. ‘Dames en heren, ik heb hier een afschrift van een diepgaand psychologisch onderzoek dat op ons verzoek door een onpartijdig psychologisch testbureau gedaan is bij Jim Raeder. Iedereen kan een exemplaar daarvan bestellen; u betaalt alleen maar vijfentwintig cent om de portokosten te dekken. Het onderzoek heeft uitgewezen dat Jim Raeder geestelijk normaal is, stabiel en in elk opzicht verantwoordelijk voor zijn daden.’ Hij wendde zich tot Raeder.

‘Wil je nog steeds meedoen, Jim?’

‘Ja.’

‘Mooi zo!’ schreeuwde Mike Terry. ‘Jim Raeder, dan zijn hier nu je toekomstige moordenaars!’

Uitgejoeld door het publiek verscheen de bende van Thompson op het podium.

‘Bekijk ze eens, mensen,’ zei Mike Terry met onverhulde minachting. ‘Bekijk ze maar eens goed! Asociaal, vreselijk bloeddorstig, volkomen immoreel. Deze mensen kennen geen andere wetten dan hun verwrongen wetten der misdaad, geen andere eer dan de eer van de laffe sluipmoordenaar.

Ze zijn ten dode opgeschreven, veroordeeld door onze maatschappij die hun bezigheden niet lang zal goedkeuren, hun wacht een vroegtijdige en onheldhaftige dood.’

Het publiek schreeuwde enthousiast.

‘Wat heb je te zeggen, Claude Thompson?’ vroeg Terry. Claude, de woordvoerder van de bende, liep naar de microfoon. Het was een magere, gladgeschoren man, conventioneel gekleed.

‘Ik geloof,’ zei Claude Thompson hees, ‘ik geloof dat we niet slechter dan wie ook zijn. Ik bedoel net als soldaten in de oorlog, die vermoorden mensen. En kijk eens naar de zwendel in de regering en de vakverenigingen. We zijn allemaal zwendelaars.’

Dat was Thompson’s vage credo. Maar hoe snel en exact ontzenuwde Mike Terry de gedachtegang van de moordenaar! Terry’s vragen boorden dwars door het verdorven brein van de man heen.

Aan het eind van het interview stond Thompson te zweten en hij veegde zijn gezicht met een zijden zakdoek af en keek tersluiks naar zijn mannen.

Mike Terry legde zijn hand op Raeder’s schouder. ‘Hier is de man die erin toegestemd heeft om jullie slachtoffer te worden - als jullie hem te pakken krijgen.’

‘We krijgen hem wel,’ zei Thompson, wiens zelfvertrouwen weer terugkwam.

‘Wees daar maar niet al te zeker van,’ zei Terry. ‘Jim Raeder heeft met wilde stieren gevochten - nu vecht hij tegen jakhalzen. Hij is een doorsnee-mens. Hij is het volk - dat betekent de ondergang voor jullie en jullie soort.’

‘We krijgen hem wel,’ zei Thompson.

‘En nog iets,’ zei Terry heel zacht. ‘Jim Raeder staat niet alleen. Het volk van Amerika staat aan zijn kant. Barmhartige Samaritanen uit alle hoeken van onze natie staan klaar om hem te helpen. Ongewapend, weerloos, kan Jim Raeder rekenen op de hulp van de goedheid van het volk, waar hij de vertegenwoordiger van is. Dus wees niet al te zeker, Claude Thompson! De doorsnee-mens staat achter Jim Raeder - en er zijn een hoop doorsnee-mensen! ’


Raeder lag er onbeweeglijk in het struikgewas over na te denken. Ja, het volk had hem geholpen. Maar ze hadden de moordenaars ook geholpen.

Hij rilde. Hij had gekozen, bracht hij zichzelf in herinnering. Hij en hij alleen was verantwoordelijk. De psychologische test had dat uitgewezen.

En toch, in welke mate waren de psychologen die hem getest hadden verantwoordelijk ? In welke mate was Mike Terry verantwoordelijk door een man zo veel geld aan te bieden? De maatschappij had de strop geknoopt en om zijn nek gedaan, en hij hing zich ermee op, en het werd vrije wil genoemd.

Wie was de schuldige?

‘Aha!’ riep iemand.

Raeder keek omhoog en zag dat er een gezette man naast hem stond. De man droeg een schreeuwerig tweed jasje. Hij had een verrekijker om zijn nek en een wandelstok in zijn hand.

‘Meneer,’ fluisterde Raeder, ‘zeg het alstublieft niet!’

‘Hé!’ schreeuwde de dikke man, terwijl hij met zijn stok naar Raeder wees. ‘Hij zit hier!’

Een krankzinnige, dacht Raeder. Die verdomde idioot dacht zeker dat ze verstoppertje speelden.

‘Hier zit hij!’ gilde de man.

Vloekend sprong Raeder overeind en begon te rennen. Hij kwam uit het ravijn en zag in de verte een wit gebouw. Hij liep er naar toe. Achter zich hoorde hij de man nog.

‘Die kant op, daarheen. Kijk, idioten, zien jullie hem dan niet?’

De moordenaars schoten weer. Raeder holde verder, struikelend over de ongelijke grond, langs drie kinderen die in een boomhut aan het spelen waren.

‘Daar gaat-ie!’ gilden de kinderen. ‘Hier!’

Raeder gromde en rende verder. Hij kwam bij het bordes van het gebouw en zag dat het een kerk was.

Toen hij de deur opendeed werd hij door een kogel achter zijn rechterknieschijf geraakt.

Hij viel en kroop de kerk binnen.

Het televisietoestel in zijn zak. zei: ‘Wat een finale, mensen, wat een finale! Raeder is geraakt! Hij is geraakt mensen, hij kruipt nu, hij heeft pijn, maar hij heeft het nog niet opgegeven! Dat is niets voor Jim Raeder!’ Raeder lag in het gangpad vlakbij het altaar. Hij hoorde een opgewonden kinderstem zeggen: ‘Hij ging daar naar binnen, meneer Thompson. Als u vlug bent kunt u hem nog vangen!’

Werd een kerk niet als een wijkplaats beschouwd? Vroeg Raeder zich af.

Toen werd de deur opengesmeten en hij besefte dat die gewoonte niet langer in acht genomen werd. Met uiterste krachtsinspanning kroop hij langs het altaar naar buiten door de achterdeur van de kerk.

Hij bevond zich op een oud kerkhof. Hij kroop langs kruisen en sterren, langs stukken marmer en graniet, langs grafstenen en lompe houten paaltjes. Vlak bij zijn hoofd explodeerde een kogel tegen een grafzerk en hij werd onder de splinters bedolven. Hij kroop naar de rand van een open graf.

Ze hadden hem, dacht hij. Al die fijne en normale doorsnee-mensen. Hadden ze niet gezegd dat hij hun vertegenwoordiger was? Hadden ze niet gezworen hun eigen soort te verdedigen? Maar nee, ze walgden van hem. Waarom had hij het niet eerder gezien? Hun held was de kille, gevoelloze moordenaar, Thompson, Capone, Billy the Kid, de jonge Lochinvar, El Cid, Cuchulain, de man zonder menselijke hoop of angst. Ze adoreerden hem, de dode, onverzettelijke robotmoordenaar, en ze vonden het heerlijk om hun voet in hun gezicht te voelen.

Raeder probeerde zich te bewegen en gleed hulpeloos in het open graf.

Hij lag op zijn rug en keek naar de blauwe hemel. Vlak daarop doemde een zwarte schaduw boven hem op die de hemel verduisterde. Er glinsterde metaal. De schaduw richtte langzaam.

En Raeder gaf voorgoed de hoop op.

‘WACHT, THOMPSON!’ brulde de versterkte stem van Mike Terry.

De revolver schokte.

‘Het is éen seconde over vijf! De week is om! JIM RAEDER HEEFT GEWONNEN!’

Er klonk een heksenketel van juichkreten van het studiopubliek.

De Thompsons die rond het graf stonden keken schaapachtig..

‘Hij heeft gewonnen, vrienden, hij heeft gewonnen!’ schreeuwde Mike Terry. ‘Kijk, kijk naar uw scherm! De politie is gearriveerd, ze halen de Thompsons bij hun slachtoffer weghet slachtoffer dat ze niet konden doden. En dat allemaal dankzij u, Barmhartige Samaritanen van Amerika.

Kijk, mensen, tedere handen tillen Jim Raeder uit het open graf dat zijn laatste schuilplaats was. Barmhartige Samaritaan Janice Morrow is er ook. Is dit misschien het begin van een romance? Het schijnt dat Jim flauwgevallen is, vrienden, ze geven hem een versterkend middel. Hij heeft tweehonderdduizend dollar gewonnen! We zullen nu even luisteren naar Jim Raeder!’ Er was een korte stilte.

‘Dat is gek,’ zei Mike Terry. ‘Mensen, ik geloof dat we niet meteen iets van Jim kunnen horen. De doktoren onderzoeken hem. Een ogenblikje ...’

Er was een stilte. Mike Terry veegde zijn voorhoofd af en glimlachte.

‘Het komt door de spanning, mensen, de verschrikkelijke spanning. De dokter vertelt me ... Wel, mensen, Jim Raeder is tijdelijk niet helemaal zichzelf. Maar het is maar tijdelijk! JBCzal de beste psychiaters en psychoanalytici van het land in de arm nemen. We zullen alles wat maar mogelijk is doen voor deze dappere jongen. En helemaal op onze kosten.’

Mike Terry keek naar de studioklok. ‘Nou, het is ongeveer tijd om afscheid te nemen, mensen. Let op de aankondiging voor de volgende grote sensatieshow. En maak u geen zorgen, ik weet zeker dat Jim Raeder weer spoedig bij ons zal zijn.’

Mike Terry glimlachte en knipoogde naar het publiek. ‘Hij wordt weer beter, vrienden. Per slot van rekening doen we allemaal ons best voor hem.’