23

CLEO

AURANOS

‘Eigenlijk is het opmerkelijk,’ zei de koning, zo hard dat iedereen het kon horen. Hij stond voor de bruiloftsgasten op de verhoging bij het huwelijksbanket in het paleis, dat hij ondanks het bloedbad in de tempel had willen laten doorgaan. ‘Dit jonge meisje naast me had genoeg moed om te zeggen dat ze de ceremonie wilde afmaken en met mijn zoon wilde trouwen, zelfs na die gewelddadige en afschuwelijke aanval door oproerkraaiers, zelfs nadat de wereld zelf onder haar voeten beefde. Vanavond zullen we rouwen om degenen die we hebben verloren, maar we zullen ook samen de overwinning vieren.’

      Cleo droeg een schone jurk. Haar kapsel was gefatsoeneerd, haar gezicht gewassen. Ze zat stijfjes tussen Magnus en zijn vader op het podium en draaide aan haar amethisten ring tot ze ervan overtuigd was dat hij een groef in haar vinger zou achterlaten. De gasten, zag ze toen ze opkeek van haar gouden bord met eten waarvan ze geen hap door haar keel kon krijgen, leken net zo verbijsterd als Cleo over wat er die dag was gebeurd. Vijf bruiloftsgasten waren gedood toen de tempel instortte en de rest naar buiten was gevlucht.

      Deze mensen wilden hier net zomin zijn als zij.

      ‘Ik heet deze beeldschone prinses welkom in mijn familie. En ik kijk ernaar uit om haar aan prinses Lucia voor te stellen, zodra mijn dochter zich eindelijk goed genoeg voelt om haar vertrekken te verlaten. Ondanks alle problemen was vandaag een dag van wonderen en zegeningen.’

      Wonderen en zegeningen. Ze wilde het liefst opspringen en gillend de zaal uit vluchten.

      ‘Laten we drinken op het gelukkige paar.’ De koning hief zijn glas, evenals alle andere aanwezigen, die met bergen eten en drinken voor zich aan de lange houten tafels zaten. ‘Op Magnus en Cleo. Dat hun dagen samen net zo gelukkig mogen zijn als de mijne waren met mijn geliefde overleden Althea.’

      ‘Op Magnus en Cleo,’ herhaalden de gasten braaf.

      Cleo’s knokkels om haar bokaal waren wit uitgeslagen, en toen ze hem naar haar lippen bracht, merkte ze dat haar hand trilde. De zoete wijn bood weinig troost. Het was inmiddels zo’n bekende smaak, deze Paelsiaanse wijn. Het edele vocht plaagde haar met de kans op ontsnapping. Misschien kon ze vanavond genoeg wijn drinken om zichzelf in te laten verdrinken.

      Ze kreeg Nic in het oog. Hij stond bij de achteruitgang van de zaal op wacht. De gasten mochten pas vertrekken wanneer de koning bepaalde dat het banket was afgelopen.

      Een snik welde op in haar keel, maar ze slikte hem weg met een grote slok wijn. Een bediende stond klaar om haar lege bokaal bij te vullen, en ze nam er nog eentje. En nog eentje. Maar in plaats van haar wereld op te vrolijken, maakte de drank hem alleen maar donkerder, met schaduwen die over de grond glibberden en naar haar enkels en benen klauwden.

      Terwijl het banket voortduurde, bleef Cleo aan Jonas denken. Wat zou hij nu van haar denken? Door haar voorstel waren er nu zoveel rebellen dood.

      Magnus was voortdurend aanwezig, zo dichtbij dat ze de warmte voelde die zijn lichaam uitstraalde. Ze rook het leer van zijn overjas, en de zware warme geur van sandelhout. Hij had geen woord tegen haar gezegd sinds ze de tempel hadden verlaten. Ze hadden op de terugreis in hetzelfde rijtuig gezeten, maar hij had zijn blik stug naar buiten gericht, op het landschap dat aan hen voorbijgleed. Hij was nors en kil, zoals altijd.

      ‘Dit is belachelijk,’ mompelde ze.

      ‘Ik ben het roerend met je eens,’ antwoordde Magnus.

      Haar wangen begonnen te gloeien. Ze had het niet hardop willen zeggen. Ze had te veel wijn gedronken, bokaal na bokaal werd haar aangereikt. Magnus had alleen maar kruidencider gedronken. Ze besefte dat ze nu een uitstekende imitatie van Aron weggaf – die aan de voorste tafel zat en zo nu en dan een dronken, ongelukkige blik in haar richting wierp.

      ‘Ik heb frisse lucht nodig,’ fluisterde Cleo na een tijdje. ‘Wil je me even excuseren?’

      Zou Magnus verwachten dat zijn vrouw toestemming vroeg voor alles wat ze deed? Zou hij haar wreed behandelen, en haar onder de duim willen houden op de eerste avond van hun huwelijk?

      En in de eerste nacht...

      Haar hart begon te bonzen bij die gedachte. Ze wilde zo lang mogelijk onder de mensen blijven. Wat er later zou gebeuren, kon ze niet aan. Niet met hem. Nóóit met hem.

      ‘Natuurlijk,’ zei hij zonder de moeite te nemen haar aan te kijken. ‘Ga vooral je gang.’

      Ze verliet het podium, meer zwalkend dan lopend. De wijn die ze tijdens het banket had gedronken, begon nu pas echt zijn uitwerking te krijgen. Te veel. En aan de andere kant nog lang niet genoeg. Ze liep zo rustig mogelijk naar de galerij die naar de uitgang leidde... naar de vrijheid.

      Of in ieder geval zoveel vrijheid als mogelijk was met een oneindig aantal soldaten die al haar bewegingen in de gaten hielden.

      Cleo zette haar hand tegen de muur om zichzelf te ondersteunen. Toen ze een uitgang naar een balkon had gevonden, greep ze de balustrade vast en probeerde zichzelf te kalmeren.

      ‘Dat was me nogal een ceremonie,’ begroette een stem haar vanuit de schaduw, en ze besefte met een schok dat ze niet alleen was. Prins Ashur stond al op het balkon om een luchtje te scheppen.

      Ze haalde diep adem om zich te vermannen. ‘Dat was het zeker.’

      De prins droeg een met goud afgezette donkerblauwe overjas. Zijn schouderlange zwarte haar was samengebonden tot een staart, maar één lok viel over zijn linkeroog. ‘Ik moet eerlijk zeggen dat ik nog nooit zo’n bruiloft heb meegemaakt. Als ik een bijgelovig mens was, zou ik misschien hebben geaarzeld om vanavond terug te keren naar het paleis. Het was erg dapper van u om met de plechtigheid te willen doorgaan ondanks de onaangename gebeurtenissen.’

      Cleo lachte sputterend, maar het klonk meer als hysterisch gehik. ‘Ja, heel dapper van me.’

      ‘U moet wel heel erg verliefd op prins Magnus zijn.’

      Ze perste haar lippen opeen om te voorkomen dat ze de waarheid er uit zou flappen. Ze kende deze man niet. Ze wist alleen dat zijn vader zijn grote keizerrijk had verworven door andere landen te veroveren alsof het niets was. Cleo’s vader had haar ooit verteld over keizer Cortas, en over hoe zijn keizerrijk zich verhield tot Mytica – als een watermeloen tot een druif. Destijds vond ze dat een grappige vergelijking.

      Wat deed een watermeloen bij een bruiloft die op een druif werd gehouden? Dat leek haar nogal tijdverspilling voor de prins.

      ‘Waarom bent u hier, prins Ashur?’ vroeg ze, en ze vervloekte zichzelf toen om haar botte gedrag. De wijn had het voor elkaar gekregen om niet alleen haar beoordelingsvermogen te vertroebelen, maar tevens haar tong losser te maken.

      Gelukkig leek hij niet beledigd door haar vraag. Hij glimlachte zelfs – een fabelachtig charmante glimlach die duidelijk maakte waarom bijna alle vrouwen die het pad van de exotische prins kruisten bijna in katzwijm vielen wanneer ze hem zagen.

      ‘Ik heb iets voor u, prinses,’ zei hij. ‘Een huwelijksgeschenk, alleen voor u. Uiteraard heb ik ook een groter geschenk uit mijn keizerrijk voor u en prins Magnus, in de vorm van een villa in de hoofdstad van Kraeshia, maar dit... dit is een klein teken van vriendschap. Het is iets wat in mijn land aan een bruid wordt gegeven voor haar huwelijksnacht.’

      Hij haalde een klein ingepakt pakketje onder zijn jas vandaan, dat hij haar toestak.

      ‘Stop het veilig weg. Maak het open wanneer u alleen bent. Niet nu.’

      Ze keek hem even niet-begrijpend aan, maar knikte toen en liet het pakje in de plooien van haar jurk glijden.

      ‘Mijn dank is groot, prins Ashur.’

      ‘Het is niets.’ Hij leunde tegen de balustrade van het balkon en keek uit op het glooiende landschap achter de stadsmuren. Zijn ogen leken zilver in het maanlicht, maar ze wist niet zeker wat voor kleur ze in werkelijkheid waren. ‘Vertel me eens wat over de magie hier, prinses.’

      Zijn vraag verraste haar. ‘De magie?’

      ‘Mytica heeft nogal een geschiedenis voor zo’n klein groepje koninkrijken. Zoveel mythologie, met die Hoeders... het Verwantschap. Fascinerend.’

      ‘Niet meer dan stomme verhaaltjes voor kinderen.’ Ze sloeg haar handen ineen om haar ring te verbergen. Er was iets in de stem van de prins wat verried dat hij dit niet alleen maar uit nieuwsgierigheid vroeg.

      ‘Ik denk niet dat u dat werkelijk gelooft.’ Hij wierp haar een zijdelingse blik toe. ‘Nee, u lijkt me het soort meisje dat, ondanks haar jeugd, heel goed weet wat ze wel of niet gelooft.’

      ‘Dat bewijst alleen maar hoe weinig u over me weet. Vraag het maar aan anderen. Ik ben niet geïnteresseerd in mythologie of geschiedenis. Ik denk nergens erg diep over na, vooral niet over fantastische dingen als magie.’

      Prins Ashur keek haar onverstoorbaar aan. ‘Bestaat het Verwantschap?’

      Haar hart begon te bonzen. ‘Wat kan het u schelen of het bestaat of niet?’

      ‘Dat u dat vraagt, bewijst alleen maar hoe weinig u over me weet,’ herhaalde hij haar eerdere woorden. ‘Het geeft niet, prinses. We hoeven er nu niet over te praten. Maar misschien wilt u me er binnenkort een keer meer over vertellen. Ik ben van plan hier een tijdje te blijven en op verkenningstocht te gaan. Ik zoek bepaalde antwoorden, en ik ga niet weg voordat ik ze heb.’

      ‘Dan wens ik u heel veel geluk bij het vinden van uw antwoorden,’ zei ze afgemeten.

      ‘Goedenacht, prinses. En mijn oprechte gelukwensen met uw huwelijk.’ Hij boog zijn hoofd en verliet het balkon.

      Cleo wachtte totdat ze heel zeker wist dat hij weg was en legde toen haar handen op de balustrade, steunde met haar hele gewicht op haar polsen en liet haar hoofd hangen. De Kraeshiaanse prins was hier niet alleen om de bruiloft bij te wonen, maar ook om iets te weten te komen over het Verwantschap.

      Wat maar één ding kon betekenen: hij wilde het voor zichzelf.

      Hij mocht het niet hebben. Niemand mocht het hebben. Als het Verwantschap inderdaad bestond, dan behoorde het Cleo toe. Zij was in het bezit van de ring die haar in staat zou stellen het te gebruiken – en gebruiken zou ze het, om haar koninkrijk terug te krijgen.

      Ze wreef over de ring en dwong zichzelf toen terug te keren naar het banket. De koning bekeek haar met een blik van ongenoegen toen ze het podium naderde. Zijn voorhoofd zat in het verband en bloed uit zijn wond lekte erdoorheen. ‘Het wordt tijd dat je naar boven gaat om je op je huwelijksnacht voor te bereiden.’

      Haar mond werd droog. ‘Maar, de feestmaaltijd...’

      ‘De feestmaaltijd is voor jou ten einde.’ Een hatelijke glimlach deed zijn mondhoeken opkrullen. Hij verhief zijn stem, zodat iedereen hem kon horen. ‘Ik wil graag dat iedereen afscheid neemt van de bruid en de bruidegom. We weten allemaal waar ze op dit moment liever zouden zijn dan hier.’

      Er klonk hier en daar gelach onder de aanwezigen, van wie velen inmiddels genoeg Paelsiaanse wijn ophadden om de verontrustende gebeurtenissen van die dag te vergeten.

      ‘Ga met Cronus mee,’ zei de koning tegen Cleo. Hij greep haar bij de arm en trok haar zo dicht naar zich toe dat alleen zij zijn gedempte stem kon horen. ‘Je bereidt je voor zoals elke andere blozende bruid zich zou voorbereiden. Niemand zal ooit weten dat je je maagdelijkheid al lang kwijt bent. Prijs jezelf maar gelukkig dat ik je nog steeds waardevol vind, ondanks die schande.’

      Magnus keurde haar zelfs geen blik waardig.

      Cronus stapte naar voren. ‘Volg mij, prinses.’

      De meedogenloze toon in de stem van de lijfwacht liet geen ruimte voor verzet.

      Cleo wierp een blik op de bruiloftsgasten, die haar een gespannen glimlach toewierpen toen ze achter Cronus aan liep. Ook Nics aandacht was op haar gericht. Zijn lichaam was gespannen en in zijn gekwelde blik lag een verontschuldiging dat hij haar niet kon redden van wat haar te wachten stond.

      De vertrekken waar Cronus haar heen bracht, waren speciaal ingericht voor de bruid en bruidegom. In een van de kamers, die ooit gereserveerd werden voor zeer belangrijke gasten van haar vader, stond een reusachtig hemelbed. In de grote haard brandde een laaiend vuur; honderden flakkerende kaarsen verlichtten de rest van de kamer. Rozenblaadjes in verschillende kleuren waren in kunstzinnige spiraalpatronen op de grond gestrooid, in de richting van het bed.

      Haar dienstmeisjes wachtten haar op. Ze werkten koortsachtig om haar gevlochten haar los te maken en haar weer in een nieuw gewaad te helpen, deze keer een doorzichtig niemendalletje dat weinig aan de verbeelding overliet. Ze wreven haar hals en polsen in met geurige olie die net zo walgelijk zoet rook als de rozenblaadjes.

      ‘U hebt zoveel geluk, prinses,’ zei Helena. ‘Ik zou mijn jongere zus opofferen voor zelfs maar één nacht met prins Magnus. En u mag elke nacht met hem doorbrengen.’

      ‘En ik zou mijn óúdere zus opofferen,’ zei Dora snibbig met een scherpe blik in Helena’s richting.

      ‘Ik hoop alleen maar dat de geruchten niet waar zijn.’ Helena’s blik schoot naar Cleo’s gezicht en ze wierp de prinses een onaangename glimlach toe. ‘Voor uw eigen bestwil.’

      Cleo fronste. ‘Welke geruchten?’

      ‘Helena,’ siste Dora. ‘Let op je woorden.’

      Helena lachte spottend. ‘Vind je niet dat de prinses het recht heeft te weten dat haar nieuwe echtgenoot verboden gevoelens voor prinses Lucia schijnt te hebben, en zij voor hem? Zo’n liefde tussen broer en zus... het zou nogal een schandaal kunnen worden als meer mensen het te weten kwamen.’

      ‘Neemt u het mijn zus niet kwalijk,’ zei Dora met een blos van schaamte op haar wangen. ‘Ze heeft vanavond wijn gedronken om uw huwelijk te vieren. Ze weet niet wat ze zegt.’

      Cleo kneep haar ogen tot spleetjes. ‘Ik zal onthouden dat je hebt geprobeerd te voorkomen dat ze zulke weerzinwekkende leugens verspreidt.’ Ze zou nooit toegeven hoe interessant ze dit gesprek vond, of het waar was of niet.

      Zonder nog een woord te zeggen lieten ze haar met rust en dreven als rookwolken de kamer uit. Cronus trok de deur achter hen dicht. Cleo rende erop af en rukte aan de deurknop, die aan de buitenkant bleek te zijn vergrendeld.

      Ze kon geen kant op.

      Toen ze nog vrijuit in het paleis had kunnen rondlopen, had ze zichzelf voor de gek kunnen houden en geloven dat ze nog enige macht bezat. Dat was één grote leugen. Ze had hier helemaal geen macht.

      Magnus zou haar stevig onder de duim houden. Hij zou haar mishandelen, net zoals zijn vader vandaag had gedaan. Toen de dienstmeisjes haar op haar huwelijksnacht voorbereidden, had Cleo in de spiegel een glimp opgevangen van de vage blauwe plek op haar jukbeen waar de koning haar had geslagen, en op haar keel, waar hij haar bijna had gewurgd.

      Maar Cleo had hier zelf voor gekozen. Ze had met Jonas kunnen vluchten, maar had besloten hier te blijven. Daar moest een reden voor zijn... een hoger doel dan op de vlucht slaan met een rebel.

      Ze rende naar de galajurk die ze had uitgetrokken. De amethist in haar ring schitterde in het kaarslicht toen ze het geschenk tevoorschijn haalde dat prins Ashur haar had gegeven. Langzaam pakte ze het uit en zag tot haar verrassing een gouden lemmet.

      Het was een gouden dolk. Een prachtig wapen, met een kunstig uitgesneden heft en een gebogen lemmet. Ze herinnerde zich de woorden van de prins: ‘Het is iets wat in mijn land aan een bruid wordt gegeven voor haar huwelijksnacht.’ Met een rilling besefte ze het doel van de dolk: iets wat door een ongelukkige bruid zou kunnen worden gebruikt om zichzelf van het leven te beroven als ze het gevoel had dat ze geen andere keuze had.

      Of... om haar nieuwbakken echtgenoot van het leven te beroven.

      Bij het geluid van de deur die werd ontgrendeld en opengedaan, verborg ze het wapen snel achter haar rug. Een tel later kwam Magnus binnen. Zijn donkere blik gleed door de grote kamer, bleef even op de kaarsen en de rozenblaadjes rusten en richtte zich uiteindelijk op haar.

      Opnieuw betreurde ze het dat ze zoveel wijn had gedronken. Meer dan ooit tevoren moesten haar gedachten helder zijn, en niet vertroebeld.

      ‘Eindelijk alleen,’ zei hij.

      Cleo was ervan overtuigd dat hij kon horen hoe hard haar hart inmiddels bonsde.

      Magnus boog zich voorover en raapte een rood rozenblaadje op, dat hij tussen zijn vingers platdrukte. ‘Vonden ze dit nou echt allemaal nodig?’

      Ze bevochtigde haar droge lippen met het puntje van haar tong. ‘Vind je het niet... romantisch?’

      Hij liet het rozenblaadje vallen, dat langzaam naar beneden dwarrelde en als een bloedspat op de grond belandde. ‘Alsof dat soort onzin me iets zou kunnen schelen.’

      ‘Veel mannen zou het wel iets kunnen schelen tijdens hun huwelijksnacht.’

      ‘Rozen en kaarsen? Nee, prinses. Dat soort dingen zal de meeste mannen een zorg zijn. Er is maar één ding waar mannen tijdens hun huwelijksnacht in geïnteresseerd zijn, en ik denk dat je al heel goed weet wat dat is.’

      Haar hartslag verdubbelde.

      De bedrukte uitdrukking die blijkbaar op haar gezicht lag, deed hem achter in zijn keel grinniken. ‘Die blik... zoveel minachting. Vind je me echt zo afstotelijk?’

      De vraag verraste haar. Afstotelijk? Ondanks het litteken was hij verre van afstotelijk – lichamelijk althans.

      ‘Je moest eens weten,’ zei ze in alle eerlijkheid.

      Hij liet zijn vinger over de hele lengte van zijn litteken glijden terwijl hij haar even scherp aankeek.

      Ze klemde haar hand om de dolk. Als hij dichterbij kwam, zou ze hem gebruiken.

      ‘Geloof me, prinses, ik maak me geen illusies. Ik weet dat je me haat en dat daar nooit verandering in zal komen.’

      ‘En waarom zou het ook?’ Haar stem klonk hees. ‘Ik kan geen enkele reden bedenken waarom ik ook maar iets voor je zou moeten voelen.’

      ‘Het is je goed recht om helemaal niets voor me te voelen – dat komt zo vaak voor bij gearrangeerde huwelijken. Maar haat is wél iets. Het probleem met haat is echter dat het altijd in je nadeel werkt. Het kan je geest net zo vertroebelen als vijf bokalen wijn.’

      Magnus liep naar het bed, met zijn blik op de mahoniehouten pilaren gericht, en liet zijn vinger over het houtsnijwerk van een ervan glijden. Hij stond nu dichter bij haar, maar ze deinsde niet achteruit. Ze gunde hem niet de voldoening om haar angst te zien, vooral nu er niemand in de buurt was om tussenbeide te komen.

      ‘Dit doet me denken aan mijn grootvader.’ Magnus’ stem klonk opeens weemoedig. ‘Hij had een boek over zeewezens en vertelde me er verhalen over toen ik klein was. Om dat te kunnen doen, glipte hij langs mijn vader nadat het kindermeisje me in bed had gestopt. Mijn vader gaf niets om vermakelijke verhaaltjes – of vermakelijke wat dan ook. Als ik niets nuttigs uit een boek kon leren, dan werd het uit het paleis verbannen. Of verbrand. Maar toen mijn grootvader koning was, was alles anders.’

      Cleo zag nu pas het houtsnijwerk in de pilaren. Vissen, schelpen en zeemeerminnen met een staart in plaats van benen, alles zeer kunstig in het donkere hout uitgesneden. Het was vervaardigd door een befaamde kunstenaar uit Haviksbrauw die door haar vader was aangesteld, en die nog veel meer fraaie stukken in het hele kasteel had bewerkt.

      ‘Ik heb wel eens wat over koning Davidus gehoord,’ zei ze toen er een stilte viel. ‘Hij was anders dan je vader.’

      Magnus snoof zacht. ‘Dat kun je wel zeggen. Ik vraag me wel eens af of mijn grootmoeder een duivel als minnaar had die mijn vader heeft verwekt. Mijn grootvader regeerde uiteraard met strenge hand, hij liet niet over zich heen lopen. Maar hij was rechtvaardig en zijn volk hield van hem. Hij hoefde zijn koninkrijk niet met een ijzeren vuist en de dreiging van bloed te besturen.’ Zijn blik zocht de hare, en er sloop iets in zijn ogen wat op verdriet leek. ‘Hij stierf toen ik zes jaar oud was. Hij dronk iets wat hem niet goed bekwam.’

      ‘Heeft iemand hem vergiftigd?’

      Die vreemde, onverwachte pijn schemerde nog steeds in zijn ogen, maar zijn mond kneep samen tot een harde lijn. ‘Niet zomaar “iemand”. Ik zag hoe hij het gif uit een holle ring in de drinkbeker deed. Ik keek toe terwijl hij hem mijn grootvader overhandigde. Ik zag hoe mijn grootvader het opdronk.’

      Cleo luisterde zwijgend.

      ‘En toen mijn vader zag dat ik had gezien wat hij deed, glimlachte hij alsof ik mijn goedkeuring moest laten blijken. Destijds begreep ik het niet, maar nu wel. Mijn vader zal alles doen wat nodig is om zich van iemand te ontdoen die hem in de weg staat. Er is niets veranderd. Er zal nooit iets veranderen. Als je dat begrijpt, prinses, zal je leven een stuk eenvoudiger zijn.’

      Wat was dit? Een waarschuwing? Probeerde Magnus haar werkelijk te helpen?

      ‘Je beschouwt mij toch niet als een bedreiging?’ vroeg ze behoedzaam.

      Hij kwam dicht bij haar staan – veel te dichtbij. Ze klemde de dolk achter haar rug zo stevig vast dat het heft pijnlijk in haar hand sneed.

      ‘Wat ik denk, doet er niet toe,’ zei Magnus. ‘Achter een gedachte zit geen magie, tenzij je een heks bent.’

      ‘Dus jij doet alles wat hij zegt.’

      ‘Inderdaad. En dat blijf ik ook doen.’

      ‘Hij wil me doden, nietwaar?’ De gedachte alleen al liet nog meer angst uit verborgen plekken vrij – maar hij werd vergezeld door opborrelende woede.

      Een lichte frons ontsierde zijn voorhoofd. ‘Ben je soms een beetje paranoïde? Geen gebruikelijke houding voor een kersverse bruid.’

      Cleo keek hem woedend aan. ‘Behandel me niet als een dwaas. Ik weet wat je van plan bent.’

      ‘O ja?’ Hij hield zijn hoofd schuin. ‘Dat lijkt me nagenoeg onmogelijk. De enige die voor je had kunnen spioneren, is er tenslotte niet meer. Je hebt Mira op slinkse wijze in een positie weten te manoeuvreren waarin ze waardevolle informatie voor je kon verzamelen.’

      Pijn klauwde naar haar borst bij het noemen van de naam van haar overleden vriendin. Ze had Mira niet als Lucia’s verzorgster aanbevolen om voor haar te kunnen spioneren, maar om ervoor te zorgen dat haar vriendin veilig was.

      ‘En nu is ze dood, en dat is jouw schuld!’ Het kostte haar elk greintje van haar zelfbeheersing om het mes niet achter haar rug vandaan te halen en in zijn borst te stoten.

      Zijn gezicht betrok bij haar beschuldiging. ‘Nee, ik heb haar verdedigd. Althans, dat heb ik geprobeerd. Mijn vader handelt voordat hij nadenkt, vooral wanneer het om nieuwsgierige bedienden gaat. Ik zou haar leven hebben gespaard.’

      ‘Leugenaar!’

      ‘Ik lieg niet. Niet hierover. Je vriendin Mira bevond zich op bijzonder glad ijs door alleen maar in dezelfde kamer te zijn als een Damora, en daar heeft ze een hoge prijs voor betaald. Net zoals jouw lijfwacht in Paelsia.’

      Tranen sprongen in haar ogen toen hij het over Theon had. ‘Spreek nooit meer over hem.’

      ‘Ik zal je nooit om vergiffenis vragen voor wat ik heb gedaan.’ Magnus wendde zijn blik af. ‘Ik handelde die dag uit paniek en lafheid. Om die reden, en alleen daarom, schaam ik me voor wat ik heb gedaan.’

      Een hete traan gleed over haar wang. ‘Mijn familie is dood. Mijn koninkrijk is me ontstolen. Mijn vrienden sterven door de handen van jouw familie.’

      ‘En jij leeft alleen nog dankzij onze goedheid.’

      ‘Goedheid is een woord dat ik nooit zou gebruiken om iemand van jullie te omschrijven. En ik geloof geen woord van wat je over je grootvader vertelt. Als hij jullie bloedverwant was, dan was ook hij een tiran en een bullebak. Limeriërs zijn net zo koud als het koninkrijk waarover ze heersen. Geen wonder dat je hart uit ijs bestaat.’

      Dat leverde haar een glimp van een zeer onaangename glimlach op. ‘Eerder nog zei je dat ik helemaal geen hart had. Dat beschouw ik als een behoorlijke vooruitgang.’ Hij keek haar bedachtzaam aan. ‘Genoeg over geschiedenis. Wat doen we aan het probleem dat je op deze voorbeschikte avond voor me vormt?’

      ‘Wat...’ Meer kon Cleo niet uitbrengen, want Magnus greep haar bij de armen en draaide haar ruw om. Ze slaakte een gil toen hij de dolk uit haar hand rukte en haar vervolgens zo’n harde duw gaf dat ze achteruit wankelde en hard op het bed terechtkwam. Vol afgrijzen keek ze naar hem op terwijl hij het gouden steekwapen bestudeerde.

      Magnus wierp haar een ijzige blik toe. ‘Wilde je deze dolk tegen me gebruiken, prinses? Terwijl ik je de hele avond alleen maar hoffelijk heb behandeld?’

      Ze kon haar ogen niet van het wapen afhouden. Beelden van hem terwijl hij de dolk gebruikte om haar te straffen, verblindden haar volledig.

      Hij liep langzaam voor het bed heen en weer, naar haar loerend als een roofdier dat zijn prooi in het nauw had gedreven. ‘Wie heeft je dit gegeven?’

      Ze beet op haar tong om te voorkomen dat ze iets zou zeggen.

      Hij wierp weer een blik op de dolk. ‘Dit is een versierde bruidsdolk uit Kraeshia. Wat een gul geschenk van prins Ashur. Ik hoop dat je hem ervoor hebt bedankt.’ Toen ze bleef zwijgen, vervolgde hij: ‘Je tong verloren, prinses? En ik dacht dat nog wel dat je nooit om een scherpe tong verlegen zat. Misschien zijn de scherpe randjes er voor vanavond af nu ik je wapen heb afgepakt.’

      Hij stopte de dolk onder zijn jas en zette een stap in haar richting.

      Cleo krabbelde van het bed af en vergrootte de afstand tussen haar en Magnus, waarbij ze zichzelf echter alleen maar in een hoek dreef. ‘Blijf uit mijn buurt!’

      Hij keek haar vermaakt aan. ‘Wat nu? Een bang konijntje dat zich probeert te verschuilen voor de boze wolf? Neem me niet kwalijk, maar ik vind die schijnvertoning van onschuld erg ongeloofwaardig.’

      ‘Raak me niet aan!’ Ze dwong zichzelf krachtig te klinken. ‘Nu niet, en nooit niet.’

      Magnus stond in een oogwenk vlak voor haar. Hij greep haar bij de armen en drukte haar tegen de harde stenen muur. Hij bracht zijn gezicht naar het hare zodat hij haar recht in de ogen kon kijken. Zijn lichaam drukte tegen haar aan en klemde haar vast, zodat ze geen kant op kon.

      ‘Kijk nu eens. Ik raak je aan.’ Zijn blik gleed over haar gezicht en bleef even op de vage beurse plek op haar wang rusten. Er verscheen een diepe frons op zijn voorhoofd toen zijn ogen zich weer in de hare boorden. ‘Vertel me niet wat ik wel of niet kan doen, prinses. De enige macht die je denkt te hebben, is de macht die ik je geef. Vergeet dat niet.’

      ‘Laat me los.’

      ‘Nog niet.’

      Hij deed haar geen pijn, maar ze kon zich niet bewegen en moest naar adem happen.

      Magnus sprak heel zacht en duidelijk. ‘Zie je? Je bent aan mijn genade overgeleverd.’ Hij boog zich nog dichter naar haar toe en fluisterde: ‘Wat ik ook met je wil doen, of ik je pijn of genot wil bezorgen, ik zal het doen, wanneer en hoe ik maar wil. Denk daaraan.’

      Plotseling kon Cleo niet meer ademen.

      Hij verstevigde zijn greep, zijn woorden voelden heet tegen haar oor. ‘Mijn vader wilde deze verbintenis, niet ik. Maar ik moest dit doen om mijn positie als erfgenaam te behouden. Ooit zal alles wat mijn vader bezit van mij zijn – zijn koninkrijk, zijn leger, zijn macht. Dat stel ik voor niets en niemand in de waagschaal. Maar laat één ding glashelder voor je zijn: ik deel nog liever het bed met een beest uit het Woestland dan met jou. Ik stel me zo voor dat zijn klauwen minder scherp zullen zijn.’

      Magnus liet haar los en deed een paar stappen naar achteren. Ze haalde hijgend adem terwijl ze hem geschokt aankeek.

      ‘Ik zou je hiervoor kunnen laten executeren.’ Hij raakte de dolk onder zijn jas aan. ‘Dat weet je toch?’

      Cleo knikte alleen, zonder haar blik van hem af te wenden. Als ze nu wegkeek, zou ze zwakte tonen.

      ‘Als je leven, en dat van je goede vriend, je enige vriend, Nic, je iets waard is, dan gedraag je je tijdens onze rondreis door dit door de godin verlaten rijk als een toegewijde en verliefde bruid. Je voert een geloofwaardige vertoning op voor het hersenloze volk dat ervoor kiest mijn vaders leugens over ons te geloven. Begrijp je me?’

      Ze knikte kortaf. ‘Ja.’

      Magnus draaide zich om om te vertrekken. Voordat hij de deur achter zich sloot en vergrendelde, bleef hij lang genoeg stilstaan om nog één ding te zeggen. ‘En mocht iemand ernaar vragen, dan heeft deze nacht je wildste fantasieën over mij overtroffen.’