Een oerwoud van groen
ZE GINGEN die zomer nog twee keer met Abe en Swiney bij de Wolfsbeek picknicken. De laatste keer dat ze gingen, had Rose geleerd hoe ze haar handen en voeten tegelijk kon bewegen. Nu kon ze in diep water zwemmen. Maar ze deed het alleen als papa bij haar was. Ze was nog altijd bang voor diep water.
Op school bleef Rose bij het spellen aan het begin van de rij, maar vaak was het op het nippertje. Blanche kon goed spellen en ze miste alleen de moeilijkste woorden. Soms, als Rose in de lunchpauze zat te lezen, zag ze dat Blanche haar leesboek bestudeerde.
Rose leerde ook de tafels van vermenigvuldiging. Professor Kay had de kinderen geleerd om de tafels op de tonen van 'Yankee Doodle Dandy' te zingen. Op weg naar huis huppelde Rose op de maat en zong in zichzelf: „Vijf keer vijf is vijfentwintig en vijf keer zes is dertig, vijf keer zeven is vijfendertig en vijf keer acht is veertig."
Op een morgen, voor ze hun boeken pakten, stond professor Kay met een ernstig gezicht voor de klas.
„Ik moet jullie een heel treurig bericht geven," zei hij. Al het geroezemoes in de klas verstomde. Iedereen schoot rechtop, alsof ze allemaal met touwtjes aan professor Kay vastzaten, die hij aangetrokken had.
„Irene Strong, die al weken niet op school is geweest omdat ze difterie had, is overgestoken naar de verre kust, waarvan geen reiziger weerkeert." Een van de meisjes zei met een verstikte stem: „O!" Overal om Rose heen keken kinderen elkaar met open mond en grote, bange ogen aan.
Rose begreep het niet. Ze boog over het gangpad naar de jongen die in de rij naast haar zat. „Wat zei hij?" fluisterde ze.
„Ze is dood," siste de jongen. „Irene is gestorven."
„We zullen nu een minuut ons hoofd buigen in stil gebed," zei professor Kay.
Rose was te verbijsterd om aan bidden te denken. Haar gedachten schoten als een waterspin heen en weer. Behalve haar kleine broertje, kende ze niemand die gestorven was. Maar toen was ze zelf nog maar een baby geweest. Eigenlijk kon ze het zich totaal niet meer herinneren.
Irene was geen vriendin van Rose geweest, maar ze had naast Rose gezeten. Rose herinnerde zich hoe onaardig ze in gedachten tegen Irene was geweest. Ze herinnerde zich hoe ze in zichzelf had gemopperd, omdat Irene zat te snuffen en er zo armzalig uitzag. Rose' hele lijf vlamde van schaamte.
Toen kwam er een nieuwe gedachte in haar op. Als zij nu ook eens difterie kreeg? Zou ze dan sterven? Deed het pijn als je stierf? En wat zou er met papa en mama gebeuren als Rose stierf? Ze zouden nooit meer kinderen krijgen. Dat had mama gezegd. Wie zou er dan op de boerderij helpen?
De gedachte dat papa en mama alleen zouden zijn, was nog het onverdraaglijkst van allemaal. De tranen kwamen in haar ogen, liepen langs Rose' gebogen gezicht en spatten op haar gevouwen handen. Ze onderdrukte een snik. Ze hoorde een paar andere kinderen hun gebeden mompelen. Iemand snufte.
Die hele week hoefde professor Kay zijn stem niet te verheffen of iemand te straffen. Rose had graag een andere plaats willen hebben, maar alle andere banken waren vol. Ze kon het niet helpen, maar iedere keer als ze naar de lege plek naast haar keek, moest ze aan die arme Irene denken.
De dagen vlogen voorbij en de zomer werd stoffig en oud.
„Het lijkt wel of het weken geleden is dat het eens flink geregend heeft, Manly," zei mama op een morgen aan het ontbijt. „De tuin is door en door droog. Er komen barsten in de aarde. Als dit nog veel langer duurt, zal ik water moeten aanslepen."
„Het komt door die steenachtige grond, Bess," zei papa. „Die is te dun en te poreus om het vocht vast te houden. Het loopt meteen weg. Maar op den duur zal het weer zich wel herstellen. Dit is de beste tijd voor een droge periode, vlak voor de oogst. Als het te nat is, kan de maïs gaan schimmelen."
„Ja, en de droogte heeft de insekten uit de tuin gehouden," zei mama peinzend. „Maar ik moet steeds denken aan die jaren van hartverscheurende droogte en armetierige gewassen in South Dakota. Hoe vaak heeft het weer al ons harde werk op het laatste ogenblik niet vernield?"
Papa knikte instemmend en stond op om in het bos hout te gaan hakken. Er viel niets meer te zeggen over de vreselijke ontberingen van de prairie dat niet al honderd keer was gezegd.
De maïs was hoog opgeschoten en zwaar van de rijpende maïskolven. De bonen waren tegen de stengels opgeklommen. Overal hingen zwellende peulen. Tussen de rijen in groeiden pompoenen. Het zou niet lang meer duren voor ze de eerste oogst van de nieuwe boerderij binnen konden halen.
Het vlakke, lege veld dat Rose met de povere zaadjes had helpen beplanten, was een wonderbaarlijke, geheimzinnige plek geworden om speurtochten in te maken. Daar vond Rose een andere wereld, ver van Boerderij De Heuvelrug, waar ze zichzelf in kon verliezen zonder bang te zijn. Af en toe vond ze het leuk om het maïsveld in te gaan en daar gewoon maar te zitten luisteren. Het was een wildernis van groen die ritselde van het leven. De wasachtige maïsbladeren glansden in het zonlicht. In de vroege morgen lagen er op de planten fonkelende dauwdruppels die in de donkere kelen van de bladeren sijpelden.
Rose vond het fijn om door de beschaduwde rijen tussen de stengels te lopen, naar de fluisterende bladeren te luisteren en zich te verbeelden dat ze Natty Bumppo was die in het diepe, donkere woud wilde dieren besloop of Robinson Crusoe die een onbewoond eiland verkende. Soms, als Swiney kwam, speelden ze er verstoppertje. Fido en Zwartpootje deden ook mee.
Het werd september en de laatste dag van het zomersemester kwam dichterbij. Die maandag kondigde professor Kay aan dat er op vrijdagavond een speciale spelwedstrijd gehouden zou worden. Daarna zou er tot na de oogsttijd, in december, geen school meer zijn.
„Iedere klas krijgt zijn eigen spelwedstrijd," legde professor Kay uit. „Jullie vaders en moeders worden uitgenodigd om te komen kijken hoeveel jullie hebben geleerd. Daarna drinken we wat en is er een prijs voor de winnaar. Ik raad jullie aan om ijverig te leren als jullie een goed figuur willen slaan bij je familie."
Rose was de hele week verschrikkelijk opgewonden en zenuwachtig. Iedere keer als ze aan de spelwedstrijd dacht, kreeg ze van binnen de rillingen. Ze wist dat ze kon winnen. Ze had bijna alle kruisjes van de klas gekregen. Maar Blanche werd steeds beter. Ze had drie kruisjes veroverd toen Rose zich vergiste. Die hele week keek Rose tijdens speelkwartier en lunchtijd bezorgd naar Blanche, die haar leesboek bestudeerde.
Vrijdag na lunchtijd hielden ze geen spelwedstrijd. In plaats daarvan boenden de leerlingen het klaslokaal tot het glom. Rose hielp om het schoolbord schoon te maken en de vloer te vegen. Ook de ramen werden gewassen.
Daarna knipten ze allemaal stukken rood, wit en blauw papier in repen. Daar plakten ze ringen van die ze aaneenregen om er papieren slingers van te maken. Professor Kay ging op een stoel staan en prikte de slingers rond de ramen vast.
Toen het klaslokaal vlekkeloos schoon en versierd was, konden ze gaan. Rose vloog naar huis om haar karweitjes te doen, zodat ze op tijd klaar zou zijn. Mama had de beste katoenen jurk van Rose gewassen en gestreken. Na het avondeten wasten ze zich alle drie, kleedden zich aan en liepen naar school.
Toen ze op de top van Pattersons heuvel kwamen en de zon tot een poel van goud versmolt, schoten Rose en mama hun kousen en schoenen aan die ze tot dan toe hadden gedragen. Rose moest even stevig slikken toen ze de heuvel afliepen naar het schoolplein.