HOOFDSTUK VIERENDERTIG

Uit de dood herrezen

'Zou je niet even gaan zitten, Spandrel?' zei Mcllwraith met een gebaar naar een van de twee stoelen bij het vuur. 'Voordat je omvalt.'

'Kapitein...' Spandrel ging onzeker zitten en keek met open mond naar de magere maar verder onveranderde gestalte van James Mcllwraith.

'Bent u niet dood?'

'Alleen als jij dat ook bent en Lucifer besloten heeft een spelletje te spelen door ons te laten denken dat we leven.'

'Ik begrijp het niet. Cloisterman zei dat hij u voor dood had achtergelaten.'

'Voor dood achtergelaten en dood zijn is niet helemaal hetzelfde.'

'Maar u zei... zelf... dat u stervende was.'

'Dat dacht ik ook.'

'Ik zou u niet in de steek hebben gelaten als...' Spandrel haalde met een mismoedig gezicht zijn schouders op. 'Als ik had gedacht dat u het zou overleven.'

'Ik zal je de eer bewijzen van dat te geloven,' glimlachte Mcllwraith.

'Neem een cognacje.' Hij schonk een glas in uit de fles op de schoorsteenmantel en gaf het aan Spandrel, die dankbaar een slok nam. 'Laat me je vertellen dat zoiets nog beter smaakt als je hebt gedacht dat je het nooit meer zou proeven.'

'Hoe heeft u het overleefd?'

'Ik weet het niet. Het is gewoon gebeurd. Die dokter in Bern keek er nog meer van op dan ik. Het moet de zuivere Zwitserse lucht zijn. Of omdat ik altijd gezond heb geleefd. Het was kantje boord, echt. Maar uiteindelijk ben ik er weer bovenop gekomen. Misschien wilde mijn onsterfelijke ziel niet zoveel onafgemaakte zaken achterlaten. De kogel die Wagemaker in mijn lijf heeft geschoten, is overigens niet weg.' Hij gaf een klap op de linkerkant van zijn borst en zijn gezicht vertrok van pijn. 'Hij zit er nog, zeggen ze. En hij kan me nog steeds het leven kosten als hij zich ergens op een vitale plek nestelt. Dus als ik halverwege een zin doodval, weet je hoe het komt. Maar als ik jou was...' Hij ging achter Spandrels stoel staan en sloot een krachtige vuist om zijn schouder.'... zou ik daar niet op rekenen.'

'Op rekenen?' Spandrel keek in Mcllwraith' half geloken ogen. 'Ik kan u niet zeggen hoe blij ik ben dat ik u in leven zie, kapitein. U denkt toch zeker niet...'

'Dat je liever had dat ik dood was gebleven?' grinnikte Mcllwraith.

'Nou, als dat niet zo is, zul je het gauw genoeg wel willen.'

'Hoe bedoelt u?'

Mcllwraith liep langzaam naar de andere stoel en ging zitten. 'Ik heb me bij de jakobieten aangesloten, Spandrel. Bij Atterbury en die knapen beneden, Kelly en Layer.'

'Layer? Kelly had hem als Layton voorgesteld.'

'Dat is een onhandig pseudoniem. Hij heet Christopher Layer en is advocaat. En intrigant. Niet dat daar veel verschil tussen zit.'

'Maar de jakobieten? U? Waarom?'

'Ha, nou ja: dat is de vraag hè? Weet je, het heeft me maanden gekost om er weer bovenop te komen. Toen ik weer in staat was om uit Bern te vertrekken, had het geen zin meer om naar Rome door te reizen. Ik wist dat de jacht inmiddels allang achter de rug was, hoe hij ook was afgelopen. Dus toog ik terug naar Engeland, met een langzame boot over de Rijn. Ik kon nog niet in het zadel. En ik had geen enkele haast. Als ik die wel had gehad, zou ik eerder in Keulen zijn aangekomen. En dat zou jammer zijn geweest, omdat ik Cloisterman dan was misgelopen.'

'Heeft u Cloisterman gesproken?'

'Jawel. Hij was op weg naar het zuiden.'

'Naar Constantinopel.'

'Aye. Constantinopel. Een ambassade nog wel. Zijn beloning... voor verleende diensten.'

'Wat heeft hij u verteld?'

'Alles, Spandrel. Alles wat jij en hij in Rome hebben uitgespookt.'

'Ik begrijp het.'

'O, echt?'

'Ik kan... het geld dat u me heeft gegeven terugbetalen.'

'Dat was mijn geld niet, maar van de commissie. En die is ontbonden. Dus maak je om dat geld maar geen zorgen. Dat laten we zitten. Maar vertrouwensbreuk... Dat is andere koek.'

'Ik...'

'Waarom vertel je me niet dat je nooit van plan bent geweest om het boek te verkopen? Waarom vertel je me niet dat Buckthorn en Silverwood tussenbeide kwamen vlak voordat je mevrouw De Vries op de een of andere manier in de val wilde laten lopen?'

'Omdat...' Het was al erg genoeg dat hij woord had gebroken tegen een overledene. Spandrel had zich dikwijls getroost met de gedachte dat hij geen verantwoording aan Mcllwraith hoefde af te leggen voor wat hij op Estelles verzoek had gedaan. Ze was het tenslotte waard geweest. Maar haar was hij nu kwijt. En hij moest wél verantwoording tegen Mcllwraith afleggen. 'Omdat het niet waar zou zijn.'

'Nee. Het zou niet waar zijn. En ook niet wat je van plan was tegen Atterbury te zeggen, hè? Cloisterman heeft het boek aan Walpole afgedragen, niet aan Sunderland. Dat heeft hij me zelf verteld. Met veel genoegen. En hij heeft niet gelogen, hè?'

'Nee. Walpole heeft het Groene Boek.'

'En hij heeft jou in zijn zak.'

'Ja.'

'Hij gebruikt jou als lokaas voor Atterbury.'

'Ja.'

'In de hoop dat het Groene Boek gebruikt kan worden om de bisschop uit zijn tent te lokken.'

'Ja.'

'En jij had geen andere keus dan gehoorzamen, omdat hij je anders aan de Hollandse autoriteiten zou overdragen.'

'Precies.'

'Die niet weten dat De Vries niet door jou maar door zijn secretaris is vermoord, die onder één hoedje met zijn vrouw speelde.'

Spandrel zuchtte. 'Ik had nooit naar Engeland terug moeten komen.'

'Dat kun je wel zeggen.' Mcllwraith slaakte ook een zucht. 'En ik ook niet. Ze hadden het inmiddels allemaal opgegeven, snap je. Brodrick, Ross en de andere commissieleden. Ze hadden gepast. Ze hadden de strijd gestaakt. Walpole was de haan van de mesthoop. De ontsteking was uit het Groene Boek gehaald. Wat mij betrof, nou ja, generaal Ross liet er geen misverstand over bestaan dat ik een sta-in-de-weg voor ze was, nu het spel uit was. Ze moesten naar de toekomst kijken en... zich aanpassen aan... hun nieuwe meester. Ik werd beleefd verzocht om op te hoepelen. En dat heb ik gedaan. Wat hen betrof. Maar als je de dood zo in de ogen hebt gekeken als ik, als Magere Hein met zijn mantel over je gezicht heeft gestreken en je nog steeds die kille graflucht ruikt, kijkje anders tegen de dingen aan dan de meeste mensen. Dan ben je niet zo in aanpassen geïnteresseerd. Dan laat je je niet wegsturen. En laat je je niet tegenhouden.'

'Jakobitisme is verraad, kapitein.'

'Hoogverraad, Spandrel. Zo hoog als de galg van Tyburn.'

'Bent u echt een van hen?'

'Ingezworen en ingehuurd.'

'Maar waarom? U bent geen jakobiet. U heeft juist geprobeerd te verhinderen dat het boek Rome zou bereiken.'

'De zaak is veranderd. Ik zal ze niet laten winnen.'

'Wie niet?'

'Walpole en zijn trawanten. Ik krijg ze nog wel.' Er lag een blik in de ogen van Mcllwraith die Spandrel er nog nooit had gezien. Het feit dat hij de dood in de ogen had gekeken, had hem echt veranderd. Vastberadenheid had plaatsgemaakt voor obsessie. 'Hoe het ook moet, krijgen zal ik ze.'

'Dat betekent dat er bloed zal stromen op straat.'

'Laat maar stromen. Ik heb gezworen dat ik de waarheid aan het licht zal brengen. Het kan me niet schelen dat degenen tegenover wie ik heb gezworen hun zwaard hebben weggestopt en zich klein hebben gemaakt. Ik wil het nog steeds bekendmaken.'

'Het zal u niet lukken. Walpole weet alles. Hij heeft Sunderlands documenten.'

'Maar hij wacht zijn tijd af. Omdat hij denkt dat hij zeeën van tijd hééft. Hij weet niets van mij. Als dat wel zo was, zou hij jou nooit naar Atterbury hebben gestuurd. Dat is zijn vergissing. En daar zal hij voor boeten, dat beloof ik je.'

'U kunt het niet winnen.'

'O, jawel hoor. Niet door naar malloten als Layer te luisteren of te wachten op instructies uit Rome. Ze hebben een of ander waanzinnig plan om de koning - de keurvorst, zoals ze hem noemen - te vermoorden als hij naar Hannover gaat. En dat willen ze nog steeds doorzetten, ondanks Sunderlands dood. Maar dat hoeft niet. Er is wel een andere manier om onze dikke, Norfolkse Robin te strikken. Een veel zekerder manier. Het Groene Boek, Spandrel. Heb je het gezien?'

'Ja.'

'Mijn medesamenzweerders hebben zichzelf wijsgemaakt dat Walpole het heeft vernietigd. Maar dat idee heb ik nooit geslikt. Hij heeft het niet zo ver geschopt door de geheimen die op zijn pad komen te vernietigen.'

'U denkt er toch niet over om...'

'Het van hem terug te stelen?' Mcllwraith keek Spandrel aan. 'Nee. Het is een verleidelijke gedachte, maar een fatale. Orford House wordt goed bewaakt. En waar zouden we moeten zoeken? Hij zal het niet bewaren waar jij het hebt gezien. Hij zou natuurlijk graag zien dat we een poging deden. Een paar van onze mensen als ordinaire inbrekers neerschieten, zou goed in zijn straatje te pas komen. Voor jou zou het er slecht uitzien, natuurlijk. Wie anders dan jij kan ons hebben verteld dat hij het daar bewaart? Dus zal het je deugd doen om te weten dat ik niet van plan ben met open ogen in die val te lopen.'

'Wat wilt u dan doen?'

'Niets waar jij je druk om hoeft te maken.' Mcllwraith stond met meer moeite uit zijn stoel op dan het hem vroeger gekost zou hebben en leunde tegen de schouw. 'Je hebt al meer dan genoeg om over na te denken. Zoals watje tegen Walpole gaat zeggen.'

'Wat kan ik zeggen? Ik heb gefaald.'

'Dat hoef je hem niet te vertellen, ïk zal het niet zeggen. Zeg maar dat Atterburyje volgende week in zijn paleis in Bromley wil ontvangen.'

'Waarom pas volgende week?'

'Omdat Walpole tegen die tijd wel andere dingen aan zijn hoofd zal hebben. Daar zorg ik wel voor.' Mcllwraith grijnsde. 'Ik bewijs je een dienst, Spandrel, al weet ik bij God niet waarom ik dat zou doen. Ik haal je uit de puree.'

Uit de puree? Zo voelde Spandrel het helemaal niet. Integendeel juist. Als hij Walpole maar wat voorloog en hij zou erachter komen, was het met hem gedaan. Als hij Walpole de waarheid vertelde... dan ook.

'Ben ik niet méér te vertrouwen dan Walpole, man? Ben ik niet zo'n beetje de enige in deze hele toestand die je kunt vertrouwen?'

'Het is een verloren zaak, kapitein. Snapt u dat niet? Hij is veel te machtig. U kunt hem niet verslaan.'

'Wacht maar.' Mcllwraith' glimlach kreeg iets melancholisch. 'Iedereen heeft zijn breekpunt.'

'Walpole niet.'

'O, hij heeft zijn zwakke plekken. Daar hoef je niet aan te twijfelen. Een daarvan heeft hij met jou gemeen, trouwens. Het is precies dezelfde zwakke plek als de jouwe.'

'Hoe bedoelt u?'

'Estelle de Vries.' Mcllwraith schonk Spandrel nog eens bij. 'Zij is zijn maitresse.'

'Dat is niet waar. Het...' Spandrel slikte zijn woorden in en staarde in het vuur. Estelle? Met Walpole? Uitgesloten. Ongelooflijk. 'Dat kan niet.'

'O, jawel hoor. Hoe, dat kan ik je niet vertellen. Wat dacht je dat ze van plan was toen jullie uit Rome weggingen?'

'We zijn... apart gegaan.'

'Dus kon ze jou niet meer gebruiken toen het Groene Boek eenmaal verdwenen was. Nou, daar zul je niet van opgekeken hebben.'

'Ze is achter Cloisterman aan gegaan.'

'Eens een jager, altijd een jager. Geestkracht kun je haar niet ontzeggen. Maar Cloisterman is vanuit Leghorn met de boot gegaan. Daardoor kon ze hem niet meer te pakken krijgen. Noch het Groene Boek. Misschien is deze... connectie met Walpole haar manier om er toch profijt van te trekken.'

'Ik geloof er niets van.'

'Dat mag je. Ik geloofde het zelf nauwelijks. Maar ik heb haar met eigen ogen gezien, man. Samen met hem in zijn koets. Het is publiek geheim. Walpole verbergt zijn ondeugden net zo slecht als zijn deugden. Hij heeft haar in een huis in Jermyn Street geïnstalleerd. Phoenix House, vlak bij de hoek van Duke Street, als je het met eigen ogen wilt zien. Een klein wandelingetje van het huis in Arlington Street. Een vrouw in Chelsea en een maitresse in St. James's. Dat appelleert ongetwijfeld aan zijn gevoel voor... veehouderij. O, tussen haakjes: ze noemt zich tegenwoordig Davenant. Mevrouw Davenant natuurlijk. Ik heb mijn... handlangers niet verteld wie zij in werkelijkheid is.'

'Ik geloof het nog steeds niet.'

'Je gelooft het wel, hoor. Je wilt het alleen niet geloven. Walpole heeft er natuurlijk niets over tegen jou gezegd. Dat zou niet verstandig zijn geweest. Hij moet je inschikkelijk hebben, niet afgunstig.'

'De vuile schoft.' Verrast door zijn eigen heftigheid drukte Spandrel een vuist tegen zijn voorhoofd en deed zijn ogen dicht. Kon hij maar uit de grond van zijn hart zeggen dat het nergens op sloeg. Maar dat was niet waar. Op de een of andere perverse manier was het nou net wat hij had kunnen uittekenen. Hij had gedacht dat het hem was gelukt. Niet om Estelle te vergeten, want wie kon er zo'n vrouw nou vergeten? Maar om te ontkomen aan de aantrekkingskracht die zij op hem had. De maanden in Rennes. De vrouwen met wie hij daar was geweest. Het nuchtere voornemen om naar de hand van Maria Chesney te dingen... Alles stelde vrijwel niets voor vergeleken met het schamele stukje van zijn leven dat hij met haar had doorgebracht. En vrijwel niets was zo goed als niets.

'Haat je hem nu, Spandrel?' De stem van Mcllwraith was amper meer dan gefluister vlak bij zijn oor. 'Want zo ja, dan heb ik goed nieuws voor je.'

Spandrel deed zijn ogen open en keek Mcllwraith aan. Wat voerde de kapitein in zijn schild? Wat kon hij uitrichten tegen iemand van Walpoles kaliber? Wat kon hij nu helemaal doen?

'Ik weet hoe ik hem kan breken.' Er lag een brede, tevreden glimlach om Mcllwraith' mond. Hij zag eruit als een man die vrede met zichzelf en oorlog met een ander - heeft gevonden. 'Het is hij of ik.'