4

Brett Murphy reed in Danielles Porsche over Highway I naar het zuiden. Hij had even overwogen om de kap op de auto te zetten, omdat hij zo'n cabriolet wel erg opzichtig vond. Maar de zon scheen volop, de lucht was onbewolkt en het was praktisch windstil. De temperatuur klom op tot 27 graden en het asfalt van de autoweg zinderde van hitte. De eerste dertig kilometer schoot Brett niet op. De vrijdaguittocht was begonnen en er vormden zich files op de uitvalswegen van Miami. Iedereen wilde zo snel mogelijk de stad verlaten om het weekend thuis in de verre buitenwijken door te brengen, in een weekendhuisje aan het strand of aan de rand van de grote natuurgebieden. Met koeltassen vol levensmiddelen togen ambtenaren, bankemployés, secretaressen en magazijnopzichters massaal naar buiten, ergerden zich groen en geel aan het verstopt raken van de wegen, maar verheugden zich desondanks op de zaterdagse barbecue. Ook Brett kreeg de weekendkoorts te pakken. Voor de gelegenheid had hij een kleurig Hawaii-shirt aangetrokken. Na wat gedraai aan de knoppen had hij de kIassieke zender, waar Danielle meestal naar luisterde, verwisseld voor een country & western-station. Met zijn arm op het portier geleund zong hij de liedjes die hij kende mee en flirtte onbeschaamd met twee jonge meiden -in een gammele Oldsmobile op de andere rijstrook. Nu eens ging het verkeer in hun baan sneller, dan weer kon Brett enkele honderden meters vlot doorrijden, een vermakelijk spelletje. Toen ze even naast elkaar reden, draaide de blondine op de passagiersstoel haar raampje open. 'Waar ga jij naartoe?’ Op dat moment viel er net een gat in de rijstrook voor hen, zodat haar vriendin gas gaf en ze met veel gegiechel weer uit het zicht verdwenen. Even later haalde hij hen weer in. Ze zwaaiden lachend.
Na Biscayne Bay werd het rustiger op de weg. Brett keek op zijn horloge en drukte het gaspedaal iets dieper in. Hij was nu halverwege Key Largo, waar hij binnen een uur zou aankomen. Hij wilde daar tanken en dan op zijn gemak doorrijden naar Key West. De route tot aan Key Largo kende hij wel. Een enkele keer ging hij hier in de buurt vissen met een zwijgzame, oude Cubaan die in de weekends zijn zeilboot verhuurde.
Met de hoogst toegestane snelheid zoefde hij naar het zuiden. Rechts lag de groene wildemis van het Everglades National Park met zijn uitgestrekte moerasvlakten. Langs de weg stonden rec1ameborden van auto- en bootverhuurbedrijven. Het leek hem wel wat om met een jeep of een motorbootje enkele dagen de Everglades te doorkruisen. In het park leefden allerlei soorten reptielen en vogels en vooral de reptielen spraken tot de verbeelding. De borden bij de cafetaria's langs de weg waren opgesierd met afbeeldingen van alligators, krokodillen en zeeschildpadden. Na zijn opleiding en praktijkjaren in Harvard had Brett uitgekeken naar een betrekking in Miami. Florida betekende stranden, zon, Disneyworld, mooie jonge mensen in badkleding. Voor de gemiddelde Amerikaan stond Florida gelijk aan een feest van eeuwigdurende jeugd en schoonheid. De werkelijkheid pakte anders uit. Brett had een complete surfuitrusting gekocht, maar na twee maanden dagelijks strandbezoek was de klad erin gekomen. Het was wel een leuk leventje, maar uiteindelijk was het niets bijzonders meer als het alle dagen mooi weer was. Hoe schitterend ook, het strandleven was hem gaan vervelen en na enige tijd had hij zich aangemeld bij de Bachelors Country Club, waar hij zijn geliefde golfsport kon beoefenen.
Hij reed over de eerste enorme brug. Het uitzicht op bermen vol palmen en de dichte begroeiing van de natuurparken maakte plaats voor een weidse blik over de oceaan. De brug verbond het vasteland van Florida met het grootste eiland, Key Largo, dat zich uitstrekte langs de kust van Florida. De Keys, een reeks eilanden van koraal en kalkzandsteen, liepen van de zuidpunt van Florida tot Key West, het laatste eilandje in de Golf van 50
Mexico. De weg van Key Largo naar Key West voerde voor een groot deel over de tweeenveertig bruggen die de eilanden met elkaar verbonden. De autotocht naar Key West was spectaculair. Toen hij de eerste brug achter zich had gelaten, speurde Brett de weg af naar een tankstation. Hij kende het laatste deel van de weg niet en wilde beslist vóór het valIen van de avond in Key West zijn. Hij tankte bij de zelfbedieningspomp, controleerde nog even de koplampen van de Porsche en liep toen de cafetaria binnen.
'He, lekker stuk!' riep een vrolijke vrouwenstem. Een andere vrouw lachte besmuikt.
Brett zette zijn zonnebril af. Zijn ogen moesten even wennen aan het halfduister van de bar. Aan een tafeltje ontdekte hij de twee vrouwen van de Oldsmobile. Hij stapte op hun tafeltje af. 'Waar gaje naar toe?' vroeg de blonde vrouw opnieuw. 'Naar Key West. Voor m'n werk,' voegde hij eraan toe. De twee begonnen weer te lachen. Hij zag ook wel in dat het bespottelijk klonk, als je met een Hawaii-shirt aan in een rode 'Porsche reed en zei dat je voor je werk naar de meest mondaine badplaats van Zuid-Florida ging. Hij vroeg zich af wat ze van hem zouden denken.
De blonde vrouw stelde zich voor. 'Ik ben Brenda en zij heet Kim. Wij gaan kamperen op de Keys.'
'Brett,' zei hij kortweg. 'Aangenaam.' Hij gaf z'n bestelIing op en bleef bij hen aan tafel wat praten. De twee bleken afkomstig te zijn uit Boston. Ze waren net klaar met hun opleiding voor fysiotherapeute en maakten een reis door Florida, voordat ze zouden gaan werken. Ze hoopten van hem wat meer informatie over de omgeving te krijgen en waren teleurgesteld toen bleek dat hij niet de strandtenthouder was waar ze hem voor hadden aangezien.
'Ik ben arts,' zei hij.
Daarop begonnen de meiden opnieuw te giechelen. 'Ga dan maar gauw weg. Met dat soort kerels 'krijgen we later nog genoeg te stellen,' riep Brenda.
'Gaan jullie vanavond nog naar Key West?' vroeg Brett.
Kim haalde haar schouders op. 'Misschien. Als we zo ver komen ...'
'Ik overnacht daar in ieder geval in het Pier House Hotel. Misschien tot ziens dan.' Met een hamburger en een milkshake liep
hij terug naar de Porsche, die omringd werd door opgeschoten jongens. Een van hen was in de auto geklommen en zat te prutsen aan de autotelefoon. 'He, wat moet dat! Smeer 'em!' Op een holletje rende Brett naar de auto en joeg de knaap van zijn plek. Snel keek hij opzij. Gelukkig, ze hadden niet aan de koffer gezeten. Daar zat een soort mini-lab in compleet met glaasjes, kolven en prepareervloeistof. Voor alle zekerheid trok hij toch de gesp los en keek even naar de inhoud. Alles bleek onaangeroerd, ook de camera en de elektronenmicroscoop.
Op zijn gemak vervolgde hij zijn reis over de enorme bruggen van de Keys. Opeens schrok Brett op. De zoemer van de autotelefoon ging. Dat rotjong heeft hem weer aangezet! dacht Brett.
Hij aarzelde. Zou hij het ding maar gewoon weer uitschakelen? Het telefoongesprek was toch niet voor hem bestemd. Maar het kon ook Danielle zelf zijn, overwoog hij. Toen het gezoem aanhield, ging Brett langzamer rijden en nam op. 'Hallo?'
Er kwam een hevig gekraak uit de hoorn. Een mannenstem 'noemde aan de andere kant van de lijn een nummer en zei gejaagd: 'Klopt dat?'
'Als dat het autotelefoonnummer van deze rode Porsche is, dan klopt het,' zei Brett voorzichtig. Meteen werd de verbinding verbroken. Vreemd, vond Brett, maar hij dacht er verder niet overna. Hij genoot van wat hij om zich heen zag. De zon zakte langzaam naar de horizon en dompelde de Golf van Mexico in een bad van oranje licht. De borden langs de kant van de weg kondigden het eindpunt van zijn reis aan.
Toen ging de autotelefoon opnieuw. Had hij toch weer vergeten hem uit te zetten, sukkel die hij was! Maar stel dat het diezelfde opgewonden kerel van daarnet was? Hij was eigenlijk best benieuwd wat die man van Danielle moest. Zonder zich verder te bedenken. nam Brett op. 'Hallo?'
'Brett Murphy! Je had me beloofd datje de autotelefoon zou uitschakelen!' brieste Danielle vanuit haar studio in Miami.
Brett gnuifde. Dat de autotelefoon niet uit stond, kon zij maar op een manier te weten zijn gekomen: de onbekende man had haar thuis opgebeld. 'Wie betrapt nu eigenlijk wie?' kaatste hij de bal terug. 'Heb je een andere vrijer?'
Danielle zuchtte. 'Dat was mijn vader en die vond het niet zo leuk dat ik mijn auto heb uitgeleend ...'
' ... aan een onbekende man,' vulde Brett aan, terwijl hij langzaam Key West binnenreed. 'Misschien had je me eens kunnen voorstellen aan je ouwe heer? Oan had hij nu niet zo gestressed gereageerd. '
Danielle begon omstandig uit te leggen hoe moeilijk en kieskeurig haar ouders waren, dat de auto een cadeau van haar vader was en dat zij hen rustig had willen voorbereiden.
Brett trommelde ongeduldig met zijn vingers op het stuur. Wat stelde Danielle zich belachelijk aan om zo'n kleinigheid. 'Hoe dan ook, die auto rijdt nu al in Key West, dus er is niet veel meer aan te veranderen,' onderbrak hij haar. 'Om verdere problemen te voorkomen, zal ik de telefoon uit de auto halen. lk bel je nog.' Hij had ondertussen het centrum van Key West bereikt. Aan Duval Street, de smalle hoofdstraat, lagen hotels en kleine, pittoreske bars en restaurantjes, waarvan Sloppy Joe's wel de beroemdste was. De beroemde schrijver Ernest Hemingway had zich hier vaak bedronken. Vroeger was Key West een broeinest van piraten en smokkelaars geweest, nu krioelde het er van de toeristen die een plaats zochten in een van de vele restaurants. De schemering was al ingevallen toen Brett zich bij het centraal gelegen Pier House Hotel liet inschrijven. Nadat hij ervoor had gezorgd dat de auto veilig achter slot en grendel stond, slenterde hij de stad in. Die avond had hij nog geen verplichtingen en hij voelde zich zo vrij als een vogel. Hij wandelde door het centrum langs de jachthaven en at uitgebreid in een Cubaans visrestaurant. Na de maaltijd wandelde hij terug naar Sloppy Joe's, waar hij, niet echt tot zijn verrassing, de twee fysiotherapeutes weer aantrof. Het werd een geslaagde avond. Zodra Brett had verteld wat zijn specialisme was, vroegen ze hem honderduit over zijn vak. Laat op de avond besloten ze nog te gaan zwemmen in zee. Op het strand belandden ze in een feest.
De volgende ochtend werd Brett met een kater wakker. Met een klap bracht hij zijn reiswekker tot zwijgen, rolde min of meer uit bed en strompelde naar de badkamer. Terwijl hij stond te plassen, bekeek hij zijn spiegelbeeld. Het neonlicht in de badkamer deed pijn aan zijn rooddoorlopen ogen. Wat een begin van de dag!
Hij herinnerde zich nauwelijks hoe hij heelhuids terug was gekomen in het hotel. Spiedend keek hij naar het bed. Gelukkig, hij was alleen. Voor hetzelfde geld had hij een van die twee meiden meegenomen. Hij trok een grimas in de spiegel. Terwijl hij zich douchte en aankleedde, probeerde hij de gebeurtenissen te reconstrueren. Hij tastte naar het buisje aspirine dat hij steeds bij zich droeg.
Hoewel hij een beetje misselijk was, ontbeet hij stevig. Daarna stak hij het mapje met foto's en een meetlint bij zich en verliet het hotel. Op straat was het leven al in volle gang. Een groep jongeren op rolschaatsen en skateboards rolde voorbij, zich niets aantrekkend van het woedende getoeter van een taxi.
Brett had geen zin om zelf te rijden, hij hield een fietstaxi aan en gaf het adres van de politiewerf. Hij reed de kade af langs de oude vissershaven en de jachthavens vol schitterende zeejachten. Na een paar kilometer steeg de weg en maakte een flauwe bocht naar rechts. De fietstaxi stak de weg over en sloeg een pad naar het water in. Brett liet zich afzetten bij een roestige omheining. Nadat hij had afgerekend, trok hij aan het hek, dat mee gaf 54
en open school.
De politiewerf lag aan een kleine inham van de kust, omsloten door twee lage rotskammen die volledig overwoekerd waren met schelpdieren. Over de rotsen liep het hek tot ver in zee, de bovenkant was omwikkeld met prikkeldraad. De werf zelf bestond uit een haveloze keet met een dak van golfplaat, een steiger waaraan een paar boten lagen te dobberen en een primitieve helling die ogenschijnlijk buiten gebruik was.
Brett maakte aanstalten om naar de keet te lopen, maar hij kreeg de kans niet. Hij hoorde iets rinkelen, waarop zonder te blaffen een enorme Rotweiler met opgetrokken bovenlip op hem afstormde. Het beest keek woest uit zijn ogen en toonde zijn tanden. Brett bleef onmiddellijk staan. Tot zijn verbazing steigerde het beest en hapte naar adem, zijn bloeddoorlopen ogen puilden uil. Toen zag Brett pas dat de hond aan de ketting lag.
Het dier begon nu angstaanjagend te grommen en bijtende bewegingen te maken in de richting van Brett. Die verroerde zich niet, vóór hij zeker wist dat het dier echt niet verder kon komen. Het beest versperde hem de weg naar beneden waar een keet aan het water stond. Het haventje lag er uitgestorven bij. Brett maakte een toeter van zijn handen. 'He, is daar iemand?!' schreeuwde hij naar beneden. Terwijl hij zijn handen liet zakken, deed de hond er een woedende uitval naar. Ook al wist hij dat het dier hem net niet kon bereiken, toch deed hij een stap naar achteren en schatte de sterkte van de ketting in.
Net op het moment dat hij nog een keer wilde roepen, kwam er beweging in de deur van de keet. Er verscheen een korte man met sluik, zwart haar en een smal snorretje, die een hand opstak bij wijze van vage groet. Op zijn gemak liep hij over de vlonders naar boven. De hond begon nu triomfantelijk te blaffen en keek beurtelings van de onbekende bezoeker naar de man.
'Braaf Asta, goed volk. Koest, af.' De man klopte de hond op de rug en stuurde het dier weg, naar 'een omgekeerde sloep bij de vloedlijn die kennelijk dienst deed als hondehok. Toen wendde hij zich met een scheef lachje tot Brett.
'Mr. Ramirez, neem ik aan?'
'Inderdaad. U bent dokter Murphy?' Ze schudden elkaar de hand. 'Die hond had me bijna te pakken. AIs ik nog een stap verzet had ...'
'Tja, onze Asta is waaks; een echte politiehond,' grinnikte de man.
Ze daalden samen af naar de keet. Het schelpzand knarste onder de houten vlonders.
'Zo'n moordzaak brengt u nog eens een weekendje naar Key West, he?' zei Ramirez een tikje sarcastisch.
'Ik heb liever een vrij weekend in Miami,' antwoordde Brett korzelig. Enigszins jaloers bedacht hij dat Tom op dit moment over de gekortwiekte greens van de Bachelors Country Club wandelde. Het hout van de steiger vertoonde hier en daar rotte plekken. Ramirez scheen precies te weten waar hij zijn voeten moest zetten, maar hij nam niet de moeite Brett op de hoogte te brengen. Toen onder diens voet plotseling een vermolmd stuk van een plank in het schuimende water van de branding verdween, was hij extra op zijn hoede. Er lagen een stuk of twintig boten aan de steiger. De meeste waren wrakken die half vol water waren gelopen. Het leek alsof ze er al heel lang lagen. Ramirez volgde zijn blik. 'Weggesleept uit de jachthavens,' zei hij. 'De eigenaren betaalden geen liggeld meer of ze kwamen gewoon nooit meer opdagen. Dan komen ze hier te liggen en als zich na een tijdje niemand heeft aangediend ...', hij maakte een wegwerpgebaar, ' ...gaan ze naar de schroot.'
Halverwege lag een schitterend, middelgroot, zeewaardig jacht, de Sportsfisher H. 'Dit is 'm,' zei Ramirez. Hij klauterde het
trapje op en sprong aan dek. Brett volgde hem, maar aanzienlijk minder vlot. Het was een typische, luxe recreatieboot, voIledig ingericht voor vistochtjes die zakenlieden met hun relaties
ondernemen om een transactie te bespoedigen of te vieren. Het stijlvoIle, klassieke jacht had een stalen casco dat met gelakt hout was afgetimmerd. Aan maritieme attributen ontbrak het niet. Het koperwerk was nog niet zo lang geleden glimmend gepoetst. Boven de stuurhut was een koperen bordje met de firmanaam bevestigd: Snapper Ocean Fishing Inc.
Brett schreef de naam over. 'Haast te mooi voor een gewone toeristenboot,' liet Brett zich ontvallen, terwijl hij bovendeks rondsnuffelde.
'Hij is ook niet voor de doorsnee toeristen,' merkte Ramirez op. Hij stond tegen de reling geleund en keek afstandelijk toe, terwijl Brett met gebogen hoofd over het dek liep. Bij de ingang van de kajuit was een grote vlek te zien van een plas ingedroogd bloed. Op die plaats waren ook met wit krijt de contouren aangegeven van het lichaam van Roger Farris, zoals het was aangetroffen na de moord.
Brett kneep zijn ogen tot spleetjes en tuurde verder over het dek. 'Ik zie nergens sporen van spatten,' mompelde hij. Hij trok de foto's te voorschijn en vergeleek die met de situatie aan dek. 'U heeft de foto's toch genomen?' vroeg hij aan Ramirez.
'Een freelance-fotograaf heeft ze genomen op mijn aanwijzingen,' corrigeerde Ramirez. Hij kwam dichterbij en keek mee over Bretts schouder.
'Een van de vragen waarmee we zitten, is dat er op de foto's weinig te zien is van bloedverlies,' legde Brett uil. 'Maar misschien biedt de sectie uitkomst.' Hij wilde het deurtje openen dat toegang gaf tot de kajuit.
'Wilt u daar ook kijken?' vroeg Ramirez stug. 'Ik heb de sleutels niet bij me.' Zonder een antwoord af te wachten, liep Ramirez op z'n elfendertigst over de steiger terug naar de keel.
Brett ging op een bankje op de achterplecht zitten. De stekende hoofdpijn kwam weer opzetten. Even later voelde hij aan het schommelen van de boot dat Ramirez aan boord klom. Die Ramirez was niet de vlotste, dacht hij. Toen het deurtje met een zwaai naar binnen openviel, wachtte hem een verrassing. In het halfdonker van het trapgat zag hij een duidelijk druppelspoor van bloed dat van het dek naar een van de hutten liep. Verbaasd wees hij er Ramirez op.
Die knikte. 'Dat is het bloedspoor naar de hut van de verdachte,' verklaarde hij. 'Daar is ze met het mes in haar hand naartoe gegaan en vervolgens heeft ze het bewustzijn verloren.'
Brett ging voorzichtig het trappetje af en boog zich over de sporen. De bloeddruppels waren alIemaal van gelijke dikte, tot aan de drempel van de hut. 'Vreemd, je zou toch verwachten dat die druppels kleiner worden. Zoveel bloed blijft er toch niet aan een enkel broodmes hangen. Het lijkt, eerlijk gezegd, wel geënsceneerd.' Ramirez schudde het hoofd. 'Ik heb veel bloedsporen gezien, dokter en zo'n spoor is iedere keer weer anders.'
Brett opende de deur van de hut en keek er rond. Het beddegoed van de onderste kooi was omgewoeld en bebloed. Brett viste een pincet uit zijn borstzakje en trok er een stuk laken mee omhoog. 'Ook weer erg bloederig, als je bedenkt dat alIeen het broodmes onder het bloed zat.'
Ramirez bleek niet zo sloom te zijn als hij zich voordeed. 'Als u denkt dat er zoveel bloed is vergoten, zal de verdachte zelf ook wel flink besmeurd zijn geweest. Misschien heeft ze geprobeerd zich met het laken schoon te vegen, dat doen verdachten wel vaker als ze in paniek raken.'
Daar moest Brett even over nadenken. Hij keek nog eens goed naar het laken dat op sommige plaatsen zo hard als karton was geworden. Het moest doordrenkt zijn geweest met bloed, dit waren beslist geen veegvlekken.
Ze gingen naar de andere vertrekken aan boord: de kajuit, de kombuis, een kleine opslagruimte achter de kombuis en het vooronder. Brett speurde naar andere tekenen die wezen op het misdrijf, maar hij kon niets vinden. Rechercheur Ramirez rammelde nadrukkelijk met zijn sleutels, toen hij weer afsloot.
Brett hield hem de close-up opname van de borstwond voor. 'Kijk, deze wond gaat dwars door het borstbeen. Acht u een vrouw daartoe in staat?'
De politieman maakte een vermoeid gebaar. 'Vrouwen, dokter. ..'
Brett grinnikte om de wanhoop die hij meende te bespeuren in Ramirez' ogen. 'Ik bedoel fysiek. Een vrouw heeft volgens mij de kracht niet...'
Ramirez onderbrak hem ongeduldig. 'Het is helaas niet anders, dokter, maar dat type vrouwen probeert alle soorten drugs uit. Dan opeens loopt het fout en gaan ze door het lint. In zo'n geval zeggen wij altijd: de duivel is in haar gevaren.' Plichtmatig sloeg hij een slordig kruis.
'En daarmee is het voor u afgedaan?' merkte Brett op. Een ondeelbaar moment dacht hij dat Ramirez hem zou aanvliegen, zo dreigend werd diens blik. De flits was zo kort dat hij naderhand meende hij dat het zich moest hebben verbeeld.
Ramirez lachte op zijn charmantst. 'Ach, ik kan me voorstellen dat in uw vak de verleiding om voor detective te spelen moeilijk te weerstaan is,' zei hij badinerend. 'Het is inderdaad vaak ongelooflijk, als je ziet waartoe mensen in staat zijn. Neem nu bij voorbeeld oorlogsmisdaden ...'
Brett liet zich niet van de wijs brengen. Hij vond het gedrag van de politieman merkwaardig. Het ene moment gaf Ramirez
bedekt te kennen dat hij geen tijd had en nu begon hij uit te weiden over een ander onderwerp. 'Nog een laatste vraag,' onderbrak hij op zijn beurt de politieman. 'Waar is het moordwapen?'
'Dat hebben we opgestuurd naar het gerechtelijk laboratorium in Miami.'
Dat antwoord stemde Brett tevreden. 'En alles klopte? Het bloed aan het mes was hetzelfde als van het slachtoffer? En de vingerafdrukken ?'
Ramirez knikte plechtig en nadrukkelijk. Brett wist genoeg. Hij drukte Ramirez de hand, bedankte hem voor het beschikbaar stellen van zijn tijd in zijn vrije weekend en slingerde zijn schoudertas over zijn rug. De hond liet zich niet meer zien, maar Brett voelde dat Asta hem van onder de sloep in de gaten hield. Hij begon terug te lopen naar Key West en piekerde over zijn bevindingen. Een politieauto reed snel voorbij. In een flits zag Brett dat Ramirez aan het stuur zat. Hij zwaaide met zijn armen, maar de rechercheur leek hem niet op te merken. Brett zuchtte, het zag ernaar uit dat hij het hele stuk terug zou moeten lopen. Zijn hoofdpijn kwam weer op en de zon stond al aardig hoog. Over anderhalf uur had hij een afspraak met de begrafenisondernemer op Stock Island, bij wie hij het werk zou verrichten dat Meyerholz had laten liggen. Hij vroeg zich af of hij dat nog zou halen.
Hij had het gered. Tegen tweeën reed de rode Porsche het terrein van uitvaartonderneming George McEwan op. Een roodharige tiener liep heen en weer met poetslappen en emmers tussen de zwarte auto's op het parkeerterrein. 'Mr. Jones is al binnen!' riep hij ongevraagd tegen de bezoeker.
Brett nam zijn koffer op en liep naar de ruimte waar een soort uitstalling van begrafenisartikelen te zien was. Uitrines vol kransen van verschillende formaten, drukwerk met en zonder rouwranden, aanbiedingen van cateringpakketten en ouderwetse rouwbanden vulden het vertrek. Achter de winkelruimte was een showroom met kisten van allerlei houtsoorten en met eenvoudig tot zeer kostbaar beslag.
Er was niemand. Brett keek om zich heen en zag naast een zijdeur in de showroom wat hij zocht: een extra thermostaat die hoorde bij de koel- en vriesinstallaties van uitvaartondernemingen. Het kon niet missen. Brett stapte erop af en bleef staan in het mortuarium. waar de temperatuur al een stuk lager was. Een magere jongeman was de vloer aan het schoonmaken. Hij keek op. 'U moet dokter Murphy zijn. Ik ben Terry Jones.' Hij kwam met uitgestoken handen op Brett af. 'Ik maak het hier even wat schoner. Het is al mooi dat u de sectie hier wilt verrichten dan hoeven we niet onnodig te slepen met dat lichaam,' 

Mexico. De weg van Key Largo naar Key West voerde voor een groot deel over de tweeenveertig bruggen die de eilanden met elkaar verbonden. De autotocht naar Key West was spectaculair. Toen hij de eerste brug achter zich had gelaten, speurde Brett de weg af naar een tankstation. Hij kende het laatste deel van de weg niet en wilde beslist voor het vallen van de avond in Key West zijn. Hij tankte bij de zelfbedieningspomp, controleerde nog even de koplampen van de Porsche en liep toen de cafetaria binnen.
'He, lekker stuk!' riep een vrolijke vrouwenstem. Een andere vrouw lachte besmuikt.
Brett zette zijn zonnebril af. Zijn ogen moesten even wennen aan het halfduister van de bar. Aan een tafeltje ontdekte hij de twee vrouwen van de Oldsmobile. Hij stapte op hun tafeltje af. 'Waar ga je naar toe?' vroeg de blonde vrouw opnieuw.
'Naar Key West. Voor m'n werk,' voegde hij eraan toe.
De twee begonnen weer te lachen. Hij zag ook wel in dat het bespottelijk klonk, als je met een Hawaii-shirt aan in een rode 'Porsche reed en zei dat je voor je werk naar de meest mondaine badplaats van Zuid-Florida ging. Hij vroeg zich af wat ze van hem zouden denken.
De blonde vrouw stelde zich voor. 'Ik ben Brenda en zij heet Kim. Wij gaan kamperen op de Keys.'
'Brett,' zei hij kortweg. 'Aangenaam.' Hij gaf z'n bestelling op en bleef bij hen aan tafel wat praten. De twee bleken afkomstig te zijn uit Boston. Ze waren net klaar met hun opleiding voor fysiotherapeute en maakten een reis door Florida, voordat ze zouden gaan werken. Ze hoopten van hem wat meer informatie over de omgeving te krijgen en waren teleurgesteld toen bleek dat hij niet de strandtenthouder was waar ze hem voor hadden aangezien.
'Ik ben arts,' zei hij.
Daarop begonnen de meiden opnieuw te giechelen. 'Ga dan maar gauw weg. Met dat soort kerels 'krijgen we later nog genoeg te stellen,' riep Brenda.
'Gaan jullie vanavond nog naar Key West?' vroeg Brett.
Kim haalde haar schouders op. 'Misschien. Als we zo ver komen ...'
'Ik overnacht daar in ieder geval in het Pier House Hotel. Misschien tot ziens dan.' Met een hamburger en een milkshake liep hij terug naar de Porsche, die omringd werd door opgeschoten jongens. Een van hen was in de auto geklommen en zat te prutsen aan de autotelefoon. 'He, wat moet dat! Smeer 'em!' Op een holletje rende Brett naar de auto en joeg de knaap van zijn plek. Snel keek hij opzij. Gelukkig, ze hadden niet aan de koffer gezeten. Daar zat een soort mini-lab in compleet met glaasjes, kolven en prepareervloeistof. Voor alle zekerheid trok hij toch de gesp los en keek even naar de inhoud. Alles bleek onaangeroerd, ook de camera en de elektronenmicroscoop.
Op zijn gemak vervolgde hij zijn reis over de enorme bruggen van de Keys. Opeens schrok Brett op. De zoemer van de autoteIefoon ging. Dat rotjong heeft hem weer aangezet! dacht Brett. Hij aarzelde. Zou hij het ding maar gewoon weer uitschakelen? Het telefoongesprek was toch niet voor hem bestemd. Maar het kon ook DanieIle zelf zijn, overwoog hij. Toen het gezoem aanhield, ging Brett langzamer rijden en nam op. 'Hallo?'
Er kwam een hevig gekraak uit de hoorn. Een mannenstem noemde aan de andere kant van de lijn een nummer en zei gejaagd: 'Klopt dat?'
'Als dat het autotelefoonnummer van deze rode Porsche is, dan klopt het,' zei Brett voorzichtig. Meteen werd de verbinding verbroken. Vreemd, vond Brett, maar hij dacht er verder niet over
na. Hij genoot van wat hij om zich heen zag. De zon zakte langzaam naar de horizon en dompelde de Golf van Mexico in een bad van oranje licht. De borden langs de kant van de weg kondigden het eindpunt van zijn reis aan.
Toen ging de autotelefoon opnieuw. Had hij toch weer vergeten hem uit te zetten, sukkel die hij was! Maar stel dat het diezelfde opgewonden kerel van daarnet was? Hij was eigenlijk best benieuwd wat die man van Danielle moest. Zonder zich verder te bedenken, nam Brett op. 'Hallo?'
'Brett Murphy! Je had me beloofd datje de autotelefoon zou uitschakelen!' brieste Danielle vanuit haar studio in Miami.
Brett gnuifde. Dat de autotelefoon niet uit stond, kon zij maar op een manier te weten zijn gekomen: de onbekende man had haar thuis opgebeld. 'Wie betrapt nu eigenlijk wie?' kaatste hij de bal terug. 'Heb je een andere vrijer?'
Danielle zuchtte. 'Dat was mijn vader en die vond het niet lo leuk dat ik mijn auto heb uitgeleend ...'
' ... aan een onbekende man,' vulde Brett aan, terwijl hij langzaam Key West binnenreed. 'Misschien had je me eens kunnen voorstellen aan je ouwe heer? Dan had hij nu niet zo gestressed gereageerd. '
Danielle begon omstandig uit te leggen hoe moeilijk en kieskeurig haar ouders waren, dat de auto een cadeau van haar vader was en dat zij hen rustig had willen voorbereiden.
Brett trommelde ongeduldig met zijn vingers op het stuur. Wat stelde Danielle zich belachelijk aan omzo’n kleinigheid. 'Hoe dan ook, die auto rijdt nu al in Key West, dus er is niet veel meer aan te veranderen,' onderbrak hij haar. 'Om verdere problemen te voorkomen, zal ik de telefoon uit de auto halen. lk bel je nog.' Hij had ondertussen het centrum van Key West bereikt. Aan Duval Street, de smalle hoofdstraat, lagen hotels en kleine, pittoreske bars en restaurantjes, waarvan Sloppy Joe's wel de beroemdste was. De beroemde schrijver Ernest Hemingway had zich hier vaak bedronken. Vroeger was Key West een broeinest van piraten en smokkelaars geweest, nu krioelde het er van de toeristen die een plaats zochten in een van de vele restaurants. De schemering was al ingevallen toen Brett zich bij het centraal gelegen Pier House Hotel liet inschrijven. Nadat hij ervoor had gezorgd dat de auto veilig achter slot en grendel stond, slenterde hij de stad in. Die avond had hij nog geen verplichtingen en hij voelde zich zo vrij als een vogel. Hij wandelde door het centrum langs de jachthaven en at uitgebreid in een Cubaans visrestaurant. Na de maaltijd wandelde hij terug naar Sloppy Joe's, waar hij, niet echt tot zijn verrassing, de twee fysiotherapeutes weer aantrof. Het werd een geslaagde avond. Zodra Brett had verteld wat zijn specialisme was, vroegen ze hem honderduit over zijn vak. Laat op de avond besloten ze nog te gaan zwemmen in zee. Op het strand belandden ze in een feest.
De volgende ochtend werd Brett met een kater wakker. Met een klap bracht hij zijn reiswekker tot zwijgen, rolde min of meer uit bed en strompelde naar de badkamer. Terwijl hij stond te pIassen, bekeek hij zijn spiegelbeeld. Het neonlicht in de badkamer deed pijn aan zijn rooddoorlopen ogen. Wat een begin van de dag!
Hij herinnerde zich nauwelijks hoe hij heelhuids terug was gekomen in het hotel. Spiedend keek hij naar het bed. Gelukkig, hij was alleen. Voor hetzelfde geld had hij een van die twee meiden meegenomen. Hij trok een grimas in de spiegel. Terwijl hij zich douchte en aankleedde, probeerde hij de gebeurtenissen te reconstrueren. Hij tastte naar het buisje aspirine dat hij steeds bij zich droeg.
Hoewel hij een beetje misselijk was, ontbeet hij stevig. Daarna stak hij het mapje met foto's en een meetlint bij zich en verliet het hotel. Op straat was het leven al in volle gang. Een groep jongeren op rolschaatsen en skateboards rolde voorbij, zich niets aantrekkend van het woedende getoeter van een taxi.
Brett had geen zin om zelf te rijden, hij hield een fietstaxi aan en gaf het adres van de politiewerf. Hij reed de kade af langs de oude vissershaven en de jachthavens vol schitterende zeejachten. Na een paar kilometer steeg de weg en maakte een flauwe bocht naar rechts. De fietstaxi stak de weg over en sloeg een pad naar het water in. Brett liet zich afzetten bij een roestige omheining. Nadat hij had afgerekend, trok hij aan het hek, dat mee gaf en open schoot.
De politiewerf lag aan een kleine inham van de kust, omsloten door twee lage rotskammen die volledig overwoekerd waren met schelpdieren. Over de rotsen liep het hek tot ver in zee, de bovenkant was omwikkeld met prikkeldraad. De werf zelf bestond uit een haveloze keet met een dak van golfplaat, een steiger waaraan een paar boten lagen te dobberen en een primitieve helling die ogenschijnlijk buiten gebruik was.
Brett maakte aanstalten om naar de keet te lopen, maar hij kreeg de kans niet. Hij hoorde iets rinkelen, waarop zonder te blaffen een enorme Rotweiler met opgetrokken bovenlip op hem afstormde. Het beest keek woest uit zijn ogen en toonde zijn tanden. Brett bleef onmiddellijk staan. Tot zijn verbazing steigerde het beest en hapte naar adem, zijn bloeddoorlopen ogen puilden uit. Toen zag Brett pas dat de hond aan de ketting lag.
Het dier begon nu angstaanjagend te grommen en bijtende bewegingen te maken in de richting van Brett. Die verroerde zich niet, vóór hij zeker wist dat het dier echt niet verder kon komen. Het beest versperde hem de weg naar beneden waar een keet aan het water stond. Het haventje lag er uitgestorven bij. Brett maakte een toeter van zijn handen. 'He, is daar iemand?!' schreeuwde hij naar beneden. Terwijl hij zijn handen Iiet zakken, deed de hond er een woedende uitval naar. Ook al wist hij dat het dier hem net niet kon bereiken, toch deed hij een stap naar achteren en schatte de sterkte van de ketting in.
Net op het moment dat hij nog een keer wilde roepen, kwam er beweging in de deur van de keet. Er verscheen een korte man met sluik, zwart haar en een smal snorretje, die een hand opstak bij wijze van vage groet. Op zijn gemak liep hij over de vlonders naar hoven. De hond begon nu triomfantelijk te blaffen en keek beurtelings van de onbekende bezoeker naar de man.
'Braaf Asta, goed volk. Koest, af.' De man klopte de hond op de rug en stuurde het dier weg, naar een omgekeerde sloep bij de vloedlijn die kennelijk dienst deed als hondehok. Toen wendde hij zich met een scheef lachje tot Brett.
'Mr. Rarnirez, neern ik aan?'
'Inderdaad. U bent dokter Murphy?’ Ze schudden elkaar de hand. 'Die hond had me bijna te pakken. Als ik nog een stap verzet had ...'
'Tja, onze Asta is waaks; een echte politiehond,' grinnikte de man.
Ze daalden samen af naar de keet. Het schelpzand knarste onder de houten vlonders.
'Zo'n moordzaak brengt u nog eens een weekendje naar Key West, he?’ zei Ramirez een tikje sarcastisch.
'Ik heb liever een vrij weekend in Miami,' antwoordde Brett korzelig. Enigszins jaloers bedacht hij dat Tom op dit moment over de gekortwiekte greens van de Bachelors Country Club wandelde. Het hout van de steiger vertoonde hier en daar rotte plekken. Ramirez scheen precies te weten waar hij zijn voeten moest zetten, maar hij nam niet de moeite Brett op de hoogte te brengen. Toen onder diens voet plotseling een vermolmd stuk van een plank in het schuimende water van de branding verdween, was hij extra op zijn hoede. Er lagen een stuk of twintig boten aan de steiger. De meeste waren wrakken die half vol water waren gelopen. Het leek alsof ze er al heel lang lagen.
Ramirez volgde zijn blik. 'Weggesleept uit de jachthavens,' zei hij. 'De eigenaren betaalden geen liggeld meer of ze kwamen gewoon nooit meer opdagen. Dan komen ze hier te liggen en als zich na een tijdje niemand heeft aangediend ...', hij maakte een wegwerpgebaar, ' ...gaan ze naar de schroot.'
Halverwege lag een schitterend, middelgroot, zeewaardig jacht, de Sportsfisher II. 'Dit is 'm,' zei Ramirez. Hij klauterde het trapje op en sprong aan dek. Brett volgde hem, maar aanzienlijk minder vlot. Het was een typische, luxe recreatieboot, voIIedig ingericht voor vistochtjes die zakenlieden met hun relaties ondememen om een transactie te bespoedigen of te vieren. Het stijlvoIIe, klassieke jacht had een stalen casco dat met gelakt hout was afgetimmerd. Aan maritieme attributen ontbrak het niet. Het koperwerk was nog niet zo lang geleden glimmend gepoetst. Boven de stuurhut was een koperen bordje met de firmanaam bevestigd: Snapper Ocean Fishing Inc.

Brett schreef de naam over. 'Haast te mooi voor een gewone toeristenboot,' liet Brett zich ontvallen, terwijl hij bovendeks rondsnuffelde.

'Hij is ook niet voor de doorsnee toeristen,' merkte Ramirez op. Hij stond tegen de reling geleund en keek afstandelijk toe, terwijl Brett met gebogen hoofd over het dek liep. Bij de ingang van de kajuit was een grote vlek te zien van een plas ingedroogd bloed. Op die plaats waren ook met wit krijt de contouren aangegeven van het lichaam van Roger Farris, zoals het was aangetroffen na de moord.

Brett kneep zijn ogen tot spleetjes en tuurde verder over het dek. 'Ik zie nergens sporen van spatten,' mompelde hij. Hij trok de foto's te voorschijn en vergeleek die met de situatie aan dek. 'U heeft de foto's toch genomen?' vroeg hij aan Ramirez.
'Een freelance-fotograaf heeft ze genomen op mijn aanwijzingen,' corrigeerde Ramirez. Hij kwam dichterbij en keek mee over Bretts schouder.
'Ben van de vragen waarmee we zitten, is dat er op de foto's
weinig te zien is van bloedverlies,' legde Brett uit. 'Maar misschien biedt de sectie uitkomst.' Hij wilde het deurtje openen dat
toegang gaf tot de kajuit.
'Wilt u daar ook kijken?' vroeg Ramirez stug. 'Ik heb de sleutels niet bij me.' Zonder een antwoord af te wachten, liep Ramirez op z'n elfendertigst over de steiger terug naar de keel.
Brett ging op een bankje op de achterplecht zitten. De stekende hoofdpijn kwam weer opzetten. Even later voelde hij aan het
schommelen van de boot dat Ramirez aan boord klom. Die Ramirez was niet de vlotste, dacht hij. Toen het deurtje met een zwaai naar binnen openviel, wachtte hem een verrassing. In het halfdonker van het trap gat zag hij een duidelijk druppelspoor van bloed dat van het dek naar een van de hutten liep. Verbaasd wees hij er Ramirez op.
Die knikte. 'Dat is het bloedspoor naar de hut van de verdachte,' verklaarde hij. 'Daar is ze met het mes in haar hand naartoe gegaan en vervolgens heeft ze het bewustzijn verloren.' Brett ging voorzichtig het trappetje af en boog zich over de sporen. De bloeddruppels waren allemaal van gelijke dikte, tot aan de drempel van de hut. 'Vreemd, je zou toch verwachten dat die druppels kleiner worden. Zoveel bloed blijft er toch niet aan een enkel broodmes hangen. Het lijkt, eerlijk gezegd, wel geënsceneerd.' Ramirez schudde het hoofd. 'Ik heb veel bloedsporen gezien, dokter en zo'n spoor is iedere keer weer anders.'
Brett opende de deur van de hut en keek er rond. Het beddegoed van de onderste kooi was omgewoeld en bebloed. Brett viste een pincet uit zijn borstzakje en trok er een stuk laken mee omhoog. 'Ook weer erg bloederig, als je bedenkt dat alleen het broodmes onder het bloed zat.'
Ramirez bleek niet zo sloom te zijn als hij zich voordeed. 'AIs u denkt dat er zoveel bloed is vergoten, zal de verdachte zelf ook wel flink besmeurd zijn geweest. Misschien heeft ze geprobeerd zich met het laken schoon te vegen, dat doen verdachten wel vaker als ze in paniek raken.'
Daar moest Brett even over nadenken. Hij keek nog eens goed naar het laken dat op sommige plaatsen zo hard als karton was geworden. Het moest doordrenkt zijn geweest met bloed, dit waren beslist geen veegvlekken.
Ze gingen naar de andere vertrekken aan boord: de kajuit, de kombuis, een kleine opslagruimte achter de kombuis en het vooronder. Brett speurde naar andere tekenen die wezen op het misdrijf, maar hij kon niets vinden. Rechercheur Ramirez rammelde nadrukkelijk met zijn sleutels, toen hij weer afsloot.
Brett hieId hem de close-up opname van de borstwond voor. 'Kijk, deze wond gaat dwars door het borstbeen. Acht u een vrouw daartoe in staat?'
De politieman maakte een vermoeid gebaar. 'Vrouwen, dokter ...'
Brett grinnikte om de wanhoop die hij meende te bespeuren in Ramirez' ogen. 'Ik bedoel fysiek. Een vrouw heeft volgens mij de kracht niet...'
Ramirez onderbrak hem ongeduldig. 'Het is helaas niet anders, dokter, maar dat type vrouwen probeert alIe soorten drugs uit. Dan opeens loopt het fout en gaan ze door het lint. In zo'n geval zeggen wij altijd: de duivel is in haar gevaren.' Plichtmatig sloeg hij een slordig kruis.
'En daarmee is het voor u afgedaan?' merkte Brett op. Een ondeelbaar moment dacht hij dat Ramirez hem zou aanvliegen, zo dreigend werd diens blik. De flits was zo kort dat hij naderhand meende hij dat het zich moest hebben verbeeld.
Ramirez lachte op zijn charmantst. 'Ach, ik kan me voorstelIen dat in uw vak de verleiding om voor detective te spelen moeilijk te weerstaan is,' zei hij badinerend. 'Het is inderdaad vaak ongelooflijk, als je ziet waartoe mensen in staat zijn. Neem nu bij
voorbeeld oorlogsmisdaden ...'
Brett liet zich niet van de wijs brengen. Hij vond het gedrag van de politieman merkwaardig. Het ene moment gaf Ramirez
bedekt te kennen dat hij geen tijd had en nu begon hij uit te weiden over een ander onderwerp. 'Nog een laatste vraag,' onderbrak hij op zijn beurt de politieman. 'Waar is het moordwapen?'
'Dat hebben we opgestuurd naar het gerechtelijk laboratorium in Miami.'
Dat antwoord stemde Brett tevreden. 'En alIes klopte? Het bloed aan het mes was hetzelfde als van het slachtoffer? En de vingerafdrukken ?'
Ramirez knikte plechtig en nadrukkelijk. Brett wist genoeg. Hij drukte Ramirez de hand, bedankte hem voor het beschikbaar stelIen van zijn tijd in zijn vrije weekend en slingerde zijn
schoudertas over zijn rug. De hond liet zich niet meer zien, maar Brett voelde dat Asta hem van onder de sloep in de gaten hield. Hij begon terug te lopen naar Key West en piekerde over zijn bevindingen. Een politieauto reed snel voorbij. In een flits zag Brett dat Ramirez aan het stuur zat. Hij zwaaide met zijn armen, maar de rechercheur leek hem niet op te merken. Brett zuchtte, het zag er naar uit dat hij het hele stuk terug zou moeten lopen. Zijn hoofdpijn kwam weer op en de zon stond al aardig hoog. Over anderhalf uur had hij een afspraak met de begrafenisondernemer op Stock Island, bij wie hij het werk zou verrichten dat Meyerholz had laten liggen. Hij vroeg zich af of hij dat nog lOu halen.
Hij had het gered. Tegen tweeen reed de rode Porsche het terrein van uitvaartonderneming George McEwan op. Een roodharige tiener liep heen en weer met poetslappen en emmers tussen de zwarte auto's op het parkeerterrein. 'Mr. Jones is al binnen!' riep hij ongevraagd tegen de bezoeker.
Brett nam zijn koffer op en liep naar de ruimte waar een soort uitstalling van begrafenisartikelen te zien was. Uitrines vol kransen van verschillende formaten, drukwerk met en zonder rouwranden, aanbiedingen van cateringpakketten en ouderwetse rouwbanden vulden het vertrek. Achter de winkelruimte was een showroom met kisten van allerlei houtsoorten en met eenvoudig tot zeer kostbaar beslag.
Er was niemand. Brett keek om zich heen en zag naast een zijdeur in de showroom wat hij zocht: een extra thermostaat die hoorde bij de koel- en vriesinstallaties van uitvaartonderneming. Het kon niet missen. Brett stapte erop af en bleef staan in het mortuarium, waar de temperatuur al een stuk lager was. Een magere jongeman was de vloer aan het schoonmaken. Hij keek op. 'U moet dokter Murphy zijn. Ik ben Terry Jones.' Hij kwam met uitgestoken handen op Brett af. 'Ik maak het hier even wat schoner. Het is al mooi dat u de sectie hier wilt verrichten dan hoeven we niet onnodig te slepen met dat lichaam,' zei Terry, die met een rubberwisser de laatste plas in de afvoergoot duwde.
Goedkeurend nam Brett de ruimte op. AI was het er een beetje te fris naar zijn zin, het was overzichtelijk en schoon. In het midden stonden twee langwerpige tafels met een roestvrijstalen blad, er was een aanrecht en een goede afvoer. Fluitend pakte hij zijn koffer uit en legde alle instrumenten op het aanrecht. Hij had aan alles gedacht: fixatievloeistof, roestvrijstalen bakjes en een stapel afsluitbare buisjes voor de weefselmonsters, enkele injectiespuiten en glycerine, twee scalpels en een groot mes, lange, gebogen scharen en klemmen. Hij pakte de camera uit en zette er een lichtgevoelige film in. Daarna stelde hij de weegschaal en de microscoop op.
Terry Jones was even verdwenen en keek verrast toen hij terugkwam. 'Dat is snel!' zei hij lachend. 'Laten we hem er dan meteen maar uithalen.'
Hij toetste de code in op het deurpaneel van de koelinstallatie. Langzaam schoof de deur een stuk opzij. Een kille damp drong door in de toch al koele kamer. Brett kreeg er kippevel van. Jones typte opnieuw een code in, zodat de lade waarin zich het Iichaam van Roger Farris bevond, ontsloten werd. Hij pakte de handgreep beet en trok de la naar buiten. Het naakte lichaam lag er roze en stijf in, met een identificatiekaartje aan een teen. Inmiddels had Brett zijn handschoenen en voorschoot al aangetrokken en tilde hij samen met Jones het lichaam op het roestvrijstaIen tafelblad. Hij begon meteen met zijn observatie en
schreef af en toe iets op. Farris was een man van gemiddeld postuur, met een dikke bos donkerbruin haar. Hij had lange bakkebaarden die al grijs waren. Op zijn kin zat een oud litteken, vermoedelijk van een snijwond. Het bovenlichaam was overdekt met schrammen, steek- en snijwonden. Op de onderarm ontdekte hij de blauwe plek, waar Tom hem op had gewezen. Het was onmiskenbaar een beet. Brett inspecteerde de huid en beschreef de verwondingen. Daarbij ontdekte hij een kleine tatoeage op de schouder, waarvan hij ook melding maakte. Hij bekeek ogen, randen, tong en haar van her slachtoffer. Hij werkte systematisch zijn checklist af.
Het lichaam verkeerde nog in goede staat. De vingerafdrukken van een lijk vervagen na verloop van tijd. Maar bij het Iichaam van Farris kon hij nog probleemloos vingerafdrukken nemen. Het was stil in de aflegruimte. Jones had hem alleen gelaten. Alleen het zoemen van de koelinstallatie was hoorbaar. Brett werkte snel verder. Hij mat op de millimeter nauwkeurig alle vormen van letsel die waren toegebracht. Toen hij de scalpel voorzichtig Iiet zakken in de diepe borstwond die fataal moest zijn geweest, floot hij tussen zijn tanden door. De wond was behoorlijk diep en liep schuin, precies zoals Tom al had vermoed. Het rechterventrikel moest zijn geraakt.
Terry Jones stak zijn hoofd om de hoek van de deur. 'Gaat-ie, dok?' vroeg hij familiair. 'Heeft u misschien trek in een broodje salami?'
Brett glunderde, die begrafenisjongens begrepen ten minste dat het leven door moest gaan. 'Ja, graag. En heb je misschien een broodmes?'
Jones wierp een blik op het lijk. 'Is een oud broodmes ook goed?'
'Als het maar schoon is.'
Het broodmes waarmee Terry aankwam, had een vrij smal, gekarteld blad. Brett vergeleek de wond met de afmetingen van het mes en schudde zijn hoofd. Alleen de oppervlakkige schaafwond op Farris' borstkas kon met een kartelmes zijn gemaakt.
Hij at zijn broodje salami en ging daarna over tot het verrichten van de sectie. Hij nam de scalpel en maakte een Y-vormige incisie in het lichaam. Hij constateerde wat ze al had den verondersteld. Een vlijmscherp, lang voorwerp was door het borstbeen
gestoken, het was er dwars doorheen gegaan en had met de punt de wand van de rechterhartkamer doorboord. Rond de wond waren vaten en weefsel vernield en het borstbeen was ruw beschadigd. Vermoedelijk had de dader het voorwerp wrikkend uit de wond getrokken. Zijn rapport zou van invloed zijn op de jury-uitspraak of het om moord of om doodslag ging. In dit geval was er duidelijk opzet in het spel, het was een gerichte doodsteek. Van de rand van de steekwond en andere grotere verwondingen nam hij stukjes weefsel weg. Histopathologisch onderzoek kon globaal uitwijzen hoe oud de wond was en of die bij leven of na de dood was toegebracht. Het tijdstip waarop de dood was ingetreden, was niet meer nauwkeurig te bepalen.
Snel werkte hij verder en inventariseerde de staat waarin het lichaam verkeerde. Hij vulde het formulier voor het gerechtelijk onderzoek met gegevens: lever 1470 gram, nier rechts 187 gram, nier links 176 gram. Hij nam monsters van alle Uitale organen, urine, maag- en darminhoud. Het bleef een raadsel waar al dat bloed was gebleven. Hij trof het in ieder geval niet in het
lichaam aan. Maar Brett Murphy was daar inmiddels niet meer verbaasd over. Ten slotte verzamelde hij alle monsters en verpakte hij de buisjes zorgvuldig in een houder van plexiglas.
Terry assisteerde hem bij het maken van foto's. Hij hield de
Iichaamsdelen in de gewenste positie. Brett flitste het hele filmpje vol, terwijl Terry vrolijk doorpraatte. Zoals van een begrafenisondernemer te verwachten was, vertelde hij het ene na het
andere macabere verhaal. 'Twee jaar geleden was de stroom uitgevallen. Toen ik maandagmorgen de zaak binnenliep, was het
al te ruiken. Het mankement was snel verholpen, maar we hielden natuurlijk ons hart vast voor de claims van de familieleden.' Brett reageerde er nauwelijks op. Hij zoemde in op de borstkas. Zulke anekdotes kende hij al in alle varianten.
'Toen hebben we de hele installatie een paar graadjes lager gezet en niemand heeft er wat van gemerkt. Kort daarop waren ze allemaal bezorgd en lag ieder lichaam netjes onder de zoden. Een hele opluchting!'
Brett borg de camera op en begon in te pakken, nadat hij samen met Terry het Lichaam van Farris weer terug had gelegd in de koeling. Terry liep nog mee tot de auto met de zwarte koffer.
Brett droeg zelf de kartonnen doos vol monsterflesjes. De inhoud daarvan kon van cruciale betekenis zijn.
De Porsche stond te glimmen op het nu verlaten parkeerterrein. De roodharige jongen had het niet kunnen nalaten de sportauto ook een wasbeurt te geven. Vol trots ademde hij nog op de zijspiegel en poetste de condens weg met zijn mouw. 'Mooie wagen, meneer.'
Brett grinnikte en viste een paar dollar uit zijn zak. 'Bedankt.' Hij voelde zich heel moe na meer dan een week onafgebroken werken en, niet te vergeten, zijn escapade van de afgelopen nacht. Het leek hem heerlijk om de hele avond in zijn hotel languit op bed tv te kijken.