13

‘Zegt de naam Grahish Sharma jou iets?’ vraagt Sarah.

Ik denk even na en probeer de naam uit mijn geheugen te vissen. ‘Klinkt wel bekend. Hoezo?’

Ik sta in de tuin bij Adams oude woning en Sarahs stem komt van ver door het wegwerpmobieltje. Achter het verlaten basketbalveld begint de zon net onder de horizon te zakken. Een grote vogel scheert door de oranje lucht en ik vraag me af of het een van de onze is; we hebben de Chimaera’s als bewakers rondom de woonwijk Ashwood Estates neergezet met orders om naar ons toe te komen als er indringers opduiken. Tot nu toe is het rustig gebleven. Als ik niet beter wist, zou je denken dat ik in een ongewoon rustig voorstadje rondhing, waar iedereen nog naar z’n werk is.

‘Hij komt uit India,’ vertelt Sarah. ‘Hij is de leider van iets wat ze de Visjnoe Nationalistische Acht noemen.’

Bij het noemen van Acht weet ik het opeens weer en ik knip met mijn vingers. ‘O ja. Dat is die militair die in de Himalaya Acht beschermde.’

‘Hm,’ zegt Sarah. ‘Dus zijn verhaal klopt.’

Ik ijsbeer over het gazon en stel me Sarah voor, met haar blonde haar opgestoken in een vlijtig knotje, met pennen en potloden erdoorheen gestoken, verdiept in documenten in het nieuwe kantoor van They Walk Among Us. Maakt niet uit dat dat kantoor gevestigd is in een verlaten ranch die vijfenzeventig kilometer buiten Huntsville, Alabama, ligt. Maakt niet uit dat Sarah daarheen werd geëscorteerd door haar ex-vriendje Mark, die eigenlijk verrassend goed is in dit soort intriges. Het is het beeld van Sarah waar ik me op concentreer.

‘Welk verhaal is dat?’

‘Nou, er zijn een hoop geruchten en internetgekte waar we ons doorheen proberen te worstelen. Maar deze Sharmavent beweert dat ie een buitenaards ruimteschip heeft neergehaald en de bemanning gevangen heeft genomen.’

‘Vermoedelijk een aantal van de Mogs die achter Acht aan zaten,’ zeg ik.

‘Juist. Hij pakte ze levend en wel. Hoewel het in India gebeurde, zou het toch landelijk nieuws moeten zijn, maar dat is dus niet het geval. Iemand houdt de waarheid verborgen. Mark probeert contact te leggen met Sharma. Hij wil het verhaal op They Walk Among Us schrijven in de hoop dat hij daarmee de Mogs onder de aandacht van het grote publiek brengt.’

‘Hm,’ reageer ik, wrijvend over mijn hals en hardop denkend. ‘Het zou wel wat steun helpen opleveren mocht het echt verkeerd lopen.’

‘Hoe verkeerd gaat het lopen, John?’

Ik slik moeizaam. Hoewel ik kort na het gevecht mijn helende Erfgave heb ingezet, voel ik nog steeds de vingers van de generaal om mijn keel geklemd.

‘Weet ik niet,’ antwoord ik, niet zeker waarom ik Adams theorie over een op handen zijnde invasie voor Sarah verzwijg. Misschien wil ik haar nog steeds beschermen. Ik stap snel over op een ander onderwerp. ‘Hoe maakt Mark het eigenlijk?’

‘Die maakt het goed,’ antwoordt Sarah. ‘Hij is enorm veranderd.’

‘Hoe dan?’

Sarah aarzelt. ‘Ik... het is lastig uit te leggen.’

Ik blijf niet te lang stilstaan bij de huidige toestand van Mark James. Het is niet waar ik over wil praten. Na deze middag bijna dood te zijn gegaan, wil ik eigenlijk alleen maar Sarahs stem horen.

‘Ik mis je,’ zeg ik.

‘Ik jou ook,’ reageert Sarah. ‘Na een lange dag van vechten tegen buitenaardse indringers en het ontrafelen van internationale samenzweringen wou ik dat we gewoon op die oude bank bij mij thuis tegen elkaar aan konden kruipen en naar een filmpje konden kijken.’

Haar opmerking maakt me aan het lachen; het voelt bitterzoet als ik me het leventje voorstel dat Sarah en ik zouden kunnen leiden als we niet probeerden de wereld te redden.

‘Binnenkort,’ laat ik haar weten terwijl ik mijn best doe om zelfverzekerd te klinken.

‘Dat hoop ik,’ antwoordt ze.

Achter me voel ik beweging en ik draai me om. Op de verwoeste veranda van Adams woning staat Sam te gebaren dat ik binnen moet komen.

‘Sarah, ik moet ervandoor,’ zeg ik met tegenzin. Ik wil niet ophangen. Zoals we hadden gepland, hebben we elke acht uur contact gehad om te horen hoe het gaat, en telkens voel ik opluchting als ik haar stem hoor. Telkens als ik ophang, begin ik aan de volgende keer te denken en word ik bang dat ze dan misschien niet zal opnemen. ‘Doe voorzichtig, oké? Het kan er binnenkort vrij heftig aan toegaan.’

‘Is het dan al niet heftig allemaal?’ vraagt ze. ‘Doe jij ook voorzichtig. Ik hou van je.’

Ik zeg Sarah gedag en kijk op naar Sam. Hij lijkt bijna opgewonden, alsof hij de afgelopen vijf minuten goed nieuws heeft gekregen.

‘Wat is er aan de hand?’

‘Kom mee,’ zegt hij. ‘We hebben iets ontdekt.’

Ik klauter op wat er na de schermutseling van afgelopen middag van de veranda is overgebleven en volg Sam door de half verzonken deuropening naar de woonkamer. Het interieur van de woning past bij de buitenkant – het volmaakte idee van een menselijke voorstad – alleen ziet de rangschikking van het meubilair eruit alsof het zo uit een catalogus is overgenomen. Je krijgt absoluut niet het gevoel dat hier wordt geleefd. Ik probeer me voor te stellen hoe het voor Adam was om hier op te groeien, hoe hij zittend op de vloer kleine Piken-actiefiguren tegen elkaar sloeg, en het lukt me gewoon niet.

Achter in de woonkamer is een zware metalen deur, beveiligd met een serie sloten die worden bediend door middel van een toetsenpaneeltje met Mogadoorse symbolen. De deur is het enige wat de voorstedelijke illusie doorbreekt en ik vind het eigenlijk wel verrassend dat de Mogs niet hebben geprobeerd om hem achter een boekenkast of iets anders te verstoppen. Ik vermoed dat ze nooit hebben gedacht dat hun vijanden zo ver zouden komen. De deur staat al open, want hij is eerder door Adam van het slot gedaan, en het is hier waar Sam en ik afdalen in de tunnels onder Ashwood Estates.

We lopen een lange metalen trap af, en de nephuiselijkheid van boven maakt direct plaats voor steriel roestvrij staal en zoemende halogeenlampen. Het labyrintische netwerk van tunnels onder Ashwood is veel meer in overeenstemming met mijn idee van de Mogadoren: functioneel en kil. Het is hier niet zo uitgestrekt als de uitgeholde berg in West Virginia, maar de basis in Dulce wordt zeker weten in de schaduw gesteld. Ik vraag me af hoe lang het geduurd heeft om dit allemaal uit te houwen; in de jaren dat ik met Henri op de vlucht was, hebben de Mogs zich een weg in de Aarde geboord en zo hun bereik uitgebreid zonder dat wij iets in de gaten hadden.

In de muur zit een grillige en lange barst, die ongeveer halverwege de trap begint en dieper de tunnels in loopt. Sam gaat er met zijn hand langs en zijn vingers zitten meteen onder een laag betonstof.

‘We weten toch wel zeker dat de boel niet instort, hè?’

‘Adam denkt van niet,’ reageert Sam terwijl hij zijn handen schoon klapt, waarbij het geluid weerkaatst. ‘Toch krijg ik hier de kriebels. Echt claustrofobisch dit.’

‘Maak je niet druk. We blijven niet lang.’

Terwijl we door de kronkelende gangen lopen, passeren we andere barsten, plaatsen waar de fundering is verschoven, gebroken stukken beton die tegen elkaar schuren. Deze schade is de vorige keer dat Adam hier was veroorzaakt, toen hij met zijn Erfgave een aardbeving ontketende om Malcolm te redden. In een aantal gangen zijn de plafonds helemaal ingestort.

We passeren een grote, goedverlichte ruimte die weleens een laboratorium kan zijn geweest, met veel pijpen, hendels en werktafels, maar geen apparatuur. Alles moet zijn vernietigd tijdens Adams aanval, en het bergingsteam van de Mogs heeft geen kans gehad om alles te vervangen. Naast het lab zien we een rij benauwende kamers van tweeënhalf bij tweeënhalf met dikke deuren van kogelvrij glas. Cellen. Allemaal leeg momenteel.

‘Verderop bevindt zich het archief,’ vertelt Sam me. ‘Pa heeft daar non-stop gezeten. De Mogs namen álles op.’

We stoppen bij een kleine ruimte, die bijna een kantoor lijkt, met een lange rij monitors. Malcolm zit achter de enige computerterminal, met een wazige blik van het kijken naar wie weet hoeveel uren beeldmateriaal. Op het scherm spreekt een Mogadoorse verkenner rechtstreeks tot de camera.

‘Het is drie dagen geleden dat we geruchten lekten over een Lorische aanwezigheid in Buenos Aires,’ rapporteert de verkenner. ‘De eerste Garde moet nog worden gespot, maar het surveilleren gaat door...’

Malcolm pauzeert de video wanneer hij ons ziet en wrijft in zijn ogen.

‘Nog iets nuttigs gevonden?’ vraag ik.

Malcolm schudt zijn hoofd en opent een lijst met bestanden op de computer. Hij gaat met een vinger over het touchscreen en een eindeloze rits bestanden rolt over het scherm. Het zijn er duizenden en allemaal hebben ze Mogadoorse namen.

‘Wat ik hieruit opmaak, is dat dit bijna vijf jaar aan Mogadoorse inlichtingen is,’ vertelt Malcolm. ‘Ik zou een heel team nodig hebben om alles te bekijken. Zelfs als Adam deze namen vertaalt, die feitelijk niets meer zijn dan data en tijden, is het lastig uit te vogelen waar we moeten beginnen.’

‘Misschien kunnen we wat stagiairs inhuren,’ stelt Sam voor, en hij trekt aan mijn arm. ‘Kom, we moeten naar Adam toe.’

‘Doe wat je kunt,’ zeg ik tegen Malcolm voordat Sam me meetrekt. ‘Zelfs het kleinste brokje informatie zou kunnen helpen.’

Nog een paar stappen door de gang en we bereiken de kamer die Adam omschreef als het controlecentrum. De ruimte is nagenoeg onbeschadigd, dus hier zetten we de boel op. Langs de muren staan monitoren waarvan een aantal met beveiligingsbeelden van Ashwood, maar er zijn ook beelden uit andere plaatsen, waaronder die van een gehackte bewakingscamera buiten het gebarricadeerde John Hancock Center. Onder de monitoren bevindt zich een rij computers; niet bepaald gebruiksvriendelijk, want alle toetsen zijn in het Mogadoors.

Ik plaats mijn handen in mijn zij en overzie deze ruimte, kijk naar de beelden van een camera die nog niet zo lang geleden op mij gericht stond. Het voelt vreemd om aan de andere kant te staan. Net als Sam krijg ook ik van deze plek een ongemakkelijk gevoel.

‘Zijn we hier wel veilig?’ vraag ik. ‘Al deze camera’s... Er staat er niet ook eentje op ons gericht?’

‘Ik heb ze uitgeschakeld,’ antwoordt Adam. Hij zit in een draaistoel achter een van de computers en voert een serie commando’s in. Hij draait zich om en kijkt me aan. ‘Met behulp van de autorisatie van de generaal heb ik een code weten te zenden naar het Mogadoorse commando in West Virginia met de melding dat het bergingsteam een giftig chemisch lek heeft blootgelegd. Het zal enige tijd vergen om de boel schoon te maken. Ze zullen aannemen dat de camera’s het door de bezigheden van het bergingsteam laten afweten.’

‘Hoeveel tijd winnen we daarmee?’

‘Een paar dagen? Een week?’ reageert Adam. ‘Wanneer de generaal zich niet meldt, zullen ze argwaan krijgen, maar voorlopig zouden we ongemerkt onze gang moeten kunnen gaan.’

‘Waar zoeken we intussen naar?’

‘Jouw vrienden,’ antwoordt Adam. ‘Eigenlijk denk ik al te weten waar ze zitten.’

‘Ja, Florida,’ zeg ik. ‘Dat wisten we al.’

‘Nee, hij weet precíés waar ze zitten,’ reageert Sam met een grijns naar mij. ‘Daarom kwam ik je halen. Moet je kijken.’

Sam wijst naar een van de schermen waarop een kaart van de Verenigde Staten te zien is. Er bevinden zich driehoeken van verschillende grootte op. Boven onze locatie bevindt zich een kleine driehoek en verspreid over het hele land zijn er nog een paar van dezelfde grootte. Boven op bevolkingscentra zie ik grotere driehoeken gloeien. New York, Chicago, Los Angeles, Houston: al deze steden zijn op de kaart gemarkeerd. De grootste driehoek ligt ten westen van ons, precies daar waar de bergbasis van de Mogs verscholen ligt in West Virginia.

‘Dit is een, eh...’ Sam kijkt naar Adam. ‘Hoe zou jij dit noemen?’

‘Tactical asset overview,’ antwoordt Adam. ‘Het laat zien waar mijn volk lopende operaties heeft.’

‘Ze concentreren zich in de grote steden,’ zeg ik, aandachtig kijkend naar de kaart.

‘Ja,’ reageert Adam somber. ‘In voorbereiding op de invasie.’

‘Laten we ons op dit moment niet richten op het i-woord, oké?’ zegt Sam. ‘Kijk hier eens naar.’

Sam heeft de tablet met daarop de locatie van de andere Gardes op een van de computers aangesloten. Hij geeft hem aan mij en mijn blik schiet direct naar Florida. Mijn hart slaat een tel over: er is slechts één knipperende stip op de kaart. Ik heb even nodig om te beseffen dat de vier stippen die ieder van de overblijvende Gardes symboliseren in feite zo dicht bij elkaar zijn gekomen dat ze elkaar volmaakt overlappen.

‘Ze zitten bijna boven op elkaar,’ zeg ik. ‘Alle vier.’

‘Yep,’ reageert Sam terwijl hij de tablet terugpakt. ‘En kijk hier eens naar.’

Hij houdt de tablet naast de kaart waarop de activiteiten van de Mogs te zien zijn. De vier stippen zitten precies op de plek van een van de kleinere oranje driehoeken in Florida.

‘De Mogs hebben ze te pakken,’ zeg ik knarsetandend. ‘Adam, is dat een soort basis?’

‘Een onderzoeksstation,’ antwoordt hij. ‘Uit de verslagen blijkt dat daar genetische experimenten uitgevoerd werden. Het is niet het soort plek waar we normaliter gevangenen zouden vasthouden, zeker geen Gardes.’

‘Waarom überhaupt nog iemand gevangen nemen?’ vraagt Sam. ‘Ik bedoel, Setrákus Ra heeft een vreemde belangstelling voor Ella, maar de anderen...’

‘Ze zijn geen gevangenen,’ zeg ik opgewonden, met een tikje op Sams arm nu het me begint te dagen. ‘De anderen zijn iets van plan. Ze zijn in de aanval.’

‘Ik probeer beelden te krijgen van de basis,’ zegt Adam terwijl zijn vingers over het toetsenbord snellen.

‘Hoe ga je dat doen?’ vraag ik.

Ik neem plaats in de draaistoel naast Adam en zie zijn handen heen en weer schieten over het Mogadoorse toetsenbord. Wat hij doet, lijkt wel een tweede natuur voor hem.

‘Ik heb een ruimteschip van hun verkenners platgelegd, dus dat zullen ze niet kunnen besturen. Dat was nog makkelijk. Toegang krijgen tot het bewakingssysteem aan boord, dat uitschakelen en tegelijkertijd het vaartuig inoperabel houden blijkt lastiger.’

‘Je hackt een ruimteschip?’ vraagt Sam terwijl hij over de rug van Adams stoel heen leunt.

Ik kijk hoe er ruis verschijnt op de monitor pal voor Adam. ‘Hoe gaat dat ons helpen?’

‘Deze controlekamer is een zenuwencentrum, John,’ legt Adam uit terwijl hij even de toetsen met rust laat en om zich heen gebaart. ‘Informatie uit alle andere bases wordt hierheen geleid. Het is gewoon een kwestie van erbij kunnen komen.’

‘Hoe dan?’

‘Na jarenlang achter de Loriërs aan te hebben gejaagd, is mijn volk ontzettend bang geworden dat het misschien een potentieel aanknopingspunt over het hoofd zal zien. Alle operaties worden gefilmd. Overal hangen bewakingscamera’s.’ Met een triomfantelijke flair drukt Adam een toets in. ‘Zelfs aan boord van onze eigen ruimteschepen.’

De monitoren flikkeren even en tonen dan een korrelig beeld van een startbaan midden in een moeras.

‘Als de Gardes in de buurt zijn, kunnen we ze misschien zien,’ zegt Adam.

‘Als ze niet onzichtbaar zijn,’ zeg ik, turend naar de monitor.

Onder de camera oogt een groepje Mogadoren gefrustreerd terwijl ze motoronderdelen uit de romp van het verkennersschip rukken. Ze maken de onderdelen schoon, plaatsen ze terug en wanneer er niets gebeurt, beginnen ze iets anders uit elkaar te halen.

‘Wat zijn ze aan het doen?’ vraagt Sam.

‘Ze proberen te repareren wat ik heb gedaan,’ antwoordt Adam opgewonden; hij lijkt blij dat hij zijn mensen te slim af is geweest. ‘Ze gaan uit van motorfalen, niet van geautomatiseerde systemen die het hebben overgenomen. Daar zijn ze wel even zoet mee.’

Een andere Mogadoor, gehuld in een imponerend uniform dat veel wegheeft van dat van de generaal, benadert ze. Hij brult naar de monteurs en beent vervolgens nijdig uit beeld.

‘Kan die camera ook bewegen?’ vraag ik.

‘Natuurlijk.’

Adam slaat een toets aan en de camera begint opzij te draaien en volgt de opgedofte Mogadoor. Er is eerst weinig meer te zien dan bestrating en in de verte wat moerasland. Maar na een korte wandeling verdwijnt de Mogadoor in een vliegtuigloods.

‘Denk je dat ze daarbinnen zijn?’ vraag ik.

‘Deze camera zou ook warmtebeelden moeten kunnen maken, als ik kan uitvogelen hoe dat gaat,’ reageert Adam, en voorzichtig probeert hij een paar toetsen.

Voordat het Adam lukt, komt Vijf de hangar uit gelopen. Hoewel ik door het visioen van Ella al had geraden dat hij een verrader was, had ik me vastgeklampt aan een dwaze hoop dat het niet waar was. Of, hoe verdorven het ook mag lijken, dat Vijf in de strijd was gesneuveld. Maar daar is hij, in een verkreukeld Mogadoors uniform en met een verband over zijn rechteroog.

Ik hoor dat Sam zijn adem inhoudt; hij is stomverbaasd. Het enige stukje van mijn visioenen waar ik niemand over had verteld, was dat ik Vijf had gezien, omdat ik zijn naam niet wilde bezoedelen voor het geval dat ik me vergiste.

‘Hij is...’ Sam schudt zijn hoofd. ‘Die klootzak is een verrader. Hij moet het geweest zijn die de Mogs over Chicago vertelde.’

‘Een van jullie,’ zegt Adam zacht. ‘Dat is onverwacht.’

Ik moet wegkijken van het beeld van Vijf voordat mijn bloed begint te koken. ‘Jij wist hier niets van?’ vraag ik Adam door opeengeklemde kaken.

‘Nee,’ zegt hij hoofdschuddend. ‘Anders zou ik het je wel verteld hebben. Setrákus Ra zelf moet hem geheim hebben gehouden.’

Ik dwing mezelf weer naar het scherm te kijken. Mezelf tot kalmte manend bestudeer ik mijn nieuwe vijand. Zijn afhangende schouders, zijn kaalgeschoren hoofd, de duistere blik in zijn ene oog. Wat kon een van ons tot zoiets vreselijks hebben gebracht?

‘Ik wist wel dat er iets mis was met die zak,’ zegt Sam ijsberend. ‘John, wat gaan we met hem doen, man?’

Ik geef geen antwoord, vooral niet omdat hem doden de enige oplossing is die ik kan bedenken nu ik Vijf zo zie in een uniform van de vijand. ‘Waar gaat ie naartoe? Volg hem,’ draag ik Adam op.

Dat doet hij. De camera volgt Vijf over de startbaan totdat hij een hellingbaan bereikt die leidt naar het grootste ruimteschip dat ik ooit heb gezien; zo gigantisch, dat de hele romp niet eens door de camera wordt bestreken.

‘Hemel,’ fluister ik stomverbaasd. ‘Wat is dat in godsnaam voor ding?’

‘Oorlogsschip,’ antwoordt Adam met enig ontzag in zijn stem terwijl hij naar het scherm tuurt. ‘Welke het is, kan ik niet zeggen.’

‘Wélke?’ reageert Sam luidkeels. ‘Hoeveel van die dingen hebben ze dan?’

‘Tientallen? Misschien meer, misschien minder. Ze lopen op de oude brandstof van Mogadoor en op wat mijn volk maar op Loriën wist op te delven. Niet de meest efficiënte dingen. En langzaam. Als ik me als jongetje in de nesten werkte, dreigde mijn moeder altijd met huisarrest tot de komst van de vloot...’ Hij kijkt naar ons op en beseft dat hij bazelt en van het onderwerp afdwaalt. ‘Dit interesseert jullie niks, hè?’

‘Dit is misschien niet het beste moment om herinneringen op te halen,’ reageer ik terwijl ik zie dat Vijf aan boord van het schip gaat. ‘Maar wat kun je ons nog meer vertellen over de vloot?’

‘Sinds de val van Loriën zijn ze op reis,’ vervolgt Adam. ‘Mog-strategen geloven dat ze genoeg vuurkracht hebben voor nog één laatste belegering.’

‘Aarde,’ zeg ik.

‘Ja,’ antwoordt Adam. ‘Daarna zal mijn volk zich hier vestigen. En de vloot misschien weer opbouwen als Setrákus Ra dat nodig vindt.’

‘Je bedoelt: als er in het universum nog enig leven voor hem overblijft om te onderwerpen,’ zeg ik.

Hoofdschuddend verwondert Sam zich nog steeds over het reusachtige oorlogsschip. ‘Dus ze hebben een geheime zwakte, toch? Zo van: hoe kun je die ene plek op de Doodsster raken om het hele geval op te blazen?’

Adam fronst zijn voorhoofd. ‘Wat is een Doodsster?’

Sam steekt zijn handen in de lucht. ‘We zijn de pineut.’

‘Als ze gevangen zijn genomen en aan boord van dat ding zitten...’ Ik maak de gedachte niet af, vooral omdat me gewoon nog niet te binnen schiet wat we dan moeten doen. Het overnemen van een grotendeels verlaten Mogadoorse basis is één ding, maar een manier vinden om aan boord van een reusachtig oorlogsschip te komen is een heel ander verhaal.

Met name wanneer dat reusachtige oorlogsschip langzaam het luchtruim kiest. Misschien heeft Sam wel gelijk en zijn we inderdaad de pineut.

Zwijgend kijken we met ons vieren naar het opstijgende oorlogsschip. Voordat het helemaal van het scherm is verdwenen, flikkert het pantser van het ruimteschip en verdwijnt het hele geval uit beeld. Nou ja, niet helemaal: de omtrek is nog steeds vaag zichtbaar, alsof het licht eromheen op een vreemde manier wordt verbogen. Het is bijna alsof je probeert scherp te stellen op iets wat zich onder water bevindt.

‘Vermomming,’ zegt Adam. ‘Alle oorlogsschepen gebruiken het.’

‘Hé, kijk eens naar de tablet,’ zegt Sam. ‘Misschien is alles toch niet zo deprimerend.’

Terwijl het nu onzichtbare ruimteschip omhoogzweeft, maakt een van de stippen op de tablet zich los van de andere. Het is Vijf. Na een paar seconden begint de stip onregelmatig over het scherm te knipperen. Nu hebben we twee signalen van Gardes die spastisch over de kaart stuiteren.

‘Net als Ella,’ zegt Sam fronsend.

‘Het oorlogsschip gaat vast terug naar een baan om de Aarde,’ zegt Adam. ‘Wat inhoudt...’

‘Ella bevindt zich al aan boord van een van die dingen,’ maak ik de gedachte af. ‘Ze hebben haar naar de vloot gebracht.’

‘Hoe komen we daar?’ vraagt Sam.

‘Dat is niet nodig,’ reageert Adam. ‘De vloot zal naar ons toe komen.’

‘O, ja hoor,’ zegt Sam. ‘Een wereldwijde invasie. Dus we zijn van plan daar gewoon maar op te wachten?’

Ik tik met een vinger op de tablet en wijs op de drie stippen die nog steeds in Florida zijn. ‘Het plan is om de anderen te halen. Ze zijn nog steeds daar. We hoeven alleen...’ Ik zwijg als ik weer naar het scherm kijk. De startbaan begint te bewegen. ‘Ik dacht dat je het schip had uitgeschakeld. Waarom bewegen we dan?’

Met een gehaaste reeks toetsaanslagen beweegt Adam de camera naar beneden. Vanuit deze hoek zien we het team van Mogadoren grimassen maken terwijl ze het verkenningsvaartuig handmatig naar de hangar duwen.

‘Ik vermoed dat ze de moed hebben opgegeven dat ze dat ding nog kunnen starten,’ merkt Sam op.

Een van de Mogs rent vooruit om de metalen deuren open te schuiven en daar, gevangen in het midden van de lege loods, zijn Negen, Marina en Zes. Sam slaakt een opgewonden kreet die hij vlug smoort; de harde realiteit dringt tot hem door dat er drie Gardes zijn waar het er vier zouden moeten zijn, en dat Negen duidelijk met een lijkzak in zijn armen staat.

‘Acht,’ zegt Sam, en hij slikt. ‘Shit.’

Ik wend me tot Adam; ik ben nog niet zover om te treuren.

‘Heeft dit schip dat je hebt gehackt ook wapens?’