EEN RENDEZ-VOUS

LIBER II

CAPlTULUM VII

 

Roç Trencavel aan William van Roebroeck, zomerkampement, eerste decade van mei 1253. 

Het is opgelost! Nu kan ik je openlijk schrijven, mijn beste William, hoe alles is verlopen. Zoals ik had verwacht, heeft die intrigant Dschuveni het bij zijn heer Hulagu, wiens kamerling hij is, erdoor gekregen, dat ik onder begeleiding van Omar in de paleisgarde, lees lijfwacht van de grootkhan wordt opgenomen, zogenaamd een grote eer voor mij en mijn vriend en beschermer. Want de opvoeding van het koninklijke paar in de geest van het Mongoolse rijksidee, zo deelde Dschuveni mij niet zonder voldoening mede, vroeg ook onze instemming met een ruimtelijke en tijdelijke scheiding, als de dienst dat vereiste. Dat bleek nu het geval. Ik zou Yeza weerzien, wanneer de verheven Dokuz-Khatun zich met haar vrouwen naar de hoofdstad zou begeven, in de late herfst dus. Ik moest me onmiddellijk op ons op handen zijnde vertrek naar Karakorum voorbereiden. Het was nu niet moeilijk Omars hartstocht te bespeuren, die in hem voor Orda, Yeza's persoonlijke amazone, was ontbrand. Hij was erop gebrand deze prachtige merrie nog voor ons vertrek te bestijgen en ik stookte hem nog eens op met de bewering dat Orda ook naar hem verlangde. Ik wist echter van Yeza dat ze allang had besloten, haar gunsten aan Kito te schenken. 

Dus ging ik naar Kito en liet hem weten dat Orda bereid was, hem het jawoord te geven. Ze wilde alleen niet dat hij als haar minnaar bekend werd. Ze verzocht hem derhalve vriendelijk, in een clamys, de lange witte mantel van de tempeliers, voor haar te verschijnen en een helm op te zetten, die op een kijkspleet na het gezicht zou bedekken. Zo kon hij bewijzen dat hij haar eer hoog wilde houden. Kito vroeg me of al die moeite nodig was en ik antwoordde, dat dit in 'de rest van de wereld' een volstrekt gewone, weliswaar bijzonder ridderlijke, procedure was. De eer van een dame ging boven alle moeite of moeilijkheden. Des te mooier was de beloning! 

Hij had er niets op tegen, verzekerde hij mij, hij moest alleen nog zo'n uitrusting vinden of laten maken. Met deze toezegging in de hand ontmoette ik Orda, juist op het moment dat Yeza met Dokuz-Khatun in de christelijke kerk zat. Ik bereidde haar voor op het rendez-vous met Kito, die om haar eer te beschermen - haar verkleed als een tempelridder tegemoet zou treden. Als passende plek voor een dergelijke geheime ontmoeting stelde ik de werk-joerte van maître Buchier voor, die 's nachts leeg was, omdat de kunstenaar over de luxe van een extra woon-joerte beschikte, hoewel naast de drankboom een chaise-longue stond, voor het geval de meester tijdens de werkzaamheden een vruchtbare rustpauze nodig had. 

Orda haalde weliswaar haar neus I op voor zo'n roetige smederij als liefdesprieel, maar vanwege haar bronstige stemming stemde ze toe. Ik had haar ook kunnen overhalen, gezadeld en met een bit in haar mond te verschijnen. Ik had dus alle voorbereidingen zo goed mogelijk getroffen, toen Yeza naar me toe kwam: 'Is dat jouw idee, in het kuise gewaad van de tempeliers naar een minnedienst te schrijden, mijn lieve Trencavel?' 

Ik antwoordde mijn damna beschaamd: 'Wat had jij een Mongoolse lummel voorgesteld die zich als een ridder wil voordoen?' Toen moest ze lachen. 

'Heer Kito van Iskander heeft Omar opdracht gegeven, hem zo'n gewaad te bezorgen, met helm. Die zoekt nu in de voorraden van geroofd goed, omdat hij - in tegenstelling tot de Mongolen - weet, hoe het gewenste er uit moet zien.'

Beter kon het niet lopen, dacht ik bij mezelf en zei: 'Misschien heeft een tribuut betalende emir een gesneuvelde tempelier zijn kleren uitgetrokken en ze als een kostbaar relikwie naar de grootkhan gestuurd?'

'Dat hopen we maar,' zei mijn geliefde lachend, 'opdat het jonge geluk daaraan niet ten gronde gaat. Ze zullen een goed paar vormen. Kito is een dappere jongen en zal het ver schoppen met Orda aan zijn zijde - ik gun dat het meisje!'

'Ze kan van geluk spreken!' viel ik Yeza opgelucht bij. Wanneer Kito zo dom is, uitgerekend Omar met het regelen van het bruidskleed te belasten! Zo kon ik mijn handen in onschuld wassen en dat was maar goed ook gezien de te verwachten toorn van mijn damna, mocht ze merken, hoe ik dat op touw had gezet. Het idee van de clamys was niet strafbaar. 'Zo dom!' zou ik zeggen en mij verre van elke medeplichtigheid houden. 

 

De nacht was aangebroken en ik zette zelfs mijn damna aan het werk door haar Orda om middernacht naar de smederijjoerte te sturen. Kito moest naar zijn vader, dit vanwege Omar. Zo kwam de weg vrij voor hem. Hij had daadwerkelijk een wit orde gewaad gevonden. Het was - aan het zwarte kruis te zien - van een Duitse zwaardbroeder, afkomstig uit een zending, die vorst Alexander Newski als eerbetoon naar de grootkhan had verzonden. Bovendien zaten er voldoende helmen tussen de buit. Monsterlijk waren ze, juist die voor de Duitse ridderorde zo typisch waren. Keurig uitgerust stapte mijn Omar af op het rendez-vous met zijn zo hartstochtelijk verlangen. Hoe graag had ik voor muisje gespeeld! Vanwege de geboden voorzichtigheid was dat niet mogelijk. Dus ging ik naar bed. De verdiende slaap kon ik echter niet vatten. Het moet ongeveer het eerste uur zijn geweest, toen het kampement door een gillende schreeuw werd gewekt. Ik trok de deken over mijn hoofd en deed alsof ik sliep. Het geschreeuw ging over in woedend gescheld en algemeen tumult, toen werd mijn deken ruw weggetrokken en stond een van woede trillende Kito voor me. 

'Waarom heb je mij niets verteld?'

'Wat?' mompelde ik slaapdronken. 'Ach, je rendez-vous? Ik heb Omar naar je toe gestuurd...'

'Hoe kon je uitgerekend die onbetrouwbare...'

'Hoezo?' riep ik woedend, intussen klaarwakker. 'Hij is mijn vriend, jouw vriend, die jij, zoals ik van Yeza hoorde, mij volstrekt negerend met een vertrouwelijke opdracht...' Ik speelde de beledigde.

'Hij heeft mij bedrogen!' bulderde Kito. Vermoedelijk zag hij in, dat de schuld eerder bij zichzelf dan bij mij lag.

'Waar is hij eigenlijk? Hij moet hier voor mijn bed liggen en over mijn rust waken!'

'Een mooie vriend!' hoonde Kito. 'Maar de grote domoor ben ik...' Hij ging op mijn bed zitten en verborg zijn gezicht in zijn handen. 'Dschuveni heeft hem door de wachters laten insluiten, zodat ik hem niets kan aandoen! Morgenvroeg zal Bulgai recht spreken.'

'Wat heeft Omar dan eigenlijk misdaan, dat jullie je allemaal zo opwinden?' vroeg ik schijnheilig.

'Hij heeft me bedrogen!

'Met Orda misschien?'

'Die heeft hij ook bedrogen!' schold Kito.

'Hoe?' vroeg ik. 'Nou, vertel op!'

'Omar heeft de witte kleding zelf aangetrokken, de helm opgezet en is in mijn plaats naar Orda...'

Nu kon ik mijn lach niet meer inhouden. 'En die heeft niets gemerkt?'

'Pas toen het te laat was! Toen ze zich reeds aan de woesteling had overgegeven en hij meende dat hij als zegevierend veroveraar zijn ware gezicht kon tonen.' 

'Die heeft zich door een man met een helm laten nemen? En heeft niet gemerkt dat de knuppel niet bij het hoofd hoorde dat ze eigenlijk had verwacht? Dat is te grappig om serieus boos over te zijn, Kito!' riep ik en schudde van het lachen. 'Geef toe, jij zou je dat ook niet hebben laten ontgaan, als je in de schoenen van Omar had gestaan! Maak van deze grap geen strafrechtelijk vergrijp! Maak van jezelf vooral geen hoorndrager. Zeg, dat je zelf geen zin had en derhalve een vervanger hebt gestuurd! Anders drijft het hele zomerkampement de spot met je, Kito!' 

'Je hebt gelijk, Roç - laten we er maar om lachen, om het spel, waarin ik de domme speel!' 

'Wie de schade veroorzaakt, treft ook de schande!'

'En wat doen we met Omar?'

'Laat hem vrij, vannacht nog, voordat het tot een - voor jou - pijnlijke zitting voor de opperrechter komt. Geef hem een paard en stuur hem weg!' Ik had zojuist gewonnen en kon makkelijk een goedkoop advies geven. 'Want je moet hem niet meer in de buurt, in je eenheid hebben. Als iedereen jullie morgen samen ziet, breekt er achter jullie rug een gesmiespel en geschater los. Dat kun je jezelf beter besparen!'

'Roç, je bent een ware vriend. Ik had je meteen om raad moeten vragen!' 

'De volgende keer!' zei ik en sloeg hem op zijn schouder.

Hij kwam overeind. 'En wat gebeurt er met Orda?'

'Je kunt je verontschuldigen en de verloren nacht inhalen, met of zonder helm. Ze is een fatsoenlijk meisje!'

'Dat was ze,' bromde Kito en ging ervandoor.

De volgende ochtend werd ik vroeg door Yeza gewekt. 'Nu heb je wat moois aangericht,' begon ze meteen verwijtend. 'Orda zit in de put en huilt aan een stuk door!'

'Omdat Omar ervandoor is?' antwoordde ik goed voorbereid. 'Wie kon dat vermoeden?'

'Nee, omdat Kito haar niet meer aankijkt!'

Yeza vertelde me, dat Kito nog diezelfde nacht van zijn vader gedaan had gekregen dat Omar tegen het arrestatiebevel van de kamerling in werd vrijgelaten, met het bevel het kampement en het rijk te verlaten en zich zonder omwegen via de kortste weg naar Samarkand te begeven. Hij kreeg een slecht paard en geen gelegenheid meer om van zijn vrienden afscheid te nemen of zich tegenover hen ook maar te rechtvaardigen. 'Wel beschouwd,' vertrouwde Yeza me toe, 'is dat misschien ook maar het beste. Hij was tenslotte één van de veertien die de eed had afgelegd, de...' 

'Spreek niet verder, Yeza!' onderbrak ik haar. 'De tenten hebben hier oren en jij en ik weten van niets!'

'Dat komt je wel heel goed van pas, mijn Trencavel!' spotte ze. 'Neem het als lijfspreuk op in je nieuwe wapen, mijn heer du Haut-Ségur! Erg ridderlijk was je optreden niet!' 

'Hooggeachte damna, morgenvroeg besef je wie Omar feite-lijk was - en ongetwijfeld nog steeds is. Op dit uur zou hij aan mijn zijde naar Karakorum onderweg zijn, om met mij in de lijfwacht van de grootkhan te worden opgenomen. Ik moest iets doen!' 

Ze omarmde me en lachte. 'Mijn lieve intrigant! Ik leer een nieuwe Roç kennen, die het zuivere ideaal van het ridderschap voor de attitude van een heerser inwisselt.' 

'Ik zal altijd je ridder blijven,' antwoordde ik getergd, 'maar om jou te beschermen, is een zwaard alleen niet meer voldoende.'

'Al helemaal niet hier in de steppe, waar andere wetten gelden. Onze gastheren betrachten weliswaar hun preutse deugden, maar ridderschap is hun volkomen vreemd!'

'Mijn hoogwaardige damna,' zei ik en knielde voor haar neer. 'Wilt u me nog eenmaal excuseren?' Ze reikte me haar hand voor een kus, maar ik dook behendig onder haar hand en greep haar tussen haar dijen.  

Lachend ging ze ervandoor. 'Adieu, man chevalier de bonnes manières!' 

L.S.

 

Het schandaal bleef niet uit, daar zorgde Dschuveni wel voor. Hij probeerde Kito voor opperrechter Bulgai te slepen, maar deze gevreesde kaalkop grijnsde slechts en deelde hem mede: 'Kwajongensstreken! Als de eer van een Mongoolse in het geding was geweest, had ik de boosdoener zijn hoofd voor zijn voeten gelegd. Maar dat is hier niet het geval. De verbanning van de vreemdeling die onze gastvrijheid misbruikt, is terecht.' Hij keek, nog steeds grijnzend, op naar de kamerling. 'Ik had hem in ieder geval wel tien zweepslagen voor onderweg meegegeven.' 

Toen sprong Kito naar voren. 'Die kunt u mij geven,' sprak hij zwaarmoedig, 'ik heb ze meer dan verdiend.'

Toen verging Bulgai het lachen. 'Dat kan wel zijn, maar u behoort via de bloedband van uw vader tot de directe familie van de Djengis en zoals u weet, mag ik als opperrechter niet toelaten dat een hand naar u wordt opgeheven. Uw onschendbaarheid kan alleen de grootkhan opheffen. Maar uw vergrijp, als dat het al een was, leidt in geen geval tot het tapijt.' Daarmee was de zitting gesloten. 

Bij de laatste woorden kwam Yeza opgewonden de joerte binnengestormd. 'Zeg me, Kito, waarom keur je Orda geen blik meer waardig? Omwille van jou heeft ze zich overgegeven, volstrekt onschuldig.' 

Deze aanval bracht Kito in verwarring. 'Ik kan het niet verdragen, dat Omars mannelijkheid haar bevredigde, alsof ik het was. Dat is onheus, wie wil er nou graag met een andere man worden vergeleken. Ik had hem moeten neerslaan!' 

'Dat zou niets hebben veranderd, Kito, in tegendeel: het zwaard van een schaduw blijft immers onbereikbaar.'

'Voor mij is de grens overschreden,' mokte Kito onverzoenlijk. Yeza hield haar opmerking voor zich dat Omar -zonder het te weten - enkel en alleen hetzelfde had gedaan als hij. Uiteindelijk had Kito destijds in Iskander Omars loopse zuster Aziza besprongen. Maar deze samenhang was Kito natuurlijk niet bekend en mocht het ook niet worden. Anders was het hem onmiddellijk duidelijk geworden, dat Omar een Assassijn uit Alamoet was en niet slechts een hulpvaardige vreemdeling uit Samarkand. 

Yeza liet het thema maar voor wat het was. Mannen en hun domme trots de eerste bok te willen zijn! 'Wat is er met dat tapijt?' vroeg ze.

Kito keek haar verbaasd aan. 'Dat is niets voor u, prinses!'

'Maar ik wil het weten!' zei Yeza. 'Is het een straf?'

'Ja en nee. Het is een eer, aan een Djengis voorbehouden, die naar het oordeel van de grootkhan zijn leven heeft verspeeld. Daar geen mensenhand tegen hem mag worden opgeheven, dus ook niet het zwaard van de scherprechter, wordt er een tapijt over hem uitgespreid en rennen vervolgens de paarden van een duizend-eenheid over het tapijt.' 

Toen zei Yeza niets meer. Dit beeld wilde lange tijd niet uit haar hoofd verdwijnen.

 

De kamerling liet Roç en Yeza bij zich komen. 'Wie was die vriend van jullie, die Omar?' wilde hij weten. 'Kenden jullie hem al, voordat jullie hem in!Samarkand hebben ontmoet?'

'Geenszins,' antwoordde Roç. 'Hij maakte zich op de markt aan mij bekend en waarschuwde voor het gevaar. Dat was alles!'

'Waarom heb je mij daar niets van verteld?'

'Omdat we wilden weten, wie het behaagde, ons naar het leven te staan en wie het waagde ons aan te vallen.'

'Vijanden moet je herkennen!' voegde Yeza eraantoe.

'Onverantwoord!' snoefde Dschuveni. 'Weten jullie tenminste, wie het was?' 

'Daarvoor heb je Malouf toch in het vat!' spotte Yeza. 'Naar mijn idee is het de lange arm van de kalief, die moordenaars waren in dienst van Bagdad.'

'En waarop baseer je deze veronderstelling?' vroeg Dschuveni argwanend. 'De gepekelde koopman uit Samarkand laat zich liever in stukjes hakken, dan dat hij zijn tanden van elkaar doet.' 

'Dat heeft Omar verteld,' liet Roç zich ontvallen en Yeza vulde snel aan: 'Het moest in ieder geval lijken alsof de imam van Alamoet erachter zat, zodat de toorn van de grootkhan zich op de Assassijnen richtte.'

'Had u mij dit eerder toevertrouwd, prinses, dan had ik de jongen niet laten gaan.'

'U kunt hem makkelijk inhalen,' gaf Yeza als steek onder water, 'maar ik betwijfel of u meer uit Omar kunt krijgen dan hij ons reeds heeft toevertrouwd. Precies weet hij het ook niet,' beweerde Yeza stoutmoedig en schopte Roç tegen zijn enkel, toen de kamerling zich even van hen afwendde om uit zijn joerte te kijken. Er was al weer onrust in het kampement, ditmaal op klaarlichte dag.

'In elk geval heb ik besloten,' zei Dschuveni zich tot Roç richtend, 'af te zien van mijn voornemen, u in de lijfgarde van de grootkhan op te nemen.' Nu schopte Roç tegen Yeza's scheenbeen, om aan zijn ingehouden vreugde uiting te geven. Tegelijkertijd lukte het hem een bedroefd gezicht te trekken en beschaamd naar voren te brengen: 'Ik ben het niet waardig, deze eer...'

Verder kwam hij niet, omdat Kito binnenstormde. 'Orda heeft een span ossen en een kar genomen, haar huisraad erop geladen en het kampement verlaten!' Kito was zo aangedaan over deze stap, dat hij niet wist, of hij die moest toejuichen of vervloeken. 'Hier,' hij reikte Yeza een dichtgevouwen brief, 'dat heeft ze voor u, haar meester en vriendin, achtergelaten.'

Yeza opende de brief en zag geen reden hem niet hardop voor te lezen: 'Ik ga de man achterna, waarmee ik heb geslapen, nu ik moet inzien, dat hij, die ik liefhad, geen acht meer op mij slaat. U, koningin, zult me begrijpen en me vergeven, dat ik mijn betrekking zo ondankbaar beëindig. Orda.' 

'Dat is ongehoord! Sleep die trouweloze dienaar naar haar plaats terug!' brieste de kamerling tegen Kito, die reeds aanstalten maakte het bevel op te volgen.

Toen greep Yeza in. 'Tot nu toe wordt alles over het hoofd van dit meisje heen beslist!' riep ze kwaad. 'Ze moest èn onder die grap èn onder die gekrenkte trots van jullie mannen lijden. Laat haar gaan! Ik hoop dat ze haar doel bereikt en dat ze gelukkig wordt. Ik beveel u, Kito,' viel ze tegen de verbouwereerde leider van de honderd-eenheid uit, 'niets tegen haar vlucht te ondernemen!' Ze wendde zich, eerder als een vuurspuwende godin dan een hoogwaardige koningin, tot Dschuveni: 'Ik waarschuw u, kamerling, waag het niet mijn gebod te negeren! Ik zie me anders genoodzaakt, me bij de grootkhan te beklagen over de onachtzame wijze waarop u, tot nu toe, onze weg naar de kroon der koningen hebt geëffend!' Ze gaf hem geen enkele kans te reageren. 'Over de lichtzinnigheid, waarmee u de dienaars hebt uitgekozen die onze veiligheid moesten waarborgen en het leven van het koninklijke paar met hun eigen leven moesten beschermen.' En omdat hij zo mooi zijn hoofd boog, deed ze er nog een schepje bovenop. 'Wat zou umet hun lichamen doen? Nu weigert uw stem en terecht!' 

'Ik stel voor,' mengde Roç zich sussend, 'dat we niet ingrijpen, laat de dingen hun beloop. De getuigen van dit onaangename voorval hebben ons verlaten; we moeten het onszelf niet aandoen, ze met geweld terug te halen.' 

Omdat zowel Kito als Dschuveni niets anders konden dan knikkend met dit verstandige voorstel in te stemmen, besloot Yeza verzoenend: 'We hebben ons allemaal een beetje laten gaan. Nu, omdat we de enigen zijn, laat ons die hele geschiedenis vergeten!' 

'Uw wens is mijn bevel!' De kamerling leek zijn lesje te hebben geleerd, ieder ging zijns weegs.

Kort daarna was in het kampement te horen dat Malouf in het vat het leven had gelaten. Enkele stemmen beweerden dat hij vooraf aan Dschuveni een verklaring had afgelegd en dat deze het hem had bespaard nog een keer door Bulgai ondervraagd te worden. In ieder geval waren de honden, die zijn vlees kregen toegeworpen, door vreselijke krampen ellendig aan hun eind gekomen. Yeza zocht Roç op voordat Kito hem weer in zijn honderd-eenheid kon lokken en vond hem natuurlijk bij meester Buchier en zijn zilveren drankboom. Het kunstwerk maakte zichtbaar vorderingen, wat Yeza echter niet interesseerde. Ze trok haar ridder weg bij de smidse. 

'We hebben eindelijk wat lucht gekregen, mijn lieve Trencavel,' uitte ze haar zorgen, 'maar nog lang niet de positie, die het leven hier niet alleen dragelijk maakt, maar ook aan onze bestemming voldoet. Hoe graag ik jouw vriendschap met Kito ook zie, alles wat jouw kunsten op het paard en met bogen ons tot nu toe hebben gebracht is een uitnodiging voor de lijfgarde van heer Monke, die we nog steeds niet te zien hebben gekregen.' 

'Voor een jonge Mongool is dat de hoogste eer,' ontweek Roç dit onaangename thema. 'Kito is woedend op me, want als aanvoerder van een honderd-eenheid is hij voor ieder afzonderlijk verantwoordelijk, hij verliest dus ook zijn hoofd als een van zijn mannen uit het kampement zou deserteren. Dat ik nu niet meer naar Karakorum word gestuurd, is voor hem een grote schande.'

'Dat is niet mijn zorg,' zei Yeza. 'Jij moet je van hem en zijn wilde bende losmaken, ook wanneer je het daar naar je zin hebt. We moeten eindelijk naar Karakorum, naar de troon van de grootkhan eer de Mongolen eraan gewend raken, ons hier, nadat we als paradijsvogeltjes ons verenkleed hebben verwisseld, als gewone vogeltjes gaan beschouwen. Wij zijn koninklijke adelaars en horen niet in deze kooi, ook al lijkt het een ruim buitenverblijf. Die meningsverschillen met de kamerling zijn ons onwaardig.'

'Wat ben je van plan, koningin van de lucht? Ik ken je, je bent hier niet zonder plan gekomen!'

'Ik wil me alleen, zonder jou, tot generaal Kitbogha wenden, omdat het een gesprek onder vier ogen moet zijn. Ik zal hem vertellen dat ik heb ontdekt, dat Omar een Assassijn was.' 

'Je praat over leven en dood!'

'Dat risico neem ik,' antwoordde Yeza koeltjes, 'voordat Dschuveni kan openbaren wat hij weet. Want die heeft Malouf niet naar de hel laten gaan zonder hem vooraf deze bekentenis te ontlokken, daar kun je zeker van zijn.'

'En als dat niet zo is?'

'Dan staan we er in ieder geval beter voor, wanneer ik met de waarheid kom...'

'En van wie heb je die - en waarom nu pas?'

'Van Orda!' antwoordde Yeza afstandelijk. 'Ik heb zojuist tussen haar spullen een amulet gevonden, dat ze in alle haast moet hebben vergeten: het geheime herkenningsteken van de Assassijnen van Alamoet!'

Ze toonde Roç een ster van koper, die Omar haar eens in Iskander had geschonken. De vijf punten omvatten op kunstige wijze een rozenknop, waarin 'Al uafa hatta al maut' stond gegraveerd. Ze had het pand der liefde zorgvuldig bewaard, het offer deed haar pijn. 'Je weet van niets!' drukte ze haar vriend op het hart. 'Laat mij mijn gang gaan!' 

Yeza wist, dat de generaal met de opperrechter Bulgai tegen zonsondergang het kampement zou bezoeken. Ze vroeg aan de vriendelijke meester Buchier een paard. Ze wilde voorkomen dat ze door de vrome Dokuz-Khatun tot een avondlijk kerkbezoek werd verplicht en reed de mannen tegemoet. Dat de gevreesde Bulgai erbij zou zijn, bezorgde haar een zekere huivering, het verhoogde echter ook haar lust voor dit gewaagde spel.

Yeza zag Kitbogha met zijn mensen al van verre aankomen. De generaal en zijn gast, de opperrechter, reden snel vooruit. Toen ze Yeza in haar eentje in de steppe ontdekten, toomde de oude houwdegen zijn paard. 'Wees gegroet, prinses!' riep hij vriendelijk op zijn eigen bulderende wijze. 'U komt zeker vanwege de overplaatsing van uw jonge gemaal,' voegde hij er bemoedigend aan toe. 'Wij zijn de slechtsten niet.' Hij wierp de kaalkop een vragende blik toe, die knikkend zijn instemming betuigde. 'De overplaatsing is van de baan. U kunt gezellig met z'n tweetjes van jullie prille liefde en onze mooie zomer genieten!' 

Hij meende het oprecht. Yeza manoeuvreerde haar paard tussen de twee oude mannen. 'Een jonge koningin is dat niet vergund, ze heeft geen recht op zulk geluk. Ik moet u een ontdekking openbaren, die me heeft verschrikt en me van politiek belang lijkt. Kan ik vrijuit spreken?'

Wederom ging een vragende blik richting Bulgai. Die keek Yeza verbaasd aan en antwoordde: 'Alstublieft, spreek zonder vrees!'

Yeza liet haar schroom varen en zei: 'De mannen, die ons in Samarkand overvielen, waren geen Assassijnen, maar huurmoordenaars in dienst van Bagdad. Daarentegen waren het de Assassijnen, die ons onbaatzuchtig te hulp schoten, mannen van de Roos, fida'i van de imam van Alamoet. Dat kan ik nu bewijzen!'

'U bent ervan geschrokken?' Bulgai was een aandachtig luisteraar.

'Ja,' gaf Yeza vurig toe, 'hoewel deze Omar zich aan niets schuldig heeft gemaakt, buiten die misselijke streek dan die mijn lijfwacht Orda werd toege-...' 

'Toch,' onderbrak hij haar scherp, 'het had niet veel gescheeld, of wij hadden hem als lijfwacht naar Karakorum gestuurd. Onvoorstelbaar...' 

Nu onderbrak Yeza hem. 'In tegendeel,' riep ze brutaal, 'hij had waarschijnlijk bewezen, dat niet alle Assassijnen geniepige sluipmoordenaars zijn en had, daar ben ik zeker van, met zijn lijf en leven de grootkhan beschermd. Want,' ging ze snel verder, 'als hij andere bedoelingen had of zelfs een opdracht, dan had hij die uitgevoerd en zich niet met zo'n dom avontuur ingelaten.'

'Wat weten we nu?' gromde de generaal, maar Yeza liet zich niet van de wijs brengen.

'We weten nu, dat de Assassijnen vrienden zijn!'

'Dat weet u niet, jonge koningin,' reageerde Bulgai om haar gedrevenheid lachend. 'U neemt dat, ten gunste van hen, aan. Ik ben blij dat we met het lichaam van de grootkhan niet de proef op de som hoefden te nemen. Maar, dank voor uw waakzaamheid, die eigenlijk anderen hadden moeten betrachten. Ik bedoel niet uw zoon, generaal.'

Yeza vond het gepast de kamerling in bescherming te nemen en zei: 'Niemand kon dat vermoeden. Voor mij is het een bewijs, dat tengri, de eeuwige blauwe hemel, beschermend zijn hand boven de grootkhan houdt, want hij alleen heeft alles tot een goed einde gebracht. In plaats van wraakzuchtig en haatdragend moeten we dankbaar zijn.' 

De twee mannen wisselden een blik van verbazing en geamuseerdheid met elkaar. 'Dat getuigt van scherpzinnigheid en een vooruitziende blik, mijn koningin, evenals omzichtigheid en discretie. Het was goed, dat u uw ontdekkingen aan ons toevertrouwde,' sprak de opperrechter, 'en ik stel voor, het daar ook bij te laten.' 

Voordat Yeza kon antwoorden, zei de generaal: 'Ik zal u morgen naar mijn heer begeleiden. Heer Hulagu wil met u, het koninklijke paar, van gedachte wisselen. Het gaat over 'de rest van de wereld'.'

'Ik weet het,' antwoordde Yeza minzaam lachend, 'we hadden deze wens al lang verwacht, maar nog inniger is onze wens nu eindelijk eens oog in oog met grootkhan Monke te komen staan. Omwille van hem zijn we gekomen, hij heeft ons laten roepen.'

'Wij allen hebben uw komst gewild,' antwoordde de generaal geroerd. 'Arslan, de sjamaan, liet ons weten, dat u het volk van de Mongolen toebehoort.'

'Evenals 'de rest van de wereld'?' voegde Yeza er gevat aan toe en verzuimde niet Bulgai gelijktijdig een van haar 'stralende blikken' toe te werpen, die niemand kon weerstaan.

'U zult grootkhan Monke ontmoeten,' gaf ook hij zich gewonnen. 'De khankhan verwacht u al heel lang en zal bijzonder verheugd zijn, wanneer ik hem vertel, met welk een koninklijke gratie u de huldiging van de vorst tegemoet ziet.' 

Na deze domper reed Yeza met fier opgeheven hoofd samen met beide mannen het kampement binnen.

 

Roç Trencavel aan William van Roebroeck, zomerkampement, de laatste decade van juli 1253. 

Yeza en ik reden, begeleid door Kito, op uitnodiging van zijn vader naar een 'zeer belangrijke bijeenkomst'. Meer mocht hij ons niet vertellen. Wij vonden het best, het voornaamste was dat er eindelijk verandering kwam in de situatie, die langzamerhand vervelend begon te worden. Dag in dag uit reed ik met de honderd-eenheid, die Yeza steeds een 'wilde bende' noemt. Ze is alleen jaloers omdat ze graag met ons mee zou rijden, in plaats van drie maal per dag naar de kerk te gaan. Steeds weer worden we aan het lijntje gehouden. 

Kito, die al tekenen van teleurstelling had getoond, dat we vanwege zijn geheimzinnige mededeling niet in een jubelstemming waren uitgebarsten, draalde even. 'Wie is eigenlijk die William van Roebroeck,' liet hij zich uiteindelijk ontvallen, 'die jullie steeds schrijven, zonder de brieven te versturen?' Verlegen schraapte hij zijn keel, om er haastig aan toe te voegen: 'Dat wil de opperrechter weten. Niet dat het hem verontrust, hij vraagt het slechts voor de goede orde.' Kito was zichtbaar verlegen. Ze hadden dus ook al in mijn papieren gesnuffeld! Ik had het verwacht, nadat Yeza me had verteld dat Orda voor Bulgai spioneerde en toch maakte het me kwaad. Ik wierp Yeza een superieur sussende blik toe, waarmee ik haar duidelijk maakte - we waren wat dat betreft op elkaar ingespeeld als een paar oude komedianten - dat ik de eerste zet zou doen. 

'Hoezo, kent de opperste heer van de geheime dienst van alle Mongolen, William van Roebroeck niet?' ving ik aan. 'Dat zal toch niet waar zijn!' Ik deed alsof ik geschokt was. Vol overgave en met een vleugje spot voegde ik eraan toe: 'William is de beroemdste, levende franciscaan, het belangrijkste lid van de over heel de wereld verspreide orde van minorieten, sinds de oprichting door de heilige Franciscus van Assisi.'

Yeza viel me bij. 'William van Roebroeck, vertrouweling van de keizer, adviseur van koningen. Wat weten jullie van 'de rest van de wereld', als jullie informanten aan zo'n hooggeplaatst persoon zo achteloos voorbij zijn gegaan!' 

'Hij komt direct na de paus, zou je kunnen zeggen,' vergrootte ik zijn glorieuze aanzien, 'hij staat hem ter zijde als geheim bestuurder van de kerk van Christus.' 

'Ingewijden fluisteren, dat hij de Grijze Kardinaal is,' pikte Yeza het gewijzigde scenario op.

Kito waagde een wedervraag. 'Staat hij boven de paus, waarvan de roomse kerk beweert dat hij de vertegenwoordiger is van de Messias, die vervolgens weer een natuurlijke zoon is van Allah en ene Mirjam, afkomstig uit het land van de joden?' 

'De Grijze kardinaal beweegt onzichtbaar op de achtergrond, om de op de stoel van Petrus gekozene keer op keer te zeggen, wat hij heeft te zeggen, te doen of te laten. Hij is de macht...' Yeza liet een zucht van verlangen horen, die de uitwerking op Kito niet miste. 

'Jullie kennen hem persoonlijk?' vroeg hij ongelovig, om vervolgens zelf antwoord te geven. 'Natuurlijk, anders zouden jullie hem niet schrijven. Maar waarom verzenden jullie die brieven niet?' 

'Wij schrijven hem om zijn hart te verlichten, dat vol van liefde voor ons klopt. De berichten die wij hem schrijven heeft hij niet nodig. William van Roebroeck weet alles van jullie. Vandaar dat we ze niet verzenden. Op een dag zal hij ons bezoeken, dan overhandigen we hem onze brieven als een geschenk uit het hart, zodat hij ziet dat we steeds aan hem hebben gedacht.' Ik liet mijn stem dalen tijdens dit sermoen, omdat ik zelf, vanwege jouw heiligheid, door ontroering werd overmand, William. 

'En deze grootse vorst van de kerk zal naar ons komen, om jullie te bezoeken?' Kito was nu ook aangedaan.

'Hopelijk,' zei Yeza. 'Wanneer keizer en koning het hem nadrukkelijk vragen, zal hij de moeite van de verre reis op zich nemen en ons en de grootkhan, die ons zo edelmoedig zijn gastvrijheid heeft aangeboden, met zijn bezoek vereren.'

'Dat zou bijzonder vreugdevol zijn!' probeerde ik de lofrede af te ronden, voordat Kito de vervelende vraag kon stellen, of ook wij de grootkhan zouden huldigen, maar Yeza overstemde de totaal van zijn stuk gebrachte Kito onmiddellijk met een passende oplossing. 

'William van Roebroeck heeft de Mongolen in zijn hart gesloten en dus, omdat hij de grootkhan vereert en lief heeft, zal deze hem met open armen ontvangen.'

Dat gaf mij de moed vermetel af te ronden met: 'Zoals wij, het koninklijke paar, de sleutel tot 'de rest van de wereld' zijn, zo is William van Roebroeck het sleutelgat!'

Daarmee waren we bij een alleenstaande joerte in de steppe aangekomen, die echter groter en mooier was dan alle die ik tot nu toe had gezien. Minstens een honderd-eenheid stond er in een dicht gesloten kordon omheen. Op de drempel stond de witharige generaal Kitbogha en heette ons van harte welkom. Kito moest buiten blijven. De joerte werd door een groot aantal vetkaarsen verlicht; in het midden brandde een vuur van welriekende twijgen en koemest. In het halfdonker zag ik op een verhoging een kleine man zitten, geflankeerd door een rechtopstaande Bulgai en kamerling Dschuveni, die bij onze binnenkomst diep voor ons boog. 

'Il-khan Hulagu is opgetogen,' sprak de generaal opgewekt, 'dat u eindelijk bij hem uw opwachting maakt.' 

Ik wilde al een diepe buiging maken, maar Yeza hield me tegen. 'Wij groeten de il-khan en zijn bijzonder verheugd hem te bezoeken, want we hebben lang op dit vreugdevolle ogenblik moeten wachten.' Ze maakte een koninklijke buiging, zodat ik een kniebuiging kon maken. 

'Verontschuldig me, mijn koningen, dat ik blijf zitten,' sprak Hulagu met duidelijke stem, 'ik word geplaagd door pijnen in mijn rug en benen. Ik zou omvallen, voordat ik jullie zou hebben omarmd. Kom alstublieft bij me zitten.' 

Dschuveni gebaarde de dienaars naarstig twee kisten bij te schuiven, zodat we aan zijn voeteneind konden plaatsnemen, waardoor hij gedwongen werd steeds zijn rug te buigen, om zich verstaanbaar te maken. Yeza zag dat in en we stonden op. 'Wij willen uw pijnen niet vergroten, verheven il-khan,' zei ze snel en stelde zich naast de troon op, waar nu ook generaal Kitbogha stond, zodat de kamerling een stapje terug moest doen. Ik ging aan de andere kant, naast Bulgai staan, de gevreesde kaalkop.

'Over 'de rest van de wereld' mag u me een andere keer onderhouden, als ik weer kan staan of liggen, nu is me dat te inspannend. Ik wilde u slechts zien,' zei de kleine man met de zachte gelaatstrekken en de jongensstem, 'en mijn eerste indruk, waarop ik me steeds verlaat' - hij wierp Bulgai een betekenisvolle blik toe en knikte, waarop deze instemmend zijn kale hoofd boog - 'bevestigt mij, dat mijn keuze wederom de juiste was.' Hij streelde Yeza's hand, ontving ervoor een 'stralende blik' als dank en wendde zich tot mij. Jullie bevallen mij, kinderen van...' hij hield in en wendde zich verlegen tot de generaal, die snel met 'van de graal' te hulp schoot. 'Juist, van de graal!' Hij pakte nu ook mijn hand en hield hem boven zijn schoot - hij had een klein buikje samen met die van Yeza en legde zijn vlezige hand, als derde erop. 'Samen zullen we grote dingen volbrengen!' Daarbij keek hij om bijval zoekend om zich heen, de omstanders haastten zich te knikken. 

Yeza zei zachtjes en bescheiden: 'Dank u,' en omdat ik voelde dat alle ogen op mij waren gericht, sprak ik luid: 'Wij zijn daartoe bereid.'

Daarop trok Hulagu zijn hand terug en wij meenden dat we konden gaan. Maar toen sprong de kamerling naar voren.

'De il-khan wenst, dat het koninklijke paar van hier uit met hem naar de hoofdstad reist, want het is hem een eer, het koninklijke paar aan zijn verheven broer, grootkhan Monke, te tonen.' Het was duidelijk in Dschuveni's stem te horen dat het hem speet dat men hem deze eer had ontnomen.

'Vannacht moet u mijn armzalig onderkomen maar voor lief nemen,' mengde Hulagu zich nu volledig tegen het protocol in het gesprek, wat mij wel beviel. 'Maar in Karakorum zult u een eigen paleis krijgen, van steen, zoals u gewend bent. Van deze joerten krijg je alleen maar pijn in je rug.' 

'Wij noemen dat spit!' merkte Yeza lachend op. 'Daar helpen alleen kruiden en warme kussens tegen!'

'Hebt u het gehoord?' klaagde de toekomstig heerser van het Westen. 'De jonge koningin kan ook helen. Kruiden en warme kussens! Heel eenvoudig, warme kussens,' mompelde hij en begaf zich, ondersteund door zijn kamerling, achter de opgehangen doeken, die zijn persoonlijk onderkomen afschermden.

Wij echter, gingen naar buiten, naar Kito, om afscheid van hem te nemen. 'Als William van Roebroeck naar Karakorum komt, om jullie te bezoeken, dan wil ik aan jullie zijde staan.'

'Graag,' antwoordde Yeza geroerd. 'Graag zullen we jou, onze vriend en beschermer, aan de beroemde franciscaan voorstellen.' We omhelsden elkaar en hij ging er vervolgens samen met zijn vader vandoor.

Yeza en ik zwaaiden ze nog lang na, toen ze in de avondlijke steppe verdwenen. Vervolgens wendde ik me tot mijn dame. 'Karakorum,' zei ik slechts, want het idee, eindelijk tot bij het centrum van de macht van deze wereld te geraken had me bijzonder aangegrepen. Yeza lachte me toe. 

Ach, William, hoe moet ik je mijn gevoelens beschrijven, als ze me zo aankijkt? Ze heeft waarlijk ogen als sterren tegen een felblauwe avondhemel! Moge tengri haar beschermen en haar liefde voor mij doen standhouden. 

Voor eeuwig, je Roç. L.S.