WEERLICHTEN
LIBER I
CAPITULUM X
Het regende pijpenstelen in het Khorasan-gebergte. De ene na de andere wolk dreef vanaf de Siberische toendra en de Kaspische Zee over de steppe, om vervolgens zijn regen op de gekloofde rotsen uit te storten. De door el-Din Tusi geleidde delegatie van Assassijnen bereikte op haar terugweg de bron van Iskander. De hen meer bewakende dan begeleidende Mongolen onder leiding van Ata el-Mulk Dschuveni wilden daar rusten om zich te verfrissen.
Hulagu's kamerling was zich ervan bewust, dat hij het ongehinderd binnendringen van het centraal gelegen islamitische land noch aan de twintig boogschutters noch aan het half dozijn 'geheime strijders' dankte, die Bulgai hem had meegegeven, maar aan de onzichtbare, veel beter werkende bescherming die Alamoet el-Din Tusi ten deel liet vallen. Hoe dichter de Mongolen het roofvogelnest naderden hoe gevaarlijker de missie voor hen werd. Dat wist hij ook zonder de in aantal steeds groter wordende onheilstekens: afgehakte voeten die uit opgestapelde bergjes veldstenen staken, bovenop passen waar de wind gierde en bij doorwaadbare plaatsen van onstuimige rivieren. Als afschuwelijke spinnen kleefden handen aan bomen of palen, alle wezen richting Alamoet. De kamerling kon Tusi onmogelijk als een soort gijzelaar beschouwen, eerder als een amulet, doch op deze plaats, minder dan een halve dag rijden van de duistere vesting, was dat niet veel meer waard dan de chamsa, die hij om zijn hals droeg. Zou deze hem beschermen tegen de âin al hasud van Alamoet?
Hij riep Kito, de zoon van generaal Kitbogha, bij zich en zei: 'Rijd een stuk vooruit en meld me of je grotere groepen om ons heen kunt ontdekken. Stel de helft van je boogschutters op de daken van de omliggende huizen op en zet in alle vier de windrichtingen wachters voor het dorp.'
Kito was er trots op deze bevelen in daad te mogen omzetten vooral echter om als voorhoede te worden aangesteld. Hij wilde direct wegstuiven, toen Dschuveni de jonge vechtjas nog nariep, zich bewust van zijn verantwoordelijkheid tegenover diens vader: 'Maar laat je niet tot gevechtsacties verleiden!'
Kito zadelde zijn paard, gaf bevelen en controleerde of ze waren opgevolgd, voor hij eindelijk als verkenner vertrok.
Een van de oudste dorpsbewoners kwam op Ata el-Mulk Dschuveni toegetreden en groette hem: 'Assalamu aleikum. Allah jahmik! Ahlan ua sahlan. Waarom negeer je onze gastvrij-heid en wantrouw je dit dorp en zijn vredelievende bewoners?'
De kamerling beantwoordde de begroeting van de man met een strenge blik: 'Bij de rivier die we moesten oversteken, hebben we een steenhoop gezien, waaruit mensenvoeten omhoogstaken.'
De man, de vader van Omar, bedacht hoe goed Allah het met hem moest voorhebben, toen hij hem had ingegeven, eerst zijn laarzen uit te doen. De vreemdelingen, die zo dreigend Iskander hadden ingenomen, droegen precies zulke laarzen van soepel leder, bestikt en gevoerd. Hem was het schoeisel te klein geweest, daarom had hij ze aan zijn dochter Aziza geschonken. Dus antwoordde hij rustig: 'Die voeten zijn door iemand verloren die te ver is gegaan, zonder de juiste weg te kennen. Een lawine van stenen heeft hem verpletterd. Insch'allah! Hadha ahdhar!'
Het bericht van de terugkeer van de delegatie Assassijnen en hun vreemde, krijgshaftige begeleiding was van bergtop tot bergtop gegaan, tot de maanspiegel van Alamoet ze opving, de priesteres ze haastig opschreef en met de naar boven geroepen bol naar Zev Ibrahim liet afdalen.
Het was hem direct duidelijk dat het om een Mongoolse escorte moest gaan, hij bracht de boodschap vanuit Iskander persoonlijk naar het paleis. De grootmeester was op reis naar tribuutplichtige oorden en in zulk geval moest emir Hasan Mazandari op de hoogte worden gebracht. Hem, niet zijn zeventienjarige zoon Khurshah, had de imam het bevel over de Roos gegeven.
Doch toen de ingenieur in zijn rolstoel zich boven uit de korf manoeuvreerde, trof hij de favoriet en de kroonprins aan.
'El-Din Tusi heeft op zijn terugreis reeds de bronnen van Iskander bereikt! riep Zev hem toe.
'Dan zal hij morgen hier zijn,' antwoordde Hasan koeltjes en nam het papier uit zijn hand, zonder er een blik op te werpen. 'Daarvoor had je niet hier hoeven komen.'
'Maar onze afgezant is niet alleen teruggekeerd,' merkte Zev spits op. 'Een Mongools gezantschap onder leiding van een hoogstaand persoon begeleidt hem...'
Die zat. Hasan verbleekte en viel tegen Khurshah uit, alsof hij voor de gruweldaden van zijn vader verantwoordelijk was: 'Laat onmiddellijk die vervloekte hoofden van de tinnen halen! Ik zal ze tegemoet rijden en trachten ze op te houden!'
Maar Khurshah reageerde nukkig. Hij slikte het 'doe het zelf!,' dat voor op zijn tong lag in en murmelde: 'Dat mag jij bevelen, mij gehoorzaamt hier toch niemand!'
Ze gingen met de eerstvolgende korf naar beneden. Hasan liet direct de gong slaan. De fida'i stroomden uit de ketel tevoorschijn en Hasan droeg ze op, niet alleen alle schedels met de Mongoolse mutsen van de muren te verwijderen, maar ook alles van de buit, dat aan het afgeslachte Mongoolse gezantschap kon herinneren, te verzamelen en bij Zev Ibrahim in de kelder af te leveren. Deze aanwijzingen gevend, viel het Hasan niet op, dat Khurshah direct na aankomst in de ketel er tussenuit was geknepen. De zoon van de imam zag niet in waarom hij de begroeting van de vreemde gasten aan de favoriet moest overlaten. Dit recht behoorde hem toe en hij dacht, zijn vreselijke vader met dit geschenk te verblijden. Een heel gezantschap! De imam kon dan met hun hoofden en ledematen doen wat hij wilde.
Aldus riep Khurshah een kleine troep bereden wachters, liet zijn beste paard brengen en een van de kleine toegangspoorten openen. Slechts met z'n vieren galoppeerden ze over de brug, over de watergracht en reden direct in de richting van het gebergte.
Nadat Kito had bericht dat in het dal, zo ver als je kon kijken, niemand te zien was, had Dschuveni in Iskander juist besloten, een van de Assassijnen vooruit te sturen naar Alamoet. Hij moest hun komst aankondigen en regelen dat de te overhandigen kinderen beschikbaar waren. Toen kwam de vader van Omar haastig op hem af en zei: 'Emir Hasan Mazandari vraagt u uit naam van imam Mohammed III attarhib hier zijn komst af te wachten. Hij is reeds onderweg om u passend te ontvangen!'
'Jij ervaart werkelijk alles wat er in de lucht, op de aarde en in het water gebeurt?' spotte de kamerling. Maar de man antwoordde open en oprecht: 'De Roos weet en laat ons, haar dienaars, weten, wat we te zeggen hebben en wat niet!'
'Daarom verzwijg je ons ook,' zei Dschuveni nog steeds achterdochtig, 'wat die hand te betekenen had, die bij de bron aan een paal was genageld?'
'Die heeft iemand verloren die in het woud zijn hand naar het hout heeft uitgestoken dat niet van hem was. Een omvallende boom heeft de hand afgerukt. Insch'allah! Hadha ahdhar!'
Op dat moment kwam een meisje uit het dorp tevoorschijn. Ze had iets van een wilde kat; haar gitzwarte haar viel los, verward over haar schouders en haar donkere ogen verraadden een ongebreidelde hartstocht. Het meest opvallend aan haar waren echter de laarzen, die ze ijdel toonde, hoewel deze haar tred niet eleganter maakten. Het was fijn Mongools handwerk. Aziza negeerde eerst de ontstemde en vervolgens dreigende blik van haar vader, waarmee hij haar wilde wegkijken, tot hij een steen opraapte. Toen ging het mooie kind er bliksemsnel vandoor.
Dschuveni was het voorval niet ontgaan. Hij wenkte Kito en zei luid en geenszins in de taal der Mongolen: 'Haal die laarzen!' Met een blik op de vader voegde hij eraan toe: 'Wanneer het meisje ze niet wil afstaan, dan met haar blote voeten erin!'
Kito aarzelde, maar de kamerling verklaarde kil: 'Deze laarzen waren veel te duur voor een herdersmeisje.'
Dat begreep ook Kito en trok zijn zwaard, voor hij aan de achtervolging van Aziza begon. Nu weifelde de vader. Hij wierp zich niet op de grond, maar liet het bij een verklaring: 'Mijn dochter deed niets verkeerds. Ze redde een vreemdeling op doorreis die verdwaald was in de bergen. Hij schonk haar de laarzen - als dank!'
Dschuveni wist dat de oude man loog. Dit oord stonk als de voeten die de laarzen hadden gepast.
De kamerling gebruikte de bezorgdheid van de vader om zijn kind. 'Laat alle mannen uit het dorp bijeen komen,' beval hij hem. 'Wie zulke laarzen bezit, moet ze afstaan. In wiens huis vervolgens nog vreemd schoeisel wordt gevonden, wordt het hoofd afgeslagen!'
De vader van Omar maakte zich snel uit de voeten, aan het bevel gehoorgevend.
Aziza was zich bewust van haar uitwerking op mannen. Meermaals hield ze uitdagend in, om zich ervan te vergewissen, dat Kito haar kon volgen. Omdat hij zijn zwaard, eenmaal buiten het gezichtsveld van Dschuveni, weer had weggestoken, kwam bij haar ook geen moment de gedachte op, dat de vreemde jonge krijger haar vanwege haar laarzen achtervolgde. Ze liep naar de openstaande deur van haar huis en draaide zich in de deuropening nog een keer naar hem om. Ze wilde hem duidelijke maken, waar hij haar in het donker kon verwachten. Maar toen pakte haar moeder haar bij de haren en trok haar naar binnen. Ze duwde Aziza zonder iets te zeggen de kamer in, zodat ze op haar rug op bed viel. Met een flinke ruk trok ze eerst de ene laars uit en verstopte deze onder haar jurk, vervolgens trok ze de andere uit en haastte zich de tuin in.
Kito had de plots tevoorschijn geschoten hand gezien en was stil blijven staan. Met zulke vrouwen was het oppassen geblazen. Anderzijds was zijn opdracht duidelijk: hij mocht niet zonder de laarzen terugkeren. Terwijl hij daar nog besluiteloos stond, verscheen de moeder van Aziza in de deuropening en wierp hem een duistere blik toe, die hem bij voorbaat reeds voor zijn vrijpostigheid strafte, mocht hij het wagen de deur binnen te gaan, die ze juist veelbetekenend afsloot.
Kito vermande zich, trad op haar toe en zei ferm: 'Ik moet de laarzen hebben waarmee uw dochter heeft rondgelopen!'
'Mijn dochter heeft geen laarzen!' weerde ze af en wilde zich omdraaien.
Kito twijfelde of hij haar met geweld moest tegenhouden en dwingen hem het schoeisel te overhandigen. Toen viel zijn blik op de rij mannen, die, de vader van Omar voorop, over de heuvel richting de bron liep, maar nu halt hield en hem vijandig aankeek. Hij liet de vrouw gaan. De mannen liepen verder. Kito wachtte tot ze verdwenen waren, toen naderde hij het huis. Achter het getraliede venster van de kamer verscheen Aziza en gebaarde niet naderbij te komen. Kito riep haar toe: 'Alsjeblieft, trek die laarzen uit en geef ze aan mij, zodat jou niets overkomt en ik geen problemen krijg!'
Als antwoord hief Aziza haar been omhoog en stak haar blote voet tussen de tralies, eerst de een dan de ander. 'Mijn moeder heeft ze afgepakt,' klaagde ze. 'Ze zal ze hebben verbrand, wat me droevig stemt.'
Kito had medelijden met haar. Hij bond in. 'Kun je ze niet zoeken? Slechts een stukje ervan zou me al...'
Toen brak ze in tranen uit. 'Waarom moest je die zo nodig hebben! Ik was er zo trots op en ze waren zo lekker warm!' Aziza huilde nu van woede. Je denkt alleen aan jezelf en je opdracht! Vergeet ze toch, mijn laarsjes!'
Kito liep op het traliewerk toe en greep met een teder gebaar haar voet, wat Aziza hem toestond. 'Ik heb aan je gedacht,' fluisterde hij hees. 'Ik denk steeds aan jou en aan je verrukkelijke voet, die ik nu moet afhakken, om niet met lege handen terug te keren.' Hij streelde haar voet en liet hem niet los, ook niet toen Aziza deze hevig ontsteld wilde terugtrekken. 'Kun je niet op z'n minst in het vuur naar resten speuren?' probeerde hij haar te overreden.
'Ik ben opgesloten, een gevangene,' kirde het meisje, toen ze zag dat hij niet naar zijn zwaard greep. 'Vanavond wil ik dat graag voor je doen, als mijn familie is teruggekeerd.'
'Moet ik je bevrijden?' bood Kito haar aan, maar ze schudde het hoofd en fluisterde: 'Honderd ogen kijken naar ons. Als je de drempel overschrijdt, raakt het hele dorp in rep en roer. Het is al erg genoeg dat je al zo lang voor mijn venster staat!'
'Ik doe het voor jou,' zei Kito, die haar voet los liet en wilde gaan.
Aziza riep hem zachtjes na: 'Hoe heet je?' En hij antwoordde: 'Kito.'
'Ik ben Aziza. Kom vannacht terug. Als ik iets vind, zal ik het aan je geven, misschien wel...'
Ze liet haar aanbod in het midden, hij antwoordde: 'Ik zal op je wachten.'
Ze zweeg. Hij voegde eraan toe: 'Heel de nacht, want morgen gaan we weer vroeg verder...'
Aziza sprak nu nog zachter. 'Kito, ga niet naar Alamoet!' Alsof ze al te veel had verraden, wendde ze zich bruusk van hem af en trok zich in de donkere kamer terug. Kito begreep dat deze waarschuwing meer dan een uiting van liefde was en draaide zich om. Geen mens liet zich zien in de deuren van de omliggende huizen, maar hij voelde dat honderd paar ogen op hem waren gericht en langzaam liep hij weg.
Hasan had Alamoet ruim een uur later verlaten dan Khurshah, wiens eigenmachtig optreden hem vanwege alle haast was ontgaan. Voor de Roos was de emir nogmaals opgehouden, toen een koerier arriveerde, die twee verzegelde brieven bracht, een voor de grootmeester en een voor Roç en Yeza. Dit schrijven van ene William van Roebroeck, O.FM., wilde de bode de kinderen persoonlijk overhandigen. Daar Hasan het niet aandurfde de aan de imam gerichte brief te lezen, verbrak hij het zegel van het Patrimonium Petri, waarmee de andere was gesloten, las de korte boodschap en lachte honend voor zich uit. Hij had reeds van deze monnik gehoord, maar dat hij zo dom kon zijn en zo vrijpostig door zijn verraderlijke onderneming in leesbare woorden eenduidig neer te schrijven, dat had hij niet gedacht! Die franciscanen waren wel erg simpel, domoren, allemaal! Hasan keek nog eenmaal op of werkelijk alle hoofden van de tinnen waren verdwenen en stuurde de bode door naar de burcht met de opdracht de kinderen niets te zeggen. Vervolgens reed hij in vlot tempo tot aan de voet van de bergen, waar reeds een groepje drijvers met een groot aantal dieren op hem wachtte. Hij liet zijn paard achter en ze begonnen aan de klim door het dal. Het was opgehouden met regenen en het middagzonnetje brak door de wolken.
In Iskander had de vader van Omar de mannen uit het dorp bij elkaar geroepen en was met hen naar de bron afgedaald, waar de Mongolen hun kamp hadden opgeslagen en de delegatie van de Assassijnen als gijzelaars vasthielden. Dschuveni, de kamerling, zorgde ervoor dat de mannen van het dorp niet met leden van het gezantschap in contact kwamen, hij liet ze meteen binnen de omheining van een weide drijven. Daar moesten ze hun wapens afleggen. De mannen morden. De vader van Omar trad tot voor de kamerling en zei: 'Dat zijn wij niet gewend!'
Dschuveni antwoordde niet, maar dwong de oude man, naar boven te kijken, waar de Mongoolse boogschutters op de daken stonden en hun bogen gespannen hadden.
De vader van Omar zei tot el-Din Tusi, die zwijgend toekeek: 'Als hij wil kan hij een bloedbad krijgen, maar geen van deze vreemdelingen zal vervolgens water uit de bron van Iskander scheppen, om zijn wonden te verzorgen.'
'Leg uw wapens neer,' antwoordde el-Din Tusi. 'Ata el-Mulk Dschuveni wil geen bloed vergieten. Hij zal dit oord weer snel verlaten, maar wil er zeker van zijn dat er geen onaangename dingen gebeuren!'
'Zoals mijn opdracht luidt!' voegde de kamerling er woedend aan toe. 'Ik behoef geen bemiddeling, el-Din Tusi, tussen mij, de afgezant van de grootkhan en een handjevol wild geworden geitenhoeders!'
De mannen verdrongen zich tegen het hek van het ommuurde weiland en uitten hun misnoegen, niet door luid te schelden, maar ze spraken op gedempte toon, waarbij ze de Mongolen vijandige blikken toewierpen.
Dschuveni merkte dat de emoties opliepen. Met het gezantschap van de Assassijnen waren de herders veruit in de meerderheid en daarbij bekend met de omgeving. Wanneer hij niet snel de dreigende opstand de kop indrukte was het te laat.
Kito kwam teruggeslenterd, alsof alles in orde was en hij het gevaar niet bemerkte.
'Waar zijn de laarzen?' snauwde de kamerling hem toe.
'Vanavond - misschien,' antwoordde Kito nonchalant.
'Dan kunnen we allemaal dood zijn!' siste Dschuveni woedend. 'Waar is die opstandige ouwe, de vader van het meisje?' riep hij tot de volstrekt niet geïnteresseerde el-Din Tusi, die slechts zijn schouders ophaalde. De vader van Omar was plots verdwenen.
'Wie is de dorpsoudste?' brulde de kamerling. Men wees op een oude man, die als eerste door het hek was gegaan en op de grond was gaan zitten.
'Pak de bijl van Bulgai,' wendde Dschuveni zich plots weer tot Kito en zijn stem klonk bijzonder dreigend. 'En sla die ouwe de kop af!' beval hij kil.
'Ik?' vroeg Kito.
'Ja, jij! Je zult mijn bevel niet voor een tweede keer negeren, ook al ben je de zoon van Kitbogha.'
'Juist daarom,' antwoordde Kito en perste zijn lippen op elkaar.
De mannen van Bulgai baanden zich een weg door de menigte en Kito trad binnen de omheining, liep op de vebaasde dorpsoudste toe, sloeg hem het hoofd af en wierp dit in de menigte, die zich tegen het hek perste en daarop geschrokken terugweek.
'Insch'allah!' sprak Ata el-Mulk Dschuveni. 'Dat is een waarschuwing!'
De aan de zijde van het dal geposteerde wachtpost van de Mongolen meldde dat een groep van vier ruiters het dorp naderde. Kort daarop dook een jonge heer met escorte op bij de toegang tot het dorp en ging rechtstreeks naar de bron, waar de delegatie van el-Din Tusi als een schaapskudde rustte, omgeven door Mongoolse herdershonden.
Ata el-Mulk Dschuveni zag meteen, dat het een Ismaëliet van hoge rang betrof, ondanks dat zijn begeleiders geen insignes van zijn macht voor hem uitdroegen. Hij dacht dat het de aangekondigde emir Hasan was en nam alle tijd. Toen zag hij, dat de Assassijnen eerst opstonden en zich vervolgens tegen de aarde hadden geworpen, om de man te begroeten, ook el-Din Tusi boog. De kamerling had gehoord van de positie van de emir als gunsteling en ergerde zich aan de onderworpenheid, die zo'n parvenu ten deel viel.
'De grootmeester van de Assassijnen schijnt weinig waarde aan ons bezoek te hechten,' zei hij tot de jonge heer, zonder hem te begroeten of respect te betonen, 'dat hij ons zo magertjes welkom heet.'
Khurshah werd erdoor van zijn stuk gebracht, want hij had verwacht, dat zijn verschijning het zondigen tegen de etiquette zou compenseren en enkel verrukking zou oproepen. Hij was niet van plan deze belediging te accepteren.
'Wat kan de verheven imam, zijne heiligheid Mohammed III, heerser over alle Ismaëlieten, meer opbrengen ter ere van uw ontvangst, vreemdeling, dan mij, zijn enige zoon en erfgenaam. Ik ben Khurshah!'
Dschuveni's gelaatsuitdrukking vertoonde eerst verbazing van ongeloof, vervolgens sluwheid van een vos. Hij boog diep en zei: 'Als dat zo is, koninklijke hoogheid, dan weet ik mij hoog geëerd en is de vervulling van mijn opdracht, die mijn heer Monke, grootkhan over alle Mongolen, mij heeft opgedragen, naderbij.'
Hij liet een afkeurende blik over de onbehouwen gestalte van de prins glijden en nam zijn gezicht nauwkeurig in zich op. Hij ontdekte niets anders dan een grenzenloze dwaasheid. Misschien was dat juist de val waar hij in moest trappen. Zo dom als Khurshah eruitzag, kon toch niemand zijn!
De kamerling bleef op zijn hoede. 'Prins Khurshah, ridderlijke en wijze hoeder van de Roos, waarvoor geen geheim verborgen blijft,' vleide hij, 'u weet reeds ongetwijfeld, dat wij zijn uitgezonden om de kinderen van de graal in ontvangst te nemen, om ze behouden naar de troon van de heerser van de wereld te begeleiden.'
Khurshah keek opnieuw zo dom uit zijn ogen, dat zijn uit pure verlegenheid geboren antwoord ook als een geraffineerd aangelegde hinderlaag begrepen kon worden. Hij veerde overeind en riep: 'Wat u ook moge wensen, mijn heer gezant, ik wil u van harte uitnodigen naar Alamoet te komen, waar u alle eer zal toekomen en u voor het aangezicht van mijn doorluchtige vader verslag zult doen. Volg mij zonder te aarzelen, zodat u nog voor de nacht invalt de geur van de Roos zult inademen!'
Dat maakte Dschuveni nog meer wantrouwend, temeer daar Kito hem toefluisterde: 'Ga niet naar Alamoet! Dat was het enige wat ik dat lieftallige meisje kon ontlokken. De laarzen, die u wilt, Dschuveni, heeft haar vader afgepakt.'
'En is ermee vandoor!' mopperde de kamerling. 'Ik heb u dus ten onrechte van ongehoorzaamheid beschuldigd, Kito,' voegde hij er milder gestemd aan toe.
'Het heeft de dorpsoudste de kop gekost en mij een rendez-vous met het meisje opgeleverd,' onderbrak Kito hem. 'Zodra het donker wordt...'
'Je bent dus in de ban van een liefdesavontuur. Maar vergeet niet, dat mij niet interesseert, hoe jij de bloemetjes buitenzet, maar wiens hand aan de paal werd genageld en wiens voeten in de laarzen staken, voordat ze de bevallige voetjes van jouw mooie herderinnetje sierden!'
Khurshah was ontstemd over de vrolijke breedvoerige wijze waarmee Dschuveni een antwoord voor zich hield. Hij wilde in toorn ontsteken, toen el-Din Tusi hem wenkte en zwijgend op de boogschutters op de daken wees, die hun wapens op de Assassijnen gericht hielden, de kroonprins en zijn kleine gevolg incluis. Khurshah had er spijt van dat hij Hasan niet voor had laten gaan en hoopte dat deze spoedig zou arriveren. Of alleen, dan zou het de aalgladde emir precies zo vergaan als hem - een gedachte die de prins met leedvermaak vervulde - of Hasan rukte met een aanzienlijke strijdmacht uit. Van dat idee sloeg Khurshah de schrik om het hart, hoe meer hij eraan dacht. Mochten de Mongolen worden aangevallen, dan zouden ze hem, de kroonprins, zeker niet ontzien.
Khurshah stuurde el-Din Tusi naar de aanvoerder van de Mongolen. Die kwam met het bericht terug, dat het voor vandaag te laat was om nog verder te trekken. Ze wilden graag van zijn gastvrijheid gebruik maken, maar de nacht hier doorbrengen.
In de vroege namiddag zag Hasan het dorp Iskander vreedzaam voor zich liggen. Voor hem viel een steen naar beneden. De emir keek omhoog en zag een oudere herder boven tussen de rotsen, die hem gebaarde halt te houden. Behendig als een berggeit kwam de ouwe naar beneden. 'Ik ben de vader van Omar!' riep hij. 'Mijn zoon dient als fida'i de imam. U bent Hasan Mazandari, de emir die zijn vertrouwen geniet,' voegde hij eraan toe en was blij dat de aangesprokene verbaasd knikte. 'Ik weet niet waarom u Khurshah vooruit hebt gestuurd, maar nu zit hij in de val!'
Van dit bericht schrok de emir. Het deed alle overwegingen, die hij tijdens de rit had gemaakt, in één keer teniet.
De vader van Omar had er nog iets aan toe te voegen en hij deed dat met een heimelijke vreugde: 'U weet zeker, wat de Mongolen van u zullen verlangen?'
Er begon Hasan iets te dagen, maar hij wilde het niet weten. 'Kunnen we Khurshah bevrijden?'
De ouwe schudde het hoofd. 'Hoogstens als lijk, met pijlen doorboord en met afgehakte handen en voeten!'
'Ik moet met de Mongolen praten!' zei Hasan bedrukt.
'Daar dacht ik ook al aan,' antwoordde de vader van Omar. 'Ik stel u mijn huis ter beschikking. Ik zal u er ongezien heen brengen.'
El-Din Tusi begaf zich naar Ata el-Mulk Dschuveni en liet hem weten, dat emir Hasan Mazandari intussen was gearriveerd en hem onder vier ogen wilde spreken. De kamerling vervloekte de onachtzaamheid van zijn wachtposten en beval de mannen van Bulgai, de sabels te trekken en Khurshah tussen hen in te nemen. Vervolgens liep hij mee met de bemiddelaar, slechts begeleid door Kito.
Toen ze de boerderij zagen, fluisterde Kito: 'Daar woont het meisje met de laarzen!' Hij bleef met el-Din Tusi buiten, toen Dschuveni alleen over de drempel van het huis ging. Niemand begroette hem. In de tuin zat emir Hasan op een bank en wenkte Dschuveni naderbij. Op een eenvoudige houten tafel stond een kroes wijn, een schotel witte kaas en een mand met desembrood. De hongerige kamerling ging zitten en tastte toe. Ook Hasan at in alle rust, toen veegde hij zijn mond af en zei: 'U wilt Roç en Yeza. Ik kan ze niet aan u uitleveren; ze zijn noch onze gevangenen noch onze gijzelaars. Ik kan ze wel uw wens voorleggen en ze vragen met u mee te gaan.'
Dschuveni slikte, om niet met volle mond te hoeven praten. 'Zolang ik ze niet levend in handen heb is mijn opdracht niet vervuld. Zorg ervoor dat ik dit oord samen met hen kan verlaten, om ze naar de grootkhan te brengen, die ze reeds verwacht.'
'Daar zal ik mijn best voor doen,' antwoordde Hasan. 'Maar u geeft mijn grootmeester de zoon...'
'Vertel de kinderen wat je wilt, maar breng ze hier,' onderbrak Dschuveni hem bars. Hij smakte, hij had nog kaas in zijn mond. 'Lukt het u, dan laten we uw Khurshah lopen. We geven u een termijn van een dag en een nacht, daarna trekken we ons met onze gijzelaars terug en beschouwen uw handelwijze als 'onaangenaam'.'
Hasan vulde beide bekers, ze dronken.
'In de vroege ochtend vertrek ik. Pas vanaf dat moment mag u de termijn laten ingaan. Ik kan de kinderen niet adviseren 's nachts door de bergen te reizen.'
'U kunt beter onmiddellijk vertrekken,' antwoordde Dschuveni. 'Mijn woord geldt voor het moment waarop het wordt uitgesproken. Als u zich haast kunt u het dal nog bij daglicht achter u laten. Daarna zal de Roos u bijlichten. Ze zal al wel geïnformeerd zijn over alles wat tussen ons is besproken.'
Hasan lachte flauwtjes vanwege de hoge achting voor het snelle overseinen van berichten, die haaks stond op de minachting waarmee de Mongolen andere volkeren behandelden. Hij stond op en vroeg de vader van Omar een ervaren gids voor de afdaling te regelen, die hem via de kortste weg nog bij daglicht tot in het dal moest leiden. le vertrokken onmiddellijk, met frisse dieren en plaatselijke drijvers.
In Alamoet heerste geen bijzondere opwinding. De meeste Assassijnen hadden niet gemerkt dat Hasan en Khurshah de vesting hadden verlaten, zonder een plaatsvervanger als commandant te benoemen. Alleen Zev Ibrahim was onrustig, want hij wist wat beiden ertoe had aangezet halsoverkop naar Iskander af te reizen. De grootmeester kon elk ogenblik terugkeren en hij zou dan tekst en uitleg moeten geven. De te verwachten woede-uitbarsting van de imam kende Zev - ze leken op aanvallen van een krankzinnige - derhalve ging hij naar Herlin, om met hem te overleggen.
Roç had van Ali begrepen dat een bode van Crean was teruggekeerd. Hij had hem, Roç en Yeza een brief willen overhandigen, maar deze was door Hasan afgenomen. Roç vroeg naar de afzender van dit schrijven, maar Ali wist alleen te berichten, dat het een zegel van de paus droeg, want dat had een bijzondere indruk gemaakt. Roç verlangde van Ali de bode aan te wijzen, maar deze was als van de aardbodem verdwenen. Toen besloot hij Yeza op te zoeken, die wel bij haar vriendin Pola zou zitten. Roç ging dus per korf omhoog het paleis in en begaf zich ongezien naar de wenteltrap achter de troon van de imam.
Vanwege de afwezigheid van de gevreesde grootmeester was de aandacht van de wachters verslapt. Ze waren eraan gewend dat Roç en Yeza naar believen door het lege paleis dwaalden. Roç bereikte de quaât al musawa en verbaasde zich daar de bibliothecaris niet een keer aan te treffen, toen hij in een nis meester Herlin naast de rolstoel van Zev Ibrahim zag hurken. Beide oudjes fluisterden opgewonden met elkaar, zodat Roç het waagde op zijn tenen over de knarsende houten vloer naderbij te sluipen, waar hij de toegang tot de Grot van de Apocriefe Profetieën vermoedde, die ook naar Pola's vertrekken moest leiden, zoals Yeza hem had uitgelegd. Nauwelijks had hij op de tast een eerste stap gezet, toen hij boven zich de stem van Yeza hoorde: 'Ik wil nu eindelijk wel eens weten, welk belangrijk figuur in Iskander is gearriveerd dat zowel dat kalf als die slang niets dringender te doen hadden, als daarheen te reizen? Wanneer het je me niet wilt zeggen, dan vraag ik het wel aan Herlin!' Een deur sloeg dicht en Yeza's voetstappen kwamen naderbij.
'Een brief!' riep Roç haar toe, nadat hij het aantrekkelijke idee haar in het donker te laten schrikken had laten varen. 'Er is een brief voor ons...'
'Van William!' antwoordde Yeza, haar stappen versnellend. 'Van William, aan ons!' voegde ze er buiten adem aan toe. 'En die Hasan heeft het zegel verbroken, hoewel de bode erop stond, ons persoonlijk de brief te overhandigen!' Ze tastte in het donker naar het lichaam van haar kameraadje en omklemde hem opgewonden: 'Pola heeft de bode bij zich geroepen, we hebben hem uitgehoord. Het andere schrijven is van Crean voor de imam.'
Samen liepen ze de laatste treden af en kwamen de zaal binnen. Herlin en Zev draaiden hun hoofden snel van elkaar af toen ze de kinderen zagen.
'Wat is er in Iskander gebeurd, Zev? vroeg Roç al van ver. 'Je mag het voor mij niet geheimhouden! Ik weet dat Hasan...'
'Hasan zal het jullie zelf vertellen, hij is reeds op de terugweg. Jullie moeten in het paleis op hem wachten! zei Herlin. 'Wij weten ook niet meer dan jullie.'
Om zich het niet moeilijker te maken na deze weinig geloofwaardige verklaring, rolde nu ook Zev op zijn wieltjes naar de korf, ten teken dat er niets meer te bespreken viel en verdween de diepte in. Omdat ook Herlin zich afwijzend gedroeg, liepen Roç en Yeza bedrukt naar beneden naar het paleis en gingen in de audiëntie zaal voor de lege troon zitten. Beiden vonden geen woorden en rondden verstrooid een partijtje schaak af dat de imam vlak voor zijn vertrek was begonnen. Na het eten speelde de heerser maar al te graag met Hasan, tot diep in de nacht, maar als hij dreigde te verliezen brak hij de partij meestal af. Boze tongen beweerden, dat hij de stelling dan later veranderde, zodat hij de volgende dag als winnaar het spel kon beëindigen. Yeza verplaatste de stukken zo overmoedig, dat Roç opmerkte: 'Zelfs het kalf zou nog van jou winnen!' Vervolgens stond hij op. Yeza sloeg snel zijn dame en liep hem over een van de hangbruggen achterna. Boven op de tinne volgden ze het vlammende schouwspel van het laatste avondrood, voordat donkere wolken voorbijdreven en het weer begon te regenen. Beiden hadden geen zin de plek in de open lucht te verlaten, ze zochten beschutting in een van de schietgaten. Beneden hen lag de kelk van de Roos, het gekrioel van de ketel, waarin zojuist de lichten waren ontstoken. Ze keken neer op trappen en ladders, loopplanken en bruggen, op woonvertrekken die op een honingraat leken en het donkere paleis, het Wespennest, doordat op regelmatige afstand de lantaarns van de wachters oplichtten. Ze volgden de aflossing van de wacht bij de toegangstoren en bij de hangbruggen in de diepte; ook boven op de kroon van de tinne werd de wacht afgelost. De silhouetten van de soldaten tekenden zich af tegen de nachtelijke hemel. In het binnenste van de Roos heerste de drukke bedoening van een mierenhoop, een vertrouwd aandoende rusteloosheid, waarvan de aanblik de kinderen niet vermoeide.
'Wat denk jij,' vroeg Roç, 'wie heeft de vesting zo gebouwd, wie heeft dat alles bedacht?'
Yeza keek hem geamuseerd aan. 'Wil je mij testen?' Maar toen ze bemerkte dat hij ernstig naar beneden de ketel in staarde, probeerde ze hem op te beuren. 'Ik denk dat Zev op Wieltjes de geniale ingenieur is?'
Ze liet voorzichtig een vraagteken horen, omdat ze er geenszins van overtuigd was.
'Van hem is het mechaniek van stangen, de draaiende maan, maar de Roos bestond toen al.'
'Ze kan niet het werk van één enkel persoon zijn. Denk alleen al aan de schatten van kennis, de geest, die ze uitademt,' piekerde Yeza. 'Daar acht ik Herlin zelfs niet toe in staat.'
'Misschien is ze veel ouder dan de mensheid.' Roç hoopte dat, omdat deze gedachte hem deed huiveren. Yeza daarentegen onderdrukte onduidelijke gevoelens en hield er een zakelijke benadering op na.
'Het kan reeds in de oudheid een gewijde plaats zijn geweest, maar wat we zien is in ieder geval mensenwerk! Vóór Zev waren er natuurlijk ook al slimme ontwerpers, denk alleen al aan de grote piramiden...'
'Zoveel wonderlijks,' antwoordde Roç met ontzag, 'kan alleen van God komen. Waarom is niet de bibliotheek met haar overstijgende trap van kennis van Profetieën tot Openbaringen het hoogste van de Roos, maar juist het magische oord daarboven?'
'Misschien is die uit de hemel komen vallen?' Yeza kon haar ironie niet inhouden.
'Ja,' zei Roç. 'Juist dat geloof ik ook. Het is een geschenk van Allah.'
Daarop zweeg Yeza lange tijd, toen legde ze haar arm om haar kameraad, trok hem naar zich toe en zei: 'Ze is mooi, ze is de bloem van onze liefde.'
Toen sloeg Roç zijn handen om haar nek, zijn lippen zochten die van haar.
'Yeza,' hijgde hij, 'ze is zo mooi en zo geducht als onze liefde. Vaak heb ik angst dat we in haar zullen verbranden.'
Ze sloot zijn mond met haar lippen, hun tongen troffen elkaar hartstochtelijk en vertrouwd, zoals het slechts geliefden is gegeven. 'Een geschenk van Allah,' zuchtte Yeza, toen ze elkaar weer aankeken.
Het was een afscheid, maar daarvan werden ze zich pas bewust toen ze dit warme gebouw vol van wonderlijke sterren, geloof en wijsheid, schoonheid en angst, lust en dood hadden verlaten. Door de hoef van een onachtzaam paard waren ze eruit getrapt, uit dit oord van leerstellingen en haar weerleggingen, van profetieën en geheime openbaringen, van de laatste kennis en van de hoeri's van het Paradijs. Ze bevonden zich opnieuw in een nieuwe, vreemde en koude wereld - zonder betovering, zonder mystiek, zonder God. Nu voelden ze slechts het verdriet, omdat ze Williams lang verwachte schrijven niet in handen hadden en ergernis vanwege de hoogmoed van Hasan, die de brief simpelweg had ingepikt en gelezen.
Toen Ali hen had opgespoord, wat hen stoorde, stuurden ze hem naar de keuken om ervoor te zorgen dat hun het avondeten werd gebracht. Het bestond uit drie scherp gekruide fatirit lahem mafrum: van fazant, ree en wildzwijn, daarbij in gember en peper ingelegde thamar, pompoen, vijgen en donkerrode veenbessen, evenals boekweit en rus binni, licht aangebraden in olie, met uien. Samen met Ali dronken ze vier volle kannen ijskoud citroenwater. Tegen middernacht, hun boosheid was verdwenen, ontstond er beweging beneden in de ketel. Hasan was teruggekeerd. Een nieuwsgierig toegesnelde Ali kwam terug en riep: 'Jullie moeten direct bij de emir komen, hij verwacht jullie in het paleis!'
Hasan stond nog zwetend en smerig van zijn terugreis, in de audiëntiezaal en gebood de kinderen aan te schaaktafel plaats te nemen, zodat ze meenden dat er dadelijk ruzie zou ontstaan vanwege die verplaatste schaakstukken, maar de emir liep..onophoudelijk met de armen op de rug op en neer. Hij overlegde zichtbaar ingespannen, om vervolgens luchtigjes te vragen: 'Willen jullie naar Iskander?' Roç en Yeza waren, ieder om een andere reden, niet erg onder de indruk of bijzonder geroerd door dit aanbod. Yeza had geen zin dat gehups van die krolse kat Aziza rondom haar Roç nog een keer mee te maken, temeer omdat Omar als oppas ontbrak. Roç kwam het voorstel zonder zijn vriend eveneens onaantrekkelijk voor. Dus mopperden beiden tegelijk: 'Met dit weer! Het giet pijpenstelen!'
Toen speelde Hasan zijn troef uit: 'Jullie William is daar gearriveerd!'
'Eindelijk,' riep Roç oprecht verrukt.
'Met vreugde verwachten we hem!' voegde Yeza er niet minder enthousiast aan toe.
Het plan van de emir dreigde te mislukken, vandaar dat hij de brief van William uit zijn tas haalde en ermee zwaaide: 'Hier is een brief van de broeder. Hij wil jullie op komen halen! Jullie bevrijden!'
'Fantastisch!' liet Roç zich ontvallen. 'Ik ben klaar!'
Maar Yeza zei: 'Waar moeten we dan heen? Dat zal hij me eerst moeten vertellen, als hij komt!'
Hasan trok nu een samenzweerderig gezicht en sprak: 'Maar jullie weten hoe de grootmeester, die elk moment kan terugkeren, met lieden omgaat, die dit soort domme gedachten koesteren! Handen eraf, voeten eraf! - William mag geen voet over de drempel zetten!' Hij had Yeza de brief overhandigd. Ze wierp er een blik op en reikte hem vervolgens aan Roç, die eerst het zegel aandachtig bekeek. 'Paaps!' zei hij verachtelijk. 'Wie weet of ze hem door foltering niet gedwongen hebben...'
'Zo kwam hij niet op me over!' ruimde Hasan snel elke verdenking uit de weg. 'Het liefst was hij meteen met mij mee gekomen! Met moeite heb ik hem ervan weerhouden.'
'Dan gaan we toch naar hem toe!' antwoordde Roç. Yeza voegde er diplomatiek aan toe: 'Wanneer jij het ons toestaat?' De emir lachte: 'Dat is me niet toegestaan, maar ik kan wel over het hoofd zien dat jullie de beste paarden uit de stallen van de imam nemen...'
Roç en Yeza sprongen op. Ze renden uitgelaten als kinderen weg.
'Denk ook aan muildieren!' kon Hasan hen nog net naroepen. 'En haast je. De grootmeester kan elk moment binnenkomen!'
Toen de duisternis over Iskander viel, had Ata el-Mulk Dschuveni als verantwoordelijk leider van de Mongolen besloten dat de zoon van de imam, deze nacht, voor alle zekerheid in een huis moest worden ondergebracht en bewaakt. Dat hij hiervoor het huis van de vader van Omar en Aziza verkoos lag hieraan, dat hij in de ouwe - terecht - het hoofd van de plaatselijke Assassijnen zag en omdat hij dit hoofd niet had afgeslagen, vond hij het wel zo verstandig, diens huis op deze manier in bezit te nemen. Hij deelde zijn besluit aan Kito mee, zonder zich te realiseren of er rekening mee te houden, dat die daar een liefdesavontuur in het vooruitzicht had. De zes 'geheime wachters' van Bulgai begeleidden Khurshah naar boven, naar de hofstede boven het dorp en brachten hem onder in Aziza's kamer op de begane grond, dat een tralievenster en afsluitbare deur had. Het meisje werd naar boven, naar het vertrek van haar ouders gestuurd, ze trof haar moeder want de heer des huizes liet zich wijselijk niet zien.
De moeder beschouwde het als een grote eer, de toekomstige imam onder haar dak te herbergen en liet hem door Aziza verse kaas, ovenvers brood, verse vruchten en een kroes wijn brengen.
Roç en Yeza waren nog in diezelfde nacht naar Iskander vertrokken. Omdat Ali zich niet liet afpoeieren, hadden ze hem meegenomen. Hij wilde absoluut naar zijn vader, wat Roç hem niet kwalijk kon nemen. Yeza bespeurde bij de onhandige sukkel veeleer een hartstochtelijk verlangen naar Aziza, die geit.
Omdat Ali hen pas op de andere oever van het meer midden in de nacht 'toevallig' had getroffen, moesten ze afwisselend met z'n tweeën op de rug van een van de edele hengsten rijden, die ze uit de stal van imam hadden gehaald.
Met boosaardige voldoening dacht Yeza eraan terug hoe ze met gespeelde nonchalance bij het afscheid met Pola, het onnozele herdersmeisje uit Iskander had aanbevolen voor opname in het Paradijs, temeer omdat haar broer Omar geen kans meer had, zijn zuster als hoeri te treffen. Dat was tenminste op orde! Yeza had een vaag voorgevoel, toen ze omkeek, dat ze de Roos, die achter flarden wolken steeds minder zichtbaar werd, niet snel zouden weerzien. Voor Roç was de onverhoopte onderneming slechts een welkome afwisseling van zijn ontdekkingstochten tussen observatorium en kelder, kokers, korven en eeuwig draaiende buizen. Verwonderd had hem alleen de emotionele heftigheid waarmee zijn oude vriend Zev op Wieltjes hem tegen zich aan had gedrukt, toen hij zich afmeldde. De uitvinder had vervolgens met afgewend gelaat in zijn kisten tussen tandwielen en lieren gerommeld en hem een kunstig bewerkt stuk ijzer overhandigd, zo groot als een kinderhand, waarvan hij het gebruik demonstreerde. Drukte je op het ene uiteinde, dan schoot een mes recht naar voren, tweezijdig geslepen. Een druk op het andere uiteinde toverde een ring tevoorschijn, die open en dicht klikte. Pulkte je voorzichtig met je nagel aan de zijkant, dan kwam er een zaag tevoorschijn, terwijl aan de andere kant een vijl zat verborgen. 'Daarmee kun je uit elke kerker ontsnappen en in elk meisjesvertrek binnendringen,' was zijn grijnzend commentaar. 'Het is van mijn vader geweest.' Hij klopte de jongen op de schouder, die plots erg veel haast had om naar de paarden te gaan en wegrende. Toen hij zich omdraaide, om 'Dank je wel, Zev!' te roepen, zag hij dat de oude ingenieur huilde.
Aan de voet van het gebergte moesten de kinderen hun paarden voor muildieren verwisselen. De drijvers waren als dieven in de nacht tevoorschijn gekomen. Het begon weer hard te regenen. Met moeite zochten de dieren in het pikdonker hun weg tussen de keien. De fakkels van de begeleiders brandden steeds slechter en wilden uiteindelijk niet meer branden. In plaats daarvan lichtte nu bliksem op, een donderslag werd als een echo tussen de bergwanden heen en weer geworpen. Het uit de hemel stromende water vonden de kinderen erg vervelend, omdat het ondanks hun mutsen in hun kleding liep; het weer baarde de drijvers zorgen. Al een keer waren ze net aan een aardverschuiving ontsnapt, die achter hen als een lawine richting het dal raasde. Steenslag deed de dieren steeds vaker opschrikken, de drijvers lieten de kinderen afstijgen en hen onder een overhangende rots verder lopen zodat de brokken steen boven hen wegsprongen. Via een nauwelijks zichtbaar bergpad gingen ze steeds verder omhoog. Roç, Yeza en Ali liepen in het midden van de rij. Ze bereikten een doorwaadbare plaats van een woest kolkende rivier, die - zoals Roç zich herinnerde - tijdens hun eerste reis naar Iskander slechts een beekje was geweest. Ze moesten het beekje blijven volgen en werden gedwongen het pad tussen de rotsen te verlaten. Plots klonk tussen het geraas van het water geschreeuw op, één enkele galmende schreeuw om hulp, die uiteindelijk verstomde.
Roç nam Yeza's dier bij de halter en probeerde aansluiting met de drijvers aan de kop van de stoet te krijgen. Maar hoe zeer hij zijn passen ook versnelde, hij zag niemand, behalve een eenzaam muildier. Achter de kinderen donderde een groot stuk rots naar beneden het water in. Ze voelden een hevige luchtdruk en waren nu ook van de achterhoede afgesneden, als deze de lawine al had overleefd. Heel voorzichtig, voetje voor voetje, gingen ze op de tast verder door de duisternis.
Kito wachtte tot het dorp in diepe rust was. De mannen in de schaapsweide hadden hun vrouwen dekens laten brengen en sliepen op hooi. De Assassijnen hadden zich voor het hek neergevleid. Boven op de daken van de huizen zaten de Mongoolse wachters ineengedoken en durfden geen oog dicht te doen, want afwisselend doken de kamerling en Kito van tijd tot tijd op om hun waakzaamheid te controleren.
Dschuveni lag met el-Din Tusi bij de bron. De goedmoedige bemiddelaar was de enige, die zich tussendoor aan een slaapje kon wagen, zonder bevreesd te zijn de ochtend erop met een doorgesneden keel in het paradijs te zitten.
Kito sloop de heuvel op naar het huis van Aziza. Het was geen rustige nacht, het regende telkens weer en in het gebergte rommelde gedonder. De wachters van Bulgai stonden op hun post, twee stonden er voor het huis en hielden de deur en het getraliede venster in het oog, twee bewaakten de uitgang naar de tuin en twee leunden in de hal tegen de deur van de kamer, hun oren tegen het hout geperst. Uit hun gegrijns was op te maken, dat de hoge gijzelaar in rang het zich daarbinnen liet welgevallen. Kito had absoluut geen flauw vermoeden van wat voor genoegen Khurshah ten deel viel en dus ging hij nietsvermoedend in op de uitnodiging, het rumoer achter de deur zijn oor te verlenen. Wat hij hoorde, trof hem als een steek in zijn onderbuik: hij was te laat! Een ander bluste het vuur in de schoot van Aziza -
'Wat doet u daar, mijn prins!' hoorde hij haar lustvol steunen. 'Oh, Khurshah, mijn liefste!'
Kito werd rood; hij duwde de wachters weg bij de deur, sloeg de grendel omhoog en stond in de zwakverlichte kamer. Voor het bed van Aziza stond Khurshah met zijn benen uit elkaar en zijn broek naar beneden. Hij had de blote benen van de dochter opgetild, terwijl het kleine loeder de vorstelijke belofte op een betere toekomst kordaat tussen haar dijen had genomen. Verschrikt liet Khurshah haar benen los, waardoor zijn staand geval zichtbaar werd. Kito's trap deed hem gillen, maar reeds temperde diens vuist tussen neus en bovenlip deze schreeuw van pijn tot een geluid dat buiten de kamer niet meer de horen was. Khurshah liet zich als een natte zak vallen, waarop Aziza als een blazende kat de rover van haar kortstondig geluk met scherpe nagels in het gezicht aanviel. Kito voelde haar nagels op zijn wang en duwde haar van zich af. 'De laarzen!' zei hij bedrukt. 'Waar zijn de laarzen?'
Aziza rolde op het bed met haar rug naar de ongelukkige geliefde en kroop achter de onbeweeglijke zak met van woede glinsterende ogen. 'De laarsjes?' antwoordde ze vinnig. 'Die lompe trappers hoef ik niet meer! Mijn liefste schenkt me veel fijnere, als ik dat vraag!'
Kito trok haar aan haar haren omhoog, liet haar over het lichaam van Khurshah stappen, tot ze voor hem stond. 'Haal ze!' beval hij en verbaasde zich over zijn eigen kalmte, want zijn lid klopte wild.
Het werd Aziza duidelijk dat het geen plagend spelletje was en met trillende hand opende ze zijn broek, waaruit zijn penis tevoorschijn kwam. Haar werd geen tijd gegund zich over de grootte te verbazen, want een hand trok haar aan haar haar naar het bed en duwde haar gezicht tegen de kont van de bewusteloze Khurshah. Ze voelde hoe een knie haar dijen uiteen duwde en de Mongool in haar binnendrong.
De kinderen, kletsnat door het onweer, struikelden over glibberige stenen en puntige keien, die ze slechts zagen als het bliksemde. Het water viel in stromen naar beneden, sleurde met geweld stenen met zich mee het dal in.
Uiteindelijk hoorden ze sporadisch nog wat donder rollen en zagen ze in de verte nog wat bliksem flitsen. Ali struikelde over een rots en neervallende stenen verwondden Yeza's enkel. De pijn maakte haar het voortgaan onmogelijk, maar het was te gevaarlijk op een van de dieren te gaan zitten. 'Roç mijn liefste, ik ben bereid, met je te sterven,' riep ze tegen de stromende regen in, 'maar ik wil je daarbij graag in de ogen kijken. Laat ons hier wachten tot het dag wordt.' Ze strompelden naar de eerstvolgende overhangende rots, die, als hij hield, bescherming tegen het steenslag bood en namen plaats tussen de dieren om zich te warmen. Ali ontdekte dat de zadeltassen van de muilezel uit de voorhoede van de stoet vol met fakkels zaten. De regen hield op en ook de wind was gaan liggen.
'We sturen een fakkeldrager vooruit,' stelde Ali voor, 'die bericht van onze moeilijkheden!'
'Je bent lang niet zo dom als je je altijd voordoet!' zei Yeza kreunend. Haar enkel was flink opgezwollen. Roç pakte het geschenk van Zev en maakte aan beide kanten van het zadel van het dier een snede, hierin stak hij een fakkel. Met Ali's hulp lukte het een vuur te ontsteken en staken ze de fakkels in brand. Met twee vlammende fakkels achter de oren rende het muildier in paniek weg en verdween brullend achter de eerstvolgende hoek. Ali kakelde als een kip en Roç zei: 'Wanneer ze op jouw onnozel gelach afkomen, vinden ze ons misschien.'
'We steken hier in ieder geval wat fakkels aan,' zei Ali slim. Maar ze moesten tot hun ontzetting vaststellen dat ze het dier met voorraad en al hadden weggejaagd. Ali kon zijn lachen nauwelijks inhouden. Yeza jammerde zachtjes van de pijn. Roç klom voorzichtig naar beneden, richting het water, om zijn hemd in het koude water te dopen. Hiermee wilde hij haar voet omzwachtelen. In het water zag hij van bovenaf van de rotsen een nietig lichtje flakkeren en weer verdwijnen . Bibberend klom Roç met het natte kledingstuk weer omhoog naar Yeza en Ali. 'Ze zoeken ons!' zei hij. 'Ik heb een licht gezien. Lach, Ali, lach!'
Ali sprong op en schreeuwde: 'Haha - Hihi!' tegen de duisternis; enkele stenen kletterden naar beneden en hij zag een stevig gebouwde jonge man in het licht van een fakkel voorzichtig stap voor stap de berg afkomen. Roç, die juist Yeza's enkel omwikkelde, keek op en lachte de vreemdeling toe, die met een laatste sprong tussen de dieren was beland.
'Ik ben Kito,' zei de jongeman, 'en jullie zijn het koninklijke paar.' Hij boog niet, maar er klonk eerbied in zijn stem, toen hij zijn kennis over hen toelichtte: Roç en Yeza, de kinderen van de graal.'
'Heb je geen draagstoel meegebracht?' vroeg Ali. 'De prinses kan niet meer lopen.'
'Dan zullen we haar dragen,' antwoordde Kito onverstoord. 'We maken een draagbaar van drie stammen en jouw mantel. Zodra de zon opkomt zoek je het hout in de rivier. Je mantel kun je nu al afdoen, de prinses heeft het koud.'
Ali haastte zich het bevel van de vreemdeling op te volgen en reikte de rillende Yeza het kledingstuk. Het lachen was hem intussen vergaan. Hij nam tussen Roç en Kito plaats, zwijgend wachtten ze op de nieuwe dag.
Bij het eerste ochtendgloren tussen de bergen van het Khorasan beval de niet uitgeslapen Dschuveni, Khurshah uit zijn bed te halen, dat de kamerling hem benijdde. Hij had Kito 's nachts tijdens de wisseling van de wacht gemist, maar toen was hem ingevallen, dat de jonge soldaat zich om de laarzen wilde bekommeren of tenminste om de benen, die er als laatste in hadden gestoken. De driften van de jeugd vervloekend, ofschoon hij er begrip voor had, had Dschuveni Kito's wacht ook nog overgenomen. Nu was de jonge man nog steeds niet opgedoken, de kamerling werd nerveus.
'Als de zoon van Kitbogha iets is overkomen,' schreeuwde hij tegen de slaapdronken el-Din Tusi, 'dan zal de imam een dorp Iskander genaamd tevergeefs zoeken. Een hoopje stenen, een paar schedels eronder, dat zal alles zijn wat hij nog zal vinden. De bron zal door de lijken van de kinderen zijn vergiftigd.'
Hij hield zich in, omdat de wachters de vader van Aziza met zich meesleurden. 'Als Kito niet onmiddellijk zal terugkeren,' riep hij de ouwe toe, 'dan zal ik jullie allemaal laten onthoofden, voordat ik met jullie Khurshah als gijzelaar dit oord verlaat.'
Hij gaf de wachters een wenk, deze dwongen de ouwe op de knieën: 'Met jou zal ik beginnen...'
Op dat moment werd Khurshah naar de bron gebracht. Zijn gezicht zag er tamelijk gehavend uit, zijn lippen waren opengesprongen en zijn neus bloedde nog steeds. 'Ik heb voor u, grote zoon van de doorluchtige imam,' ontving de kamerling hem sarcastisch, 'een ontbijt voorbereid: het hoofd van uw gastheer, op uw nuchtere maag!'
Khurshah antwoordde niet, maar liep naar de bron. De kamerling was genegen hem een uitgebreid ochtend toilet toe te staan. 'Zolang de zoon van uw grootmeester zijn hoofd onder het koude water van de bron houdt,' riep hij de vader van Omar en Aziza toe, 'blijft dat van jou op je schouders! Tenzij Kito...'
'Kito keert zojuist terug,' antwoordde de ouwe onaangedaan. Hij kon vanaf zijn plaats zien, wat zich aan de andere kant van het dal, achter de rug van de kamerling afspeelde. Hij zag als eerste de twee kinderen. 'Roç en Yeza, het jonge heerserspaar van de graal!' riep Kito trots naar de kamerling omhoog en wees vol van geluk op zijn vondst, die hem volgde.
Dschuveni keek eerst ongelovig, want het waren geen voorname figuren, die de weg opstrompelden. Toen omarmde hij Kito: Je hebt een goede speurneus,' loofde hij hem opgelucht. 'Zoals ik zie, verhullen deze goudfazanten zich in onooglijke kledij en toch zijn ze het meest kostbare, het meest prachtige, wat ik de grootkhan mag aanbieden!'
Kito lachte om deze onverwachte lofrede. Het was duidelijk dat het voor de kamerling een pak van zijn hart was. 'Ontvang ze alsjeblieft niet, alsof je ze wil opeten,' schertste hij, 'maar benader hen met voorkomendheid. De prinses is gewond.'
'Breng water en doeken!' snauwde de kamerling zijn mannen toe.
Toen Roç en Yeza moe en smerig bij de bron arriveerden, hadden ze reeds een groot deel van hun hoop, William daar te treffen, opgegeven, want Kito wist ook na uitvoerige ondervraging en ondanks een nauwkeurige beschrijving van de monnik niets over een dergelijk figuur te berichten. Alleen een vreselijk toegetakelde Khurshah koelde bij de bron zijn gezwollen gezicht met het koude water, bewaakt door enkele Mongoolse krijgers met blanke sabels. En op de daken van de omliggende huizen stonden boogschutters en richtten op hem. De zoon van de imam rilde niet vanwege het koude water, maar vanwege de angst het leven te laten. Maar toen hij de kinderen zag, viel er een grijns over zijn kalfsgezicht en riep hij: 'Jullie bevrijden me!' Toen Roç hem slechts stomverbaasd, enigszins verachtelijk aankeek, voegde hij er honend aan toe: 'Hasan heeft jullie erin geluisd!'
Yeza hervatte zich snel. Ze greep Kito's hand en sprak tot de naderbij getreden Dschuveni: 'Jullie hebben ons vannacht gered, niet alleen uit de gevaarlijke situatie in de bergen, maar ook van het nog langer met domme kalveren en verraderlijke slangen onder één dak te moeten leven.'
De kamerling lachte, Yeza beviel hem wel. Met een arm steunde ze op Kito, die trots was en blij, dat er verder niet naar de laarzen werd geïnformeerd.
Roç had Ali naar zijn vader el-Din Tusi gebracht en trok ze nu allebei mee in de richting van de groep bij de bron. 'De Roos heeft het niet verdiend dat zulk ongedierte over haar heerst,' sprak hij tot Dschuveni en wees met zijn voet op het achterste van Khurshah, die zich uit angst en verlegenheid nog steeds waste. 'jullie kunnen het kalf nu laten lopen, we gaan met jullie mee en treden vrijwillig voor het aangezicht van de grootkhan.' Hij wendde zich tot el-Din Tusi. 'U raad ik uit de grond van mijn hart aan, neem uw zoon mee, maak een grote boog om Alamoet en verdoe uw wijze inspanningen niet langer aan het lot van onwaardigen!' Hij beduidde el-Din Tusi met een buiging dat hij vrij was. Daar had ook de kamerling niets tegenin te brengen, temeer omdat de koninklijke geste van Roç en diens spraakgebruik indruk op hem maakten.
'Dat kalf, mijn koning,' antwoordde hij lachend, 'zullen we aan een touw met ons meenemen, tot we de bergen van de Assassijnen achter ons hebben gelaten en in de weidse steppe zijn beland, waar de pax mongolica heerst. Zijn huid en zijn stevige omvang zullen ons zolang tegen alle agressievelingen beschermen, want geldt zijn vader niet als een onbeheerst slachter en - zoals jullie zelf zeggen - zijn favoriet als een gevaarlijke slang. Alle anderen kunnen terugkeren naar Alamoet en dit besluit overbrengen - als de Roos al niet van alles op de hoogte is,' voegde hij er nog lachend aan toe.
'We breken op, zodra een acceptabel vervoermiddel voor prinses Yeza beschikbaar is,' zei Kito.
'Ze is mijn koningin!' deelde Roç hem mede en tot Dschuveni gericht: 'En Kito is onze eerste ridder!' Ze namen afscheid van Ali en zijn vader en droegen hun op, als ze William van Roebroeck werkelijk op hun terugweg zouden ontmoeten, hem te berichten, dat Roç en Yeza naar Karakorum waren afgereisd en of hij toch alsjeblieft ook kwam!