hoofdstuk 6 De gevolgen van onderdrukking en herintegratie voor zowel de terugkerende ex-gevangenen als het politieke systeem

Tot dusver is de aard van de terreur onderzocht, de ervaringen van de eerste en latere terugkerende ex-gevangenen, het passief-agressieve gedrag van de Prokoeratoera en andere officiële instanties, het psychologische en morele effect van onderdrukking, de praktische problemen (woon- en werkomstandigheden in relatie tot de herintegratie), en de discrepantie tussen officieel beleid en onofficiële praktijk jegens terugkerende ex-gevangenen. In deze uiteenzetting hebben we steeds weer bewijzen aangevoerd dat het systeem afhankelijk was van onderdrukking en daar ook op was ingericht. Voorts wijst het feit dat terugkerende ex-gevangenen zelfs na de vermeende hervormingen van het Twintigste Partijcongres vervolgd bleven worden erop dat onderdrukking en de dreiging van onderdrukking door het sovjetregime nog steeds werden gebruikt als instrument ter handhaving en preventie.

Gezien alle persoonlijke, sociale en ideologische frustraties die degenen die de Goelag hadden overleefd ondervonden, was de latere trouw aan de Communistische Partij van sommigen onder hen moeilijk voorstelbaar. Die trouw bleek uit hun motivatie en hun pogingen om weer lid te worden van de partij. Het gedrag van deze groep varieerde van mensen die stierven terwijl ze Stalins lof zongen en ex-zeks die lyrisch werden over de hernieuwing van hun partijlidmaatschap tot degenen die slechts hun carrière wilden bevorderen. Zoals te verwachten valt, streefden verschillende mensen om verschillende redenen rehabilitatie in de partij na. Hun motieven waren onder andere angst voor vervolging, een geloof in de juistheid van het systeem, de praktische noodzaak van sociale aanpassing, en de overtuiging dat hun rechten alleen volledig hersteld zouden worden als ze hun partbilet (partijlidmaatschapskaart) terugkregen. Als tegenwicht moet worden opgemerkt dat sommige terugkerende zeks geen verzoek tot rehabilitatie indienden, omdat ze niets meer met het sovjetsysteem te maken wilden hebben. Veel van hun latere rehabilitatieaanvragen waren het gevolg van het feit dat ze van gedachten veranderden toen in 1989 de politieke situatie begon te veranderen.670

Bij het beschouwen van het effect van het onderdrukkingsbeleid op het politieke systeem is het van belang om ook stil te staan bij de invloed die de terugkerende zeks uit de stalinistische tijd hadden op dissidenten of de dissidentenbeweging. Men zou verwacht hebben dat veel ex-gevangenen door hun kampervaring zodanig gepolitiseerd waren dat ze later de legitimiteit van het sovjetsysteem betwistten in de vorm van protest (dat wil zeggen actieve dissidentie). Dat gebeurde slechts ten dele. Terugkerende ex-gevangenen in de jaren vijftig en dissidenten in de jaren zestig hebben zichzelf beschreven als twee totaal verschillende groepen, met een verschillende geschiedenis en een verschillende agenda.671 Dit is niet helemaal juist omdat er heel wat overlapping was tussen de beide groepen. Hoewel niet alle terugkeerders dissidenten werden, gold dat wel voor een aantal van hen. Ook gebeurde het dat de kinderen en kleinkinderen van een aantal terugkerende ex-gevangenen dissidenten en mensenrechtenactivisten werden. Niettemin waren er andere overlevenden die partij-activisten werden, en hun kinderen traden in hun voetsporen. De lotgevallen van de terugkerende ex-gevangenen kunnen het duidelijkst worden geïllustreerd door enkele van hun individuele verhalen de revue te laten passeren.

Angst, geloof en ontgoocheling
Iosif Bogoraz

Je zou denken dat je het standpunt van mensen over het sovjetsysteem zou kunnen afleiden uit hun houding tegenover het lidmaatschap van de partij, maar in een repressief systeem zou dat een misleidende gevolgtrekking kunnen zijn. Iosif Aronovitsj Bogoraz werd gearresteerd op beschuldiging van trotskisme en bracht van 1936 tot 1957 in kampen of ballingschap door.672 Na zijn vrijlating werd hij gerehabiliteerd en vroeg hij om herinschrijving bij de partij, een verzoek dat werd ingewilligd. Gezien zijn geschiedenis van gevangenschap en zijn latere activiteiten, waaronder het schrijven van werken als Otshchepenets (zie hoofdstuk 5), gepubliceerd in samizdat, vraag je je af wat hem ertoe bracht om weer lid van de partij te worden.

Op een koude Moskouse nacht aan het eind van de jaren negentig werd op een bijeenkomst die qua sfeer deed denken aan de dissidententijd, deze vraag voorgelegd aan zijn kleinzoon, Aleksandr Daniel, die de leiding heeft over een Memorialproject dat de dissidentenbeweging van de jaren vijftig tot tachtig in kaart brengt. Na ermee te hebben ingestemd dat het gedrag van zijn grootvader raadselachtig was, verklaarde Daniel het door uit te leggen dat Iosif Bogoraz niet zozeer werd gemotiveerd door een verlangen om de partij te steunen alswel door een angst voor de consequenties van het niet aanvragen van hernieuwing van zijn lidmaatschap. De officiële ideologie dicteerde destijds dat iedereen lid van de Communistische Partij zou moeten willen zijn. Daar kwam bij dat Bogoraz ook de strijd moe was tegen de voortdurende belemmeringen die het gevolg waren van het feit dat hij niet de juridische status van partijgerehabiliteerde had. Volgens Daniel duurde het hernieuwde partijlidmaatschap van zijn grootvader niet lang. Bogoraz verliet de partij aan het begin van de jaren zeventig.

(De politieke koers van de volgende generatie vertelt zijn eigen fascinerende verhaal van wat er voortkwam uit het samengaan van terugkerende ex-gevangenen en dissidenten. Bogoraz’ dochter (en Daniels moeder) Larisa bleef haar erfgoed trouw en werd later een belangrijke dissidente en mensenrechtenactiviste. Verder was ze eerst getrouwd met Yuli Daniel en vervolgens met Anatoli Martsjenko, twee bekende dissidenten (zie hoofdstuk 5)).

Op bovengenoemde bijeenkomst was ook een andere voormalige dissident aanwezig, Andrej Grigorenko, zoon van generaal Pjotr Grigorenko wiens eigen dissidente activiteiten eerst leidden tot zijn interne ballingschap, vervolgens tot zijn gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis van de sovjets en ten slotte tot zijn uitwijking naar New York. Andrej Petrovitsj (Grigorenko) sloot zich aan bij Daniels oordeel dat angst voor veel terugkerende ex-gevangenen een van de belangrijkste drijfveren was. Niettemin spreekt dit gevoel niet uit de meeste memoires, zoals Arseni Roginsky terecht opmerkte.673 In feite spreekt uit de geschriften van veel terugkeerders een oprecht verlangen naar herinschrijving bij de partij op ideologische gronden.

Lev Kopelev

Lev Kopelev werd veroordeeld tot tien jaar gevangenisstraf in de naoorlogse golf van vervolging van militairen, en werd in 1956 vrijgelaten en gerehabiliteerd. Hij kreeg in 1957 zijn partijlidmaatschap terug.674 Kopelev en zijn vrouw Raisa Orlova, eveneens een dissidente, bleven geloven in het ‘gezonde socialistische karakter van de samenleving’, en vonden dat de ziekte van de persoonlijkheidscultus genezen kon worden.675 In zijn memoires rationaliseert Kopelev zijn (eerdere) onwrikbare standpunt (‘mijn partij, goed of fout’) door in herinnering te roepen dat hij altijd een rechtschapen communist was geweest.676 Elders beweert hij dat ‘geen van ons terugkerende exgevangenen behoefte had aan wraak’,677 een houding die overeenkomt met zijn eerdere pogingen om binnen de partij te werken. Hij en zijn vrouw waren er aanvankelijk van overtuigd dat de hervormingsbeweging van het sovjetsysteem onomkeerbaar was.678 In 1964 schreef Kopelev: ‘De beweging die in gang was gezet door het Twintigste en Tweeëntwintigste Partijcongres kon niet worden gestuit… bevrijde gedachten en een ontwaakt bewustzijn zouden geen terugkeer tot het stalinisme toelaten.’679 Hij had het mis.

Het had Kopelev al vrij snel duidelijk kunnen zijn dat ondanks officiële verklaringen van het tegendeel het overheidsgedrag niet echt was veranderd. Zo werd op een bijeenkomst van vertalers en critici in het voorjaar van 1956 zijn aanbeveling dat Kafka gepubliceerd moest worden vreemd en ongepast gevonden.680 (Kafka’s beschrijvingen van de robotachtige tirannie van de bureaucratie stonden altijd net iets dichter bij de realiteit van het sovjetcommunisme dan de politici lief was.) Maar er was wel enige verbetering. Wat Kopelev niet voor Kafka kon doen, deed hij wel voor Solzjenitsyn door de publicatie van Ivan Denisovitsj te steunen.681 Deze twee voormalige kampgenoten hadden een soortgelijke politieke geschiedenis. Solzjenitsyns personage Lev Roebin in De eerste cirkel was zelfs op Kopelev gebaseerd. Vanwege hun verzet tegen het overheidsbeleid, zouden zij ook een soortgelijke politieke toekomst hebben.

Tot het midden van de jaren zestig probeerde Kopelev zijn geloof in de hervormingsbeweging te behouden, maar de Brodskyaffaire en het proces van Sinyavsky en Daniel brachten hem op andere gedachten. In mei 1968 werd zijn ‘hoop op een dooi’ resoluut de kop ingedrukt toen hij uit de partij werd gezet, ironisch genoeg omdat hij uiting gaf aan zijn angst voor een terugkeer naar het stalinisme.682 Door deze en latere acties werden zijn angsten dan ook bevestigd. Kort na elkaar werd hij ontslagen en mocht hij niet meer publiceren, hoewel zijn werk in die tijd voornamelijk bestond uit vertalingen van Duitse literatuur. Doordat Kopelev om de vrijheid van Aleksandr Solzjenitsyn en Andrej Sacharov verzocht, werd zijn reputatie bij de overheid verder in gevaar gebracht, en in 1977 werd hij uit de officiële Schrijversvakbond gezet. Toen begon hij met tegenzin te beseffen dat de absolute macht die de Communistische Partij uitoefende inherent corrupt was, dat zij zelfkritiek smoorde en onvermijdelijk tot onderdrukking, massale arrestaties en de kampen leidde. De schuld lag bij het systeem en derhalve ook bij degenen die het hielpen bouwen. In een interview uit 1979 gaf Kopelev uiting aan dit droeve standpunt: ‘Hoe meer ik de zaken overdacht, des te meer ik ervan overtuigd raakte dat wij van meet af aan de verkeerde weg waren ingeslagen, dat de manier waarop het was gelopen niet alleen Stalins schuld was, maar ook de mijne, de onze.’683

Omdat hij niet meer bereid was om het regime te steunen, werd Kopelev naar de rand van de sovjetsamenleving gedrukt. Nadat de terugkeerder-dissident in 1980 naar West-Duitsland was geëmigreerd, werd hem in 1981 zijn sovjetstaatsburgerschap ontnomen.684 In het Westen bleef Kopelev zijn voormalige landgenoten trouw en voerde hij actie tegen het systeem waaronder zij nog steeds gebukt gingen. Hij steunde mede-mensenrechtenactivisten door te helpen met het vertalen en publiceren van dissidente Oost-Europese schrijvers. In 1990 nam hij deel aan de samenwerkingsprogramma’s van de Heinrich Böllstichting en Memorial.

Niettemin waren er onder de ex-gevangenen ook mensen die in het systeem bleven geloven. Sommigen van hen verging het beter dan Kopelev. Sommige van de terugkerende ex-gevangenen die hun partijlidmaatschap terugkregen, werden prominenten en werden vervolgens door het regime gebruikt voor propagandadoeleinden als tegenwicht voor figuren zoals Solzjenitsyn en de krachten die door Ivan Denisovitsj waren ontketend. Galina Serebrjakova, die eenentwintig jaar in Siberië doorbracht, wordt door een auteur aangehaald als ‘een van de pionnen van het regime in de tragikomedie van de nasleep van het stalinistische kampsysteem.’685 In plaats van aan de orde te stellen dat ze door het stalinistische (sovjet) systeem van haar vrijheid was beroofd, concentreerde Serebrjakova zich op haar vrijlating en prees ze het ‘leninistische Centraal Comité’ voor haar bevrijding. In een artikel in Molodaja Gvardija in 1964 dweepte ze: ‘Natuurlijk ben ik verliefd op mijn tijd, op mijn generatie. Nagenoeg elke dag ontstaan er nieuwe steden en waterwegen, vinden er belangrijke wetenschappelijke ontdekkingen plaats… Er ontwikkelen zich nieuwe relaties tussen mensen, de nieuwe mens van de communistische toekomst.’686

Die terugkerende ex-gevangenen die de partij prezen waren het meest bruikbaar voor propagandadoeleinden – voor Chroesjtsjov en voor het regime dat zijn bewind lang overleefde. Ex-gevangenen zoals Dora Lazoerkina, die op het Tweeëntwintigste Partijcongres getuigenis aflegde van haar geloof in de leninistische zaak, steunde de partij met bijzonder effectieve propaganda. Als ex-gevangenen nog steeds in het systeem geloofden na alles wat zij hadden doorgemaakt, zo redeneerden de ideologen, dan moest het systeem wel echt goed zijn. In 1962 werd in de Izvestiya een gedicht gepubliceerd dat twee jaar eerder was geschreven en aan de ‘geliefde partij’ was gewijd. De auteur, Sofia Dalnaja, was in 1937 gearresteerd en had bijna twintig jaar in gevangenissen en kampen gezeten.687 Het thema van het gedicht was dat de bolsjewieken succesvol waren geweest in hun strijd om een wereldmacht te worden. Poëzie die uiting gaf aan vreugde naar aanleiding van de herinschrijving bij de partij kan zelfs in de memoires van Memorial worden aangetroffen, een onwaarschijnlijke plaats om het regime te prijzen. Deze woorden waren naar alle waarschijnlijkheid oprecht, aangezien dit een niet-publieke uitingsvorm is.

Pjotr Jakir

Het verhaal van Pjotr Jakir is in tegenstelling tot veel van de in dit boek aangevoerde biografieën tamelijk bekend. Het is echter een uniek en tragisch verhaal over het effect dat onderdrukking kan hebben op de politieke denkbeelden van terugkerende ex-gevangenen, hun lichamelijk welzijn en hun emotionele stabiliteit, en zal daarom in ons onderzoek worden meegenomen. Pjotrs vader Iona was een beroemde commandant in het Rode Leger die in 1937 werd geëxecuteerd als ‘vijand van het volk’. De laatste woorden van Iona Jakir voor zijn executie waren naar verluidt ‘Lang leve Stalin!’688 Wij zullen nooit weten of hij uiting gaf aan zijn waarachtige geloof in de leider, domweg het systeem aanriep met een traditionele uitdrukking of zijn nabestaande familie in gevangenschap wilde beschermen. Het kan zijn dat hij bij zijn dood nog steeds in het sovjetsysteem geloofde dat hij had helpen ontwikkelen. Het is echter onwaarschijnlijk dat Iona Jakir zich als hoge militair niet bewust was van Stalins rol (en die van hemzelf) in de terreur.

In 1937, hetzelfde jaar dat zijn vader werd geëxecuteerd, werd ook de toen veertienjarige Pjotr Jakir gearresteerd als een ‘sociaal gevaarlijk element’. Hij werd gedwongen om op te groeien in de Goelag en bracht de daarop volgende zeventien jaar door in weeshuizen, gevangenissen, kampen en ballingschap.689 Na de dood van Stalin werden hij en zijn ouders uiteindelijk gerehabiliteerd (Iona postuum). Pjotrs verhaal trok de aandacht van Chroesjtsjov en op het Twintigste Partijcongres verwees hij zelfs naar het lot van de zoon van de geëxecuteerde generaal. Vervolgens werd Pjotr een van ‘Chroesjtsjovs zeks’, dat wil zeggen een teruggekeerde ex-gevangene die privileges kreeg en voor propagandadoeleinden werd ingezet om reclame te maken voor Chroesjtsjovs destaliniseringscampagne. Hij kreeg een baan aan het Geschiedkundig Instituut690 en een goede woning in Moskou.691

Maar in 1969 dwong Pjotrs bezorgdheid over de wederopkomst van het neostalinisme hem tot actieve steun aan de dissidentenbeweging. Jakir schreef een brief aan de partijkrant Kommunist waarin hij al de misdaden aangaf waaraan Stalin zich volgens de sovjetwet schuldig zou hebben gemaakt, om tot de conclusie te komen dat Stalin een van de grootste misdadigers van de eeuw was. Daarna werd hij bij de voortzetting van zijn acties voor de mensenrechten steeds vaker door de kgb op de huid gezeten. De nachtmerrie van zijn tijd als puber en jonge volwassene in de kampen stond hem nog steeds helder voor de geest. Hij werd voortdurend geplaagd door de angst om gearresteerd te worden.692 Ten slotte gebeurde het onvermijdelijke: in 1972 werd Pjotr Jakir gearresteerd. Zijn getuigenis, samen met dat van Viktor Krasin, leverde de kgb meer dan 200 namen van mededissidenten op. Afgezien van de gevolgen die deze onthullingen hadden voor de individuele levens van de bewuste dissidenten, liep de dissidentenbeweging zelf een klap op omdat de kgb de opheffing van een belangrijke illegale krant voor activiteiten op het gebied van de mensenrechten kon afdwingen: de Chronika Tekushchik Sobytii (De kroniek van actuele gebeurtenissen).

Op zijn proces in 1973 bekende Pjotr Jakir zich schuldig aan de aanklacht ‘antisovjetagitatie en -propaganda’. De laatste woorden die deze terugkerende ex-gevangene tot de rechtbank richtte waren: ‘Ik wil niet sterven in de gevangenis.’693 In ruil voor zijn medewerking werd zijn straf verminderd tot drie jaar gevangenschap en drie jaar interne ballingschap. Na een jaar kreeg hij gratie. Na zijn vrijlating kon Jakir zijn beroep niet meer uitoefenen, omdat hij lichamelijk was verzwakt door alcoholmisbruik. Ook kon hij niet meer terug naar zijn vroegere vrienden of activiteiten op het gebied van de mensenrechten. Pjotr Jakir, een volmaakt slachtoffer van de sovjetterreur, verloor zijn vader, zijn jeugd, zijn vrienden, zijn integriteit, zijn zelfrespect en zijn gezondheid. Lichamelijk en geestelijk gebroken stierf hij in 1982. Pjotrs persoonlijke en politieke geschiedenis is een microkosmos van de repressieve tijden waarin hij leefde.

In het post-sovjettijdperk konden Pjotrs leven en lot herbeoordeeld worden in het licht van wat men te weten was gekomen over het verraderlijke functioneren van het systeem. In een artikel uit 1995 in het tijdschrift Kengir, geschreven door L.P. Petrovsky, voormalig dissident en kleinzoon van een oude bolsjewiek, wordt ervoor gepleit om Jakir postuum de graad van ’kandidaat’ in de geschiedeniswetenschap toe te kennen, omdat hij nooit de gelegenheid had gekregen om zijn voltooide proefschrift te verdedigen. De auteur is ook voor de toekenning van een erediploma aan Pjotrs dochter Irina, eveneens een voormalig dissidente, die niet opnieuw werd toegelaten aan het Historisch Archiefinstituut.694 Uit het verhaal van de Jakirs blijkt dat de greep van het sovjetsysteem meerdere generaties omspande – van Iona, een generaal die ervoor had helpen vechten, tot Pjotr, een historicus die geloofde, hoe kort ook, dat het zou kunnen werken, tot Irina die zelf ook door de kgb op de huid werd gezeten vanwege haar werk aan de Chronika. Deze familiekroniek illustreert ook hoezeer het sovjetsysteem afhankelijk was van meedogenloze onderdrukking als een instrument om zich te handhaven. Het systeem beschaamde het vertrouwen van zijn eerste ontwerpers en was een ontgoocheling voor degenen die er het meest hartstochtelijk in geloofden. Het is dan ook niet zo gek dat het verzwakt werd door een gebrek aan steun.

Ruf Bonner

De Bonners zijn een andere familie wier vroege inzet voor het socialisme eindigde in ontgoocheling. Ruf Bonner, de moeder van Jelena Bonner en de schoonmoeder van Andrej Sacharov, groeide op in een gezin dat de revolutionaire zaak zo was toegedaan dat het ervoor koos in ballingschap in een afgelegen stad in Oost-Siberië te wonen om in de buurt te zijn van familieleden die vastzaten in tsaristische gevangenkampen. Als tiener ging ze in 1917 naar Moskou om de bolsjewistische revolutie te steunen, in de burgeroorlog sloot ze zich aan bij het Rode Leger en later werkte ze aan het Marxistisch Instituut. Ruf werd in 1937 gearresteerd en bracht zeventien jaar door in kampen en interne ballingschap. Haar man, Gevork Alikhanov, was een hooggeplaatste functionaris bij de Komintern die gearresteerd en geëxecuteerd werd.695 Rufs dochter (en Alikhanovs stiefdochter) Jelena werd ondanks haar status als dochter van een ‘verraadster van het moederland’ geaccepteerd als vrijwilligster om het land te verdedigen in de Grote Patriottische Oorlog. Moeder en dochter werden na de dood van Stalin allebei gerehabiliteerd. Later regelde Mikoyan medische verzorging voor Jelena’s oorlogswonden (oogletsel), en zorgde hij dat Ruf een goede woning kreeg. In afwachting van een nieuwe politieke dooi na de val van Chroesjtsjov werd Jelena in 1964 lid van de Communistische Partij. Die dooi trad echter niet in.

De sovjettanks die in 1968 Praag binnendenderden maakten een eind aan het geloof van de familie Bonner in een menselijk socialisme. Zoals Ruf zich herinnerde: ‘Daardoor werd voor sociaal voelende mensen elke hoop op verandering van binnenuit volledig de bodem in geboord. Ze moesten op zoek naar iets buiten het systeem [met andere woorden, de dissidentenbeweging].’696 Ruf Bonner beweerde in een interview in 1984 dat toen het Kremlin terugkwam op de destalinisering, veel teruggekeerde ex-gevangenen verstomden, maar dat diegenen die doorgingen met hun kritiek de eerste dissidenten werden. Uit de politieke geschiedenis van haar eigen familie blijkt de afbrokkeling van het geloof in het communisme als gevolg van het feit dat het sovjetsysteem op onderdrukking bleef vertrouwen. Terwijl ze sprak, was haar schoonzoon Andrej Sacharov in interne ballingschap in hongerstaking terwijl haar dochter, Jelena, worstelde om een reisvergunning te krijgen om zich in het Westen medisch te laten behandelen. (Uit erkentelijkheid voor Sacharovs bijdragen aan de dissidentenbeweging werd hij later tot erevoorzitter van Memorial benoemd.)

De bouwers van het socialisme

Sommige teruggekeerde ex-gevangenen behielden een ‘ouderlijk’ geloof in het sovjetsysteem omdat zij hadden deelgehad aan de ontwikkeling ervan. Ideologisch geëngageerde partijleden697 konden hun blijvende geloof in de Communistische Partij waaraan zij hadden meegebouwd gebruiken als een bron van troost die hen hielp om de ontberingen van de kampen te verdragen. Sommigen waren meer altruïstisch en beschouwden hun kamparbeid zelfs als een directe bijdrage aan het welzijn van de partij. Een ex-gevangene, die 13 1/2 jaar van een straf van 15 jaar uitzat, beschreef zijn gevoelens als volgt:

Tot 1951 dolf ik met de hand zo veel edele metalen op dat ik multimiljonair had kunnen worden. Dat is mijn bijdrage aan het communistische systeem. Maar de belangrijkste factor die mijn overleven in die barre condities verzekerde, was mijn onwankelbare, onuitroeibare geloof in onze leninistische partij, in haar humanistische principes. Het was de partij die mij de lichamelijke kracht gaf om deze beproevingen te doorstaan. [De partij] voedde de hersenen, [en ons] bewustzijn, hielp ons om te vechten. Toen ik weer werd opgenomen in mijn oorspronkelijke Communistische Partij, was dat de grootste vreugde van mijn hele leven!698

Talrijke kampmemoires bevatten soortgelijke verklaringen in soortgelijke lovende bewoordingen, waarin patriottisme voor het moederland en loyaliteit aan de partij worden verheerlijkt. Zoals in deze slotzin van een korte autobiografie die in 1967 werd geschreven door een terugkeerster die van 1937 tot 1954 in kampen en ballingschap had doorgebracht: ‘Tijdens alle jaren in de gevangenis heb ik nooit mijn geloof in onze grote Communistische Partij verloren alsook de hoop op het achterhalen van de waarheid en het herstel van mijn goede naam als communiste en vechtster voor het sovjetregime.’699 Zij werd in 1956 weer in de partij opgenomen.700

Een andere terugkerende ex-gevangene beschrijft in zijn memoires hoe een lotgenoot zelfs nostalgisch werd over zijn kampervaring: ‘De laatste jaren woont Leonid Artjomovitsj in Kislovodsk en, net als alle bewoners van Norilsk uit die tijd, denkt hij altijd met een gevoel van verdriet en patriottische trots terug aan de jaren die hij in die stad doorbracht, waar zijn werk ging zitten in elke meter straat en elk gebouw.’701 (Een contrasterend beeld komt naar voren in de grimmige uitspraak van sommige terugkerende ex-gevangenen dat deze ijskoude, ongastvrije poolsteden letterlijk ‘op de botten van gevangenen zijn gebouwd’.702)

Het is makkelijk te begrijpen waarom mensen die door een systeem onderdrukt zijn zich daarvan afwenden. Een van hen noemde ex-gevangenen die in de partij bleven geloven ‘maniakken’.703 Maar de voortdurende en soms versterkte betrokkenheid van degenen die gevangen hebben gezeten lijkt tegenstrijdig. Vanuit het gezond verstand bezien zou je denken dat een politiek systeem zijn politieke beloftes zou moeten waarmaken en als het dat niet doet, men het geloof in dat systeem zou moeten laten varen. Maar zoals blijkt uit de bovenstaande steunbetuigingen kan trouw aan een geloofssysteem diepe niet-rationele (niet irrationele) wortels heben, die weinig te maken hebben met het al dan niet nakomen van politieke beloftes. De emotionele bevrediging als gevolg van het lidmaatschap van een geloofssysteem kan losstaan van de materiële resultaten.

Mensen kunnen zelfs een systeem blijven steunen dat verantwoordelijk is voor hun lichamelijk lijden zolang dat hun een zekere zingeving verschaft, een schijnbaar onontbeerlijk ingrediënt voor de kwaliteit van het bestaan.704 Voor veel idealisten was de Communistische Partij de enige institutie die zin gaf aan hun leven. In andere landen kon deze zingeving verschaft worden door het instituut godsdienst – ook een geloofskwestie die niet afhankelijk is van gunstige materiële of politieke resultaten bij voortdurende devotie. Als men eenmaal de veronderstellingen van een geloofssysteem aanvaardt – zoals de overtuiging dat God of het communisme goed is, kan alles wat daarna gebeurt zo geïnterpreteerd worden dat het die overtuiging ondersteunt. De georganiseerde religie, de meest wijdverspreide institutie om zin te geven aan het leven van mensen, was door de sovjetstaat systematisch ondermijnd, zodat het domein van de ‘zingeving’ aan de partij toeviel.

In wezen verschaffen alomvattende geloofssystemen zoals godsdienst en communisme twee psychosociale hoofdzaken: een conceptueel kader om zin te geven aan gebeurtenissen en de steun van een sociale groep (werkelijk of denkbeeldig).705 Na de holocaust hebben veel mensen het bestaan of de aard van God in twijfel getrokken, maar ondanks dit rampzalige gebeuren zijn velen, hoewel niet allen, blijven geloven in het bestaan van een macht die boven hen stond en waardoor zij zich lieten leiden. Zoals Viktor Frankl betoogde: ‘Mensen kunnen niet leven in een wereld die zij betekenisloos vinden.’706

Als een geloofssysteem eenmaal de behoefte aan zingeving is gaan bevredigen, kan dat systeem niet makkelijk opgegeven worden, zelfs als de aanhangers eronder lijden, en misschien wel juist als zij eronder lijden, omdat het kan dat daardoor de behoefte van de mensen wordt versterkt. Zowel voor ex-zeks als voor sovjetburgers in het algemeen waren er niet veel alternatieve zingevingssystemen die ze legitiem konden onderschrijven. Om die reden kon de Communistische Partij zelfs als zij gezien kon worden als de instantie die verantwoordelijk was voor zoveel individueel en collectief ongeluk, niettemin gezien worden als een transcendente kracht die een verzameling richtlijnen voor het leven bood alsook een pakket aan materiële en sociale voordelen waarmee de status van goede communist gepaard kon gaan.707 Daar komt bij dat een partij moeilijk te betwisten is als zij het sociale leven, het levensonderhoud, het lichamelijk bestaan en de algemeen menselijke behoefte aan zingeving van haar leden controleert.

De neiging om zich te conformeren aan de partijlijn werd ook versterkt door de dikke periodieken van de jaren zestig.708 Zij verspreidden verhalen over ‘heroïsche mijlpalen’, waarin de deugdzaamheid van slachtoffers van de terreur werd verheerlijkt, die ondanks alles ‘toen ze thuis terugkeerden, het vuur van hun toewijding aan de revolutie hadden bewaard’.709 Wat nagenoeg ontbreekt in deze devotionele verslagen is een kritisch onderzoek van wat het was dat deze slachtoffers bewaarden, en hoe ver de werkwijze van het sovjetsysteem was verwijderd van de idealen van zijn grondleggers en de vermeende ideologie van zijn leiders.

Als er voor gelovigen een reden was om iemand de schuld te geven, waren de beschuldigingen gericht tegen individuen zoals Jezjov, Beria of Stalin, waarbij hun gedrag werd gezien als een afwijking van de ‘humanistische principes’ van het socialisme waarop de Sovjet-Unie gebaseerd heette te zijn. Het is waar dat zulke individuen bijdroegen aan de terreur en verantwoordelijk waren voor hun rol daarin, maar het is ook waar dat het regeringssysteem in feite niet reageerde op de geregeerden maar alleen op de regeerders. Onder deze omstandigheden werd er geen rekenschap afgelegd aan de burgers en werd overheidsonderdrukking een wezenlijk onderdeel van het systeem.

Hoewel de blijvende toewijding aan de Communistische Partij bij sommige terugkerende ex-gevangenen leek op een godsdienstige overtuiging, moest zij niettemin worden bekrachtigd. Overtuigde loyaliteit aan de partij werd indien mogelijk overal uitgebuit. Het propaganda-apparaat van de sovjets bleef voortdurend de deugden van de ‘bouwers van het communisme’ verheerlijken. In 1959 werd in de Pravda een aantal brieven gepubliceerd over ‘ontwakende liefdadigheid en bewustzijn bij de bouwers van het communisme’. Volgens de Chroesjtsjovdossiers werden in de correctionele arbeidskampen actieve discussies naar aanleiding van deze brieven gestimuleerd. We weten niet hoe voortvarend de gevangenisautoriteiten waren in het aanmoedigen van gevangenen om politiek correcte antwoorden op te schrijven, maar we mogen op basis van het beleid in andere gevangenissen aannemen dat ze onder een zekere druk stonden om dat te doen. Het ministerie van Binnenlandse Zaken gebruikte een selectie van antwoorden van gevangenen voor propagandadoeleinden. Deze antwoorden werden overgebracht aan de Raad van Ministers en aan de hoofdredacteur van de Pravda. De verklaring van een gevangene (een crimineel) bevat de volgende tekst over hoe ze nog steeds volledige sovjetburgers waren ondanks hun status van gedetineerde:

…Als je een sovjetburger bent, blijf je onder alle omstandigheden een sovjetburger en kun je altijd je bijdrage leveren aan het bouwwerk van het communisme. De brieven die in de Pravda zijn gepubliceerd… inspireren me om nog beter te werken, en bieden mij de verzekering dat ik na mijn vrijlating werk zal kunnen vinden, en als ik problemen heb, zal ik naar partij- en sovjetorganisaties gaan, en die zullen me helpen.710

Aangenomen dat dit niet was afgedwongen – op zich al een geloofsdaad – zou het eens te meer een voorbeeld zijn van de wrede teleurstelling die (politieke of criminele) ex-zeks te wachten stond. We hebben gezien hoe weinig hulp en hoe veel belemmeringen zij van de partij en andere sovjetorganisaties ondervonden. Maar als we deze verklaring moeten accepteren als een authentieke blijk van loyaliteit, moeten we haar opvatten als deels hoop, deels geloof en deels pragmatisme.

Het partijlidmaatschap als sociale status

Ondanks hun antistalinistische opvattingen en hun vijandigheid jegens het sovjetsysteem wilden sommige ex-gevangenen en kinderen van ex-gevangenen (opnieuw) lid worden van de Communistische Partij als een manier om te herintegreren in de sovjetsamenleving. Voor diegenen met een gestigmatiseerde persoonlijke of familiegeschiedenis kwam het lidmaatschap van de cpsu van pas bij hun carrière.

Andrej Sacharov

Professor Andrej Nikolajevitsj Sacharov, die directeur werd van het Instituut voor Russische Geschiedenis van de Russische Academie van Wetenschappen, was de zoon van een ‘vijand van het volk’. Andere leden van Sacharovs familie hadden eveneens een geschiedenis van onderdrukking. Zijn grootvader, een arme dorpsgeestelijke die in de kerk woonde, was in 1937 gearresteerd en geëxecuteerd. Sacharovs vader had voor de revolutie aan een seminarie gestudeerd, en volgde later een opleiding tot sociaal wetenschapper. Aan het eind van de jaren twintig werd echter duidelijk dat mensen die in enig opzicht een band hadden met pre-Russische levenswijzen of, zoals zijn familie, een verdachte achtergrond hadden, bijzonder kwetsbaar waren voor onderdrukking. Vandaar dat Sacharovs vader zich omschoolde in een beroep dat neutraler leek. Hij werd ingenieur. Dan nog kreeg hij aan het eind van de jaren dertig, als zoon van een geëxecuteerde priester, problemen met de autoriteiten. Volgens Andrej Nikolajevitsj, werd degene die zijn vader had verklikt gemotiveerd door romantische belangstelling voor zijn moeder.711 Het was niet ongebruikelijk dat mensen uit zowel persoonlijke als politieke motieven hun vrienden en buren aangaven bij de autoriteiten. Het overnemen van echtgenotes was een van de belangrijkste motieven, samen met het opportunistische verwerven van werk en een woning. Sacharovs vader werd in 1940 gearresteerd.

De familie die achterbleef – Andrej, zijn broer en zijn moeder – kregen al de gebruikelijke beperkingen te verduren die aan familieleden van een ‘vijand van het volk’ werden opgelegd. Ze mochten niet in een grote stad wonen, ze moesten met zijn drieën één kamer delen, zijn moeder werd uit de partij gezet en het kostte haar moeite om een baan als geschiedenislerares te vinden. Sacharovs vader overleefde de kampen en werd bevrijd in de golf van naoorlogse vrijlatingen. Na zijn vrijlating werkte hij als ingenieur in een klein stadje in de provincie Gorky waar veel andere ex-zeks woonden. Het viel Sacharov op dat zijn vader geen partijlidmaatschap ambieerde, aangezien hij niet meer vooruit hoefde te komen in zijn carrière en kennelijk geen bijzondere band met de cpsu voelde.712 Het valt ook te betwijfelen of hij op dat moment wel lid van de partij had kúnnen worden.

Ondanks zijn uitmuntende cijfers kostte het Andrej Nikolajevitsj moeite om te worden toegelaten tot de Moskouse Staatsuniversiteit in 1948. Zelfs nadat hij was toegelaten, was het moeilijk om daar te blijven studeren en vooruit te komen in zijn vakgebied. Ondanks een uitstekend cijfergemiddelde moest hij vechten om als doctorandus te worden aangenomen bij de vakgroep geschiedenis, omdat zijn vader een ex-zek was. Door diezelfde gestigmatiseerde familiegeschiedenis was het voor Andrej Nikolajevitsj onmogelijk om lid te worden van de partij. Dat was belangrijk voor zijn carrière omdat het partijlidmaatschap een voorwaarde was om lid te worden van de Academie van Wetenschappen en een goede baan als historicus te krijgen. Ondanks deze obstakels wist hij zijn studie af te ronden. Toen Stalin overleed, verbeterde de situatie voor Sacharov en zijn familie. Zijn vader werd in 1956-1957 gerehabiliteerd en Andrej mocht onder Chroesjtsjov lid worden van de partij.

Ondanks de belemmeringen die verband hielden met zijn familieachtergrond was Andrej Nikolajevitsj Sacharov succesvol in zijjn carrière, en uiteindelijk bereikte hij een zeer invloedrijke positie binnen zijn vakgebied. In feite was hij een van de weinigen die succes hadden ondanks de alomtegenwoordige sociale en politieke handicaps die aan onderdrukten en hun familie werden opgelegd.713 Opgemerkt moet worden dat, hoewel Sacharov gebukt ging onder de sociale en politieke consequenties van een gestigmatiseerde familiegeschiedenis, hij niet de extra sociale last had dat hij zelf een exgevangene was.

Sacharov beweert dat hij zijn geloof in het systeem verloor tijdens het regime van Brezjnev. In een interview in 1997 zei Sacharov dat hij besloot dat het systeem georganiseerd had moeten worden door de elite van de samenleving, met andere woorden de intelligentsia. (Hoewel Lenin tot de intelligentsia behoorde, vond Sacharov hem kennelijk geen goed voorbeeld.) Zij zouden misschien betere instincten in de mensen hebben gecultiveerd. In plaats daarvan werd het systeem geschapen door Lenin, die in wezen niet verschilde van Stalin. Ze waren allebei even meedogenloos. Daar kwam bij dat het door Lenin gecrëerde repressieve systeem geïmplementeerd werd door hordes bureaucraten die hun eigen belang dienden en in de mentaliteit van het volk een uitstekende broedplaats vond. Het sovjetsysteem stimuleerde niet de ontwikkeling van de beste eigenschappen van mensen maar bracht het slechtste in hen naar boven, aldus de historicus.

Sacharov beweerde dat het sovjetsysteem en het volk in wezen wel aan elkaar waren aangepast, dat het systeem zich niet alleen handhaafde door zijn burgers te onderdrukken, maar ook door die burgers zodanig te deformeren dat zij zich aan onderdrukking aanpasten. De staat stimuleerde mensen die worstelden om aan een woning en werk te komen tot het cultiveren van hun meest egoïstische en lage neigingen. Vandaar dat de schuld voor de massale onderdrukking niet alleen bij de partij of bij Stalin lag, maar bij de miljoenen verarmde, ongeschoolde individuen die machtsposities innamen en bij de arbeiders en boeren van het platteland die net zo wilden leven als de mensen in de steden. Hij had geen moeite met hun aspiraties maar met hun methodes. Ze waren zo geïndoctrineerd dat ze ten onrechte geloofden dat ze hun leven konden verbeteren door anderen kapot te maken. Vervolgens merkte Sacharov op:

In Rusland was een mensenleven goedkoop… tegenwoordig kun je een priester, een edelman, een ondernemer doden, morgen [zal datzelfde systeem je ertoe brengen om] je vriend en je kameraad aan te geven… de mentaliteit van de mensen speelde een wezenlijke rol in dit repressieve apparaat, ze hebben nooit het systeem van respect voor het individu geleerd dat noodzakelijk is om een beschaafde maatschappij en een rechtsstaat te stichten.714

Sacharovs standpunten met betrekking tot de aard van het systeem ontlenen hun geloofwaardigheid aan zijn positie als historicus en aan de geschiedenis van zijn eigen familie. Zijn post-sovjetoverpeinzingen en veroordeling van het systeem zouden echter bezien moeten worden in het licht van hoezeer hij zich heeft moeten aanpassen aan dat systeem om uiteindelijk een van de hoogste academische posities op zijn vakgebied te bereiken. Deze denkbeelden zijn nu politiek correct. Sacharov had niet zijn huidige positie kunnen bereiken tenzij zijn eerdere denkbeelden in hun tijd ook politiek correct waren.

Memorial en Vozvrasjtsjenie

In het midden van de jaren negentig werden vragenlijsten voor dit boek aan mensen voorgelegd die een bepaalde band hadden met de organisaties Memorial en/of Vozvrasjtsjenie. In antwoord op de vraag of ze ooit leden waren geweest van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie reageerde ongeveer 75 procent van de ondervraagden met een nadrukkelijk: ‘Nee, nooit.’715 Hoewel deze postsovjetreacties misschien niet noodzakelijkerwijs waar zijn geweest met betrekking tot het verleden, bleek er op zijn minst uit dat ze nu duidelijk afwijzend tegenover de partij stonden. Degenen die bij de enquête toegaven dat ze leden van de partij waren geweest, zeiden dat ze voornamelijk gedreven werden door ‘zelfbehoud’, angst voor de consequenties van het zich niet aan het systeem aanpassen. Zoals een ex-zek verklaarde, werd hij opnieuw lid van de partij, ‘omdat aanpassing anders nog moeilijker was geweest’.716

‘Volwaardige burgers’

Arseni Roginsky, historicus, ex-dissident en voorzitter van Memorials Centrum voor Wetenschappelijk Onderzoek waarschuwde dat de verzoeken uit de jaren vijftig van terugkerende ex-gevangenen om weer ingeschreven te worden bij de cpsu niet verkeerd geïnterpreteerd zouden moeten worden als een bewijs van massale loyaliteit aan de communistische ideologie. Evenmin waren de aanvragers erg geïnteresseerd in ideologische vraagstukken. Zulke verzoeken waren dikwijls pogingen om zich een anders onbereikbare sociale status te verwerven. Pas na de hernieuwing van het partijlidmaatschap kon men deelnemen aan partijbijeenkomsten en werden iemands rechten (samen met lgoty – de privileges die de materiële uitdrukking van rehabilitatie waren) werkelijk hersteld.717

Voor sommige ex-zeks was het lidmaatschap van de cpsu niet alleen verbonden met hun externe sociale status, maar ook met hun trots en hun zelfgevoel. Dat geldt bijvoorbeeld voor Anna Larina, de weduwe van Boekharin, wier vastberaden strijd voor de partijrehabilitatie van haar man doorging tot in de tijd van Gorbatsjov.718 Gewone burgers hadden soortgelijke motieven. Zo vertelde een ex-gevangene in Norilsk dat na zijn rehabilitatie zijn ontslag ongedaan werd gemaakt. Gewapend met zijn status als gerehabiliteerde en een baan verklaarde hij: ‘Nu werd mijn biografie volledig gezuiverd en kon ik Norilsk verlaten om met een zuiver geweten mijn herinschrijving bij de partij aan te vragen.’719 Zoals zo vaak gebeurde blijkt uit het feit dat deze ex-gevangene een zuiver geweten gelijkstelde met een gezuiverde politieke biografie, de greep die het politieke systeem had op het innerlijk leven van zijn burgers. Door het ontbreken van levensvatbare concurrerende instellingen zoals godsdienst of rivaliserende politieke partijen om het zelfgevoel van het individu te bevestigen, had de partij er als enige een monopolie op.

Een in de Pravda gepubliceerde dankbrief aan Chroesjtsjov uit 1959 maakte gebruik van dit bijzonder publieke forum om een soortgelijke bevestiging te verwoorden dat de partij verantwoordelijk was voor sociale bevestiging en daarmee voor het individuele zelfgevoel:

Ik ben geen [partij]lid omdat mijn vader twintig jaar geleden de gevangenis inging, toen ik al voor het lidmaatschap was voorgedragen. Nu is hij postuum gerehabiliteerd. Laat ik hiervoor mijn enorme dank uitspreken aan de partij en u persoonlijk, de initiatiefnemer van de herziening van veel oude zaken. Ook al is het postuum, iemands nagedachtenis is gezuiverd… Ik schrijf u de waarheid dat ik het aan niemand heb verteld (behalve aan mijn man voordat wij onze levens met elkaar verbonden). Ik heb dit voor mensen verborgen gehouden… Vanaf mijn kindertijd heeft vader niet bij ons gewoond. Geen van mijn vrienden en vriendinnen heeft iets over hem geweten. Maar ik ben niet bij de partij gegaan. Ik kon mijn lidmaatschap van de partij niet beginnen met een leugen. En wie zou mij voor het lidmaatschap hebben voorgedragen als ik de waarheid had verteld?720

De voldoening waarmee de hernieuwing van het partijlidmaatschap gepaard ging, vereiste soms een zekere mate van politiek correct geheugenverlies. De vrouw van een ‘vijand van het volk’ die twaalf jaar in Akmolinsk doorbracht, beschreef haar gevoel van trots nadat ze de toelage van haar man en zijn (postuum) hernieuwde lidmaatschap van de partij had ontvangen als volgt:

Ik had eindelijk het gevoel dat ik een politiek en civiel volwaardig iemand was. Bovendien was ik in zekere zin de ‘held van de dag’. Wij gerehabiliteerden waren ‘verheven’, wij werden vooraan in de rij gezet voor woonruimte, reisjes, financiële bijstand, etc.721

Zoals blijkt uit haar daarop volgende problemen ontwikkelde de partij een zeker geheugenverlies ten aanzien van de voordelen die zij gerehabiliteerden in het vooruitzicht had gesteld. Vervolgens geeft zij toe dat deze voordelen van korte duur waren. Maar zoals vaak gebeurt bij een totalitaire mentaliteit gaf zij, net als de staat, de slachtoffers de schuld. Niet alleen hield de staat zich niet aan haar belofte wat betreft die voordelen, maar ook gaf zij de slachtoffers er de schuld van dat zij dit onder haar aandacht brachten. Deze auteur is van mening dat de omslag in de houding jegens terugkerende ex-gevangenen kan worden toegeschreven aan ‘de onbescheidenheid en de kritiek van bepaalde kameraden’ die uiteindelijk een negatief effect hadden. ‘Geleidelijk raakten wij “uit de mode”. De partij en de overheid hielpen ons nog steeds, maar niet zo snel als in het begin. Hoewel de partij de persoonlijkheidscultus van Stalin had ontmaskerd, erkende zij niettemin zijn wapenfeiten in de ontwikkeling van het socialisme en met name zijn rol in de Grote Patriottische Oorlog.’722 De memoires van deze gerehabiliteerde, opnieuw in de partij opgenomen terugkeerster waren niet te vinden in de verzamelingen van Memorial of Vozvrasjtsjenie. Zij heeft ze geschonken aan het Instituut voor Marxisme-Leninisme.

De sovjetinvasie in Hongarije in 1956 bracht een zware slag toe aan het prestige van de partij, althans bij de kritisch gezinden. Zoals een van hen het verwoordde: ‘De partij was na Hongarije geen vijf kopeken meer waard.’723 Maar anderen beoordeelden hun land vanuit een meer genuanceerd perspectief. Aan het eind van de jaren vijftig begin jaren zestig probeerden schrijvers zoals Jevtoesjenko de revolutionaire ideeën van 1917 te doen herleven en propageerden zij het standpunt dat hoewel Stalin slecht was, de partij nog altijd goed was. Arseni Roginsky wees erop dat ‘het systeem de schuld geven van de massale onderdrukking slechts een latere constructie was’.724

In de jaren vijftig en zestig werden Chroesjtsjovs pogingen tot liberalisering met veel enthousiasme begroet door de ex-zeks en partijpropagandisten die zich liever concentreerden op het ‘heldendom’ dan op de onderdrukking van communisten. Op hun beurt kregen kregen prominente terugkerende ex-gevangenen die tot de partij en de Komsomol hadden behoord de status van helden. Deze partijmensen richtten hun aandacht op pogingen om het politieke systeem te hervormen en schoven de kwestie hoe Stalin beoordeeld moest worden terzijde. Hun kritiek was gericht op specifieke, corrigeerbare tekortkomingen van het systeem. Individuen zoals Sjatoenovskaja en anderen volgden het voorbeeld van Chroesjtsjov en bleven loyaal aan de partij, ook al waren ze voorstanders van hervormingen. Hun ideeën werden na de afzetting van Chroesjtsjov verworpen door de conformisten.725

Het partijlidmaatschap in de tweede helft van de jaren vijftig

Niet iedereen die (opnieuw) het partijlidmaatschap aanvroeg kreeg dat ook. Tot de vereisten behoorden: goede aanbevelingen van bekende partijleden, een schone lei (rehabilitatie), een tijdige aanvraag,726 een bewijs dat men had gewerkt in plaatselijke partijorganisaties, gebleken loyaliteit, partinost (partijgeest), enzovoort. Naar eigen inzicht konden partijfunctionarissen iemands herinschrijving vertragen of verhinderen op grond van langdurige afwezigheid in de gelederen (in sommige gevallen wel achttien jaar).727 De functionarissen hadden technisch gelijk dat de aanvrager tijdens de jaren van zijn of haar gevangenschap geen deel had gehad aan het partijleven, maar gezien de onvrijwilligheid van hun afwezigheid was het onthouden van lidmaatschap om deze reden een voorbeeld van schaamteloze discriminatie van ex-zeks.

In een rapport uit 1957 van de controlecommissie van het Central Comité over het jaar 1956 wordt gesteld dat 55,5 procent van de aanvragen van individuen die ‘uit de partij waren gezet op ongegronde politieke beschuldigingen’ werden gehonoreerd met een hernieuwing van hun lidmaatschap. Uit een andere verklaring in datzelfde rapport kan men opmaken dat het partijlidmaatschap werd onthouden aan aanvragers die men te kritisch achtte ten aanzien van de geschiedenis van de partij, getuige de reden van de volgende afwijzing:

De controlecommissie van de partij bevestigde de uitzetting uit de cpsu van P.I. Goedzinsky (een lid van de cpsu sinds 1918), een hoofdingenieur… die tijdens een partijbijeenkomst waar de conclusies van het Twintigste Partijcongres werden besproken, revisionistische, anti-partijopvattingen ventileerde. Hij beweerde lasterlijk dat in de loop van dertig jaar de partij en het land een [donker hoofdstuk] in de geschiedenis van hun ontwikkeling hadden doorgemaakt en dat deze geschiedenis op het Twintigste Partijcongres niet was veroordeeld, dat de rapportage over de persoonlijkheidscultus op het Twintigste Partijcongres ’de partij niets heeft geleerd’.728

Geheel in lijn met haar geschiedenis bleef de partij op de boodschap reageren door de boodschapper af te wijzen. Daar kwam bij dat zelfs de status van gerehabiliteerde de aanvragers niet hielp die ‘tijdens de periode van de verhitte strijd met trotskisten, zinovjevieten… actief tegen de partij waren ingegaan om de oppositie te verdedigen.’ Hun uitzetting bleef gehandhaafd.729

In sommige gevallen vonden functionarissen administratieve manieren om het herinschrijvingsproces op te schorten, als ze geen goede redenen hadden om een aanvraag af te wijzen. Uit een onderzoek in 1957 naar de praktijken van de controlecommissie van de partij, dat gebaseerd was op brieven en verklaringen van arbeiders, bleek dat veel aanvragen ‘kunstmatig vertraagd’ werden in het apparat van het Centraal Comité, omdat ze ter uitvoering naar functionarissen werden gestuurd die op zakenreis, ziek of op vakantie waren. Daardoor kon de verwerking van deze aanvragen bijzonder lang duren.

Dezelfde bureaucratische obstakels werden ingezet om verzoeken om hulp te belemmeren. Dit was een enorm verraad van de beloften van de overheid omdat deze verzoeken soms afkomstig waren van gerehabiliteerde slachtoffers die opnieuw in de partij waren opgenomen, maar hulp nodig hadden bij het regelen van toelagen of betere woonomstandigheden.730 Hoewel dergelijke praktijken zich in elke bureaucratie voordoen, sluit de aanwending ervan bij terugkerende ex-gevangenen aan op het passief-agressieve beleid van de sovjetProkoeratoera in de eerste jaren van het rehabilitatieproces. Ondanks deze obstakels werden er in de periode na het Twintigste Partijcongres duizenden partijrehabilitaties aangevraagd en toegekend. Tussen februari 1956 en juni 1961 werd volgens een rapport van de controlecommissie van de partij van 30 954 communisten het lidmaatschap hernieuwd (bij velen postuum). Tot deze groep behoorden ook leiders van de partij en de Komsomol.731 Hetzelfde rapport probeert de verantwoordelijkheid vast te stellen voor de schijnbaar onrechtmatige uitstotingen. Het is niet verbazingwekkend dat de aandacht vooral uitging naar wie de schuld moest krijgen in plaats van wat (het systeem zelf):

Grote verantwoordelijkheid voor de massale uitstoting uit de Communistische Partij, gebaseerd op ondeugdelijk gefalsifieerd materiaal, ligt bij de voormalige staf van de… partijcontrolecommissie van het Centraal Comité. Materiaal van de partijcontrolecommissie wijst erop dat in het verleden, met name van 1936 tot 1940, de partijcontrolecommissie de gronden voor de politieke beschuldigingen tegen partijleden niet heeft nagetrokken, en hen in wezen lukraak uit de partij heeft gezet met de formuleringen: ‘vijand van het volk’, ‘contrarevolutionair’, etc. In veel gevallen werd de beslissing tot uitstoting uit de partij genomen op basis van door de nkvd verstrekte arrestantenlijsten.732

Als er in het systeem al een schuldige moest zijn, wilde de partij dat de nkvd dat was.

Tot dusver hebben wij een aantal van de psychologische en emotionele redenen onderzocht waarom ex-zeks (opnieuw) lid van de cpsu wilden worden. Heel simpel en pragmatisch gesteld maakte het partijlidmaatschap het sovjetleven een stuk makkelijker. Roginsky wees erop hoe de status van gerehabiliteerde (bij voorkeur ook met partijrehabilitatie, dat wil zeggen, hernieuwd lidmaatschap) heel belangrijk was voor zo iets gewoons als het invullen van een vragenlijst – een gebruikelijke sovjeteis. Bij aanvragen voor een woning, een baan of toelating aan de universiteit, bijvoorbeeld, moesten de aanvragers formulieren invullen waarop hun persoonlijke geschiedenis nauwkeurig werd beschreven. Roginsky merkt op dat dit een psychologisch ingrijpende gang van zaken was: ‘Stel je alleen maar de permanente instabiliteit voor die teruggekeerde ex-gevangenen ondervonden telkens als ze een vragenlijst moesten invullen… hun status leek enigszins op die van een jood [een groep die als regel werd gediscrimineerd].’733 Met een rehabilitatieverklaring of een partijkaart kon een teruggekeerde ex-gevangene het zich veroorloven om niet in te gaan op de bijzonderheden van een gestigmatiseerde geschiedenis. Arseni Roginsky sprak niet alleen als historicus, maar ook als participerende waarnemer. Hij kon spreken uit ervaring.

Het effect van onderdrukking op de vorming van een dissident: Arseni Roginsky

Arseni Borisovitsj Roginsky is de voorzitter van het Centrum voor Wetenschappelijk Onderzoek van Memorial, een autoriteit op het gebied van slachtoffers van de sovjetterreur, een voormalig slachtoffer en de zoon van een vader die een slachtoffer was. De organisatie die hij voorzit, is de grootste wat betreft het aantal slachtoffers dat zij vertegenwoordigt. Tijdens ons in 1996 gevoerde interview schertste hij: ‘Ik zou in mijn bloed een lagernik (kampbewoner) moeten zijn, maar dat ben ik niet.’734 Met deze en andere understatements ontkende hij dat het kamp nog een deel van hem was. Op de vraag of de terugkerende ex-gevangenen die hij had ontmoet van grote invloed waren geweest op zijn ontwikkeling, antwoordde hij: ‘Die oude mensen [terugkeerders uit de jaren vijftig] die op de bank zachtjes liederen uit de burgeroorlog zaten te zingen op het binnenhof van het flatgebouw waar ik opgroeide, hadden geen enkele invloed op mij.’ Verder was hij op dat moment in zijn leven niet geïnteresseerd in stalinistische onderdrukkingen. Laten wij zijn persoonlijke geschiedenis onder de loep nemen in het licht van zijn bewering dat zijn gedachten en daden jegens het systeem niet door de ervaringen van deze groep werden beïnvloed.

Roginsky’s vader was een joodse ingenieur en talmoedgeleerde. Hij werd in januari 1938 gearresteerd en veroordeeld tot zes jaar kamp. Tijdens zijn gevangenschap kon hij enig werk verrichten op zijn vakgebied als elektrotechnisch ingenieur. Hij zat acht jaar
– twee jaar langer dan zijn straftijd – omdat gevangenen die in 1944 zouden worden vrijgelaten soms vanwege de oorlog werden vastgehouden. Arseni werd in 1946 buiten het kamp geboren, in de ‘zone’
– een gebied dat onder het gezag van de nkvd viel. Aanvankelijk werd de familie gedwongen om in dit afgelegen gebied te wonen, op driehonderd kilometer van Leningrad, vanwege de ‘mintekens’ in het paspoort van zijn vader. Maar in 1948 besloot het gezin om weg te gaan en verhuisden ze naar verschillende plaatsen. In januari 1951 werd Roginsky’s vader opnieuw gearresteerd, waarschijnlijk voor het overtreden van zijn paspoortbeperkingen en omdat hij te dicht bij Leningrad woonde. Ditmaal overleefde hij zijn gevangenschap niet. Boris Roginsky overleed in de gevangenis, drie maanden na zijn tweede arrestatie.

Ondanks haar status, die ze nooit heeft proberen te verbergen, kreeg Roginsky’s moeder in 1952 een baan als lerares Duits. Ze sprak niet vloeiend Duits, maar er was een gebrek aan mensen die vreemde talen konden spreken. Ze begon in het dorp te werken en verhuisde vier jaar later naar de stad. Toen kreeg het gezin een kamer in een gemeenschappelijke woning waar Arseni, zijn moeder, zijn zus en zijn grootmoeder een leefruimte van zeventieneneenhalve vierkante meter deelden. Roginsky herinnerde zich dat een buurman die een bouwvertegenwoordiger was, bij zijn moeder klaagde over hoe slecht hij zich gedroeg: ‘Ik was een echt straatschoffie, ik was altijd tegen de samenleving.’735 Hij werd als ‘pionier’ in de vierde klas aangenomen, maar tegen de tijd dat hij de zevende klas bereikte, werd hij verwijderd wegens herrieschopperij. In tegenstelling tot de meeste jonge mensen van zijn generatie werd Roginsky geen Komsomolets.

Toen Arseni in 1962 zijn studie wilde vervolgen, werd hij niet toegelaten tot de universiteit van Leningrad en ging hij daarom naar de universiteit van Tartoe (Estland). Roginsky weet de afwijzing in zijn geboortestad aan zijn eigen levensloop maar niet aan de status van zijn vader.736 ‘Dit was tenslotte de tijd van Ivan Denisovitsj,’ verklaarde hij. Roginsky moest in de Estse ssr studeren omdat hij een jood was, omdat hij geen Komsomolets was, en omdat hij onvoldoende arbeidsverleden had. In 1966, toen hij twintig was, begon de jonge student twijfels te krijgen aan het regime, maar zijn scepsis ging niet gepaard met belangstelling voor politiek. Hij begon met andere studenten om te gaan die, om verschillende redenen, niet tot de staatsuniversiteit in Moskou waren toegelaten. Een van deze studenten was Aleksandr Daniel, wiens vader Yuli Daniel was, de man wiens Moskouse proces de aanzet gaf tot de groei van de dissidentenbeweging. In die tijd ontmoette Roginsky ook Nikita Okhotin, met wie hij later Memorial zou oprichten.

Roginsky studeerde af in 1968. In de jaren zestig en zeventig sloot Arseni vriendschap met Natalja Gorbanevskaya en een aantal andere dichters en filosofen uit Leningrad, die later werden gearresteerd. De mensenrechtenbeweging begon te groeien, en hoewel hij zegt dat hij er op dat moment niet erg bij betrokken was, droeg Roginsky materiaal aan bij de Chronika Tekoesjtsjich Sobytii (zie ook hiervoor), een krant voor actuele schendingen van de mensenrechten. Die was in 1968 opgericht door Gorbanevskaja en hield zich bezig met de vervolging van dissidenten en aanverwante zaken. Larisa Bogoraz en Kovaljov waren ook actief bij de ontwikkeling van de Chronika. Tot die tijd waren de activiteiten van Roginsky louter academisch, met een bijzondere belangstelling voor negentiende-eeuwse geschiedenis en het bewaren van historisch materiaal in archieven. Maar doordat hij zich er steeds meer van bewust werd wat er met zijn vriendenkring en, steeds meer, met zijn land gebeurde, ging hij beseffen hoe beperkt het ideologische vacuüm was waarin hij leefde. Daarom begon hij zijn belangstelling voor geschiedenis in te zetten bij het onderzoeken van de vroege alternatieven voor het bolsjewisme en de wortels van de onderdrukking. Vervolgens begon Roginsky aan de ontwikkeling van zijn eigen politieke standpunt: ‘Ik vond mijn helden. Ze bevonden zich ergens tussen sociaal-democraten, mensjewieken en populaire socialisten. Er was een derde weg die niet wit of rood was.’ Door hun denkbeelden te integreren kwam Roginsky tot een manier om het sovjetsysteem te beoordelen.

In het kader van zijn nieuwe interesse leerde Roginsky in de daarop volgende jaren veel ex-zeks kennen. Hij verzamelde materiaal van mensen die te maken hadden met elke vorm van oppositie zoals trotskisten, anarchisten, mensjewieken en degenen die hadden deelgenomen aan het verzet in Solovki of de kampstakingen. Hij was alleen geïnteresseerd in de verhalen van deze specifieke groepen. De levensgeschiedenis van gewone burgers die niet vanwege een bepaalde civiele overtreding of politieke oriëntatie in de kampen belandden, en die niet aan dit verzet deelnamen, leek hem te ongedifferentieerd om een patroon te vinden dat hem interesseerde.

In 1976 koersten Roginsky en zijn vriendenkring – Aleksandr, Larisa Bogoraz, Mikhail Gefter en andere die aan de Kroniek waren verbonden – af op een historisch onderzoek dat, tien jaar later, tot Memorial zou leiden. Zij concentreerden zich meer op de geschiedenis van de onderdrukking dan op de directe ervaring van onderdrukking, maar de relevantie van hun werk voor de politieke agenda van de dissidentenbeweging ontging de overheid niet. De macht om de geschiedenis te schrijven is de macht om te bepalen wiens verhaal wordt verteld. Het sovjetsysteem handhaafde zich niet alleen door mensen te onderdrukken maar ook door ideeën te onderdrukken; de macht van de staat werd gebruikt om de kennisstroom te beheersen. Roginsky, zijn vrienden en het regime begrepen dat historisch onderzoek niet politiek neutraal kon zijn; vandaar dat Roginsky voorzag dat hij gearresteerd zou kunnen worden. Hij werd al regelmatig lastiggevallen met huiszoekingen door de kgb. Ten slotte werd Roginsky in 1981 opgeroepen door de ovir, het visakantoor, waar hij te horen kreeg dat hij toestemming had om binnen tien dagen te emigreren. Roginsky ging niet op het aanbod in en zag het evenmin als een gebaar van goede wil. Op 12 augustus 1981 werd Arseni Roginsky gearresteerd op grond van artikel 196 – ‘het vervalsen, de productie en de verkoop van vervalste papieren’ – en tevens beschuldigd van het zenden van materiaal naar het buitenland, naar antisovjetpublicaties zoals Pamjat, een historisch tijdschrift.737 De desbetreffende documenten waren brieven die nodig waren om toestemming te krijgen voor het gebruik van de archieven in Leningrad voor onderzoek. (Het was Roginsky verboden om in sovjetonderzoeksinstellingen te werken omdat hij een jood was en de zoon van een voormalige politieke gevangene.)738

Roginsky werd veroordeeld tot vier jaar in een arbeidskamp. Gezien zijn familiegeschiedenis van onderdrukking en de ervaringen van zijn toenmalige vriendenkring zou je misschien verwacht hebben dat Roginsky was voorbereid op de ervaring van gevangenschap. Hij bekende dat hij dat niet was:

Ik wist waarschijnlijk meer over de Goelag dan alle dissidenten bij elkaar, maar de eerste keer dat ik een cel binnenging – die vreselijke wereld – had ik het gevoel dat ik ondanks al mijn belezenheid en al mijn kennis een volkomen hulpeloos kind was dat van niets wist. Ik had nooit echt naar de kampen gevraagd, ik vroeg naar het innerlijk leven en filosofie en hoorde over de uiterlijke gruwelen. Maar het belangrijkste had ik nooit beseft: dat het kamp van het begin tot het eind vernedering was, en dat het hele kampleven neerkomt op een worsteling om zich niet te laten vernederen… Mensen praten over de ratten, maar wat in de meeste memoires niet staat is dat het individu volledig wordt vertrapt. Het kamp is een oord van collectieve eenzaamheid.739

Nadat hij vijf kampen in vier jaar had overleefd en nog slechts vijftig kilo woog, ging Roginsky in 1985 aan het eind van zijn straftijd terug naar Moskou. Zelfs met kampjargon en al werd hij als een held onthaald. Voor terugkerende ex-gevangenen was zo’n heldenonthaal in de jaren tachtig gebruikelijk. Roginsky treurde over de generatie van zijn vader: ‘Niemand juichte hen toe toen zij terugkwamen.’ Pas nadat hij veertig jaar later zelf gevangen had gezeten, begreep Roginsky ten volle waarom zijn vader tegen zijn moeder had gezegd dat hij een tweede arrestatie niet zou kunnen overleven. Deze overgevoeligheid voor een herhaalde traumatische ervaring, een kenmerk van het posttraumatische stresssyndroom, kan wellicht enig inzicht bieden in de weifeling van terugkerende ex-gevangenen om hun ideologische activiteiten weer op te pikken met de daaraan verbonden mogelijkheid opnieuw gearresteerd te worden.

Aan het begin van de jaren negentig ging Roginsky met Sergej Kovaljov mee op een mensenrechteninspectie van de Butyrka, maar hij ging niet met hem mee toen deze de kampen bezocht. Hij kon het bezoek aan de gevangenis al amper aan door de nachtmerrieachtige herinneringen die de geuren en geluiden opriepen.

Roginsky’s vroege neiging tot opstandigheid manifesteerde zich in zijn latere leven in zijn ‘antisovjet’-activiteiten. Hij werkt nu als historicus, hoofd onderzoek en voorzitter van Memorial. In deze hoedanigheid heeft hij af en toe inzage in de kgb-archieven, en heeft hij de leiding over een organisatie die de belangen van teruggekeerde ex-gevangenen behartigt en ervoor zorgt dat verhalen over sovjetonderdrukking worden vastgelegd en bewaard. Gezien Roginsky’s huidige levenstaak lijkt het alsof hij heeft onderschat welk effect zijn familiegeschiedenis en zijn jeugdige kennismaking met die oude mensen in het binnenhof op zijn leven hadden. Maar gezien zijn oprechtheid in het verwerpen van zulke vroege invloeden op zijn vorming als dissident en op zijn huidige leven, moet opgemerkt worden dat mensen vaak de effecten van hun vroege ervaringen meer door middel van gedrag dan door woorden verwerken.

Het erfgoed van de Goelag en de terugkerende ex-gevangenen

Overal in dit hoofdstuk hebben wij onderzocht hoe de Goelag, als ervaring en dreiging, overlevenden, hun familie en de samenleving in het algemeen bleef beïnvloeden en politiseren. We hebben met name een aantal voorbeelden aangevoerd die getuigen van zowel een directe als een indirecte relatie tussen terugkerende ex-gevangenen en de dissidentenbeweging. Qua organisatie waren het twee afzonderlijke groepen, maar hun ledenbestanden overlapten elkaar: veel dissidenten hebben gevangengezeten; een aantal terugkerende ex-gevangenen werd gepolitiseerd en belandde na hun vrijlating in de dissidentenbeweging, vooral als ze niet volledig gerehabiliteerd werden; de aanwezigheid van terugkerende ex-gevangenen en de verhalen die zij vertelden genereerden een maatschappelijke weerzin ten aanzien van de wetteloosheid waarmee de sovjetoverheid het land bestuurde.

Joeri Aichenvald (zie ook hoofdstuk 5), een terugkerende ex-gevangene uit de stalinistische tijd en de zoon van onderdrukte ouders, werd aan het eind van de jaren zestig ontslagen vanwege zijn betrokkenheid bij de mensenrechtenbeweging. Aichenvalds vergrijp bestond uit het feit dat hij enkele aan de rechtbank gerichte petities ten gunste van beschuldigde schrijvers en activisten had getekend. In zijn geschriften maakt Aichenvald duidelijk dat de eisen van de terugkerende ex-gevangenen en de dissidenten dat de wet in acht moest worden genomen en zonder aanzien des persoons moest worden toegepast een directe reactie was op de stalinistische wetteloosheid waaronder zij hadden geleden.740 De pijnlijke wetenschap wat hen en hun sociale netwerken als gevolg van de stalinistische onderdrukking was overkomen, bracht hen ertoe om de mensenrechtenbeweging te steunen in de periode na de dooi. (De roep om hervorming kwam overigens ook van mensen die een onderdeel waren geweest van het apparaat dat de onderdrukking uitvoerde. Hiertoe behoorden voormalige ondervragers van de Prokoeratoera, die zich voorheen met rehabilitaties hadden beziggehouden en later dissidenten waren geworden.741) Bij sommige terugkerende ex-gevangenen is het verzet tegen het systeem nooit verslapt ondanks het feit dat ze telkens opnieuw werden gearresteerd en van hun vrijheid werden beroofd.742 Andere terugkeerders keken nooit meer om en wilden niets meer te maken hebben met de vorige generatie van gevangenissen en gevangenen.

Leonard Borisovitsj Ternovsky

Het verhaal van Leonard Ternovsky is dat van een ware idealist wiens dissidente gedrag meer voortkwam uit liberale overtuigingen dan uit persoonlijke ervaring met onderdrukking. Het relaas van deze dissident die geen persoonlijke band had met terugkerende ex-gevangenen uit de jaren vijftig geeft inzicht in de motivatie van deze groep. Uitgaande van zijn eigen ervaring gelooft hij niet dat de meeste van de latere verdedigers van de mensenrechten tot hun overtuigingen zijn gekomen als gevolg van de stalinistische onderdrukking. Niemand in Ternovsky’s familie had daaronder geleden en tot de dood van Stalin, bijna tot Chroesjtsjovs ‘ontmaskering’ van zijn ‘cultus’, groeide Ternovsky op met het geloof in de fundamentele juistheid van het sovjetsysteem. Maar in 1956 ontwaakte hij intellectueel en kwam hij tot het besef dat ‘de monsterlijke onderdrukking voortkwam uit het systeem zelf, dat wil zeggen, het totalitarisme en het gebrek aan vrijheid.’743 Toen voelde hij zich verplicht om zijn burgerlijke verantwoordelijkheid te nemen.

Ternovsky rondde zijn studie medicijnen af en werkte in de jaren zestig als radioloog. Hij werd steeds meer verontrust door wat er in de wereld om hem heen gebeurde – de vervolging van Pasternak, het proces tegen Brodsky die van ‘parasitisme’ werd beschuldigd, de processen van Sinyavsky en Daniel. Voor hem was de sovjetbezetting van Tsjechoslowakije in september 1968 de druppel die de emmer deed overlopen. Het handjevol dappere burgers dat demonstreerde op het Rode Plein maakte grote indruk op hem. Ternovsky kon zich niet meer afzijdig houden. Hij schreef een artikel onder een pseudoniem in de samizdat waarin hij scherpe kritiek leverde op de sovjetinvasie. Spoedig tekende Ternovsky openlijk petities ter verdediging van de veroordeelde demonstranten.

Dit ‘voorproefje van de vrijheid’ inspireerde Ternovsky tot een nog grotere toewijding en dreef hem tot verdere verzetsdaden. Hij was een van de ondertekenaars van een aantal brieven waarin de mensenrechten werden verdedigd, sloot zich aan bij de Moskouse Helsinkigroep en werd in 1978 lid van de werkcommissie die onderzoek deed naar het misbruik van de psychiatrie voor politieke doeleinden. Tegen die tijd was de arts ervan overtuigd geraakt dat deze tak van de medische wetenschap door de overheid was ingelijfd. En tegen die tijd waren Ternovsky’s motieven ook meer persoonlijk geworden. Een aantal van zijn vrienden was gevangengezet, anderen werden vastgehouden in psychiatrische inrichtingen, weer anderen hadden zichzelf alleen kunnen redden door het land te verlaten, en een van hen, die de vervolging niet meer aankon, had zelfmoord gepleegd.

Terkovsky’s eigen arrestatie was onvermijdelijk. In 1980 werd hij tot drie jaar in een kamp veroordeeld op grond van Artikel 190-1 (het moedwillig verspreiden van verzinsels waarin het politieke en sociale systeem van de sovjets in diskrediet werd gebracht). Ternovsky werd bij gewone criminelen geplaatst om hem van zijn collega’s te isoleren.744 Dit waren zijn laatste woorden voor de rechtbank:

Ik verwachtte mijn arrestatie en dit proces. Dat betekent natuurlijk niet dat ik probeerde om in de gevangenis te belanden. Ik ben geen vijftien maar bijna vijftig en ik heb geen behoefte aan dat soort ‘romantiek’. Ik zou liever jaren van gevangenschap hebben vermeden. Maar dat zou hebben betekend dat ik me had moeten gedragen op een manier die ik dat wat ik als mijn plicht beschouw onwaardig zou hebben geacht… Ik ga met een gerust geweten naar de gevangenis.745

Toen hij terugkeek op zijn jaren in gevangenschap, zei Ternovsky later: ‘Ik was vrij in een onvrij land.’746 Het standpunt dat zich had ontwikkeld in het bewustzijn van deze dissident doet denken aan Henry David Thoreaus woorden in zijn traktaat Over Burgerlijke ongehoorzaamheid uit 1849: ‘Onder een regering die mensen onrechtvaardig in de gevangenis zet, is de ware plaats voor rechtvaardigen ook een gevangenis… het enige huis in een slavenstaat waarin een vrij man eervol kan verblijven.’747

Hoewel zijn aanvankelijke toetreding tot de dissidentenbeweging misschien niet was beïnvloed door Stalins zeks, schiep zijn eigen gevangenschap een omgeving waarin hij werd gedwongen om over hun ervaring na te denken. In tegenstelling tot veel van Stalins zeks wist Ternovsky waarom hij van zijn vrijheid was beroofd en daardoor had hij een doelbewustzijn dat dikwijls ontbrak in hun ervaring. Hij wist ook dat wanneer hij vrijkwam, zijn vrienden en familie hem zouden opwachten, dat zelfs het Westen op hem zou wachten. Ternovsky besefte dat er een aanzienlijke tegenstelling bestond tussen zijn ervaring en die van Stalins zeks, omdat zij op niets en niemand konden rekenen als ze vrijkwamen. Niettemin kostte het ook Ternovsky grote moeite om in 1983 in de ‘grote zone’ te herintegreren. Hij mocht niet in Moskou wonen, hij was in zijn beroep een outcast en hij kon geen officieel dienstverband aangaan. Het enige werk dat de radioloog kon vinden was tijdelijk, vandaar dat hij lange perioden werkloos was. Dat maakte hem, uiteraard, kwetsbaar voor beschuldigingen van ‘parasitisme’. Ternovsky besloot om zijn pensioen aan te vragen, aangezien vijftig de pensioengerechtigde leeftijd op zijn vakgebied was. Nadat hij zich hiervoor een jaar lang had ingespannen, kreeg hij deze status.748 Dat dit verzoek in de Brezjnevtijd überhaupt werd ingewilligd, kwam waarschijnlijk eerder voort uit het verlangen van de overheid om hem uit de circulatie te nemen dan uit een geloof in de principes van de gerechtigheid. In 1991 werd Ternovsky gerehabiliteerd.

In de jaren zestig en zeventig konden diegenen die niet openlijk hun rechten konden opeisen niettemin in aesopische taal uiting geven aan hun protest in fictie en samizdat – na 1964 steeds meer een politiek medium.749 Her en der in deze studie hebben wij een aantal van deze literaire werken met dun verhulde politieke boodschappen bezien. Literaire kritiek was nog een andere effectieve manier om op verboden onderwerpen in te gaan. In een essay over Kafka uit 1964 wordt de omgeving waarin zijn personages zich bevinden beschreven als ‘verknipt en voorwaardelijk’.750 Daarin wordt van leer getrokken tegen een mechanische, doolhofachtige bureaucratie met haar eigen regels en haar eigen tempo, die sovjetburgers maar al te vertrouwd moet zijn voorgekomen.751 Verder wordt in het artikel Het proces besproken, een thema dat veel slachtoffers bezig moet hebben gehouden. Gezien de timing en het gegeven is het redelijk om aan te nemen dat uit deze publicatie een zekere impliciete kritiek sprak op de stalinistische onderdrukking en het betreurde einde van de destalinisering.

De kampgebieden

De kampgebieden hadden uiteraard zo hun eigen manier waarop ‘het heden werd achtervolgd door het verleden’.752 In zijn in de eerste helft van de jaren zeventig geschreven Poliarnaja Tragedija (Pooltragedie) biedt Grigori Svirsky, wiens kritische geschriften na 1964 in de SovjetUnie werden verboden, enig inzicht in de sfeer van dit ‘land waarvan het terrein en de bevolking blijvend getekend zijn door de sporen en herinneringen van de stalinistische arbeidskampen’.753 Een van de hoofdpunten van deze korte verhalen was dat er in Siberië weinig was veranderd sinds de dood van Stalin. Veel van de zeks waren gebleven als werknemers omdat ze geen andere plaats hadden om naar toe te gaan of niet de middelen hadden om daar te komen. Volgens Svirsky waren de hiërarchie en het willekeurige machtsmisbruik onveranderd.754 In haar bespreking van Svirsky’s werk gaf Radio Vrijheid het volgende commentaar op de hardnekkige problemen die het leven in het Jeniseigebied bleven beïnvloeden: ‘Voormalige gevangenen vereffenen nog steeds rekeningen met voormalige kampbewakers, de staatswet ziet nog steeds kans om van onschuldigen criminelen te maken, protest wordt onderdrukt en er is een algemeen gevoel van wanbestuur door de autoriteiten en wrok en ontmoediging onder de gewone burgers.’755

Dat roept de vraag op waarom sommige ex-gevangenen bleven ondanks de dikwijls barre klimaatsomstandigheden756 en de overwegend vijandige sociaalpolitieke omgeving van de afgelegen kampgebieden. (Deze gevallen zouden op zich al een onderwerp van onderzoek zijn.) Laten wij even stilstaan bij de redenen waarom zij bleven. Svirsky’s antwoord op deze vraag is dat de gevangenen geconditioneerd waren op hopeloosheid. In zijn documentaire korte verhaal Ljova Soifert, vriend van het volk vraagt iemand de ex-gevangene Soifert uit welk masochisme iemand in deze noordelijke stad blijft ‘waar zelfs de klei op de heuvels doordrenkt is van bloed’. Hij grijnsde en zei: ‘En waar is geen gevangenis?… De enige goede plaatsen zijn waar wij niet zijn!’757 Deze verklaring lijkt te suggereren dat ongeacht waar ex-zeks terechtkomen, zij hun gevangenis met zich meedragen en dat het goede leven elders is. Ook is het mogelijk dat erop wordt gezinspeeld dat de sovjetsamenleving zelf een gevangenis was. Mordovië en Dolinka (Karaganda, Kazachstan) zijn vrij representatieve voorbeelden van hoe het leven is na de kampervaring als mensen nog steeds in de buurt van de kampen wonen.758 Mordovië was een deel van de Goelag dat ook veel werd gebruikt om dissidenten gevangen te zetten. De kampen fungeerden later meer als strafkolonies dan als politieke gevangenissen. Volgens een artikel uit 1997 in de Nezavisimaja Gazeta was elke familie in dat gebied op de een of andere manier betrokken bij de kampzone. Sommige telden zelfs drie of vier generaties kamparbeiders. Terwijl eerdere generaties een straftijd in de kampen hadden uitgezeten vanwege antisovjetactiviteiten, waren hun kinderen en kleinkinderen nu in dienst van het Dubravlagsysteem (Dubravnylager, Mordovië).759 In Dolinka, de hoofdstad van de Karlag (Karagandakampcomplex) waren de post-sovjetbewoners mensen die ooit gevangenen of bewakers waren geweest, of de kinderen van beide. Maar geen van beide partijen praat veel over het verleden. Het pragmatische motto is: ‘Hoe minder je zegt, hoe vrediger je leven zal zijn.’760

Oude opvattingen blijven bestaan, ongeacht of ze in woorden tot uitdrukking komen. Een voormalige bewaker beweerde in een interview dat er alleen criminelen in de Karlag gevangenzaten. Verder hield hij vol dat er goed voor hen werd gezorgd, dat ze ‘drie keer per dag [te eten kregen], 5250 calorieën per persoon. ’s Ochtends brood, thee, soep of havermoutpap. Bij de lunch een voor- en een hoofdgerecht’, enzovoort. Het is interessant dat de toelage van de nkvd-veteranen in 1993 tamelijk hoog was – vergelijkbaar met die van soldaten die aan het front hadden gevochten. Zij was hoger dan de schamele compensaties en toelages die voormalige gevangenen kregen.761

Een prikkel voor families om in de kampgebieden te blijven was het relatief goede loon en de secundaire arbeidsvoorwaarden voor diegenen die nog konden werken. Tot de andere factoren behoorden de sociale aanpassing aan het kamp, de reisbeperkingen en het gebrek aan alternatieven. Sommige gevangenen gingen de kampen in en kwamen pas vijf, tien of zelfs zeventien jaar later vrij. Zij hadden hun jeugd en hun tijd als jonge volwassene in die gebieden doorgebracht en vonden zich te oud om weg te gaan.762 Zoals we hebben gezien waren de gevangenen die de kampen verlieten niet dezelfde mensen die ze waren geweest toen ze erin gingen, en velen hadden niet de vaardigheden of de ondernemingszin om ergens anders opnieuw te beginnen. Verder werden ze doorgaans wanneer ze net vrijkwamen belemmerd door paspoortbeperkingen die het reizen buiten het gebied van de kampen aan banden legden of verboden. Naast de bijzondere beperkingen die hun status als ex-gevangene met zich meebracht, werd hun bewegingsvrijheid verder beperkt door de verblijfsverklaring (propiska) – een tsaristische regeling die in de sovjetperiode voor iedereen gold. Het was ook zo dat veel exgevangenen in het kamp waren getrouwd met iemand met wie ze een nieuw gezin hadden gesticht, en om in eerdere hoofdstukken besproken redenen niet konden of wilden terugkeren naar hun vroegere gezin in de plaats waar ze vandaan kwamen. Vandaar dat hoewel de kampen de gevangenen gepolitiseerd en gemotiveerd hadden om de legitimiteit van de overheid die hen van hun vrijheid had beroofd te betwisten, de lichamelijke, geestelijke en sociale middelen om dat te doen niet altijd voorhanden waren. Zoals een ex-gevangene opmerkte toen hem werd gevraagd waarom hij bleef: ‘Je zou Stalin moeten vragen waarom wij nog steeds hier zijn.’763

Conclusie

In dit hoofdstuk hebben wij gekeken wat voor effect onderdrukking had op de opvattingen van ex-gevangenen jegens het sovjetsysteem. Wij hebben ook onderzocht of ex-gevangenen van invloed waren op de manier waarop anderen tegen het systeem aankeken en of zij een meer direct effect op het systeem zelf hadden. Sommige ex-gevangenen die ooit bij de partij waren aangesloten waren niet zo verbitterd door hun kampervaring dat ze de partij later afwezen. Het bewijs voor deze conclusie is gebaseerd op hun geschreven memoires en hun aanvragen voor de hernieuwing van hun partijlidmaatschap. Hoewel sommigen van degenen die het lidmaatschap aanvroegen dat deden uit angst voor de sociale en politieke consequenties als ze dat niet zouden doen, verzochten anderen om de hernieuwing van hun lidmaatschap vanuit een blijvend geloof in het systeem. Sommige leden van deze groep zijn erg ontgoocheld geraakt.

Oppervlakkig bezien werd het politieke systeem in de periode direct na de vrijlatingen niet erg verzwakt door de aanwezigheid van deze overlevenden van de onderdrukking of hun activiteiten. En hoewel terugkerende ex-gevangenen misschien tot op zekere hoogte de opkomst van de dissidentenbeweging stimuleerden en zich daarbij aansloten, werden er weinig vorderingen gemaakt in de richting van werkelijke politieke hervormingen. Integendeel, door de reactie van de Brezjnevjaren leek het alsof de aanwezigheid van de terugkerende exgevangenen geen corrigerend en al helemaal geen destabiliserend effect had op het politieke systeem van de sovjets. Schijnbaar, en dit is een belangrijk woord, veranderde het onderdrukkingssysteem niet door de slachtoffers en de fouten die het had gemaakt. Terwijl het propaganda-apparaat bleef doormalen in zijn pogingen om de geschiedenis uit te wissen, mochten de mensen niet openlijk het verleden onderzoeken of kritiek leveren op het heden. Maar sommigen deden dat toch en vormden een brandhaard voor toekomstige verandering. Onder Gorbatsjov, toen het volk eindelijk mocht terugkijken op de vroegere wetteloosheid van hun overheid, kon het sovjetpropaganda-apparaat door de explosie van onthullingen die gepaard ging met het opkomende onbehagen, niet meer over de feiten blijven walsen in haar geschiedvervalsing. In ons volgende hoofdstuk, het laatste, zullen we bezien hoe de terugkerende ex-gevangenen in de jaren tachtig en negentig weer de kop op staken, om uiteindelijk een invloedrijke macht te worden die de legitimiteit van het sovjetsysteem betwistte.

Hoofdstuk 7 De slachtoffers slaan terug: de opkomst van de terugkerende ex-gevangenen in de jaren tachtig en negentig

Het verhaal van de ex-gevangenen die in de jaren vijftig geleidelijk terugkeerden in de samenleving, zoals verteld in de voorgaande hoofdstukken, heeft een logisch vervolg: dit is het verhaal van de publieke terugkeer van deze onderdrukten alsook van de publieke onthulling van hun onderdrukkingsgeschiedenis in de jaren tachtig en negentig. Dit laatste hoofdstuk documenteert wat er toen gebeurde.

Na de dood van Stalin doorliep het staatsbeleid het hele gamma van destalinisering tot restalinisering tot destalinisering tot desovjetisering. Hoewel al deze fases raakten aan de vraag naar het stalinistische verleden, al was het maar door daar nadrukkelijk aan voorbij te gaan, werd met name de post-sovjetperiode op de proef gesteld door de behoefte om met het verleden in het reine te komen. De totstandkoming van een democratisch Rusland zou zelfs gepaard moeten gaan met het uitroeien van diepgewortelde sovjetopvattingen.

Maar terwijl de Sovjet-Unie worstelde om haar stabiliteit te handhaven en, later, voor haar voortbestaan, kon de overheid de verantwoordelijkheid voor massale misdaden door het sovjetsysteem zelf niet erkennen. Vandaar dat men zich onvoldoende kon buigen over de vragen die werden opgeroepen door de aanwezigheid van terugkerende ex-gevangenen. Op een maatschappelijk niveau konden mensen niet langer hun eigen medeplichtigheid of stilzwijgen verontschuldigen door te beweren dat ze van niets wisten toen de waarheid omtrent de terreur eenmaal publiek bekend was. (Het probleem van het sovjetvolk in die tijd leek op dat waarmee de Duitsers werden geconfronteerd nadat de holocaust publiek bekend was geworden.)

De slachtoffers van het sovjetsysteem dwongen de samenleving, juist door hun aanwezigheid en hun status, om een onverkwikkelijk nationaal verleden onder ogen te zien dat veel verder ging dan de interneringskampen uit de tijd van Stalin. Maar de tijd (de jaren vijftig tot tachtig) en het politieke en sociale systeem waren niet rijp om met het verleden in het reine te komen. Dat blijkt uit het feit dat de meeste ex-gevangenen van bovenaf naar beneden en van onderaf naar boven vervolgd, genegeerd of, in het gunstigste geval, slechts getolereerd werden. Voor een werkelijke erkenning van het probleem van de terugkerende ex-gevangenen zou een morele veroordeling van het systeem nodig zijn geweest.

Bij een presentatie van het boek gulag v sisteme totalitarnogo gosudarstva (De Goelag in het totalitaire regeringssysteem) aan de Academie van Wetenschappen in 1997, maakte Semjon Vilensky, de voorzitter van Vozvrasjtsjenie, de volgende opmerking over de verrichtingen van nationale historici: ‘Onze sovjethistorici waren werkelijk geweldig. Zij slaagden erin om de geschiedenis van het land op te tekenen zonder de Goelag te noemen.’764 Ondanks de slepende problemen van de slachtoffers werden vragen omtrent de Goelag en terugkerende ex-gevangenen in de jaren zestig, zeventig en aan het begin van de jaren tachtig in wezen verbannen naar de uithoeken van het officiële geheugen. Niet alleen waren terugkerende ex-gevangenen ‘uit de mode’ geraakt, maar de erkenning van hun bestaan en hun behoeften werd zelfs politiek incorrect. In dit klimaat van officieel geheugenverlies werden slachtoffers gedwongen om hun herinneringen te onderdrukken en eens te meer zwijgende getuigen te worden.

Het onderdrukkingssysteem van de sovjets kwam opnieuw op gang. Er ontstond een nieuwe generatie gevangenen en terugkeerders. Velen van hen, zoals Arseni Roginsky, Aleksandr Daniel, Andrej Sacharov en Sergej Kovaljov zouden zich later aansluiten bij – en leidinggeven aan – de organisatie Memorial. Die organisatie achterhaalde de geschiedenis van de sovjetonderdrukking, opende de discussie over de gevolgen ervan, en kwam op voor de rechten van de slachtoffers die het hadden overleefd. Kovaljov en Sacharov waren niet alleen voorzitter van Memorial, maar werden ook gekozen voor het Congres van Volksafgevaardigden, waar ze hun morele invloed bleven uitoefenen als waakhonden van de mensenrechten.

De noodzaak om waakzaam te blijven: Sergej Adamovitsj Kovaljov

Sergej Kovaljov is een voorbeeld van een vitale sociale kracht die verandering tot stand bracht. Als iemand die steeds weer zelfcorrigerende feedback gaf door de bestuurders erop te attenderen dat ze bronnen van onbehagen bij de bestuurden moesten wegnemen, raakte hij bekend als ‘het geweten van Rusland’ en ‘de tweede Sacharov’.765 Om redenen die nu duidelijk zouden moeten zijn zal het verhaal van Kovaljov dienen als uitgangspunt voor de afronding van onze bespreking van de jaren vijftig tot negentig. Laten we beginnen met het milieu te beschouwen dat mede het denken heeft gevormd van deze dissident die politicus werd. In tegenstelling tot de ontwikkeling van sommige andere dissidenten werd die van Sergej Kovaljov niet direct beïnvloed door de terugkerende ex-gevangenen uit de jaren vijftig. In feite had hij zijn eerste echte contact met zeks uit de stalinistische tijd pas nadat hij zich al had aangesloten bij de dissidentenbeweging en, wat belangrijker was, aan het eind van de jaren tachtig via Memorial.766 Het stilzwijgen en de angst als gevolg van de stalinistische onderdrukking waren echter al vroeg van invloed op hem en uiteindelijk werd hij een van de meest uitgesproken tegenstanders van het sociale onrecht en de wetteloosheid waardoor het sovjetsysteem werd gekenmerkt. Daarenboven werd hij ook pleitbezorger van de zaak van de terugkerende ex-gevangenen. Sergej Kovaljov werd van sovjetdissident vice-voorzitter van Memorial, parlementariër en Russische overheidsfunctionaris (commissaris van de mensenrechten) – een positie waar hij uiteindelijk gedwongen ontslag moest nemen. Ironisch genoeg werd Kovaljov in het postsovjet-Rusland door sommige functionarissen een ‘vijand van de staat’ genoemd vanwege zijn kritiek op Russische militaire acties in Tsjetsjenië.767 In zijn kritische standpunt was Kovaljov slechts zichzelf, maar dat gold ook voor hen in hun reactie. In een artikel uit 1998 in de Izvestija sprak Kovaljovs de volgende overwegingen uit ten aanzien van de vraag naar een Russische democratie:

Zullen wij eindelijk vrije mensen worden? Worden de mensenrechten vandaag de dag in Rusland in acht genomen? Zijn de concepten vrijheid, democratie, gerechtigheid en mensenrechten überhaupt wel van toepassing op ons land? Veel mensen stellen deze vragen nu. Ik heb deze vragen altijd al gesteld. Op een zeker moment leidde deze belangstelling tot mijn gevangenschap; later tot een hoge functie bij de overheid…768

Sergej Adamovitsj Kovaljov werd in 1930 geboren en had het geluk dat zowel hij als zijn familie aan de stalinistische onderdrukking ontkwam. Terugblikkend op zijn kindertijd herinnerde Kovaljov zich (tijdens ons interview in 1998) dat zijn ouders erg opletten dat ze niets tegen Sergej en zijn broer zeiden dat niet veilig aan anderen kon worden doorverteld. Zelfs en misschien vooral de vakken die kinderen op school kregen – geschiedenis, literatuur, natuurkunde, enzovoort – moesten gemeden worden, omdat Kovaljovs ouders niet wilden liegen maar ook niet wilden zeggen dat de leraren logen. Niettemin besefte hij dat er iets mis was met het systeem. Kovaljov herinnerde zich hoe de radio in 1936, toen de eerste sovjetverkiezingen werden gehouden, meldde dat ‘het hele sovjetvolk zich verheugde omdat het naar de stembureaus ging. Alle mensen zijn verenigd in hun stem voor het communistische blok’. Toen zijn moeder thuiskwam en zich duidelijk niet ‘verheugde’, vroeg Kovaljov waarom ze zo somber keek. Ze antwoordde: ‘Ik heb net gestemd.’ Kovaljov herinnert zich dat hij zei: ‘Ja, maar op de radio zeiden ze dat iedereen blij was, en jij bent dat niet.’ Kovaljov herinnert zich niet wat zijn moeder precies antwoordde, maar wel dat hij op zijn zesde voelde dat hij een gevoelig, zelfs verboden onderwerp had aangeroerd.769

Hoewel de dood van Stalin niet veel invloed had op Kovaljov, besefte hij later dat zijn onverschilligheid potentieel gevaarlijk was. Zo werd Sergej bijvoorbeeld door zijn medestudenten uitgenodigd om mee te gaan om de laatste eer te bewijzen aan de dode leider. Toevallig had hij diezelfde dag van een vriend gehoord van een hond in een asiel, die men wilde laten inslapen omdat hij geen baasje had. Toen Kovaljov aan de studenten uitlegde dat hij niet met hen mee kon omdat hij de hond ging ophalen, viel er een pijnlijke stilte die door Kovaljov werd verbroken met de opmerking: ‘Beter een levende hond dan een dode leeuw.’770 Op dat moment had het volgen van zijn eigen principes geen nadelige gevolgen, hoewel dat makkelijk had gekund en later inderdaad ook gebeurde.

De grotere vragen die verband hielden met de ‘rechtsstaat’ kwamen in dat jaar nog niet in Kovaljov op. Hoewel hij de beschuldigingen niet geloofde dat Beria een Engelse spion was, dacht hij wel dat diens arrestatie en executie de uitschakeling betekenden van een van de ergste vertegenwoordigers van het voormalige regime. Hij vroeg zich geen moment af of wetteloosheid de aangewezen manier was om wetteloosheid te bestrijden. Achteraf bezien besloot Kovaljov dat uit deze houding bleek hoe ver de mensen verwijderd waren van enig rechtsbewustzijn. Dat bewustzijn werd bij Kovaljov in de daarop volgende jaren sterk ontwikkeld. Hij merkte op: ‘Als Roetskoj of Chasboelatov in 1993 zou zijn beschuldigd van spionage voor China, zou ik al mijn energie hebben aangewend om hen te steunen, ondanks de politieke antipathie die ik voor deze beide figuren had.’771

Wat was er in de tussenliggende jaren gebeurd? Volgens Kovaljov hadden de rechtbanken hem een tien jaar lange gelegenheid gegeven om na te denken over de relatie tussen mensenrechten en politiek.772 Laten wij even de gebeurtenissen resumeren die tot zijn gevangenschap leidden. Aan het begin van 1966 tekende Kovaljov een open brief waarin geprotesteerd werd tegen het proces van Sinyavsky en Daniel omdat het een bedreiging vormde voor de grondwettelijk gegarandeerde rechten en vrijheid van de burger. Er zouden meer brieven ter verdediging van andere schrijvers volgen. Kovaljov tekende ook een brief waarin de demonstranten werden verdedigd die hadden geprotesteerd tegen de sovjetinvasie van Tsjechoslowakije in 1968.

Hoe omschreven de ondertekenaars van deze petities zichzelf? Volgens Kovaljov bestonden de woorden ‘dissident’ en ‘mensenrechtenactivist’ in die tijd nog niet echt. In plaats daarvan werd het woord ‘democratische beweging’ soms gebruikt, hoewel Kovaljov ‘beweging’ een te groot woord vindt, aangezien deze groep geen programma had, geen specifieke sociale basis, geen ideologie en geen structuur:

We leken meer op een losse vereniging van diverse vriendenkringen die eigenlijk alleen werden verenigd door de afwijzing van de officiële leugen en door de bereidheid om openlijk te protesteren tegen de officieel opgelegde wetteloosheid… de mensenrechtenbeweging in de Sovjet-Unie werd aanvankelijk door één ding verenigd: haar morele onverenigbaarheid met het heersende regime.773

In feite waren dat dezelfde principes waardoor Memorial twintig jaar later werd opgericht. Zoals Roginsky opmerkte, lag de aanzet tot de koers van wat later Memorial zou worden in deze jaren.

Kovaljovs naam was een terugkerend element op de meeste petities voor de mensenrechten. Hij tekende een brief waarin werd geprotesteerd tegen de psychiatrische opname van Zhores Medvedev in 1970, werkte aan de Kroniek van actuele gebeurtenissen, sloot zich aan bij de ‘Initiatiefgroep ter verdediging van de Mensenrechten’, steunde Solzjenitsyn, Boekovsky, Plyustsj, de terugkeer van de Krimtataren naar hun geboortestreek en zo’n beetje alle andere mensen of kwesties die vragen opwierpen over de inachtneming van de wet en de fundamentele mensenrechten door de sovjets.774 Ten slotte werd in december 1974 Kovaljovs huis doorzocht door kgb-agenten, die samizdatliteratuur in beslag namen.

Na de huiszoeking werden Kovaljov en zijn vrouw opgeroepen om naar het kgb-hoofdkwartier te komen. Tegen die tijd had Kovaljovs houding ten aanzien van deze organisatie en het sovjetbewind dat zij vertegenwoordigde zich al uitgekristalliseerd. Zijn ondervraging verliep als volgt: tijdens zijn vraaggesprek met kgb-kapitein Trofimov verklaarde Kovaljov dat hij weigerde om mee te werken aan het onderzoek. Zijn weigering werd opgetekend en Kovaljov en zijn vrouw werden naar huis gestuurd. Kovaljov had een andere afspraak om de volgende dag ondervraagd te worden. Hij verscheen op de afgesproken tijd, maar nadat hij een uur had gewacht, werd hij ongeduldig. Toen hij een functionaris naar het oponthoud vroeg, kreeg hij te horen dat de ondervragers het druk hadden. Kovaljov antwoordde: ‘Zeg tegen ze dat ik het ook druk heb en niet langer ga wachten.’ Met die woorden vertrok hij. Trofimov belde Kovaljov later die dag, en bood zijn verontschuldigingen aan voor het oponthoud. Ze maakten een nieuwe afspraak, maar op de ochtend van die dag deed zich iets anders voor dat Kovaljov veel aanlokkelijker leek dan bij de kgb verschijnen – Andrej Sacharov had Kovaljov ontboden om hem te treffen. Kovaljov tartte de conventie en hield weer vast aan zijn eigen woorden om een nieuwe afspraak te maken met de tamelijk geïrriteerde kgb-kapitein.775

Vijf jaar later, toen Kovaljov terecht moest staan voor het hooggerechtshof van Litouwen vanwege ‘antisovjetagitatie en -propaganda’ mocht Sacharov, die naar Vilnius was gereisd om voor Kovaljovs verdediging te getuigen, niet de rechtszaal in. Vervolgens weigerde Kovaljov om voor de rest van zijn proces in de rechtszaal te blijven, omdat degenen die waren gekomen om voor hem te getuigen niet werden toegelaten. Toen hij werd opgeroepen voor zijn vonnis, weigerde Kovaljov om naar de rechtszaal te gaan met de opmerking: ‘Wat zou ik daar moeten doen? Denk je dat ik niet weet dat jullie me zeven jaar geven?’ Kovaljov vergiste zich in zijn vonnis. Ze veroordeelden hem tot zeven jaar in een streng strafkamp en drie jaar ballingschap.776

Onder Gorbatsjov kon Kovaljov in het najaar van 1987 legaal weer bij zijn vrouw gaan wonen in hun appartement in Moskou. Een maand eerder was de initiatiefgroep van Memorial begonnen met het verzamelen van handtekeningen voor een monument voor slachtoffers van het totalitarisme. Kovaljov nam deel aan Memorialbesprekingen en bijeenkomsten en werd in 1990 tot een van de covoorzitters gekozen. Drie dagen voor de dood van Sacharov in december 1989, zei de gerespecteerde dissident tegen Kovaljov: ‘Het is je plicht om je verkiesbaar te stellen voor het parlement.’777 Het volgende jaar werd Kovaljov gekozen tot volksafgevaardigde voor het parlement van de rsfsr. Toen de Opperste Sovjet van de rsfsr in 1993 werd ontbonden, benoemde Jeltsin Kovaljov tot voorzitter van de presidentiële mensenrechtencommissie. Hij was tevens het hoofd van de parlementaire mensenrechtencommissie. Maar in maart 1995 werd Kovaljov na zijn scherpe kritiek op de Russische militaire interventie in Tsjetsjenië, door de Doema uit zijn functie ontheven, en in januari daarop nam hij ontslag uit zijn presidentiële aanstelling.

Een aantal van Kovaljovs ervaringen in het Russische staatsbestuur verschaft inzicht in de pogingen van het land om in het reine te komen met het verleden. De hervorming van de veiligheidsdiensten vormt een bijzonder veelzeggende illustratie. In 1994 nam Kovaljov deel aan het werk van een commissie die vaststelde of functionarissen geschikt waren voor hogere posities in de staatsveiligheidsdienst (fsb, voorheen de kgb). Tot de andere leden van de commissie behoorden Batoerin, de nationale veiligheidsadviseur van de president, Lobov, secretaris van de veiligheidsraad, en Stepasjin, directeur van de Federale Veiligheidsdienst. Het mandaat van de commissie moge dienen als een voorbeeld van de ‘democratische’ pogingen van de overheid om zichzelf te hervormen. Maar wat Kovaljov uiteindelijk ontdekte, was dat de Russische regering niet bereid of eraan toe was om te erkennen dat werkelijke vooruitgang alleen kon worden gemaakt door eerst de misdaden aan het licht te brengen en zich dan te distantiëren van het criminele systeem dat ze had begaan. We herinneren ons misschien nog dat hetzelfde proces zich voordeed in de eerste en de tweede destaliniseringsperiode. Voormalige slachtoffers bleven geplaagd worden door hun status doordat de sovjetoverheid niet officieel wilde erkennen wie de misdadigers waren en wat de misdaad was.

Kovaljovs criterium voor de bevordering van functionarissen tot leidinggevende functies was heel simpel. Hij wilde niet die kandidaten aanbevelen die in het ‘vijfde directoraat’ van de kgb hadden gediend (dat verantwoordelijk was voor het ondervragen van dissidenten en de strijd tegen ‘ideologische afleidingsacties’), vanwege hun bevlekte blazoen. Kovaljov onderscheidt deze procedure van lustratie. ‘Lustratie,’ of ‘rituele reiniging,’778 ook omschreven als het ‘ophelderen van zaken door ze aan het licht te brengen,’779 zoals werd uitgevoerd in Oost-Duitsland en Tsjechoslowakije, kwam erop neer dat functionarissen (en veel anderen) die hadden samengewerkt met de staatsveiligheidsdienst aan de kaak werden gesteld en uit alle overheidsfuncties werden geweerd. Kovaljov maakte dit onderscheid omdat de commissie niet het doel had individuen te verbieden om in dienst van de staat te werken, maar veeleer te voorkomen dat zij belangrijke functies zouden bekleden of bij gevoelige afdelingen zouden werken.

(Kovaljov was principieel tegen lustratie in Rusland, omdat hij niet geloofde dat een democratische staat haar bestaan zou moeten beginnen met een heksenjacht, en dat het zelfs voor een prille democratie een moreel dubieuze en gevaarlijke onderneming was. Hij verwoordde deze mening in de publieke debatten over dit onderwerp in 1991-1992. Later, terwijl hij op weg terug naar Moskou in 1995 langs de ruïnes van huizen in Grozny reed, begon Kovaljov zich af te vragen of zijn afwijzing van lustratie wel terecht was.780)

Kovaljov was er aanvankelijk van overtuigd dat Jeltsin werkelijk vastbesloten was om schoon schip te maken binnen zijn veiligheidsdienst. Uiteindelijk bleek dat er allerlei redenen werden gevonden
– bijvoorbeeld dat iemand bijna met pensioen ging – om kandidaten met een dubieuze achtergrond te laten blijven en zelfs promotie te laten maken. Kovaljov merkte op dat het volgens hun getuigenissen en de daarop volgende officiële goedkeuring leek ‘alsof niemand van hen een rol had gespeeld in het onderdrukkingsapparaat van de sovjets – afgezien van het feit dat ik enkele van hen persoonlijk kende’. Kovaljovs principiële standpunt was niet verbazingwekkend. ‘Voor iemand die zich schuldig heeft gemaakt aan onderdrukking is geen plaats in een organisatie die beweert dat zij niet meer van plan is om mensen te onderdrukken.’781

Al zijn pogingen om veranderingen te stimuleren stuitten op koppig verzet. ‘Ik was een dwaas,’ gaf Kovaljov bedroefd toe, ‘ik dacht dat Boris Nikolajevitsj ingrijpende veranderingen in deze bijzondere diensten wilde doorvoeren – terwijl hij in feite alleen maar een kring om zich heen wilde houden van de vertrouwde kgb-mensen met wie hij intiem contact had gehouden sinds hij eerste secretaris van het Provinciale Comité van Moskou was.’ Kovaljov werd uiteindelijk teleurgesteld door de kosmetische zuiveringen en ontgoocheld door Jeltsin. Het is ironisch dat Kovaljovs ondervrager, Trofimov, in 1994 het hoofd van de Federale Veiligheidsdienst werd voor de stad en het district Moskou.782

Het verhaal van Sergej Kovaljov is in dit slothoofdstuk geboekstaafd omdat daarin een aantal punten aan de orde komt. Kovaljovs persoonlijke geschiedenis is een van de betere voorbeelden van het principe van Thomas Jefferson: ‘Permanente waakzaamheid is de prijs van de vrijheid.’ Hij beproefde eerst de grenzen van de destalinisering en vervolgens die van de desovjetisering. Meer in het algemeen hield hij de morele toestand van het land in de gaten. Kovaljov fungeerde als een correctief voor zowel het sovjet- als het Russische bestuur. Zijn doel was druk uitoefenen op overheidsfunctionarissen opdat ze de grondwet en de wet zouden eerbiedigen, zouden erkennen dat de in beide vastgelegde principes waren geschonden en daaraan iets zouden doen. Sergej Kovaljov was een vroege en consequente ‘bottom-up’-aanhanger van deze filosofie. Aan het eind van de jaren tachtig en het begin van de jaren negentig sloten veel anderen zich aan bij zijn kruistocht. De gevolgen van tientallen jaren willekeurig bestuur waren dermate ernstig geworden dat ze niet meer verhuld konden worden.

‘Top-down’-invloeden en ‘bottom-up’-pressie

Aan het politieke klimaat in de Sovjet-Unie in de eerste helft van de jaren tachtig bleek men nauwelijks enige voorspellingen omtrent de toekomst te kunnen verbinden. Laten wij kort schetsen hoe het ervoor stond met het onderdrukkingssysteem van de overheid vlak voordat zij ervoor opteerde om de terugkeer van onderdrukten en de verzwegen geschiedenis toe te staan: in Georgië en op veel andere plaatsen werd Stalin opnieuw vereerd783, de sovjetpsychiatrie was verworden tot een politiek instrument om ‘andersdenkenden’ om te vormen; loyale volgelingen van Stalin zoals (de gerehabiliteerde) Molotov kregen een erebegrafenis; de Prokoeratoera beweerde dat ‘de ussr nooit “concentratiekampen” of “speciale kampen” heeft gehad, of heeft, waarvan de “gruwelen” door… “deskundigen” worden beschreven;784 Anatoli Martsjenko, Sergej Kovaljov, Arseni Roginsky, Pavel Negretov en veel anderen waren nog steeds of weer politieke gevangenen; acht maanden voor zijn aanstelling als secretaris-generaal had Gorbatsjov op een bijeenkomst van het Politburo in 1984 de hernieuwing van het partijlidmaatschap van de nauw bij de stalinistische zuiveringen betrokken Malenkov en Kaganovitsj gesteund.’785 De lijst gaat maar door, maar de wanpraktijken konden niet zo doorgaan.

Volgens Kovaljov hingen er hervormingen in de lucht want:

Totalitaire methodes waren niet meer voldoende om de samenleving te onderdrukken. Een economisch onbevredigend en moreel dubieus regime, dat ook internationaal geïsoleerd was en veel publieke steun had verloren, kon gewoon niet in de oude vorm doorgaan. Het moest ofwel veranderen ofwel instorten. Uiteindelijk deed het beide.786

Maar laten we niet op de zaken vooruitlopen. Eerst zal de terugkeerderskwestie kort worden bezien door het prisma van de Gorbatsjovjaren om inzicht te geven in zowel de continuïteit als de veranderingen in het sovjetsysteem.

Er was een groot contrast in het politieke klimaat voor en nadat Gorbatsjov de perestrojka had ingezet. Niettemin werd na het begin van de perestrojka niet het directe verleden – en de nalatenschap van het stalinisme op de lange termijn – het middelpunt van de belangstelling. Dat was Stalins Goelag (die toen er eenmaal ruchtbaarheid aan werd gegeven de aard van het sovjetsysteem zelf onthulde). Toen de discussie over de stalinistische onderdrukking eenmaal was ingezet, kon zij genegeerd noch vermeden worden, omdat de vele verhalen die tientallen jaren lang waren verzwegen naar boven kwamen. Mondelinge beschrijvingen en memoires werden bevestigd en publiekelijk geverifieerd.

De ervaringen van de terugkerende ex-gevangenen werden echter niet benadrukt. Arseni Roginsky wijst erop dat toen in 1987 het officiële stilzwijgen eenmaal was doorbroken, de discussie onder ex-gevangenen zich concentreerde op de kampervaring. Vervolgens zegt hij dat ‘de [vermoedelijk officieel en publiekelijk geaccepteerde] mythologie’ deze prioriteit dicteerde.787 Dit is opmerkelijk omdat velen een gevangenisstraf van vijf jaar hadden ondergaan, maar nog vijfendertig jaar daarna gebukt gingen onder de gevolgen. Het merendeel van hun leven werden zij geplaagd door angst, een gevoel van ‘permanente instabiliteit’, herinneringen aan hun kampervaring en hun status als ex-gevangenen. Toch lag de nadruk op de vijf jaar van hun gevangenschap.788 Hoewel de kampervaring traumatischer was dan hun ervaringen na hun kamptijd, weten wij dat terugkerende ex-gevangenen een aantal langdurige beproevingen ondervonden als gevolg van hun status. Het is goed mogelijk dat functionarissen de publieke discussie over onderdrukking zo stuurden dat de nadruk kwam te liggen op wat er een tijd geleden in de kampen was gebeurd, omdat het bestaande systeem zelf verantwoordelijk was voor de moeilijke positie van terugkerende ex-gevangenen in de tijd na Stalin.

De terugkeer van ex-gevangenen in de jaren tachtig en negentig stelde eisen aan de overheid, net als bij de eerdere terugkeer van exgevangenen – eisen ten aanzien van rehabilitatie, schadeloosstelling, privileges, informatie over het lot van dierbaren en vergelding. Er waren taferelen zoals zo treffend beschreven door Anna Akhmatova: ‘Twee Ruslanden staan oog in oog – degenen die in de gevangenis hadden gezeten en degenen die hen daarin hadden gestopt.’789 Sommige boze slachtoffers wilden alleen maar verontschuldigingen,790 maar andere wilden dat de stalinistische knechten terecht zouden staan. Een van de voormalige slachtoffers maakte zich in haar memoires uit 1988 als volgt druk over de schamele pogingen tot gerechtigheid: ‘Zeker, sommigen zijn ontslagen of met pensioen gestuurd
– maar met [riante] persoonlijke toelagen. Ze hebben nog steeds hun mooie appartementen, datsja’s… Diegenen die zich schuldig hebben gemaakt aan onderdrukking moeten met name worden genoemd, en Stalin moet veroordeeld worden.’791 (Voormalige slachtoffers klaagden dikwijls dat de pensioentoelagen van kgb-agenten hoger waren dan de schadeloosstelling die de gerehabiliteerde slachtoffers van ‘onwettige onderdrukking’ kregen toegewezen.) Anderen gebruikten veel sterkere taal en hadden veel verdergaande eisen – processen, veroordelingen en zelfs de doodstraf voor diegenen die zich schuldig hadden gemaakt aan onderdrukking. Die processen kwamen er nooit van. Dit resultaat werd gestimuleerd en beïnvloed door gezaghebbende figuren zoals Sacharov en Afanasyev. De eerste beweerde dat het morele herstel van het land niet door wraak bewerkstelligd kon worden, en dat organisaties als Memorial niet voor aanklager zouden moeten spelen; de tweede betoogde in wezen dat het stalinisme zo diep geworteld was dat er te veel stalinisten waren om te berechten.792

De nagalm van onthullingen en rehabilitaties

Er zijn nog steeds lange rijen om rehabilitatieverklaringen te krijgen en de schamele schadeloosstelling van twee maanden salaris aan te vragen.793 Buiten Moskou is het nog meer een slepende aangelegenheid. In 1999 lagen alleen al in Magadan 3000 dossiers op hun herziening te wachten.794 Een artikel uit 1996 in een krant uit Burjatija met de titel ‘Duizenden staan nog in de rij te wachten’ gaat in op de problemen in verband met de hulpverlening aan diegenen wier rehabilitatie werd geweigerd vanwege de ‘onbewezen feiten van [hun] onderdrukking’. In dat artikel wordt opgemerkt dat meer dan 2000 mensen (in dit gebied) zich tot de rechtbanken moeten wenden voor de vaststelling van juridische, op bewijsmateriaal gebaseerde feiten. Gezien het feit dat er meer dan zestig jaar zijn verstreken sinds het moment dat de onderdrukking werd uitgevoerd, is dit geen eenvoudige taak.795 Veel ex-gevangenen ondervonden ook problemen met het verkrijgen van documenten met betrekking tot de trudovoj stazh (duur van hun dienstverband) die noodzakelijk waren voor de vaststelling van hun schadeloosstelling. Velen van hen vroegen Memorial om hulp in deze aangelegenheden en kregen die ook.796

In grote lijnen kwam de overheid tegemoet aan de behoefte om te weten wat er van een familielid was geworden. Aan het eind van de sovjetperiode en daarna kregen familieleden inzage in de relevante kgb-dossiers. De familie van slachtoffers kon ook een verzoek om informatie naar de kgb sturen. Het volgende verzoek werd geschreven in de jaren negentig:

Ik verzoek u vriendelijk om aandacht te schenken aan mijn brief en me op de hoogte te brengen van het verdere lot van mijn vader: waarvoor werd hij gearresteerd en wanneer? In welk jaar is hij overleden, is de sterfdatum vastgelegd op de plaats waar hij begraven is? Als hij onschuldig is, verzoek ik u om mij zijn rehabilitatieverklaring te sturen… als de papieren niet toegestuurd kunnen worden, stuurt u dan ten minste een foto van hem, ik weet niet eens hoe hij eruitziet…797

Haar verzoek werd ingewilligd en zo raakte ze op de hoogte van materiaal dat verband hield met het leven van haar vader en dat zestig jaar lang geheim was gehouden. Ze kreeg ook een foto van haar vader, in een gevangenisuniform in de Butyrka. Dit was de enige afbeelding die ze ooit van hem had gezien. Haar vader werd in 1994 postuum gerehabiliteerd.

Bij verzoeken zoals deze ging het om meer dan het krijgen van de noodzakelijke documentatie voor rehabilitatie. Op het individuele vlak was het achterhalen van de waarheid die tientallen jaren geheim was gehouden de eerste stap in de aanvaarding van het verleden. Mensen hadden er behoefte aan te weten wat er met hun familieleden was gebeurd om hen te ruste te leggen en zelf ook rust te vinden. Soms hadden ze behoefte aan een plek om bloemen naartoe te brengen, om te rouwen of te bidden. Daar kwam bij dat de meeste kinderen van ‘vijanden van het volk’ zelf ook door de samenleving waren gemeden en bang waren voor het ‘alhorend oor’ en het ‘alziend oog’798; daarom was het belangrijk dat officieel erkend werd dat zij bepaalde rechten hadden, zoals het recht op informatie. We zullen ons nog herinneren dat de kinderen van ‘vijanden van het volk’ die in ballingschap of in weeshuizen hadden gezeten zelf in de jaren negentig tot ‘slachtoffers van onderdrukking’ werden verklaard.

Massagraven

Elke officiële poging om de geschiedenis te verzwijgen kon niet die aspecten van de terreur verhullen die te omvangrijk waren om genegeerd of zelfs gebagatelliseerd te worden. Men begon massagraven te ontdekken en vanaf 1988 werd daar regelmatig over geschreven in krantenartikelen. Memorial stelde zelfs een speciale coördinator aan voor projecten om massagraven te ontdekken. De gruwelijke begraafplaatsen lagen her en der – op plaatsen zoals het Kuropatywoud bij Minsk, Bykovnja bij Kiev, Kolpasjevo, langs de rivier de Ob in de de regio Tomsk, op de ‘Gouden Berg’ bij Tsjelyabinsk, bij Moskou en in het Katynwoud bij Smolensk.799 Tot op de dag van vandaag is men nog op zoek. In 1997 werd er een massagraf ontdekt in een sparrenwoud ten noorden van St. Petersburg,800 en in 2002 bleek zich in hetzelfde gebied nog een grote begraafplaats te bevinden (zie Inleiding).

Gedeporteerde volksgroepen

De onopgeloste problemen omtrent de gedeporteerde volksgroepen vormen ook een grote uitdaging. Uit de cijfers blijkt de enorme omvang van deze problemen. Een volkstelling uit 1989 geeft de volgende cijfers voor een aantal van de voormalige gedeporteerde volksgroepen: 957 000 Tsjetsjenen, 2 039 000 Duitsers, 237 000 Ingoesjeten en 85 000 Balkaren.801 In 1989, na tientallen jaren gedraai om hun juridische status, nam de Opperste Sovjet een wet aan ‘over het erkennen van de repressieve wetten tegen volksgroepen die werden gedwongen om zich elders te vestigen als zijnde illegaal en crimineel, en over het waarborgen van hun rechten.’ In 1991 werd de wetgeving zodanig hervormd dat er nog meer van de decreten werden afgeschaft die als de basis hadden gediend voor de ‘anti-legale’ deportaties. De resolutie uit 1991 maakte ook een meer uitvoerig onderzoek mogelijk naar wanpraktijken in het verleden door te bepalen dat de desbetreffende staats- en kgb-documenten moesten worden vrijgegeven.802 Hoewel deze wet voorzag in volledige rehabilitatie voor de onderdrukte volksgroepen in de Russische Federatie, werd er ook in benadrukt dat ‘daarbij… de rechten en de wettige belangen van de burgers die zich nu binnen het territorium van de onderdrukte volksgroepen bevinden niet moeten worden geschonden’.803 In feite erkende de wet dat er een probleem was, maar ze loste dat niet op.

In 1995 werd door president Jeltsin een decreet uitgevaardigd dat verder ging ‘over maatregelen voor de realisering van territoriale rehabilitatie van de onderdrukte volksgroepen’. Het erkende niet alleen het probleem, maar beval ook de brede invoering van regionaal en plaatselijk zelfbestuur aan. De ontwikkeling daarvan zou gesteund worden door de federale overheid.804 Het probleem was zo groot geworden dat het niet onopgelost kon blijven zonder een destabiliserend effect te hebben. Zo keerden er tussen 1989 en 1997 ongeveer 250 000 Tataren terug naar de Krim (nu een deel van Oekraine), een migratie die aanzienlijke spanningen creëerde met hun Russische en Oekraïense buren.805 Aan het eind van de sovjetperiode en daarna kozen velen van de Wolgaduitsers, die nooit hun autonome republiek aan de rivier de Wolga hadden teruggekregen, ervoor om naar Duitsland te vertrekken.806 De problemen in verband met de gedeporteerde volksgroepen behoren tot de meest zichtbare erfenissen van het stalinisme omdat zij nog steeds te gecompliceerd zijn om een eenvoudige oplossing toe te laten.

Schadeloosstelling van de slachtoffers

Financiële bijstand en privileges, hoe ontoereikend ook, behoren tot de enige manieren waarop de staat voormalige slachtoffers schadeloos kan stellen voor hun lijden in de kampen en voor de jaren dat zij met een ‘bevlekt blazoen’ hebben geleefd. In februari 1998 werd het bedrag van de schadeloosstelling voor slachtoffers van het stalinisme ter discussie gesteld in de Doema van de Russische Staat. Het ging om het besluit van de Russische Doema om de schadeloosstelling te halveren die door de overheid was bedoeld ‘ter verdediging van de rechten van diegenen die illegale onderdrukking hadden ondergaan’. In het daarop volgende debat tierde Vladimir Zjirinovsky in zijn steun voor de vermindering of afschaffing van de vergoeding voor gedeporteerde volksgroepen:

Kameraad Stalin, het hoofd van onze regering, deporteerde mensen niet zomaar. Toen de kgb hem ervan op de hoogte bracht dat duizenden Kalmukken brigades organiseerden en zich aansloten bij de gelederen van het Rode Leger en duizenden sovjetstrijders doodden, ja, toen deporteerde hij natuurlijk diegenen die nog leefden…807

Zjirinovsky rechtvaardigde niet alleen de deportaties maar verklaarde vervolgens ook dat er geen ‘slachtoffers van onderdrukking’ waren en dat heel Rusland in de twintigste eeuw werd onderdrukt.

Hoewel dit optreden amper een reactie waard was, maakte Memorial bezwaar tegen het feit dat Zjirinovsky’s ‘schandalige’ gedrag bij de meerderheid van de afgevaardigden geen verontwaardiging of veroordeling opriep. Zelfs na de uitbarstingen van de afgevaardigde stemde de Doema voor de door hem bepleite verlaging van de schadeloosstelling. Belangrijker en zorgwekkender was echter wat Memorial de ‘geleidelijke rehabilitatie van het stalinisme’ noemde, een trend die door sommigen actief werd gesteund en door anderen passief werd gadegeslagen. Memorial maakte zijn protest kenbaar door petities naar de Doema te sturen en honderden demonstranten bijeen te brengen die voor het parlementsgebouw postten met borden als: ‘Stalin heeft [ze] gevangengezet, de afgevaardigden hebben [ze] beroofd.’ De officiële reactie deed denken aan de begintijd van Memorial – de organisatoren werden gearresteerd en naar het politiebureau gebracht wegens de uitvoering van een actie waarvoor ze geen toestemming hadden gekregen. Memorial deed vervolgens een beroep op haar leden om de door hen gekozen functionarissen te benaderen en om opheldering omtrent de verlaagde schadeloosstelling te vragen.808 Protestbrieven van regionale Memorialorganisaties tegen de uitspraken van Zjirinovsky en het besluit van de Doema werden gepubliceerd in de Nezavisimaya Gazeta, Moskovskie Novosti en andere invloedrijke kranten.809 In een van deze brieven, die door 155 leden van Memorial was ondertekend, werd het volgende argument aangevoerd: ‘Het is grappig te bedenken dat bezuinigen op de aan slachtoffers van onderdrukking toegekende schadeloosstelling de economie van het land zou kunnen bevorderen en de problemen op het gebied van industrie, wetenschap en onderwijs zou kunnen oplossen.’810 En inderdaad, hoewel de economie van het land er niet beduidend op vooruitging, kon de verminderde schadeloosstelling voor een groot aantal mensen zeker nadelig uitpakken. Volgens een door Memorial opgestelde lijst waren er alleen al in Moskou in 1996 ongeveer 2000 overlevenden van politieke onderdrukking. In deze schatting waren geen bannelingen, gedeporteerden of de kinderen van ‘verraders van het moederland’ opgenomen.811

De ambivalente worsteling om met het verleden in het reine te komen
De herinnering

Het erkennen van in het verleden begane onrechten, het herstel van rechten en het schadeloosstellen van slachtoffers zijn allemaal concrete pogingen om met het verleden in het reine te komen. Organisaties zoals Memorial en Vozvrasjtsjenie hebben geholpen om de moreel-ethische, niet-materiële verschijningsvormen van rehabilitatie te bevorderen.812 In dit verband vestigt de altijd waakzame Semjon Vilensky, voorzitter van Vozvrasjtsjenie, onze aandacht op het feit dat Magadan de twijfelachtige eer heeft dat het de enige stad ter wereld is waar een monument is opgericht voor de voormalige directeur van een arbeidskamp.

De bouw van Magadan begon in 1932 onder supervisie van Edvard Berzin, die het eerste hoofd was van de nkvd-afdeling die ‘Dalstroj’ werd genoemd. Vilensky beschrijft dat Berzin werd beschouwd als een ‘liberaal’, ondanks het feit dat hij de leiding had over de ‘duizenden nieuwe gevangenen’ die naar Magadan werden gebracht. Een aantal van die gevangenen stierf later aan ziekte of uitputting door dwangarbeid, of werd domweg geëxecuteerd. Evenals veel anderen voor en na hem werd Berzin zelf uiteindelijk een van de slachtoffers van de terreur, want ook hij werd gearresteerd en geëxecuteerd.813

Op 12 juni 1996 werd ook het ‘Masker van het Verdriet’ in Magadan opgericht, een monument voor de slachtoffers van het stalinisme, dat was ontworpen door de beeldhouwer Ernst Neizvestny. Met betrekking tot de blijvende aanwezigheid van het standbeeld van Berzin merkt Vilensky op hoe de twee monumenten ‘elkaar aankijken, net als de steen uit Solovetsky [van Memorial] en de Lubyanka in Moskou’.814 Inderdaad, eens te meer de ‘twee Ruslanden’ van Anna Akhmatova.

Rehabilitatie voor knechten van het stalinisme

In 1998 ontstond er een enorme controverse toen het Russische hooggerechtshof verklaarde dat de zaken van Stalins knechten opnieuw geëvalueerd zouden worden. Dit zou vervolgens kunnen leiden tot hun rehabilitatie, of althans hun gedeeltelijke rehabilitatie.815 Jagoda, Jezjov, Beria en Abakoemov (de minister van Staatsveiligheid van 1946 tot 1951) waren gearresteerd, berecht en geëxecuteerd op basis van hetzelfde soort verzonnen aanklachten dat zijzelf tegen veel onschuldige slachtoffers hadden aangevoerd. Tot de beschuldigingen behoorden spionage, sabotage, trotskisme, verraad en andere ‘antisovjet’-activiteiten. Het bewuste viertal had zich schuldig gemaakt aan tal van andere misdaden, maar daar niet aan. Volgens het hof hadden sommige van deze sleutelfiguren in de uitvoering van de sovjetterreur niet de doodstraf maar eerder vijfentwintig jaar in een strafkamp moeten krijgen.816

Deze mannen hadden elk zo’n ‘onmetelijk kwaad’ gezaaid dat er nieuwe Russische woorden bedacht moesten worden om het verschijnsel te beschrijven, zoals Jezjovstsjina (het bloedige bewind van Jezjov).817 De postume rehabilitatie van deze mannen die persoonlijk wrede misdaden hadden begaan en/of opgedragen, maar inderdaad niet schuldig waren aan de hun ten laste gelegde misdaden, roept een heikele juridische vraag op ten aanzien van Ruslands streven om een ‘rechtsstaat’ te worden. Zoals Kovaljov stelde met betrekking tot het proces en de executie van Beria: onrecht kan niet met onrecht worden rechtgezet. Dat kan zijn, maar de rehabilitatiewetten van de jaren negentig voorzagen niet in uitkeringen voor (voormalige) knechten. Die waren ingevoerd om de eer van onschuldigen te herstellen die hadden geleden onder de gevolgen van de stalinistische onderdrukking voor misdaden die ze niet hadden begaan. Met al de misdaden die aan deze stalinistische knechten kunnen worden toegeschreven, zou hun vrijspraak een belediging voor hun slachtoffers zijn. Russische mensenrechtenactivisten betoogden ook dat deze actie een slecht voorbeeld zou betekenen voor een land dat worstelde met de oprichting van een democratische staat. (Jezjov zou uiteindelijk niet postuum gerehabiliteerd worden,818 maar alleen al de gedachte aan zelfs maar gedeeltelijke vrijspraak wekte heel wat woede bij diegenen die een burgerlijke samenleving wilden opbouwen. Het hooggerechtshof besloot dat Jezjov niet beschouwd kon worden als een slachtoffer van de terreur die hij zelf had georganiseerd.819 Abakoemov werd gedeeltelijk gerehabiliteerd.820 Tot op heden is Jagoda’s zaak nog steeds onbeslist. Een andere voormalige knecht, Pavel Soedoplatov, een hoge officier bij de staatsveiligheid, vocht na zijn vrijlating in 1968 jarenlang voor zijn rehabilitatie. Hij verdedigde zijn terreurdaden als ‘militaire operaties die werden uitgevoerd tegen snode tegenstanders van de sovjetoverheid.’821 Uiteindelijk werd hij in 1991 gerehabiltieerd.822)

In een artikel in de Izvestiya wordt het probleem geanalyseerd. Er wordt op gewezen dat het de plicht van de samenleving is om zich bewust te zijn van de politieke en morele consequenties van het feit dat deze mannen niet schuldig waren aan staatsmisdrijven volgens het sovjetstrafrecht van de jaren dertig tot vijftig – de wetgeving waardoor men zich moet laten leiden bij de herbeoordeling van hun zaken. Maar, zo wordt vervolgens in het artikel betoogd, ‘het gezond verstand, het geweten, de herinnering en de historische verantwoordelijkheid ten aanzien van het verleden en de toekomst’ verbieden een dergelijke redenering omdat de gevolgen te ernstig zouden zijn. Als de schuld van de Lubyankaknechten gebagatelliseerd zou worden, zou daarenboven ook de ‘generalissimo’ geen bloed meer aan zijn handen hebben. Volgens de auteur van dit artikel wordt uit deze kwestie duidelijk hoe noodzakelijk een Russisch ‘Neurenbergproces’ zou zijn geweest. Het gerecht zou in staat zijn geweest om een oordeel te vellen over de aard van het stalinisme en om de persoonlijke aansprakelijkheid van de grote inspirator en organisator van genocide tegen zijn eigen volk en de persoonlijke aansprakelijkheid van zijn wapenbroeders vast te stellen… alsook die van degenen die orders uitvoerden (laten wij niet vergeten dat het internationale militaire tribunaal in Neurenberg bepaalde dat de uitvoering van een misdadig bevel iemand niet van de verantwoordelijkheid ontslaat).823

Vervolgens legt de auteur uit dat de dikwijls aangehaalde uitdrukking ‘Stalin is gisteren gestorven’ in wezen betekent dat het systeem

dat hij in het leven had geroepen niet met wortel en tak was uitgeroeid, dat het volk het niet veroordeelde, een [gezwel groeide] in onze samenleving… Borden bij demonstraties zoals ‘Ere aan de sovjetstaat’, portretten van de ‘leider van alle volken’, en het nostalgische verlangen naar een ‘sterke arm’ bewijzen dat de samenleving niet van haar kwaal was hersteld.824

Hij waarschuwt dat de dreiging van een terugkeer naar een repressief regime niet onrealistisch is.

Dat bleken kennelijk invloedrijke argumenten en sommige van de bovengenoemde problemen werden ten dele opgelost toen in de zomer van 2000 eindelijk werd beslist over de zaak van Beria. Terwijl de vonnissen van drie leden van ‘Beria’s bende’ van zeven werden herzien en de doodstraf postuum werd omgezet in vijfentwintig jaar vrijheidsberoving, bleef het doodvonnis van Beria onveranderd en werd hij niet gerehabiliteerd. Er werd vastgesteld dat de wet met betrekking tot de rehabilitatie van slachtoffers van politieke repressie niet op Beria en de drie anderen kon worden toegepast omdat ‘zij hoge posten in de overheid bekleedden en onderdrukking – eigenlijk genocide – tegen hun eigen volk organiseerden’.825

De maatstaven voor rehabilitatie werpen lastige vragen op. Memorial heeft de rehabilitatieprocedures bekritiseerd vanwege het legitimeren van de stalinistische wetten, omdat ze zich doorgaans concentreren op de vraag of de vonnissen in overeenstemming waren met de toen bestaande wetten. Dat betekent dat degenen die tegen het sovjetsysteem gerichte daden begingen, niet voor rehabilitatie in aanmerking komen.826 Het betekent ook dat degenen die geen tegen het sovjetsysteem gerichte daden begingen wel voor rehabilitatie in aanmerking komen.827

Herdenking

Wat wij publiekelijk onthouden en herdenken, wordt grotendeels bepaald door de richting waarin de politieke winden waaien. In een gebaar dat wees op continuïteit met het sovjetverleden verordonneerde Jeltsin aan het eind van 1995 dat 20 december officieel erkend zou worden als de ‘Dag van de Geheime Dienstwerkers’.828 Het was op deze dag in 1917 dat Lenins gevreesde geheime politie, de Tsjeka, werd opgericht. Het is opmerkelijk dat een organisatie met zoveel bloed aan haar handen gehuldigd zou worden door een president die beweerde dat hij democratisering nastreefde.

7 November, de Dag van de Revolutie, bleef bijna vijftien jaar na het einde van de Sovjet-Unie een vrije dag in Rusland. Op deze feestdag maakten sovjetleiders van oudsher van de gelegenheid gebruik om de Oktoberrevolutie te gebruiken om hun actuele politieke situatie te legitimeren, welke dat ook mocht zijn.829 Op de tachtigste verjaardag van de bolsjewistische revolutie stelde Jeltsin voor dat deze dag voortaan de ‘Dag van instemming en verzoening’ zou worden.830 Dat werpt een aantal interessante vragen op, gezien het feit dat Stalin nog steeds begraven is in de muur van het Kremlin, en dat de mummie van Lenin nog steeds in het mausoleum op het Rode Plein rust. Aleksandr Jakovlev, een van de architecten van de perestrojka en later het hoofd van de rehabilitatiecommissie, merkte op:

Met wie zouden we ons moeten verzoenen, met wie zouden we moeten instemmen? [Zouden we ons moeten] verzoenen met mensen die Lenin nog steeds aanbidden en Stalin eren? De staat zou duidelijk moeten maken dat het land vanaf 1917 onder een misdadig regime heeft geleden. [Zij zou moeten verklaren] dat Lenin een moordenaar was en Stalin een massamoordenaar. Ik kan me 7 november voorstellen als een dag van rouw en berouw.831

Jeltsins voorstel is nooit van de grond gekomen.
De proceskwestie – wie of wat was verantwoordelijk en wat zou eraan gedaan moeten worden?

In dit boek hebben we telkens te maken gehad met de gecompliceerde vragen omtrent vrijspraak en schadeloosstelling – begrippen die Stephen Cohen treffend omschreef als de ‘officiële erkenning van enorme officiële misdaden’ (zie hoofdstuk 1). We hebben aangetoond dat het onwillige en tegenstrijdige karakter van de rehabilitatie hier direct mee te maken had. Tot op heden is het probleem van de aansprakelijkheid niet echt opgelost. Het spreekt vanzelf dat het ontbreken van deze schulderkenning de slachtoffers niet ontgaan is, getuige het standpunt van de zoon van een geëxecuteerde ‘vijand van het volk’, die jaren in diverse weeshuizen van de staat had doorgebracht. Nadat hij zijn spijt had uitgesproken dat de schuldigen niet meer gestraft konden worden, betoogde hij dat ze wel aan de kaak gesteld konden en moesten worden, evenals de misdrijven van het systeem zelf: ‘Dat deden ze in Duitsland en dat doen ze in ZuidAfrika… hoe kan iemand worden [beschouwd] als slachtoffer van een regime dat niet officieel als misdadig is bestempeld?’832

Hierin ligt een complexe vraag besloten. Sovjet Rusland kon niet haar eigen regeringssysteem veroordelen omdat in veel gevallen mensen over zichzelf zouden oordelen. Maar hoe zit het met het Rusland van na de sovjetperiode? Hoewel men in het proces uit 1992 om vast te stellen of het verbieden van de Communistische Partij grondwettig was dit gerechtelijke platform misschien ook had kunnen gebruiken om het communistische systeem onder de loep te nemen, waagde men zich niet verder dan de kwestie die toen aan de orde was. Sergej Kovaljov beweert dat als er op dat moment een nationaal of internationaal proces, met onbevooroordeelde deelnemers, zou zijn gehouden om de Communistische Partij juridisch te evalueren, dat niets minder dan een Neurenbergproces zouden hebben opgeleverd: ‘De cpsu zou tot een criminele organisatie zijn verklaard, en elke activiteit, onder elke mogelijke vroegere of huidige naam, zou verboden zijn.’ Hij stelde dat het voor een prille democratie heel gezond zou zijn geweest om dat te doen.833 Kovaljov betreurde het feit dat belastende documenten uit de partijarchieven waaruit ‘duidelijk bleek dat de partij de belangrijkste organisator was van grootschalige terroristische activiteiten tegen haar eigen volk’, ontoelaatbaar werden geacht bij het proces in 1992, omdat het geen ‘historisch proces’ was.834

Kovaljov werd bij dit proces opgeroepen als getuige. In zijn getuigenis beschuldigde hij de partij van grove schendingen van de wet. Hij voegde daar ook aan toe dat de verantwoordelijkheid ten dele bij ieder individu lag. Kovaljov was heel verbijsterd toen hij naderhand door een communistische functionaris werd bedankt voor zijn eerlijke getuigenis over de medeplichtigheid van iedereen. Kennelijk had dat de partij zelf minder aansprakelijk doen lijken. In de daarop volgende jaren werd de Communistische Partij weer sterker en gedijde zij zelfs, naarmate het publiek zich door de verslechterende economische omstandigheden afwendde van haar antistalinistische houding uit de Gorbatsjovtijd. Na de afloop van het proces in 1992 kwam de kandidatuur van Zjoeganov (Russische Communistische Partij) bij de latere presidentsverkiezingen voor Kovaljov niet als een verrassing. (Zjoeganovs mening over de onderdrukkingen uit het verleden was dat hij of zijn partij daar niets mee te maken hadden: ‘Wij zijn een nieuwe generatie. Wij kunnen ons niet verantwoorden voor de vergissingen uit het verleden.’ Degenen die het niet met die houding eens waren hielden een poster op bij de parlementsverkiezingen van 1995 waarop stond: ‘50 000 000 slachtoffers van burgeroorlog, collectivisering en onderdrukking zouden niet op Zjoeganov stemmen.’835 De communisten deden het uiteindelijk goed in de verkiezingen, de liberalen niet.)

Pro-communisme maakte tevens plaats voor pro-stalinisme. In een opiniepeiling uit 1998 door Argumenty i Fakty werd Stalin positief beoordeeld door 34 procent van de 6000 ondervraagden.836 ‘Stalin is niet gisteren gestorven… hij leeft nog,’ merkte de negentigjarige ex-gevangene Lev Razgon op.837

De publieke documentatie in Rusland en elders

In Rusland na de sovjetperiode lijken zowel officiële instanties als het publiek geneigd te zijn om de tragische aspecten van het sovjetverleden te vergeten, of daar althans niet bij stil te staan. Daarvoor is een aantal verklaringen. Politiek gezien zou het openen of het open houden van oude wonden een jonge democratie en het opbouwen van een burgerlijke samenleving eerder ondermijnen dan versterken. Men zou daarom de vraag kunnen stellen waartoe aanhoudende of nieuwe discussies over de onderdrukking uit het verleden zouden dienen. In dit stadium zou een proces om minstens drie redenen moeilijk zijn: veel van de slachtoffers en daders zijn al dood, het totalitaire mechanisme was dermate alomtegenwoordig dat een aantal slachtoffers er ook tot op zekere hoogte bij betrokken was, en door de omvang en de duur van de dictatuur van het sovjetcommunisme zou het een gigantisch proces worden.838 Ook maatschappelijk ligt de herinnering gecompliceerd. In de woorden van Lev Razgon: ‘Mensen willen geestelijk onbehagen vermijden, en opnieuw een gevoel van nationale trots ontwikkelen.’839 In een reeds verdeelde samenleving zou de waarheid omtrent de criminele aard van een regime dat het enige geloofssysteem vormde dat veel mensen een groot deel van hun leven kenden, een nog grotere verdeeldheid teweeg kunnen brengen.

Ondanks alle problemen in verband met het oprakelen van een onverkwikkelijk verleden, kan het begrijpen van fouten uit het verleden helpen om hun herhaling te voorkomen. Memorial staat bekend om zijn pogingen om de geschiedenis van de sovjetterreur op te tekenen. Deze organisatie is erin geslaagd om tienduizenden individuele gevallen van onderdrukking te documenteren door middel van vragenlijsten en heeft tevens de grondslagen voor de massale onderdrukking onderzocht door het officiële beleid en de officiële praktijk te verifiëren door middel van onderzoek in de kgb- en partijarchieven.

De Franse publicatie van Le Livre Noir du Communisme 840 (Het zwartboek van het communisme) was zo getimed dat zij samenviel met de tachtigste verjaardag van de bolsjewistische revolutie. Mocht er nog enige twijfel zijn omtrent het criminele karakter van het communisme zoals dat in de praktijk is gebracht, dan documenteert dit 800 pagina’s tellende boek de misdaden van de regimes van de Sovjet-Unie, Oost-Europa, communistisch China, Noord-Korea, Vietnam, en andere. Hoewel deze landen niet allemaal dezelfde vorm van communisme aanhingen, wijzen de feiten erop dat massamoord om conformisme af te dwingen, om zich voor mogelijke oppositie te behoeden, of om domweg angst en gehoorzaamheid te genereren iets was wat al deze regeringen met elkaar gemeen hadden.841

De ongewenste erfenis van geassocieerd worden met misdaden tegen de menselijkheid is ook een uitdaging voor niet-communistische voorheen autocratische landen zoals Chili, Argentinië en ZuidAfrika, waar een ander soort staatstirannie overwonnen moest worden. Zuid-Afrika volgde ijverig het voorbeeld dat Argentinië in 1983 en Chili in 1990 hadden gegeven. De nieuwe regering stelde ‘waarheids- en verzoeningscommissies’ in, die de macht hebben om amnestie te verlenen (van amnestia – vergeten worden) aan daders in ruil voor een volledige bekentenis. De filosofie achter deze ‘publieke moraliteiten’ is om een soort ‘collectieve katharsis’ te bewerkstelligen en dan de ervaring achter zich te laten.842 Het is niet verbazend dat het werk van deze commissies gemengde gevoelens opriep.843 Sommige Zuid-Afrikanen waren, net als de Russen in de jaren tachtig en negentig, geschokt door de waarheid omtrent de omvang van de misdaden, en kwaad dat de folteraars op vrije voeten konden blijven.844 Maar terwijl sommigen geschokt en verontwaardigd waren, herbeleefden anderen hun pijn. Het vertellen van de waarheid hielp de slachtoffers niet bij hun herstel maar opende slechts oude wonden.845

De kranten staan vol met verhalen over totalitarisme in de twintigste eeuw en de verslagen van de kinderen van terreurslachtoffers
– de nabestaanden van degenen die in Argentinië zijn verdwenen, of van degenen die in Cambodja zijn vermoord, of het slachtoffer zijn geworden van de moordmachine van de holocaust van de nazi’s, of de onderdrukking door de sovjetstaat, of de Culturele Revolutie in China. Er zijn nog steeds hoog oplopende problemen rond de herinnering en de schadeloosstelling. Zo proberen de kinderen van holocaustslachtoffers meer dan een halve eeuw later nog steeds om geconfisqueerde bezittingen, bankrekeningen en morele genoegdoening (terug) te krijgen. Daar komt bij dat het Duitse parlement pas in 1998 een wet aannam die in feite morele rehabilitatie verschaft in de vorm van een collectieve gratie voor mensen die ten onrechte door nazirechtbanken waren gestraft. Tot deze categorie behoorden verzetsmensen, homoseksuelen en deserteurs.846 Voor de slachtoffers en de overlevenden is de erkenning van hun rechten een kwestie van waardigheid. Regeringen hebben ook de behoefte om hun waardigheid te hervinden, ook als daarbij enorme nationale onrechten erkend moeten worden. Zo heeft Japan nog steeds te kampen met de geesten van de wreedheden die het keizerlijke Japan in oorlogstijd heeft begaan. In 1998 werd keizer Akihito nog door Engelse oorlogsveteranen terechtgewezen bij een officieel bezoek aan Engeland. Zij eisten financiële schadeloosstelling en een keizerlijke verontschuldiging voor het leed dat zij in de oorlog hadden geleden.847

De herziening van de sovjetgeschiedenis

De geschiedenis wordt eens te meer herzien in Rusland. Dit bevrijdende proces is ook, net als in het verleden, gevolgd door de heropkomst van oude, dubieuze praktijken. Een daarvan is dat een aantal archieven die ooit waren vrijgegeven weer zijn gesloten. Het streven naar vrijheid van informatie is een voortdurend deel van de strijd tegen de vergetelheid. Na augustus 1991 werden veel van de archieven waarin de terreur was gedocumenteerd vrijgegeven voor onderzoekers en familieleden van de slachtoffers, en de sovjettraditie van het zo min mogelijk documentatie verstrekken maakte plaats voor nieuwe procedures.848 Dankzij deze procedures werden er stapels inventarissen en de daarmee corresponderende documenten op verzoek beschikbaar gesteld. Een deel van het onderzoek voor dit boek werd dan ook vergemakkelijkt door het vrijgeven van de ‘speciale dossiers’ van Chroesjtsjov en materiaal uit het partijarchief. Maar documenten van de controlecommissie van de partij die informatie bevatten over hernieuwing van het partijlidmaatschap (in het voormalige partijarchief) die mij in 1996 verstrekt werden, waren in 1997 niet meer beschikbaar, omdat zij opnieuw als geheim werden aangemerkt. Toen ik erop wees dat ik al inzage had gehad in dit materiaal en het gewoon opnieuw wilde onderzoeken, werd mijn verzoek geweigerd met als reden: ‘Nou, u heeft het toch al gezien.’ Deze nieuwe beperkingen waren niet speciaal gericht tegen buitenlandse onderzoekers.

Onderzoekers van Memorial hadden deze trend opgemerkt en er zelfs over geschreven in de Izvestija en de Nezavisimaja Gazeta. Zo schrijft Vladimir Sirotinin, de voorzitter van de Memorialafdeling van Krasnoyarsk, dat hij en zijn collega’s sinds 1996 problemen hebben ondervonden bij het werk in de archieven. Hij klaagt dat bepaalde documenten op ‘juridische’ gronden worden achtergehouden:

De grap is dat de ’archiefwet’ heel slim is geformuleerd. De inleiding is geweldig, [daar staat in wezen dat] elke Russische burger of wat dat betreft buitenlander zich op de hoogte mag stellen van het materiaal dat in het archief wordt bewaard. Maar dan beginnen de ‘maren’. Inzage in persoonlijke dossiers is verboden. Dit wordt gemotiveerd door het feit dat materiaal over individuen voor laaghartige doeleinden gebruikt kan worden… Er is geen mogelijkheid om de regels aan te vechten.849

Vervolgens zegt hij dat met name de toegang tot het voormalige partijarchief wordt belemmerd (het archief van het Centraal Comité van de cpsu, thans in het Centrum voor het Behoud van Hedendaagse Documentatie). De directeur onderzoekt alle documenten en als de onderdrukking daarin wordt genoemd, ‘worden ze onmiddellijk als persoonlijke dossiers behandeld, waarvan de inzage verboden is.’ Verder wisten deze Sirotinin en zijn collega’s slechts met grote moeite de hand te leggen op (vrijgegeven) documenten over de kampen uit het voormalige kgb-archief. Een andere auteur met soortgelijke ervaringen concludeert in de Izvestija dat deze trend misschien kan worden toegeschreven aan de toenemende invloed van het midden- en hogere kader van de Communistische Partij.850

Aan de andere kant zijn er ook enkele bemoedigende ontwikkelingen op het archieffront wat betreft de herontdekking van het verleden. In april 1998 gelastte Jeltsin de overdracht van documenten over de sovjetonderdrukking van het grotendeels gesloten presidentiële archief naar de rehabilitatiecommissie voor verder onderzoek.851 Deze documenten, waarvan sommige Stalins persoonlijke aantekeningen bevatten, bestaan uit lijsten met slachtoffers, brieven van mensen die waren gearresteerd en veroordeeld, transcripten van hoorzittingen en andere bewijzen van de terreur. Wanneer de overdracht plaats zal vinden is nog niet vastgesteld. Zoals onderzoekers van Memorial waarschuwden: ‘Op dit moment is het nog slechts een belofte.’852 Ook is niet duidelijk in hoeverre dit materiaal zal worden vrijgegeven.

Een museum in Perm

In het nawoord van haar boek gulag v sisteme totalitarnogo gosudarstva (De Goelag in het totalitaire regeringssysteem) merkt de historica G.M. Ivanova op dat het naoorlogse Europa van de concentratiekampen een belangrijk thema maakte in haar pogingen om de ideologie en de praktijken van het fascisme aan de kaak te stellen.853 Het postsovjet-Rusland heeft het potentieel om hetzelfde te doen. Het begin is evident: het kamp in het Oeralgebergte, ongeveer 2500 kilometer ten oosten van Moskou en 200 kilometer ten noordoosten van de stad Perm, is nu een historische locatie.854 De concrete structuur van de Goelag zelf, een ‘zichtbaar spoor van [Ruslands] recente, bedroevende verleden’855, dient als een belangrijke reden om de aard van het sovjetsysteem te veroordelen. Om die reden is Memorial, getrouw aan haar handvest als een vereniging voor historisch onderricht en een toezichthoudende organisatie, bezig met het transformeren van de gedeeltelijk met de grond gelijk gemaakte ruïnes van het beruchte Perm-36 (geopend in 1946, gesloten in december 1987) van een sovjetarbeidskamp tot een levend museum van Ruslands verleden: ‘Het Memorialmuseum van de Geschiedenis van Politieke Onderdrukkingen en Totalitarisme in de ussr: Perm-36 of gewoon het ‘Museum van het totalitarisme’. Het complex zal een monument zijn voor diegenen die zijn omgekomen door de repressieve praktijken van het sovjetsysteem. Zoals een journalist in 1997 schreef: ‘In een land dat graag mag vergeten, is het museum de meest tastbare poging om de duistere uithoeken van het communistische systeem te verhelderen.’856

Het Permproject wordt gedeeltelijk voltooid door historici. Dit heeft bij sommige overlevenden tot opschudding geleid, omdat zij vinden dat mensen die de Goelag niet aan den lijve hebben ondervonden het niet echt kunnen begrijpen. Historici kunnen er echter misschien een vergelijkend perspectief aan verbinden. Viktor Sjmyrov, een historicus en organisator van de restauratiewerkzaamheden, spreekt over het belang van het project voor de historische documentatie en wijst erop dat er geen films of foto’s van het gevangenissysteem van de sovjets zijn: ‘In tegenstelling tot de nazi’s, die trots waren op wat ze deden, wist onze regering dat zij iets verkeerds deed. Ze hield wat ze deed verborgen.’857 Hij onthulde verder enige interessante informatie over het arrestatiebeleid in de Stalintijd, dat hij had opgedolven in de kgb-archieven in Perm. Daar had hij een telegram uit Moskou gevonden waarin de arrestatie van nog eens honderd mensen werd gelast om te voldoen aan een arbeidsquotum in een bepaald kamp. Sjmyrov wees erop dat ‘ze letterlijk gewoon het telefoonboek ter hand namen en daardoor bladerden tot ze een buitenlands klinkende naam vonden, om diegene vervolgens op te pakken wegens spionage – er werd gezegd: “Geef ons de man, dan vinden wij wel de wet om hem te veroordelen.”’858

In de kampen bij Perm waren voornamelijk politieke gevangenen uit de dissidententijd ondergebracht, zoals Josef Begoen, Vladimir Boekovsky, Servey Kovaljov, Natan Sjaransky, Gleb Yakoenin en Anatoli Martsjenko en Vasili Stoes, die allebei in gevangenschap overleden.859 Bezoekers van het museum zullen hun troosteloze barakken en cellen kunnen bezoeken, de uniformen van de gevangenen zien, de dunne dekentjes voelen die ze kregen bij temperaturen onder nul en de zogenaamde ‘exercitieblokken’ zien (in wezen stalen kooien), strafcellen en gaten in de grond die als latrines dienden.860 Semjon Vilensky waarschuwt echter dat het heel moeilijk zal zijn om de werkelijke omstandigheden in het kamp weer te geven, omdat het door opgeknapte gebouwen en verse verf minder bar zou kunnen lijken dan het feitelijk was.861
Perm lijkt voor het museum even goed als elke andere plek, misschien zelfs beter dan de meeste andere.862 In 1995 had Perm zijn sovjetstraatnamen nog niet veranderd. Een ex-gevangene beschrijft de ironische omstandigheden waaronder hij in 1994 zijn rehabilitatieverklaring ontving: ‘Ik werd gerehabiliteerd in de Dzjerzjinskiwijk in de stad Perm, in de Communistenstraat. Dat zegt alles.’863 De voornamelijk uit de dissidentententijd stammende ex-gevangenen uit Perm hadden veel van dezelfde problemen bij hun herintegratie als hun voorgangers in de Stalin- en de Chroesjtsjovtijd.

De aanzet en de opdracht voor het museum werden in 1995 gegeven, waarna met de bouw werd begonnen. Georganiseerde rondleidingen van deskundigen en buitenlandse groepen en excursies voor het plaatselijke publiek begonnen in 1998. In dat jaar kwamen er in totaal 1500 bezoekers naar het museum in Perm. De doelstellingen van het museum zijn nagenoeg dezelfde als die van Memorial: onderzoek, tentoonstelling en voorlichtingsactiviteiten voor het publiek. Tot de tentoonstellingsplannen behoren onder andere: ‘Strenge politieke gevangenschap’, ‘Levende stemmen van de Goelag’, en ‘Mensen en macht in Rusland’. Bij de ‘Levende stemmen’-tentoonstelling zullen foto’s, documenten en ander materiaal over de arrestatie, ballingschap en deportatie van gevangenen in de stalinistische tijd te zien zijn. Aan deze visuele documentatie zullen uiteindelijk mondelinge herinneringen worden toegevoegd in de vorm van opgenomen interviews met levensverhalen.864

Tot dusver zijn de financiële middelen voor het behoud en de herbouw van Perm-36 afkomstig van de plaatselijke overheid en plaatselijke ondernemingen, alsook uit startsubsidies van de Ford Foundation, een speciale projectondersteuning van, onder andere, tacis, het Open Society Institute, Soros, en het Joodse Gemeenschapsontwikkelingsfonds en door de opbrengsten van de door Memorial weer in bedrijf genomen houtzagerij (in feite dezelfde plek waar Kovaljov zich had afgebeuld).865 De lijst van mensen buiten Perm die bij het project betrokken zijn, lijkt een beetje op een who’s who van voormalige politieke gevangenen uit de sovjettijd. Het herdenkingsmuseum in Perm staat in Moskou onder toezicht van onder andere Arseni Roginsky, Aleksandr Daniel, Sergej Kovaljov en Semjon Vilensky, terwijl bekende symbolen van de dissidentenbeweging zoals Vladimir Boekovsky en Aleksandr Solzjenitsyn in de raad van bestuur zitten.

Conclusie

Het probleem van de terugkerende ex-gevangenen is een van de sleutels tot inzicht in de aard van de destalinisering. Het zou zelfs een leidraad kunnen zijn voor inzicht in het sovjetsysteem zelf. Overal in dit boek hebben wij terugkerende ex-gevangenen gevolgd op hun reis van de kampen terug naar de samenleving, van het eind van de Stalintijd, via de Chroesjtsjov- en de Brezjnevtijd tot in de Gorbatsjovtijd. Wij hebben ook de terugkeer van de problemen omtrent deze ex-gevangenen in de tijd na de sovjetperiode onderzocht. Met betrekking tot voormalige slachtoffers van de sovjetterreur blijkt er een vrij consequente trend te zijn. Met enkele uitzonderingen werden de pogingen van terugkerende ex-gevangenen tot herintegratie en resocialisatie over het algemeen belemmerd door individuen, functionarissen en zelfs familieleden, om nog maar te zwijgen van hun eigen psychologische littekens. Gezinshereniging was buitengewoon moeilijk omdat beide partijen in de loop van de gevangenschap waren veranderd. Het was moeilijk om een een baan te behouden, omdat werk afhankelijk was van het politieke klimaat. Hetzelfde gold voor huisvesting en rehabilitatie.

De status van gerehabiliteerde was voor sommige vroege en zelfs sommige van de latere terugkeerders nagenoeg onhaalbaar. Een aantal ex-gevangenen moest veertig jaar wachten op vrijspraak en de officiële erkenning van hun penibele situatie. In de loop van deze tientallen jaren hadden de meeste van deze ex-zeks veel confrontaties met de dikwijls botsende krachten van de sovjetambtenarij die over rehabilitatie en onderdrukking gingen. Hun gedwarsboomde pogingen om dezelfde sociale en juridische status te verkrijgen als die van mensen die niet gevangen hadden gezeten, leidde bij veel teruggekeerde ex-gevangenen tot een voortdurend gevoel van onrecht. Toen hij werd gevraagd om zijn mening over de status van voormalige politieke gevangenen uit de sovjettijd, bevestigde de Russische dichter en activist Jevgeni Jevtoesjenko zijn eigen beschrijving van ‘tweederangsburgers’. Hij wees erop dat, met uitzondering van Sergej Kovaljov, zeer weinigen van hen een hoge positie hadden bereikt – en kijk eens wat er met Kovaljov gebeurde toen hij wel de top bereikte.866

In het aanhoudende debat over de vraag of het sovjetsysteem als totalitair kan worden omschreven, vormen de ervaringen van terugkerende ex-gevangenen een uitstekende illustratie van hoe totaal het systeem feitelijk was – van bovenaf naar beneden, van onderaf naar boven en horizontaal. Omdat het hier een politiek systeem betrof dat was ingesteld op onderdrukking en dat om zich te handhaven over het algemeen was gericht op het ontkennen van zijn geschiedenis van onderdrukking, bleek de destalinisering dikwijls kosmetisch. Dit kwam duidelijk tot uiting in de individuele en officiële houding ten aanzien van terugkerende ex-gevangenen in de loop van de tijd.

Het bestaan van terugkerende ex-gevangenen heeft het sovjetsysteem in diskrediet gebracht om redenen waarop uitvoerig is ingegaan. Maar de grote veranderingen kwamen uiteindelijk niet tot stand door de ex-zeks uit de Stalintijd, de dissidenten of later de val van het sovjetsysteem, maar door de nomenklatura. Zoals opgemerkt door Kovaljov voerde de sovjetleiding, gedwongen door een economische crisis en een internationaal isolement, in haar eigen belang veranderingen door in het systeem, zodat het kon dienen om haar nationale en internationale positie te versterken. Toch was dit op lange termijn niet het resultaat, wat door sommigen kennelijk werd voorzien. Zo concludeerde Aleksandr Jakovlev reeds in 1987 dat ‘het gebouw inwendig in alle belangrijke delen was verrot’ en dat er een nieuw fundament nodig was.867

Toen de publieke discussie over de kampen en de terugkerende ex-gevangenen eenmaal in gang was gezet, werd het getij of, beter gezegd, de vloedgolf van onthullingen, amper gekeerd door zowel openlijke als bedekte pogingen om de schade te beheersen (zoals Gorbatsjovs lage inschattingen van het aantal slachtoffers en de manier waarop Memorial vervolgens aan banden werd gelegd). De enorme hoeveelheid bewijsmateriaal van de structurele en systematische onderdrukking die karakteristiek waren geworden voor het sovjetbewind, vormden een zware beproeving voor haar legitimiteit. De nieuwe leiders waren niet goed toegerust om deze uitdaging aan te gaan, omdat zij nog steeds het sovjetregime wilden handhaven. Daarom kon de cpsu niet de morele verantwoordelijkheid op zich nemen voor de onderdrukking tijdens het sovjetbewind. Vandaar dat veel problemen omtrent de aansprakelijkheid zelfs na de instorting van de Sovjet-Unie onopgelost bleven.

Laten wij nog even terugkomen op het begrip rehabilitatie. Bij Ruslands pogingen om – geleidelijk en gefaseerd – een democratie en een rechtsstaat te worden, lijkt de regering drie mogelijkheden te hebben (of een combinatie daarvan) om met de onverkwikkelijke geschiedenis van de Goelag om te gaan: de eerste, nietsdoen; de tweede, juridische genoegdoening bieden door middel van processen (beschuldigingen op zowel hoger als lager niveau); en ten derde, waarheids- en verzoeningscommissies instellen, zoals in Zuid-Afrika, met of zonder de daaropvolgende processen. Van Chroesjtsjov tot en met Jeltsin hebben de Russen een vierde tot nu toe onbeproefde weg bewandeld, die ze waarschijnlijk zullen blijven bewandelen.868 Het is de moeite waard om deze specifiek Russische variant onder de loep te nemen, want wie zou ooit op de gedachte zijn gekomen om slachtoffers van de de naziterreur te ‘rehabiliteren’? Niemand, omdat het systeem crimineel werd verklaard. In het westen zal zelfs een negentigjarige ex-nazi worden vervolgd en berecht, omdat misdaden tegen de menselijkheid niet verjaren.

Dat is in Rusland niet zo. Bijvoorbeeld, ondanks het feit dat een van de beulen die verantwoordelijk waren voor een massagraf buiten Moskou nog leeft – de veiligheidsdiensten kennen zijn verblijfplaats – heeft de misdaad te lang geleden plaatsgevonden (in de jaren dertig) om hem te vervolgen.869 In het beste geval zijn erkende knechten uit de Communistische Partij gezet. Verder zou werkelijke rehabilitatie onvermijdelijk tot arrestaties leiden, omdat daarbij niet alleen zou worden vastgesteld wie onschuldig, maar ook wie schuldig waren. De rehabilitatie zou bestaan uit het onderzoeken van individuele dossiers, het bepalen wie de werkelijke samenzweerders waren in gevallen waarin mensen vals beschuldigd waren, om vervolgens juridische actie tegen hen te ondernemen. Zoals ze nu plaatsvindt, heeft rehabilitatie in Rusland het karakter van een gratieverlening aan voormalige slachtoffers van sovjetonderdrukking. Degenen die tegen het regime in opstand zijn gekomen, bijvoorbeeld de stakers in Norilsk, werden uiteindelijk wel gerehabiliteerd, maar niet tot helden uitgeroepen.

Sinds het begin van het rehabilitatieproces in 1954 is er ruim een halve eeuw verstreken, en met het toekennen van schamele compensaties is men nog steeds niet klaar. Het ziet er niet naar uit dat er enige verandering zal komen in deze ingesleten benadering van onrecht uit het verleden. Het sovjetconcept van rehabilitatie sluit aan bij de traditie van het doormodderen en is de meest aangewezen optie voor de regering omdat er niemand in het beklaagdenbankje hoeft. Aan het begin van het derde millennium heeft Rusland nog een lange weg te gaan om een democratie te worden. In een oproep van februari 2000, voorafgaand aan de verkiezingen in maart, waarschuwden voormalige dissidenten dat verkiezingen onder de heersende omstandigheden van het gemoderniseerde stalinisme een farce waren.870 Zij voerden aan hoe oligarchen onder een hoedje speelden met de staatsautoriteiten en een censuurachtige greep op de massamedia hadden om de agenda daarvan te bepalen, bijvoorbeeld, de frequente lastercampagnes tegen serieuze tegenstanders van het Kremlin. Volgens Jelena Bonner en anderen werden er onder dit steeds sterkere autoritaire systeem stemtellingen vervalst, werd het militaire budget verhoogd en was er een stortvloed van nationalistische en antiwesterse propaganda. Verder zijn er aanwijzingen dat de veiligheidsdiensten meer invloed krijgen, ondanks het feit dat zij onbeschaamd blijk geven van hun verwantschap met de voormalige diensten. In een gebaar dat aan duidelijkheid weinig te wensen overliet legde Vladimir Poetin persoonlijk een krans op het graf van Andropov. Onder dit voormalige hoofd van de kgb werd de opstand in Hongarije in 1956 bloedig de kop ingedrukt en werd het opsluiten van dissidenten in inrichtingen begonnen en verfijnd. Voormalige dissidenten vreesden een ‘enorme ontreddering’ onder het Poetinbewind met zijn voortdurende schendingen van de mensenrechten en wezen erop dat er grote verschuivingen in het nationale en internationale beleid nodig zouden zijn opdat Rusland ooit een ‘veilig en stabiel land zou worden, veilig voor andere volken en veilig voor haar eigen bevolking.’871

De gewelddadige twintigste eeuw werd gevolgd door nieuwe onrust doordat de Russische regering en bevolking worstelden om het verleden te boven te komen, verder te gaan en te gedijen na meer dan zeventig jaar sovjetheerschappij. Lev Razgon, die zeventien jaar in de Goelag en het grootste deel van de Russische eeuw overleefde, wees erop dat de mentaliteit en de politieke tradities van Rusland in de loop van een lange periode waren gevormd. Dientengevolge is er te weinig veranderd en bovendien te langzaam. Vervolgens stelt hij dat een diepgeworteld element van die mentaliteit en die politieke traditie is dat zij de waardigheid van het individu onderdrukt. Dit is het element dat volgens Razgon eerst moet worden uitgeroeid. Er zal een nieuwe generatie nodig zijn opdat er werkelijke veranderingen zullen komen. Er is een historisch precedent voor deze gedachtegang. Mozes leidde de Israëlieten binnen korte tijd door de Sinaïwoestijn naar het ‘Beloofde Land,’ maar zij waren te bang om dat met geweld te veroveren. Dus nam hij ze weer mee de woestijn in om daar veertig jaar rond te zwerven tot er een nieuwe generatie was opgegroeid die niet aan slavernij gewend was. Die generatie was het die het ‘Beloofde Land’ veroverde.872 Op zijn negentigste besloot Razgon: ‘Mijn hoop ligt bij degenen die vandaag naar groep één gaan.’873 En inderdaad zijn deze kinderen van zes en zeven in Rusland geboren, en niet in de Sovjet-Unie.

Terugkerende ex-gevangenen uit de stalinistische periode zijn een uitstervend ras. De doelstelling van dit boek was om een aantal van hun verhalen vast te leggen en te onderzoeken op gemeenschappelijke factoren. Er zijn veel getuigenverklaringen dat voormalige politieke gevangenen in de Sovjet-Unie voor het merendeel gestigmatiseerd werden en bleven, verklaringen die overeenkomen met gegevens die dat bevestigen. De grote terreur had gevolgd moeten worden door de grote terugkeer van degenen die daarbij vervolgd werden. Zoals blijkt uit hun ontberingen gebeurde dit slechts ten dele. In het jaar 2000 waren er aanwijzingen dat de grote terugkeer misschien niet die van de slachtoffers zou zijn, maar van het soort systeem dat hen tot slachtoffers had gemaakt. Daarom is het noodzakelijk dat de ervaringen van gevangenen uit de stalinistische tijd in Rusland gedocumenteerd blijven worden, alsook de verhalen van hun kinderen en die van de dissidenten. De archieven die deze belastende getuigenissen over de sovjetvorm van het communisme bevatten, zouden moeten worden voorzien van het stempel khranit vechno (voor altijd bewaren). Deze kronieken van het lot van slachtoffers van de sovjetterreur kunnen meehelpen om enige terugkeer tot dat systeem, onder welke naam dan ook, te voorkomen.