Overleven na de Goelag

Het lot van Stalins slachtoffers na hun kamptijd
vertaald door Robert Vernooy

2006
Uitgeverij Contact Amsterdam/Antwerpen

© 2002 Nanci Adler
© 2006 Nederlandse vertaling Robert Vernooy Oorspronkelijke titel The Gulag Survivor. Beyond the Soviet System Omslagontwerp Via Vermeulen/Natascha Frensch Auteursfoto Lisa Haskins
Typografie Arjen Oosterbaan
isbn 90 254 2525 9
978 90 254 3085 6
D/2006/0108/935
nur 680

www.uitgeverijcontact.nl

Inhoud

Voorwoord 7
Een woord vooraf – Geoffrey Nice 9 Inleiding 13

1. Het afbakenen van het terrein 19
2. De eerste terugkeer: tussen bevrijding en
liberalisering 1947-1953 63

3. Het onderdrukkingssysteem 1953-1955 90
4. Het effect van onderdrukking op de herintegratie 122
5. De politiek van herintegratie en resocialisatieprocedures: beleid en praktijk voor en na het Twintigste Partijcongres 164
6. De gevolgen van onderdrukking en herintegratie voor zowel de terugkerende ex-gevangenen als het politieke systeem 217
7. De slachtoffers slaan terug: de opkomst van de terugkerende ex-gevangenen in de jaren tachtig en negentig 251

Dankwoord 284 Noten 286
Bibliografie 320 Register 325

Voorwoord

Hij werd het laatst gezien in een opvangcentrum voor daklozen in Manhattan op 7 januari 2000. Dat was ongeveer een week na zijn laatste contact met de autoriteiten – in de persoon van een New Yorkse politieagent die hem een ‘bekeuring’ gaf voor het ‘blokkeren van een bankje in het park’. Hij had zijn aktetas op het bankje gezet in een park waar veel daklozen kwamen. De tas bevatte een Russisch-Engels woordenboek, een boek over filosofie, en enkele persoonlijke zaken, waaronder een haarborstel.

Wie is of was hij? Nikolaj G. Tolstych, die zes jaar had doorgebracht in arbeidskampen van de sovjets, nadat hij onder Artikel 70 (antisovjetpropaganda) was veroordeeld. Een voormalige dissident! Nadat hij bij decreet van Gorbatsjov was vrijgelaten, ontdekte hij dat hij was vervreemd van zijn vrouw en zijn gezin. Zijn ultieme uitweg was de vrijheid die Amerika hem leek te kunnen bieden. Daar redde hij het ook niet. Hij verdween.I

Het lot van Nikolaj Tolstych is een recent, tragisch voorbeeld van het lot dat zijn voorgangers uit de stalinistische kampen tientallen jaren hadden ondergaan. En Tolstych keerde terug in een prille burgerlijke samenleving. Ik heb dit boek geschreven opdat de levens van degenen die de terreur van de sovjetkampen hebben overleefd niet als vergeefse offers beschouwd zullen worden. Hun verhalen verdienen het om opgetekend en herinnerd te worden.

Nanci Adler 15 juni 2000

Verwijzingen
i Nina Bernstein, ‘On Park Bench, Another Jolt in a Bumpy Life’, The New York Times, 26 maart 2000, pp. 37, 41.

Een woord vooraf

De twintigste eeuw kent veel voorbeelden van massamoorden en andere zware misdaden in het kader van staatsterreur die politieke elites tegen hun eigen volk hebben begaan. De menselijke reacties op deze terugkerende gebeurtenissen waren wisselend.

Optimistische – zij het onrealistische – ‘nooit weer’-gedenktekens werden opgericht op plaatsen waarvan men wist en erkende dat er vreselijke dingen waren gebeurd. Sommigen denken misschien dat uit zulke gedenktekens zowel een vrome hoop spreekt als het menselijke verlangen om niet echt de confrontatie aan te gaan met het kwaad waartoe wij mensen in staat zijn. ‘Nooit weer’ zeggen houdt de mogelijkheid open dat ‘nooit weer’ inderdaad een realistische wens kan zijn hoewel alles op het tegendeel wijst.

Aarzelende pogingen om politici en anderen die oorlogsmisdaden hebben begaan te berechten zijn grootschalige ondernemingen geworden met de processen in Neurenberg en Tokio en, later, met ad-hoctribunalen voor onder andere Joegoslavië en Rwanda alsook het permanente Internationale Gerechtshof. De doelstellingen van processen tegen oorlogsmisdaden zijn waarschijnlijk gemengd; het vaststellen van hun werkelijke waarde is aan latere generaties. De doelstellingen van waarheids- en verzoeningscommissies die deel uitmaken van dezelfde algemene ontwikkeling, zijn misschien duidelijker, hoewel ook zij zullen moeten wachten op een oordeel vanuit een breder perspectief dan waartoe wij in staat zijn. Van al deze gerechtelijke en quasi-gerechtelijke processen kan alleen dit met enig vertrouwen worden gezegd: zij zijn in grote lijnen gericht op het onthullen en niet op het verduisteren van de waarheid; ze zouden mensen moeten leren – of mensen in staat moeten stellen om te leren – hoe het zit met de duistere kant van ons instinct, dat door vrome hoop wellicht aan het oog onttrokken blijft. En dit dubbele leerproces zal in de toekomst baat hebben van nieuwe termen – waarvan ‘genocide’ uiteraard de belangrijkste is – en vorderingen op het gebied van de internationale wetgeving op het gebied van de mensenrechten.

Maar aan deze positieve ontwikkelingen hebben twintigsteeeuwse Russen die de staatsterreur aan den lijve hebben ondervonden weinig tot niets. Voor hen is er geen officiële poging ondernomen om de confrontatie met het sovjetverleden aan te gaan, zijn er niet van binnenuit of van buitenaf gerechtelijke processen in gang gezet, zijn er geen waarheids- en verzoeningscommissies, en is er geen ander erkend model voor de aanpak van de overgang van een autoritair naar een democratisch bewind. En voor de rest van ons is er weinig kans om iets te leren van hun ervaringen als het verleden allerwegen plaats moet maken voor iets nieuws of anders.

In Rusland zelf is de toekenning van ‘rehabilitatie’ – een toelage van ongeveer drie dollar per maand met daarbij nog andere onbeduidende voordeelregelingen – om welke reden dan ook de officiële manier geweest waarop men is omgegaan met het verleden van de mensen die de Goelag hebben doorgemaakt, of hun kinderen (die ofwel hun ouders verloren ofwel in gevangenissen zonder muren leefden). Misschien is dit een praktische truc om de onschuld van de rechthebbende te erkennen zonder te erkennen wie of wat voor de vermeende misdaad verantwoordelijk was. Het helpt niet om het lijden van de onschuldigen te verlichten, van wie vele duizenden zullen sterven zonder werkelijke erkenning van hun penibele toestand en zonder de opheldering die processen, veroordelingen of correct verleende amnestie voor de schuldigen misschien zouden kunnen bewerkstelligen.

In dit boek neemt Nanci Adler deze realiteit nauwgezet onder de loep door middel van oral history, memoires en staatsarchieven en onderzoekt zij niet de terreur zelf maar de gevolgen daarvan voor de onschuldigen die het overleefden. In een wereld waarin staatsterreur in de vorm van oorlogsbeelden of in zichtbare gerechtelijke processen kan fascineren en ontzetten, en in een wereld waarin hoopvolle ogen meer zijn gericht op de weg vóór ons, met internationale gerechtshoven en tribunalen, dan op het verleden, zou het al te makkelijk zijn om hun verhalen te vergeten. Maar hun verhalen, over de gevolgen voor de levende slachtoffers van een van de vormen van geïnstitutionaliseerde terreur waartoe de mens in staat is, moeten herinnerd worden, zowel omwille van hen als van onszelf. Alleen door te begrijpen waartoe terreur zelfs voor de overlevenden leidt,een  woord vooraf 11 kan de collectieve ‘nooit weer’-wens van de mens enig effect hebben op zijn duisterste neigingen.

Geoffrey Nice 23 februari 2005Deze bladzijde is met opzet leeg gelaten