― 8 ―
De macht van het graf
Deze raadsman
Die tijdens zijn leven een domme wauwelaar was,
Is nu uiterst zwijgzaam, geheimzinnig en ernstig
— William Shakespeare
Wat een vreselijke... nachtmerrie?
Het lijkt me niet, eigenlijk.
Truth ging rechtop zitten in het vouwbed van de Winnebago, voorzichtig om Dylan niet wakker te maken. Op haar horloge was het iets na tweeën. Na de vermoeiende reis van de vorige dag had ze verwacht langer te slapen. Truth gleed stilletjes onder het dek vandaan, pakte haar badjas en ging naar buiten.
De nacht was verrassend koud en Truth was blij dat ze de tijd had genomen om haar gewatteerde badjas over haar katoenen pyjama aan te trekken. Overal om haar heen heerste het diepe zwart van de nacht in de bergen. De melkweg was een heldere sjaal aan de hemel, en de meeste diergeluiden waren verstomd in dit diepste deel van de duisternis. Het was de volmaakte tijd en plaats om na te denken. Truth betastte een stoel die buiten was blijven staan, aarzelde en liep toen in de richting van de dorpswinkel.
Een paar jaar geleden had Truth wat zojuist was gebeurd afgedaan als niet meer dan een droom - de man, de zilveren slang, het hele avontuur in de Anderwereld - maar dat was voor ze een zomer bij Shadow's Gate had doorgebracht en de waarheid over haar vader en haarzelf had ontdekt.
Volgens Thorne Blackburn waren de menselijke en de goddelijke domeinen in de prehistorie gescheiden door de wil van de goden. De herinnering aan die scheiding leefde in verscheidene mythen voort als een verdrijving uit het paradijs, maar Thorne geloofde dat de goden de tuin hadden verlaten, en niet de mensen. Hoewel er communicatie was gebleven tussen de domeinen van het heilige en het aardse - of het natuurlijke en het bovennatuurlijke - konden de mensen niet meer vrijelijk naar de godenwereld gaan toen de domeinen waren gescheiden. Alleen de Poorten bleven.
Die werden meestal als de Blackburn-Poorten aangeduid, hoewel Thorne Blackburn die niet had uitgevonden. De Poorten waren doorgangen tussen de aangename mensenwereld en de domeinen van de afschrikheren van de Buitenruimten: de sidhe. Ze bevonden zich daar waar op het aardoppervlak wissellijnen samenkwamen, en ze hadden ooit ieder een Wachter.
Maar het stelsel van een Wachterstam die deze toegangen tot de andere wereld sinds paleolithische tijden had beschermd, was sinds duizenden jaren geleden afgebroken door de komst van de Griekse stadstaten en het Romeinse Rijk, en werd voorgoed verpletterd door de wereldwijde verspreiding van het christendom. Maar die veroveraars uit de oudheid geloofden tenminste in het bestaan van goden en machten buiten henzelf, en in Europa en het oosten waren de veroveraars zo verstandig geweest de Poorten zo af te grendelen dat ze niet meer open konden, en niet alleen de Poortwachters af te maken. Zelfs het christendom was slordig en aanmatigend geworden toen het Europa in zijn greep nam, en toen het de Nieuwe Wereld bereikte geloofde het alleen nog maar in de opperste macht van zijn eigen Blanke Christus. In de Nieuwe Wereld maakte het alleen maar de mensen af die het niet kon bekeren, het beroofde de Poorten van hun Wachters, en liet de Poorten in handen van mensen die de aard van hun opdracht niet begrepen - zoals de voorouders van Truth - of nog erger, ze lieten de Poorten hun gang gaan, zonder enige bewaking.
Na zware strijd had Truth de Poort gesloten die bij haar afstamming hoorde, en ze nam de verantwoording voor wie en wat ze was. Maar aangeboren talent, hoe groot ook, kon niet op tegen geoefende vaardigheid, en daarom ging Truth in de leer bij Irene Avalon, die het trancemedium was geweest van de oorspronkelijke Kring van Thorne Blackburn, om te worden opgeleid in magie en de occulte wetenschappen waar ze haar leven lang op had neergezien.
Na een jaar of twee opleiding kon Truth zich nog lang geen ingewijde in het werk van Blackburn noemen, maar tot vannacht had ze er redelijk vertrouwen in gehad dat ze was opgewassen tegen alles wat mogelijk op haar pad kwam. Tot ze een ontmoeting had met...
Quentin Blackburn?
Kon dat werkelijk zijn naam zijn?
Ze had voor haar boek onderzoek gedaan naar de familie van Blackburn, en hij had inderdaad een oom of oudoom die Quentin Blackburn heette, en zo'n tachtig jaar geleden stierf. Hij was arts geweest in verscheidene sanatoria in het Oosten, en was voornamelijk bekend omdat hij zijn patiënten met occulte naturopathie en mineraal magnetisme behandelde - een beetje geschift, toegegeven, maar lichtjaren ver van wat Truth deze nacht meemaakte.
En wat was dat dan wel? vroeg Truth zich af.
Ze was inmiddels bij de winkel. Ze ging op de bank ervoor zitten, naast de ijsmachine, en sloeg haar armen om haar lichaam. Ze voelde zich een beetje als een spook, toen haar geest naarstig bleef spitten in dingen die ze al wist.
Door de lessen van Irene was Truth bekend met zowel het Rechter-als het Linkerhandpad, de leer die de hele wereld splitste in licht en donker, goed en kwaad, en die iedere gedachte en daad aan iemand toeschreef. Truth zelf was er het levende bewijs van dat er meer wegen waren dan twee. Haar eigen pad was zwart noch wit, maar grijs - grijs als mist, en dikwijls net zo ondoorzichtig. Maar dat betekende niet dat ze het bestaan van kwaad ontkende, en wat ze vannacht had meegemaakt was dat ondubbelzinnig.
Maar was het Quentin Blackburn?
Zo kom ik nergens. Het doet er niet toe of ik met de 'echte' Quentin Blackburn te maken heb of niet. Iedere tovenaar van het Linkerhandpad kende wel een aantal manieren om zijn geest in de Anderwereld te brengen, en hem de normale voortgang te beletten naar een nieuwe incarnatie. En of de man nu Quentin Blackburn was of niet, hij behoorde werkelijk tot het kwaad en stond in dienst van iets zo afschuwelijks dat Truth bij de herinnering aan de ontmoeting ermee een beetje misselijk werd.
Ze kromp ineen bij het akelige van de gedachte, hoewel hier niemand te zien was. Ze kende de bron van haar verontrustende visioen: in Morton's Fork was een sidhe-Poort. Had ze dat niet verwacht toen ze al die verdwijningen had gezien? En zonder zijn wachter was die net zo gevaarlijk als een op drift geraakte kernreactor.
En alsof dat nog niet erg genoeg was, gebruikte een onbevoegde de zwartste aller toverij om dingen mee uit te halen.
'Onbevoegde.' Dat klonk alsof iemand een legitimatie moest overleggen.
'Truth?'
Dylans stem rukte Truth zo volkomen uit haar mijmering dat ze even niet meer wist waar ze was. Hij ging naast haar zitten en legde een arm om haar schouders.
'Ik werd wakker en je was er niet. Kon je niet slapen?' vroeg hij.
Truth wilde haar mond opendoen, maar merkte dat ze sprakeloos was. Wat moest ze zeggen? Dylan was parapsycholoog, maar hij was normaal. Ze kon hem niet confronteren met alle parafernalia van een heuse occulte geestverschijning, compleet met boze tovenaar, en verwachten dat hij dat ernstig zou nemen. Tenminste niet als hij net wakker was.
'Dylan, heb jij ooit van Quentin Blackburn gehoord? Los van mijn boek, bedoel ik,' zei ze toen maar.
'Waarom vraag je dat?' Dylan klonk op zijn hoede, en de vermoedens van Truth vlamden meteen op. Ze ging iets van hem afzitten.
'Je hebt van hem gehoord, hè?' zei ze beschuldigend. Ze verstijfde bij de verwijtende toon in haar stem, maar ze kon de woorden niet meer terugnemen.
'Ja.' Het woord kwam eruit met een zucht van... verslagenheid? 'Ik heb van hem gehoord, en dat zou jij ook hebben, wanneer je dat in de winkel gekochte boek van begin tot eind had gelezen. Ik hoorde pas vorig jaar van hem, toen De gekwelde Venus uitkwam. Hij is hier in Morton's Fork in 1917 gestorven.'
'Bij een brand.' Truth herinnerde zich de laaiende vlammen om zijn rituele gewaad in haar visioen, vlammen, koud als de dood. 'Hij kwam om bij een brand.'
Dylan nam niet eens de moeite haar te vragen hoe ze dat wist.
'Hier was in die tijd een sanatorium - zo'n oord dat gespecialiseerd is in kwalen van rijke mensen. Blackburn heeft dat geheel met eigen geld gebouwd, en met iedere cent die hij bij elkaar bedelde, leende of stal. Er was een soort plaatselijk schandaal omdat zijn recht op de grond niet geheel wettig was, maar toen de bouw eenmaal was begonnen, zei niemand nog iets. Dit was ook toen al een verpauperde streek, en Sanatorium Wildwood betekende banen.'
'Je wist het.' Truth was verdoofd alsof Dylan haar een vuistslag had gegeven. 'Je wist van Quentin Blackburns aanwezigheid hier, en je haalt me geheel onbeschermd hierheen! Waarom heb je niet verteld dat hij hier was?'
'Omdat hij hier niet is,' antwoordde Dylan doodleuk. 'Hij is dood. Omgekomen bij een brand. En dit is nu net wat ik hoopte te vermijden.'
'Wat bedoel je?' vroeg Truth dreigend. Ze stond op en keek hem aan. Hij bleef op de bank zitten. Toen hij haar achterna ging, had hij de tijd genomen om zijn broek en sportschoenen aan te trekken.
'Jou. Dit. Ik keer me even om en jij wandelt in je pyjama over de boulevard, en je praat over Quentin alsof hij elk moment met een mes uit de struiken kan springen.'
Dat is ook zo. Hij is hier. 'Dus jij verkoos gewoon informatie achter te houden - belangrijke informatie, verband houdend met mijn specialisme - omdat je me niet wilde verontrusten?'
'Nee,' zei Dylan. 'Niet om die reden, maar omdat ik niet wilde dat je weer een van je occulte stokpaardjes ging berijden, met niet meer steun in de rug dan... het goddelijke recht van Blackburns kinderen. Jouw specialisme is statistische analyse, niet Hoge Magie, weet je nog? Lieveling -'
'Waag het niet me zo te noemen!' Truth hoorde haar stem tussen de huizen weergalmen en wist dat zij en Dylan nu spoedig belangstellende luisteraars konden verwachten, maar dat kon haar op dat moment niet schelen. 'Eerst zeg je dat ik een soort zonderling ben die -'
'Dat heb ik niet gezegd!' zei Dylan, ook met stemverheffing. Hij stond op en deed een stap naar haar toe. Truth week terug.
'Ik wil niet dat je iets overkomt. Als dochter van Thorne Blackburn weet jij best in wat voor toestanden occultisme kan ontaarden,' zei Dylan bezwerend. 'Wanneer ik het veld inga om persoonlijkheidsoverdrachten en overlevingen te bestuderen, verwachten mensen dat ik naar het kerkhof ga en hun oom Frank ga opgraven, maar wat jij doet is erger.'
'En wat doe ik dan wel?' vroeg Truth op lage, onheilspellende toon.
'Jij doet aan magie,' zei Dylan toonloos.
Ze deinsde terug voor die harde waarheid - maar het was dan ook waar. Truth was een magiër, net als haar vader en grootvader waren geweest. Een tovenaar.
Net als Quentin Blackburn was geweest.
'En jij denkt dat dat niet goed is?' zei Truth, weer in de aanval gaand. 'Professor MacLaren zei dat magie echt bestond, dat magie mogelijk was, en dat het trekken van een lijn tussen wat een mens wel en niet zou kunnen bereiken een valse tweedeling schiep die iedere mogelijkheid tegenhield van volledig begrijpen -'
'En jij was degene die weigerde toe te geven dat hij gelijk had, jarenlang!' Dylan schoot met dodelijke precisie terug. 'Nu heb je opeens de occultist in je aanvaard, maar jij kon nooit iets half doen. Jij mengt je erin, Truth, en dat wil ik hier niet hebben.'
'In je persoonlijke jachtdomein,' vulde Truth boosaardig aan. 'Ben je bang dat je door mij geen publiceerbare resultaten krijgt? Is dat alles wat het Onzichtbare voor je is - een mogelijkheid om weer een verhandeling te schrijven? Wat zou jij doen met een geest als je er een te pakken kreeg, Dylan - hem bestuderen?'
'Ja. Ja, dat zou ik doen,' zei Dylan effen.
'Je zou hem in een fles stoppen, hem opmeten en wegen, en nooit vragen waarom hij daar eigenlijk was. Jij zou hem niet helpen op een hoger vlak te komen -'
'Dat is nu precies waar ik het over heb!' viel Dylan uit. 'Als ik erin slaag hier in Morton's Fork een gave persoonlijkheidsoverdracht te vinden, nou, reken maar dat ik die ga meten. Die ga ik heus niet te eten vragen, of hem voorstellen in therapie te gaan. Geesten zijn geen mensen. Geesten zijn dingen, en gevaarlijk bovendien. Ik had je niet mee hierheen moeten nemen.'
'Omdat ik paranormaal ben? Dat ben ik niet! Ninian en Rowan scoorden hoger op de schaal van Rhine dan ik!'
'Misschien,' zei Dylan. 'Maar die twee weten hoe ver ze kunnen gaan, en jij niet.'
Truth staarde Dylan aan, te verbijsterd om iets te zeggen. Dylan streek met zijn hand door zijn haar en maakte vaag een verzoenend gebaar.
'Luister, als het je goed doet, kunnen we morgenochtend naar het sanatorium gaan - vandaag bedoel ik. Als Quentin Blackburn daar rondspookt moet Rowan hem kunnen uitroken. Ik wilde Wildwood voor het laatst bewaren, maar-'
'De prikkers op de kaart - die zijn toch rond het sanatorium gegroepeerd - rond Quentin Blackburn? Iets wat jij wist en niet de moeite achtte om te delen met een misleide, hysterische vrouw.'
Truth voelde een moorddadige koude woede in zich opbruisen, die ieder spoor van haar eerdere angst uitwiste. Op een ander moment had ze Dylan geslagen, of erger.
'Truth, lieverd, kom mee terug naar bed. Het is een zware dag geweest. Het spijt me dat ik verkeerd reed. We zijn allemaal doodop en prikkelbaar. Morgen zul je je beter voelen en dan kunnen we hier nuchter over praten.'
Dylans stem en gezicht smeekten haar de discussie te staken. Truth was niet van plan hem zijn zin te geven.
'We kunnen dit nú nuchter bespreken. Zijn de verdwijningen rond het sanatorium gegroepeerd of niet?'
'Dat zijn ze niet. Het sanatorium kwam pas eind 1914 gereed. Sommige van die meldingen dateren van de komst van de eerste kolonisten, ruim tweeëneenhalve eeuw geleden. Dit heeft niets met Quentin Blackburn te maken.'
Truth hield haar hand voor haar gezicht, want ze wilde niet dat hij zag hoe ze keek. Het sanatorium is van 1914 - maar de Poort is hier altijd geweest, Dylan!
Maar zelfs toen ze de gedachte formuleerde bekropen haar twijfels. Waar baseerde ze haar geloof in het bestaan van de Poort op? Op een visioen dat op zijn hoogst subjectief was, dat beslist vatbaar was voor misinterpretatie, en dat gedeeltelijk vermengd kon zijn met een droom?
Maar hoe juist haar overtuiging ook was, Dylan had haar iets onthouden, en dat vergaf ze hem niet.
'Als je er met dit theorietje net zo naast zit als met de meeste dingen, Dylan, dan zul je daar beslist spoedig achter komen,' zei Truth grimmig.
'Ga weer mee naar bed, Truth, zei Dylan zacht.
Het laatste van de door woede gevoede kracht vloeide weg uit Truth, en ze voelde zich moe, klein en verkleumd.
En hoewel Truth met Dylan terug naar de Winnebago ging, bleef ze de rest van de nacht tot het licht werd ineengedoken in de bestuurdersstoel van de camper zitten, en staarde zonder iets te zien door de voorruit de nacht in.
Tegen de tijd dat hij de afstand tussen de Jeep Cherokee en de voordeur van de verbouwde school had overbrugd verbeet Wycherly zich bij elke stap. Zijn enkel stak fel bij iedere onbedoelde buiging, en Sinah moest hem bijna het huis in dragen. Het zweet brak hem uit en zijn overhemd was doorweekt toen hij zich moeizaam in een stoel liet zakken in Sinahs fijnzinnig ontworpen woonkamer. Zoals gewoonlijk had hij zijn kunnen overschat, en daar boette hij nu voor. Bij zulke gelegenheden smachtte hij doorgaans meer dan ooit naar drank, maar vreemd genoeg nu niet, waarschijnlijk door de pijn.
Het was stilzwijgend aanvaard dat hij hier zou slapen, en Wycherly was te moe om daar bezwaar tegen te maken, ook al had hij in zijn hut bier. Wel waren zijn pijnstillers tenminste hier.
'Ik zal wat ijs halen voor je enkel,' zei Sinah. 'Wel wat laat om nog veel te helpen, maar beter laat dan nooit.' Ze liep weg.
Het enige ijs dat ik wil zit in een dubbele bourbon, bromde Wycherly inwendig. Hij keek Sinah boosaardig na. Seks behoorde banden te smeden van intimiteit en vertrouwen - nu ja, in elk geval intimiteit - maar eerlijk gezegd beviel Sinah hem beter voor hij met haar had gevrijd.
Hij keek weer in de kamer rond. Normaalgesproken had hij er niet op gelet - tenslotte was dit de manier waarop veel mensen leefden - maar dit interieur was zo misplaatst in het dorp Morton's Fork dat het voortdurend zijn aandacht trok. Hoge plafonds, glas-in-lood - een landhuis dat zo uit een woonblad kwam.
Gewend als hij was aan wat zijn moeder aan woninginrichting deed, wist Wycherly dat een dergelijk interieur niet gemakkelijk - of goedkoop - te bewerkstelligen was. Maar waarom zou je het eigenlijk doen? Wycherly ging verzitten en werd beloond met een nieuwe scheut ongemak.
Ze had gehoopt op dit moment, en zichzelf streng voorgehouden dat het wel nooit zou gebeuren. Nu was het zover - en ze wenste dat het niet waar was.
Haar gave was haar aan het verlaten.
Wanneer begon het minder te worden? Als ze enige tijd met iemand samen was leerde ze zijn of haar emoties buitensluiten, ongeveer als het zachter zetten van de televisie, maar op de achtergrond was het er altijd, klaar om meteen op de voorgrond te treden.
En nu kon ze dat niet. Niet met Wycherly tenminste.
O, ze kon nog steeds de drukgolven van zijn emoties voelen, maar iedereen kon aan lichaamstaal iemands emoties aflezen. De innerlijke monoloog van zijn gedachten - het eindeloze ik-verhaal dat alle mensen zichzelf meestentijds vertelden als ze niet sliepen - was uit haar geest verdwenen alsof ze het nooit had kunnen horen.
Hoe kon ze hem zonder dat beoordelen? De handelingen van mensen, hun emoties en hun woorden vertoonden zelden samenhang, en ze wist al hoe Wycherly met zichzelf overhoop lag. Ongeacht wat hij op zeker moment voelde - en dat leek gewoonlijk ergernis te zijn - er was altijd iets anders onder de oppervlakte van zijn emoties, iets wat hij niet alleen voor haar, maar ook voor zichzelf verborgen hield.
En nu zou ze er nooit achter kunnen komen wat dat was.
Ze concentreerde zich op haar omgeving en probeerde het innerlijke leven met het uiterlijke weg te drukken. Ook zonder haar gave wist ze dat Wycherly pijn had. Misschien was daar iets aan te doen met een koud compres en nog wat pijnstillers.
Ze wist nog dat hij liever ijsthee had dan frisdrank, maar sterke drank zou ze hem niet geven - tenminste niet als hij er niet om vroeg, en ze wist dat zijn eigenaardige, verknipte arrogantie dat niet toe zou laten. Hij moest het maar stiekem doen als hij het wilde hebben. Sinah wist dat hij wist waar de drank was.
Ze pakte de thee uit de koelkast, nam een hoog glas, deed er stukjes citroen in en schonk het vol ijskoude thee. Geen suiker. Wycherly deed alleen suiker in zijn koffie.
Het gaf een vals gevoel van intimiteit, zoveel over een ander te weten; een bizarre eenzijdige relatie, zoals fans die hadden met soapsterren. Ze kende hem niet echt, omdat hij haar niet kende. Ze was bezeten van alle bijzonderheden van zijn leven, maar zij was nog steeds een vreemde voor hem, en als zodanig zou hij haar behandelen.
Daar kon ze verandering in brengen. Zelfs nu haar gave haar verliet kon ze maken dat hij haar aardig vond. Ze kon maken dat hij haar liefhad. Ze kon zijn droomvrouw zijn.
Maar dat zou een act zijn, aangepast aan zijn verwachtingen, en als het zover was zou hij haar nog steeds totaal niet kennen. Zelfs Jason Kennedy was haar nooit zo na gekomen als hij meende, hoewel ze hem door hun gemeenschappelijke ervaringen als een vriend zag.
Haar relatie - liefde, haat of iets daartussen - met Wycherly hoefde zo niet te zijn. Maar had ze de moed om het zuiver te spelen, niet te speculeren op wat haar gave haar opleverde, en zich te laten kennen zoals ze werkelijk was, zonder misleiding en gedraai, en daarnaar te handelen? Sinah keek naar het beslagen glas in haar handen. Ze wist het niet. In welke mate had ze Wycherly nodig? Daar ging het maar om.
Sinah liep met het glas de kamer in, waar Wycherly wachtte.
De lunch met nog meer ijsthee was uitgekiend en stijlvol. Wycherly bediende zich ervan. Hij was slaperig van de codeïne en de expeditie van die morgen. De airconditioning maakte de lucht koel en droog, en de pijnstillers begonnen de felle pijn in zijn enkel te verdoven. Ze spraken over veilige, onpersoonlijke zaken - niet over het sanatorium of wat daar gebeurde - tot de maaltijd voorbij was.
'Ik zou graag met je praten over wat er vandaag is gebeurd,' zei Sinah. 'Zullen we naar de woonkamer gaan?'
Men zou iets als dit niet van hem moeten vergen zonder dat hij een borrel in zijn hand had, dacht Wycherly, maar vreemd genoeg kwam hij niet eens in de verleiding haar daar om te vragen. Het gedeelte van zijn geest waar het zwarte beest leefde werd ingenomen door het duistere visioen van een man in vlammen.
Die hem macht had aangeboden.
Sinah liep ongedurig door de kamer en kon niet gaan zitten. Wycherly herkende de rusteloosheid van de niet-drinkende alcoholist, maar wist dat hij inmiddels wel had geweten of ze 'herstellende' was, zoals ze dat noemden. De weinige 'herstellende' alcoholisten die hij had gekend lieten geen gelegenheid voorbijgaan om te pralen met hun sieraden van amethist, mensen te vertellen dat alcoholisme een ziekte was, en uit te leggen hoelang precies ze al 'herstellende' waren.
Het was eigenaardig, dacht Wycherly, dat alcoholisme, net als kanker, iets was waarvan ze iemand nooit hersteld verklaarden. Voor de rest van hun leven waren ze altijd aan het herstellen, zonder ooit geheel herstel te bereiken.
Wat wilde ze? Waarom kwam ze niet terzake, nadat ze hem zo op scherp had gesteld?
'Je wilde praten?' zei Wycherly ten slotte.
Sinah ging in de stoel zitten die tegenover de bank stond en boog zich naar hem toe. Haar slobberige T-shirt verhulde haar lichaam, maar het mooie, fijne reliëf van haar matglanzende hals was dicht genoeg bij om aan te raken. Een vage geur kwam van haar huid en bracht flitsen boven van wat ze op het altaar hadden gedaan.
'Het lijkt zo'n stomme vraag,' gaf ze bedeesd toe, 'maar het moet... Vandaag... daar in die ruïne - deed je... Heb jij ooit gehoord van zoiets als De Antieke Kerk? De Kerk van de Antieke Ritus? Zoiets? Of van Quentin Blackburn?'
Het was niet wat hij had verwacht te horen. De woorden weergalmden met vreselijk gewicht door Wycherly's geest, als de aankondiging van het eind der tijden. De naam Blackburn kwam hem merkwaardig bekend voor, en de Kerk van de Antieke Ritus klonk als een van die semi-clandestiene zwendelpraktijken waar de rijken voortdurend schenen in te trappen. Het - visioen? - was als een korte, felle bliksemflits geweest, maar hoe meer hij erover nadacht, hoe meer het zich leek te ontvouwen, alsof een grote hoeveelheid informatie zich als een bliksem in zijn geest had ontladen.
Een paranormale flits? Naar Wycherly's ervaring behoorden zulke nevelige, onbetrouwbare dingen tot het rijk van bepaalde televisieseries, maar er moest objectief gezien iets... vreemds... zijn met Sanatorium Wildwood. Satanische kapellen met zwarte altaren maakten geen deel uit van de klinieken die hij ooit van binnen had gezien!
'Quentin Blackburn?' vroeg Wycherly voorzichtig. 'Waarom?'
'O, nergens om...' Ze zweeg en wendde zich af. Of ze was de slechtst liegende actrice die hij ooit had ontmoet, of ze haatte de gedachte dat ze tegen hem zou willen liegen. Wycherly vond beide mogelijkheden moeilijk te geloven.
'Ach, ik... heb je... was daar vandaag iets ongewoons?' vroeg Sinah hakkelend.
Sinahs vraag bezorgde hem een levendig beeld van die morgen, maar niet van het vrijen op de altaarsteen. Vlak daarvoor, toen hij...
'Nee. Niets. Waarom vraag je dat?' loog Wycherly moeiteloos.
'Ik...' Haar gezicht was naar hem gekeerd, ernstig en triest. Alsof ze zijn antwoord had verwacht, maar er toch door werd teleurgesteld. Een verlangen om die uitdrukking te veranderen het hem zeggen:
'Maar ik heb wel van de Kerk van de Antieke Ritus gehoord - althans van zoiets.'
'Werkelijk?' Haar opluchting was iets tastbaars, als de zonsopgang.
'Dat is zo'n neo-satanisch iets: je weet wel, seks, drugs en orgiën, opgevoerd als het zoeken naar een hogere waarheid. Jij komt uit Californië. Daar gaan die New Age-religies en kul-culten toch met dertien in een dozijn?' zei hij.
'Ja...' zei Sinah traag, nog steeds trachtend de waarheid onder Wycherly's emoties te voelen. Ze was meer dan eens bij zo'n groep gegaan, maar was steeds teleurgesteld doordat ze erachter kwam dat geen ervan zelf geloofde in de occulte waarheden die ze zo plausibel aan hun leden verkondigden.
'Hereward - een acteur met wie ik in New York een tijdje omging - was helemaal ingevoerd in dat soort dingen, maar mij interesseerde het gewoon niet,' zei ze, naar woorden zoekend.
Of om de waarheid te zeggen, de beelden die ze in de geest van Hereward Farrar had gezien, hadden haar doodsbang gemaakt, ook al kon ze zich niet goed meer herinneren wat die inhielden. Hij had grote belangstelling voor magie, zoals veel theatermensen schenen te hebben, omdat toneel en ritueel zo vervlochten waren. Maar niets in de boeken die Hereward haar had gegeven - of die ze later had gekocht - had haar vermogen kunnen verklaren of het haar leren beheersen, en de rituelen die sommigen van hen aanhingen leken haar een soort zen-koken - een bewerkelijk en pietepeuterig proces zonder zichtbare resultaten.
'Hij leende me een stapel boeken, maar ik bracht het nooit op die te lezen,' zei ze, zorgvuldig de waarheid bijschavend. 'Ik geloof dat ik die heb meegenomen bij mijn verhuizing hierheen. Misschien zijn ze hier ergens.'
'Waarschijnlijk vind je die kerk wel in de Encyclopedie voor magie of iets dergelijks,' zei Wycherly, verveeld klinkend. 'Fortuin, klaar terwijl u wacht, dat soort dingen.'
'Misschien,' zei Sinah stug. Haar vermogen om Wycherly's geest te lezen mocht dan zijn geslonken tot het punt dat ze alleen zijn emoties kon voelen en niet zijn gedachten lezen, maar ze voelde toch de flits van herkenning die hij had toen ze de Kerk van de Antieke Ritus noemde.
Hij wist wat dat was. En hij loog tegen haar.
Sinah lag wakker in het donker en hoorde Wycherly's gedrogeerde gelijkmatige ademhaling naast zich. Zijn geest was nu verstild en de dromen bewogen als kleurige vissen net buiten haar paranormale bereik. Ze greep naar het nachtkastje, waar het oude leer van het buideltje kraakte in het moderne weefsel van het etui toen ze haar vingers erom sloot.
Het kwam Sinah voor dat ze de inhoud kon voelen vibreren met de persoonlijkheid - en de wil - van de vrouw die dit als eerste had gedragen. De man - of de geest - die Sinah vandaag in Wildwood had bedreigd was niet tegen die vrouw opgewassen geweest. Athanais de Lyon had geen enkele tegenstand geduld - van geen koning, geen god en geen duivel - en Quentin Blackburn zou niet anders zijn...
Dat ze zo gemakkelijk de naam van haar voorouder gebruikte, verontrustte Sinah diep vanbinnen, alsof het betekende dat ze toegaf dat haar hersenschim helemaal geen hersenschim was. Dat Athanais de Lyon echt was.
Het is de naam van je moeder; de rest komt kant-en-klaar van de televisie! zei ze dapper in zichzelf. Maar dat was niet waar. Dat wist ze al. Zij kwam uit een overervende heksenfamilie, en blijkbaar had die ook erfvijanden. Zoals de Kerk van de Antieke Ritus.
Maar wat zou dat? Zoals jouw geest functioneert zul JIJ er gauw genoeg niet meer zijn om daarmee te zitten, sneerde haar innerlijke stem.
Het bevatte te veel waarheid om er gemakkelijk over na te kunnen denken. Ze had hulp nodig. Ze moest weten wat Wycherly wist. Misschien kon ze morgen het gesprek weer op dit onderwerp brengen.
Nee. Laconiek erkende Sinah dat zelfs haar gevoel voor zelfbehoud niet kon maken dat ze Wycherly zo zou manipuleren. Ze had zijn hulp nodig, maar die zou ze hem niet ontfutselen. Misschien zou hij leren haar te vertrouwen.
Misschien vriest de hel nog eens dicht.
Na nog een halfuur woelen kwam Sinah uit bed en ging naar de keuken beneden. Op de plank naast de theekopjes stonden slaappillen, die ze had gekregen om haar jetlag te bestrijden, toen ze van kust tot kust pendelde. Ze liet twee van de kleine witte capsules - de dubbele dosis - in haar hand vallen en slikte ze droog door. Ze wilde slapen, diep en droomloos. Het was haar enige ontsnapping.
Sinah keek in de keuken rond, en door de louvredeuren keek ze in de grote kamer. Dit had haar ontsnapping moeten zijn, maar het was alleen maar een nieuwe doodlopende weg.
Wycherly werd net voor zonsopgang weer wakker, zo plotseling alsof iemand in zijn oor schreeuwde. Hij had gedroomd over een uitgestrekte, lege vlakte, en een van schedels gemaakte troon. Hij had daar een slang van witheet metaal vastgepakt, schreeuwend van pijn, tot zijn handen waren weggebrand.
Dat kon hij niet laten gebeuren. Hij moest... wat?
Wycerly dacht aan de drankkast beneden om het uit te proberen. Wat het verlangen betrof dat dat wekte had hij net zo goed aan chocoladeijs kunnen denken.
Hij wilde geen drank. Hij wilde geen drank.
Wycherly schoof van Sinah weg en ging rechtop zitten, verbijsterd door het vérstrekkende van de gedachte. Hij was met drinken begonnen toen hij twaalf was. Op Wychwood was altijd drank, en zijn ouders en oudere broer dronken. Wycherly kon zich de tijd niet echt heugen dat hij er niet op zon wat hij zou doen om weer drank te krijgen.
Maar nu wilde hij die niet.
Dat voelde verkeerd.
Langzaam, en voorzichtig met zijn enkel - al deed die niet erg zeer meer - vergaarde Wycherly zijn kleren en nam ze mee naar beneden om aan te trekken. De zwachtel wond hij zo strak mogelijk om zijn enkel. Hij zou die afdoen zodra hij weer in zijn eigen hut was. Daarnaar teruggaan was misschien toch niet zo'n slecht idee. Onderhandel altijd vanuit een sterke positie, dat had zijn vader hem altijd geleerd.
Was de oude man al dood? Wycherly kon geen manier bedenken om daarachter te komen zonder zijn familie te laten weten waar hij was. Hij haalde zijn schouders op. Alles op zijn tijd.
Toen hij gekleed was en wilde weggaan hield een laatste gedachte hem tegen. Sinah had gezegd dat ze boeken over magie had, van een vroegere vriend. Aangezien zij in Morton's Fork een bibliotheek het dichtst benaderde kon het geen kwaad naar die boeken op zoek te gaan.
Er was een exemplaar van De gekwelde Venus: Het korte leven en de snelle tijden van Magister Ludens Thorne Blackburn en de Nieuwe Aeon. Hij stond bij de naam op de kaft stil toen tot hem doordrong dat het Thorne Blackburn was, niet Quentin, en dat de man op de foto lang na het afbranden van Wildwood was geboren. Er waren boeken over het vinden van je innerlijke witte licht - Wycherly krulde vol afkeer zijn lippen - en over UFO's. Ook was er iets wat een algemene geschiedenis van occultisme leek - dat legde hij opzij om mee te nemen, maar het boek dat hij zocht zat er niet bij.
Toen hij een dikker, versmaad boek pakte - De autobiografie van het Grote Beest, geschreven door hemzelf - om het terug te zetten, gleed het uit de stofomslag. Hij ving het op voor het op de grond viel en ontdekte daarbij een geheim.
Er zat een ander boek verstopt in het eerste; er was een gat uitgesneden om er ruimte voor te maken. Zoiets zou niemand opmerken, of je moest het boek laten vallen, zoals hij net had gedaan.
Wycherly haalde het verborgen boek eruit en sloeg het open.
Het was oud en versleten, en het witte leer met goudopdruk was in zijn geheel vuilgrijs. Het boek was klein - zo'n tien bij achttien centimeter, en ruim een centimeter dik. Hij deed de stofomslag weer om de autobiografie en zette die terug op de plank, voor hij het verborgen boekje opensloeg.
Het grauwe licht van de dageraad was nauwelijks voldoende om te onderscheiden wat er stond: Les cultes des goules - de culten van de grafdemonen, een ware geschiedenis over zekere pre-christelijke gruwelen, in moderne tijden bedreven in de Languedoc en Navarra, en daaronder Uit het Frans vertaald met aanhangsel en commentaar door dr. Nathaniel Lightborn Atheling, Oxford. De pagina was in zwart en rood gedrukt, en wel door de firma Charles Leggett, Londen 1816.
Dit moest hij hebben. Dezelfde mengeling van opwinding en vrees die Wycherly bij het zwarte altaar voelde, ondervond hij nu. Het was de bedoeling geweest dat hij dit vond.
In het eerste blad was in reliëf het logo van een bibliotheek gedrukt, dat door alle vuile vingers goed te lezen was. BIBLIOTHEEK VAN TAGHKANIC COLLEGE. Met verbleekte rode inkt stond er NIET UITLENEN op gestempeld. Wycherly las glimlachend verder, zich afvragend hoe Sinah dit in handen had gekregen, en of ze wel wist dat het hier was.
De eerste helft bestond uit pagina's in het Engels en Frans naast elkaar, in ouderwetse letters en niet eenvoudig te lezen. De Franse pagina's stonden vol zorgvuldig getekende diagrammen en illustraties, waarvan sommige nauwgezet met waterverf waren ingekleurd. Wycherly bladerde het boekje vlug door, alleen bij iets stilstaand als hij begreep wat hij zag.
Het leek op de storyboards voor een antieke snuff-film.
Hij staarde ongelovig naar de pagina's en sloeg het boek vlug dicht, alsof de afgedrukte beelden op een of andere manier konden ontsnappen naar de echte wereld. Wat hij had gezien bleef hem bij en vergiftigde zijn verbeelding.
Hier was de macht die hem was beloofd.
Hij wist met zekerheid dat het waar was. Vertelde niet alles in de twintigste-eeuwse cultuur hem dat macht - respect - werd gekocht met bloed? Het boek en wat het leek in te houden waren afschuwelijk, maar misschien zou het bij zorgvuldige lezing niet zijn wat het leek, of tenminste minder erg.
Ben je gek geworden? wilde een innerlijke stem weten. Wycherly negeerde hem. Hij legde het boek op het andere dat hij wilde meenemen en hees zich moeizaam weer overeind. Tijd om te gaan.
Van de airconditioning bij Sinah kwam hij in de vochtige koelte van de morgenschemering. Het motregende nog net niet, maar het was te vochtig om verkwikkend koel te zijn. De mist dempte het geluid. Wycherly strompelde langzaam door een wereld in watten, met zijn geleende wandelstok, en met de gestolen boeken tegen zijn borst geklemd.
Zijn enkel deed pijn, maar niet zo erg als de vorige dag. De Little Heller was ergens links van hem, die kon hij horen weerklinken in de mist, en anderhalve kilometer naar links was de weg die naar Wildwood voerde.
Wycherly kreeg bijna het gevoel dat het sanatorium gewicht had; de aanwezigheid ervan deed de huid op zijn rug tintelen en trok hem net zo hardnekkig aan als de zwaartekracht.
Hallucinatie.
Misschien. Maar de boeken waren echt. Die leken met het koude, verwoestende vuur van straling op zijn borst te branden.
De rivier was echt. Hij hoorde het honende koor van verdronken stemmen naar hem roepen.
Ze is hier niet. Ze kan hier niet zijn. is dood, en op Long Island in een dure bronzen kist begraven. Je hebt de grafsteen gezien - weet je nog?
En aangezien hij toen veilig was weggestopt in een inrichting waarvan hij zich de naam niet wenste te herinneren, herinnerde hij zich verder niets meer. Het proces, de aanklacht en de uitspraak - alles was in het zwarte gat gegooid waar de familie Musgrave al haar narigheid bewaarde. Een paar jaar later had hij heel wat ellende moeten doormaken om erachter te komen waar Camilla was begraven. Ze lag daar werkelijk, en door zijn toedoen. Hij zat achter het stuur.
Maar misschien zou dat er niet meer toe doen.
Het was zes uur op zijn horloge toen Wycherly bij zijn hut kwam. Het stuk linoleum lag voor de deur, opkrullend tussen twee bomen. Zijn zwakke enkel speelde inmiddels hevig op, en zijn T-3-pillen raakten op. Hij zette de gedachte uit zijn hoofd. Hij was altijd goed geweest in het negeren van de toekomst.
Hij hinkte naar binnen, zwaar op zijn stok steunend. Hij had de ramen open gelaten. Het was binnen net zo vochtig als buiten, en benauwd ook. De omtrek van het luik was duidelijk zichtbaar in de vloer, maar ze hadden het tenminste wel gesloten. God mocht weten wat daar nog meer was, en dat hield hij graag zo, wat het ook mocht betreffen.
Hij sloot de deur achter zich en legde zijn boeken op het roodwit geblokte zeiltje van de eettafel. Les cultes des goules leek te gloeien in het schemerlicht.
Wat een verleidelijk beeld, dacht Wycherly. Hij liep naar de koelkast. Op een of andere manier had hij die griezelige aandrang tot onthouding nog, die hem sinds zijn ontwaken op de been hield, maar hier was niets anders te drinken dan bier. Vreemd genoeg had hij eigenlijk liever water gehad, maar dan had hij naar de beek gemoeten.
Hij dacht erover de ramen te sluiten, maar dat was hem te veel. Het huisje zou toch binnen enkele uren zo droog zijn als het maar kon worden. 'Als het droog is lekt het dak niet, en als het regent kun je het onmogelijk repareren.'Een oude boerenwijsheid speelde door zijn hoofd. Zeer waar, en een voldoende redelijke levensinstelling, als iemand geïnteresseerd was in de mening van Wycherly.
Alleen was niemand dat. En iedereen scheen zich altijd moeilijkheden op de hals te willen halen: zijn zeurende moeder, zijn wezenloze broer en zijn streberige zuster.
En dan was er nog zijn vader, die tot voor kort in zo'n volmaakte wereld leefde dat hij het begrip mislukking niet eens begreep.
Wycherly dacht erover de boeken door te nemen, maar het was te donker in de hut, en hij had geen zin om de lampen te gaan zoeken. Bovendien kreeg hij slaap nu hij weer in zijn eigen bedoening was. Hij had een onrustige nacht gehad, na een inspannende dag. Nu de zon op was dacht hij wel een paar uur te kunnen slapen. Hij sliep altijd beter als de zon scheen.
De slaapkamer was nog in wanorde van de vorige dag, maar dat kon hem niet schelen. Hij ging op de oude matras liggen en viel in diepe slaap, terwijl de zon tussen de bomen steeg.