HOOFDSTUK 9

 

 

 

Laurie was niet van plan, Rolf tekst en uitleg te geven van het gebeurde. Hij zou haar waarschijnlijk wel geloven. Als ze hem echter alles vertelde, kon ze Geoffrey’s aandeel in de zaak moeilijk verzwijgen, en daardoor zou zijn afkeer van Geoffrey nog groter worden. Geoff had zich weliswaar niet bepaald als een heer gedragen, doch daar had Rolf niets mee te maken. Bovendien dacht ze niet dat het hem interesseerde, daar Geoffrey niet langer bij hem in dienst was. Daarom sprak ze er met niemand over, en was het voorval al bijna vergeten, tot Megan Jones een weekend bij hen doorbracht.

Nu Rolf dagelijks weer op kantoor was, zagen ze Megan bijna nooit meer op de Ranch, wat Mrs. Stephens zeer speet, want er was een hechte vriendschap gegroeid tussen beide vrouwen.

‘Ik zal vragen of Megan dit weekend bij ons komt logeren,’ zei Mrs. Stephens tegen Laurie. ‘John moet toch op ziekenbezoek bij een oude tante, zodat ik alle tijd voor haar heb.’

Laurie vond het ook wel prettig, want als haar moeder visite had, kon zij een poosje doen wat ze wilde. Megan arriveeerde al op vrijdagavond, en zag er bijzonder vermoeid uit.

‘Heb je het druk gehad?’ vroeg Mrs. Stephens.

‘Ja, Lucy,’ antwoordde Megan, terwijl ze genoot van haar kopje thee. ‘Er was een vacature op de boekhoudafdeling, en die moet zo snel mogelijk worden opgevuld. Ik heb Mr. Armstrong — de chef van die afdeling - geholpen bij het selecteren van de sollicitanten, zodat Rolf slechts te kiezen heeft uit een beperkt aantal.’

‘Dat lijkt me een verantwoordelijke bezigheid.’

‘Dat is het ook,’ gaf Megan toe,’ en ik voelde me eigenlijk een beetje schuldig, omdat ik ervan overtuigd was dat we met de jongeman die weggegaan is, een goede greep hadden gedaan.’

‘En was dat dan niet zo?’

‘Nee, hij had inderdaad goede kwaliteiten en scheen zijn werk met enthousiasme te doen. Alleen, hij was wat eigengereid. Hij kon niet hebben dat hem iets opgedragen werd en kon geen kritiek op zijn werk verdragen. Daardoor was het moeilijk om met hem samen te werken.’

Laurie luisterde met gespitste oren. Ze stond groente schoon te maken bij het aanrecht, zodat ze met haar rug naar de twee andere vrouwen toestond. Megan had het natuurlijk over Geoff. Zo te horen had hij niet de minste reden gehad om ontevreden te zijn. Niet dat het Rolf het recht gaf zo onaardig tegen hem te doen in de bar. Als hij Rolf iets had willen vragen, had hij moeten wachten tot zij weg was. En later had hij ook zo akelig beschermend gedaan met zijn goede raad. Hij dacht blijkbaar dat ze een dom wicht was, dat van toeten noch blazen wist. Ja, ze had het volste recht om boos op hem te zijn, dacht ze koppig. Maar toch...

 

Het weer, dat maanden achtereen schitterend was geweest, sloeg plotseling om. Grote zwarte wolken joegen door de lucht, en het waaide zo hard, dat men bijna van een orkaan kon spreken. De regen viel in stromen neer.

Laurie staarde naar buiten. Ze had het gevoel of de muren op haar afkwamen. Zodra de regen wat minder werd, trok ze haar regenjas en rubberlaarzen aan, en zette ze haar zuidwester op, ondanks de protesten van haar moeder.

In de tuin had ze moeite om tegen de wind in te lopen, maar toen ze eenmaal op de weg liep, boden de hoge heggen haar nog enige bescherming, en ging het wat gemakkelijker. Bij de baai blies de wind haar pal in het gezicht.

Even kon ze bijna geen adem meer halen, doch toen ze in de luwte van een groot rotsblok stond, keek ze geboeid om zich heen. Het was vloed, en terwijl de golven met donderend geraas op het strand beukten, voelde ze het zoute schuim tegen haar lippen spatten. Grote massa’s water sloegen tegen het grote rotsblok dat een eind in zee stak, en waar ze eerder in het jaar vanaf was gedoken. Het was een indrukwekkend gezicht. Met donderend geweld kwamen de golven aangestormd. Het leek wel of ze zich getergd voelden door de weerstand die ze ondervonden. Zo stormde het ook in Lauries hart, al was ze zich daar niet van bewust. Terwijl ze daar zo stond, ebde het opstandige gevoel weg en besefte ze, dat ze slechts een onbeduidend, nietig schepsel was. Hoe kwam het toch, dat ze zich zo ongelukkig voelde? Ze kon moeilijk verwachten dat haar leven een aaneenschakeling van rozengeur en maneschijn was. Ze zou een nieuw leven proberen op te bouwen, een leven, waarin het haar niet altijd voor de wind zou gaan...

 

Op dat moment bekroop haar het gevoel, dat iemand haar gadesloeg. Met een ruk keerde ze zich om, vreemd genoeg zag ze verder niemand op het strand. Toen ze haar ogen opsloeg, zag ze dat ze zich niet had vergist. Een man, die een betrekkelijk beschut plekje had gevonden tussen de rotsen, bespiedde haar door zijn verrekijker. Hoewel zijn gelaat gedeeltelijk achter de kijker verborgen was, herkende ze hem toch meteen: Rolf! Met een scherpe kreet keerde ze zich om en liep zo vlug als ze kon, het strand op. Tot elke prijs moest ze zien te voorkomen dat hij haar inhaalde. Haastige spoed is zelden goed, dat bleek ook nu weer. Ze struikelde over een grote steen, die half verborgen onder het zand lag, en voelde een stekende pijn in haar enkel. Ze dacht niet dat het iets van ernstige aard was, maar het stelde Rolf wel in staat, haar in te halen. Vlug zette Laurie haar voet op de grond, opdat hij niet zou zien dat ze zich bezeerd had. Toen hij naast haar stond, keek ze hem, uitdagend aan.

‘Waarom zit je me te bespionneren?’

‘Wat doe jij hier in je eentje op het strand, terwijl je me plechtig had beloofd dat je dat niet meer zou doen? Ik dacht dat ik je kon vertrouwen.’

‘Ach, wat een onzin,’ riep Laurie ongeduldig,’ je maakt van een mug een olifant. Ik moest er even uit, en ik ging hier naar toe om een ogenblik alleen te kunnen zijn. Alleen moeder wist waar ik naar toe ging. ’

‘Dat is het nu juist,’ antwoordde Rolf. ‘Niemand wist het - maar iemand kon je toevallig gezien hebben, en je achterna gegaan zijn.’

‘Er was toen niemand,’ riep Laurie triomfantelijk.

‘Ik ben je gevolgd, en iemand anders had hetzelfde kunnen doen.’

Laurie haalde haar schouders op. ‘Nu moet ik me zeker gevleid voelen door je bezorgdheid,’ zei ze hatelijk,’ eerlijk gezegd vind ik je houding nogal onbeschaamd.’

Even vergat ze haar enkel en probeerde een paar stappen te doen, maar dat ging niet.

‘Ben je gewond? Is het je enkel? Doet het erg pijn?’

‘Een beetje,’ gaf Laurie toe, terwijl ze haar tanden op elkaar klemde en haar tranen terugdrong. ‘Het zal direct wel weer gaan. Je hoeft niet op me te wachten.’

Rolf bleef zwijgend naast haar staan.

‘Het gaat wel weer,’ hield Laurie koppig vol. Ze probeerde te lopen doch ze kon een kreet van pijn niet onderdrukken. Onmiddellijk sloeg Rolf zijn armen om haar heen en pakte haar op. ‘Zet me neer!’ riep ze woedend. Toen hij niet reageerde, begon ze met haar vuisten zijn brede borst te bewerken. ‘Hoor je me? Zet me ogenblikkelijk neer.’

Als antwoord drukte hij haar nog steviger tegen zich aan en zei boos: ‘Zit toch stil, kleine idioot dat je bent. Moeten we soms allebei vallen?’

‘Maar... maar Rolf, je kunt me dat hele eind toch niet dragen?’ Haar stem klonk al wat milder. ‘Ik ben veel te zwaar.’

‘Je bent veel te licht,’ zie hij bestraffend, ‘voor jouw lengte moest je eigenlijk veel zwaarder zijn. Wat heb je gedaan, Laurie? Eet je niet?’

‘Als het zo warm is, heeft iedereen minder trek in eten,’ zei Lajurie. ‘Maak je niet bezorgd. Iedere morgen eet ik een bord pap en brood met jam.’

‘Mooi,’ zei Rolf wat afwezig, en ging onverstoorbaar verder met vragen. ‘Maak je je ergens zorgen over?’

Ze antwoordde niet meteen. Ze begon zich steeds behaaglijker te voelen in zijn armen. Het liefst bleef ze zo stil tegen hem aan liggen, zonder te spreken. Eén antwoord zou hem echter wel plezier doen.

‘Je hebt zeker wel gehoord dat de Ranch verkocht zal worden.’

‘Nou, stel je voor dat er geen koper te vinden is. Dan zitten we pas goed in de puree.’

Haar woorden schenen hem nogal te verbazen.. ‘Heeft je moeder het je dan nog niet verteld? Ik heb het huis gekocht. Dertien october is de overdracht.’

‘Nee, dat wist ik niet.’ moest Laurie bekennen. ‘Ach, eigenlijk gaat het ook alleen moeder aan.’

Intussen hadden ze nu de tuin bereikt, en tot Lauries verbazing liep hij niet naar de hoofdingang, maar droeg haar door het privé-tuintje naar zijn eigen vertrekken. ‘Trek eerst die natte regenjas uit. Toen dat gebeurd was, legde hij haar zonder iets te vragen, op zijn eigen bed. Onmiddellijk probeerde Laurie overeind te komen.

‘Ik kan toch niet...’ protesteerde ze ontsteld.

Rolf keek grimmig op haar neer. ‘Doe toch niet zo dwaas,’ zei hij ruw,’ je moet direct gaan liggen met die enkel, en met de beste wil van de wereld kan ik je niet naar boven dragen.’

‘Als je moeder even wil roepen...’ mompelde ze timide.

‘Dat doe ik direct,’ beloofde hij, ‘eerst moet ik even zien hoe die enkel er uitziet. Kom, trek eerst die laarzen uit.’

De laars aan haar goede been leverde geen enkele moeilijkheid op. ‘Nu die andere,’ zei Rolf. ‘Ik zal je waarschijnlijk wel even pijn moeten doen,’ waarschuwde hij. ‘Zal ik het maar proberen?’

‘Ga je gang,’ zei Laurie stoïcijns.

‘Als het veel pijn doet, schreeuw je maar,’ zei Rolf, en ging aan de slag. Hij deed zo voorzichtig mogelijk, maar tegen de tijd dat de laars uit was, was Laurie een flauwte nabij, en gutste het zweet van Rolfs voorhoofd.

‘Je hebt je dapper gedragen,’ zei hij nors, en Laurie was zo trots alsof ze een Kruis van Verdienste gekregen had. ‘Nu die kous nog.’

Toen die ook uit was, onderzocht hij haar enkel. Hij zag er rood en gezwollen uit, en ze kromp ineen, toen hij er met zijn lange, gevoelige vingers overheen streek. ‘Hm.’ Hij ging rechtop staan. ‘Ik denk niet dat er iets gebroken is. We zullen zien of een koudwaterverband helpt. Ik heb nog wel wat elastisch verband.’

Hij haalde een bakje koud water, en doopte er een schone zakdoek in en bond die stevig om Lauries enkel. Even kromp ze ineen, toen het koude, natte verband haar gloeiende enkel raakte, maar moest even later toegeven, dat het haar goed deed.

‘Zo, nu het verband nog,’ zei Rolf opgelucht. Met zachte stem betuigde Laurie hem haar dank. ‘Ik ben vroeger padvinder geweest, en dit is mijn goede daad voor vandaag. Nu nog een kopje thee en een aspirientje, en als dat gebeurd is, ga ik je moeder even vertellen dat een paar dagen uitgeschakeld bent.’

Rolf was er blijkbaar in geslaagd, haar moeder het slechte nieuws mede te delen, zonder haar onnodig aan het schrikken te maken. Ze prees Rolf uitbundig om de manier waarop hij de zaak had aangepakt, en had er blijkbaar geen behoefte aan, Laurie te beklagen. Zonder haar naar haar mening te vragen, overlegde die twee hoe het nu verder moest gaan. De beste oplossing leek hem, als Laurie in Rolfs kamer bleef slapen, en Mrs. Stephens Huttons kamer in gebruik nam. De twee mannen zouden dan de nacht in twee lege hotelkamers doorbrengen.

‘Maar moeder,’ protesteerde Laurie.

‘Doe nu niet zo vervelend,’ zei Mrs. Stephens kordaat, ‘dit is echt de beste oplossing, en Mr. Audley zegt dat hij het niet erg vindt. Dus...’

‘Ik kan toch wel op de een of andere manier de trap opstrompelen,’ hield Laurie koppig vol.

‘Nee, dat gaat niet,’ zei Mrs. Stephens kortaf. ‘Je moet in ieder geval een paar dagen blijven liggen, en ik heb geen zin om de hele dag de trap op en af te lopen om je te verzorgen. Dat is veel te vermoeiend.’

Hier kon Laurie niets tegenin brengen. Toen Hutton even later hoorde wat er gebeurd was, begon hij meteen wat spullen bij elkaar te zoeken die ze voor de nacht nodig hadden.

Toen de twee mannen de kamer hadden verlaten, ging Mrs. Stephens Lauries nachtgoed halen en hielp haar bij het uitkleden. Als laatste hing ze een bedjasje om Lauries schouders, en zei dat het haar verstandig leek, wanneer Laurie nu probeerde wat te slapen.

Laurie was al wat doezelig geworden van de apirine. Eigenlijk was het wel prettig, om je wat te laten vertroetelen, vooral nu de pijn in haar voet wat draaglijker was geworden. Haar ogen vielen dicht, maar ze was opeens klaar wakker, toen ze Rolf de kamer hoorde binnenkomen. Hij kwam naast haar bed staan, en keek glimlachend op haar neer. ‘Lig je lekker?’ vroeg hij.

‘Ja,’ antwoordde ze verlegen.

Ér kwam een zachte uitdrukking op zijn gezicht. ‘Je lijkt net een kind met dat wollen niemendalletje over je schouder en dat losse haar.’ Hij boog zich over haar heen, en kuste haar zacht op haar wang. ‘Slaap lekker, Laurie.’

Laurie bleef doodstil liggen. Hij had haar al eens eerder gekust, maar deze kus was heel anders geweest. Het was een kus die je aan een kind geeft, want zo zag ze er — volgens zijn zeggen, althans — toch uit?

Ze verborg haar gezicht in het hoofdkussen, dat nog flauwtjes rook naar de after shave die Rolf altijd gebruikte. Langzaam vielen haar ogen toe, en even later sliep ze.

 

De volgende morgen voelde ze zich al een stuk beter. Haar moeder onderzocht haar enkel, en constateerde dat hij veel minder dik was dan de vorige dag en ook niet zo rood meer zag. ‘Het gaat goed,’ zei Mrs. Stephens voldaan.

‘Mag ik nu opstaan?’ vroeg Laurie. Haar moeder begon te lachen. ‘Oh nee, je moet in ieder geval blijven liggen tot Dr. Morris geweest is.’

‘Dr. Morris?’ riep Laurie verbaasd. ‘U hebt toch niet...’

‘Ja, dat heb ik wel,’ antwoordde Mrs. Stephens resoluut. ‘Of liever, ik heb er met Mr. Audley over gesproken, en het leek ons beter, de dokter even te laten komen. Ik heb hem dus opgebeld... of eerlijk gezegd, dat heeft Mr. Audley gedaan, en Dr. Morris beloofde dat hij voor de lunch even langs zou komen. Nu zal ik je even wassen, je haar kun je zelf wel doen.’

Laurie vond het gedwongen nietsdoen wel erg vervelend. Het feit echter, dat Rolf zo bezorgd was en zelf de dokter had opgebeld, zorgde ervoor dat ze zich erin schikte.

‘Mr. Audley komt nog even naar je kijken, voor hij naar kantoor gaat,’ zei Mrs. Stephens, nadat ze het beddegoed had rechtgetrokken en de kamer wat opgeruimd had.

‘Dat is goed,’ zei Laurie zo onverschillig mogelijk. Maar zodra haar moeder de kamer verlaten had, pakte ze haar handtas en haalde haar poederdoos en lippenstift te voorschijn. Ziezo, nu kon hij tenminste niet meer zeggen dat ze een kind leek!

Toen Rolf, gevolgd door Mrs. Stephens de kamer binnenkwam, lachte ze hem vol zelfvertrouwen toe. Nadat ze hem verteld had hoe het met haar enkel ging, bedankte ze hem nogmaals voor zijn goede zorgen.

‘Doe niet zo mal,’ zei hij kortaf. ‘Het is toch zeker heel normaal dat je iemand te hulp komt die in moeilijkheden zit. Je hoeft me daar echt niet voor te bedanken.’

‘Dat ben ik niet met je eens. Het zou hoogst onaardig van me zijn, als ik je daar niet dankbaar voor was. Dus doe nu niet zo verwaand — net alsof het beneden je waardigheid is, om een bedankje in ontvangst te nemen.’

Even staarde hij haar aan, alsof hij zijn oren niet geloofde. Toen begon hij te grijnzen. ‘Ik zie het al, je bent alweer een stuk beter. Nou,’ voegde hij eraan toe, ‘kan ik nog iets voor je meebrengen uit Penzance? Je zult je wel vervelen. Ik kom vandaag thuis lunchen.’

‘Zodat je de dokter nog kunt spreken, zeker.’ Het was eruit, voor ze het wist. Als ze dacht dat Rolf daardoor van zijn stuk was gebracht, had ze het mis.

‘Inderdaad,’ zei hij kalm. ‘Nu, weet je nog iets?’

‘Een pocketboek?’ opperde Laurie, ‘een spannende detective.’

‘Wat ben je toch een bloeddorstig monster,’ zei Rolf bestraffend. ‘Ik dacht dat zo’n lief klein meisje als jij liever een romannetje had.’

‘Dus ik ben geen hef klein meisje?’ vroeg Laurie brutaal. ‘Ik vind de romances van andere mensen altijd zo vervelend. Jij niet?’

‘Ja eigenlijk wel. Nu ja, ik zal wel een spannend boek voor je meebrengen.’ Toen hij tegen lunchtijd terugkwam, bracht hij niet alleen een boek voor haar mee, maar ook een boeket prachtige rode rozen en een doos bonbons.’

‘Wat mooi!’ riep Laurie opgetogen, en verborg haar gezichtje in de geurige rozen, ‘en nog bonbons ook! Weet je, het is eigenlijk wel leuk om een beetje ziek te zijn. Iedereen verwent je, en’ — haar ogen keken hem ondeugend aan — ‘al je fouten zijn op slag vergeven!’

Rolf antwoordde niet, maar ze hoorde hoe hij plotseling zijn adem inhield en vroeg zich af, waarom haar woorden hem zo in verwarring hadden gebracht.

Nadat Dr. Morris haar enkel had onderzocht, kon hij Laurie geruststellen. ‘Je moet de eerste paar dagen nog blijven liggen. Daarna mag je wel weer opstaan, al zul je de eerste tijd je voet nog wat moeten ontzien. Je bent er nog goed afgekomen, meisje!’

Even later ging hij weer weg, terwijl hij Laurie nog eens vermaande verstandig te zijn en te doen wat haar moeder en die jongeman van haar, zei. Hij grinnikte toen hij zag dat ze bloosde. ‘Die houdt niet van onzin, zoals je waarschijnlijk wel weet.’

‘Hij is...’ begon Laurie. Mrs. Stephens had de dokter al de kamer uitgeloodst. Toen ze terugkwam, zei Laurie heel verontwaardigd: ‘Moeder, hoe kon u Dr. Morris laten denken, dat Rolf en ik...’

‘Ach kind, wat geeft dat nu? Dr. Morris denkt daar verder niet over na. Bovendien zou hij zich opgelaten voelen, als je tegen hem zei dat hij zich vergiste. Je moet je niet zo opwinden over zo’n kleinigheid!’

Een week later ging Laurie — ondanks de protesten van haar moeder — naar Penzance. ‘Ik doe heus wel voorzichtig. Ik hoef alleen maar van de parkeerplaats naar het hotel te lopen, en weer terug.’

Ze zei niet tegen haar moeder, dat ze de Ranch zo snel mogelijk wilde verlaten. Hoe langer ze haar vertrek uitstelde, hoe moeilijker het voor haar werd. Een week lang was ze verwend en vertroeteld. Haar moeder en Miss Trewyn hadden haar op haar wenken bediend. Miss Jones was ook een paar maal op bezoek geweest, en had telkens een aardigheidje voor haar meegebracht. En Rolf... elke avond kwam hij haar een paar uur gezelschap houden. Ze had een andere Rolf leren kennen, een gezellige, belangstellende kameraad, die even goed kon luisteren als praten.

‘Zo kan het niet doorgaan,’ zei Laurie rusteloos bij zichzelf. ‘Hij gaat steeds meer voor me betekenen.’

Ze ging naar Mrs. Baxter toe om te horen, wanneer ze precies in dienst moest treden en wat de verdere arbeidsvoorwaarden waren.

Toen alles geregeld was, verliet ze het hotel, doch liep niet direct naar de parkeerplaats toe. Tegenover het hotel was een speelgoedwinkel, en als ze in de stad was kon ze niet nalaten, even langs de etalages te lopen. In de grote etalage stond een groot poppenhuis met alles erop en eraan. Na alles aandachtig bekeken te hebben, liep Laurie naar het zijraam toe, waar allerlei poppen waren uitgestald. Opeens was het of haar keel werd dichtgeknepen. Midden in de etalage stonden zes poppetjes met een kaartje erbij waarop stond: ‘diverse poppenkleren voorradig’. Het waren teenager poppen, allen gekleed in bikini. Het rode haar was samengevoegd tot één lange krul en in hun ogen lag een sluwe, uitdagende blik. Dwars over de borst van elke pop was een lint aangebracht met de woorden: ‘de Lorelei’.

Laurie voelde zich onpasselijk worden. Ondanks zijn belofte had Rolf de poppen toch in productie genomen. En aangezien hij die belofte niet zo lang geleden had gedaan, moest hij er haast achter gezet hebben. Misschien was hij er toen al mee bezig geweest... Wat een gemene streek! Hij had toen al gezegd dat het popje een gewild artikel zou worden, en hij was blijkbaar van mening, dat hij zich van haar dreigement, hem een proces aan te doen, niets hoefde aan te trekken. Want procederen kost geld, vooral als je het geding verloor. En veel geld bezat ze niet, dat wist hij drommels goed. Toch zou ze het er niet bij laten zitten. Ze zou Rolf wel eens even vertellen, wat ze dacht van zijn laaghartig gedrag.

Ze liep de winkel binnen. Op de toonbank stonden eveneens een aantal van de bewuste poppen uitgestald.

‘Ik wil zo’n pop hebben,’ zei ze tegen de winkeljuffrouw, ‘en ik had er graag ook wat kleertjes bij. Het meisje pakte een van de poppen op en liet het haar zien.

‘Ze zijn leuk, vindt u niet? Ze zijn wel niet goedkoop, maar de kwaliteit is goed. Ze haalde de doos met poppenkleren te voorschijn. Ook deze waren van prima materiaal vervaardigd. Rolf had blijkbaar kosten noch moeite gespaard. Ofschoon de kleertjes allemaal even leuk waren, viel Lauries keus toch op een geel japonnetje. Ik zal deze maar nemen.’

Het was een dure grap, en eigenlijk kon Laurie zich zo’n uitgave niet permitteren. Ze wilde Rolf echter het bewijs leveren, dat de poppen in de handel waren.

Ze reed regelrecht naar zijn kantoor in een van de buitenwijken van de stad. Met haar pakje onder de arm, liep ze naar de hoofdingang. Daar werd ze staande gehouden door de portier. ‘Kan ik u misschien van dienst zijn, dame?’ vroeg de man beleefd. ‘Ik zou graag Mr. Audley spreken,’ zei Laurie. ‘Nu meteen.’

‘Heeft u een afspraak gemaakt?’

‘Nee, maar het is heel dringend.’

‘Het spijt me dame, Mr. Audley heeft me uitdrukkelijk gezegd, dat hij niet gestoord mag worden.’

‘Is er iets, Roberts?’ vroeg een vrouwenstem, en tot haar grote opluchting zag Laurie dat Megan Jones de hal was binnengekomen.

‘Hé, Laurie, kan ik wat voor je doen?’

Ik moet dringend Mr. Audley spreken, nu meteen,’ legde Laurie uit.

Megan vroeg niets. Ze knikte. ‘Het is in orde, Roberts, Miss Stephens is een goede bekende van Mr. Audley. Ik zal hem even waarschuwen. Kom maar mee, Laurie.’

Ze ging haar voor naar de lift en drukte op het knopje voor de derde etage. Hier waren blijkbaar de kantoren gevestigd. Megan bracht haar naar een klein kamertje, dat met een deur verbonden was met een aangrenzend vertrek.

‘Een ogenblikje, Laurie,’ zei Megan, terwijl ze de deur opende die blijkbaar toegang gaf tot Rolfs heiligdom. Ze hoorde hem zeggen: ‘Laurie?’ ‘Ja, natuurlijk, Megan.’ Toen Laurie de kamer binnentrad, verwelkomde hij haar met een glimlach.

‘Wel, Laurie, dat is...’ Hij zweeg abrupt, en de blijde glimlach verdween van zijn gelaat. ‘Is er iets?’ vroeg hij bezorgd.

Laurie zei niets. Ze legde het pakje op zijn bureau en probeerde het plakband stuk te trekken. Het lukte echter niet. Rolf stak zijn hand uit. ‘Laat mij het maar doen,’ zei hij.

Vlug sneed hij het plakband los met zijn briefopener en haalde het papier eraf. Toen keek hij haar vragend aan.

‘Maak de doos open,’ zei ze met verstikte stem.

Rolf deed het, en toen hij de inhoud van het doosje zag, slaakte hij een kreet van schrik. Zijn gezicht was doodsbleek en zijn stem klonk enigszins onvast, toen hij zei: ‘Waar heb je die in vredesnaam vandaan gehaald?’

‘Uit die grote speelgoedwinkel in de stad,’ zei Laurie min achtend. ‘Het was dom van je, ze hier in de stad te verkopen.’ Rolfs adem stokte hem in de keel. ‘Dus je denkt dat ik die dingen op de markt heb gebracht,’ zei hij met hese stem.

‘Ja,’ antwoordde Laurie kortaf. Toen ze zag dat hij zijn hoofd schudde, liet ze er onmiddellijk op volgen: ‘zeg maar niets meer. Het is al erg genoeg dat je je woord gebroken hebt.’ ‘Luister, Laurie, ik zweer je dat ik hier niet verantwoordelijk voor ben. Helaas kan ik je niet zeggen van wie die dingen afkomstig zijn, maar daar komen we wel achter. Geloof je me?’ Laurie wees zwijgend naar het popje dat nu op zijn bureau lag, alsof daar het antwoord op zijn vraag lag.

‘Nee, dat is jammer. Ik zou er trots op geweest zijn, als je me op mijn woord geloofd had. Nu dat echter niet het geval is, zullen we de proef op de som nemen.’

Hij liep naar een kast toe, en haalde er een doos uit, die hij op zijn bureau zette. Hij wees op een stoel aan de andere kant van het bureau.

‘Ga zitten,’ zei hij, en toen hij haar zag aarzelen, voegde hij er aan toe: ‘het lijkt me verstandiger, als je je enkel zoveel mogelijk spaart.’ Ze ging langzaam zitten.

‘Dank je,’ zei hij, toen ze, zij het met tegenzin, aan zijn verzoek gevolg had gegeven. ‘En wil je nu eens deze poppenkopjes bekijken?’ In de doos zaten een aantal poppenkopjes, die er griezelig uitzagen, zonder haar en zonder ogen. ‘Kijk even achter in de nek,’ vervolgde Rolf. ‘Wat zie je daar?’

‘Een klein merkje, met de ark van Noach erboven en de letters SSNV.’

‘Dat is ons handelsmerk, en je kunt het op al onze artikelen vinden. Ook op ons briefpapier.’ Hij haalde een vel papier te voorschijn en legde het voor haar neer. ‘Ook in onze advertenties tref je ons handelsmerk aan, en het staat ook boven de ingang van de fabriek. En nu...’ Hij pakte de pop op, die zij zojuist had gekocht en gaf die aan haar. ‘Kijk nu eens goed, of datzelfde merk ook in de nek van dit popje staat. Toe maar...’ zei hij grimmig ‘of durf je soms niet?’

‘Het is een ander merkje,’ zei Laurie verbaasd. ‘Een schildje met de letters BS en een kroontje erboven.’

‘Bright Speelgoed, het handelsmerk van Amold Bright, mijn grootste concurrent,’ verklaarde Rolf in afwachting van haar reactie.

‘Oké,’ zei Laurie, ‘de poppen zijn dus niet door jou vervaardigd. Hoe kan iemand anders ze nu op de markt hebben gebracht, zonder...’

‘Mijn medewerking?’ vulde Rolf aan, toen ze aarzelde dat woord te gebruiken. ‘Oh je hoeft mijn gevoelens echt niet te sparen. Ik weet ook niet hoe dat gegaan is, maar daar kom ik wel achter.’ Hij stond op en ging naar een kleine safe, die hij opende met een sleutel die aan zijn sleutelring hing. Hij nam er een envelop uit, waarin de tekeningen van Sheldrake, alsmede de twee foto’s van Laurie zaten. ‘De eerst dag dat ik weer op kantoor was, heb ik die envelop hier in de kluis gelegd. Megan Jones is de enige die een sleutel van de kluis heeft. Verdenk je haar soms ook?’

‘Nee,’ riep Laurie fel, ‘natuurlijk niet.’

‘Gelukkig,’ zei Rolf, en legde de envelop weer in de safe, die hij weer op slot draaide. Hij ging niet achter zijn bureau zitten, maar bleef vlak voor haar staan. ‘Ik ben van plan, deze zaak tot op de bodem uit te zoeken,’ zei hij grimmig, ‘daarvoor heb ik echter jouw hulp nodig. Om te beginnen zal ik Amold Bright een brief sturen, waarin ik hem de zaak uiteen zet. Ik zal hem vragen hier naar toe te komen om jou te ontmoeten, dan kan hij zelf zien dat er met de fabricage van de poppen geknoeid is. Wat vind je daarvan?’

‘Als je denkt dat dat nodig is...’ zei Laurie aarzelend. Ze stond op. ‘Nu, dat is dan alles,’ zei ze.

‘Ja,’ zei Rolf kortaf en deed de deur voor haar open. De klap waarmee de deur in het slot viel, dreunde nog na in haar hoofd. Als Rolf gelogen had, wilde ze nooit meer iets met hem te maken hebben. Als hij echter de waarheid had gesproken... In beide gevallen betekende het het einde van hun vriendschap.