HOOFDSTUK 4

 

 

 

‘Nou, en wat zou dat?’ vroeg Laurie nuchter.

‘Wat zou dat?’ riep Geoffrey boos. Zijn vriendelijkheid en sympathie hadden plaats gemaakt voor ergernis en vrees. ‘Mijn god, zie je dan niet wat je gedaan hebt, door Audley tegen je in het harnas te jagen?’

Dat was mijn schuld toch niet? Hij had de verkeerde conclusies getrokken, en vond het vervelend dat hij ongelijk bekennen moest, maar dat is zijn probleem, niet het mijne.’

‘Lieve hemel!’ Wanhopig streek Geoffrey met zijn hand door zijn haar. ‘Als je Audley wat beter kende, zou je wel anders praten.’

‘Oh ja? Waarom?’

‘Omdat hij iemand is, die niet licht een belediging vergeet. En hij ervaart dit natuurlijk als een diepe vernedering. Je zult hier nog voor moeten boeten, Laurie, neem dat van me aan.’ ‘Ik ben niet bang voor hem,’ riep Laurie strijdlustig.

‘Ik wel,’ verklaarde Geoffrey grimmig, ‘en met reden! Als hij wil, kan hij me op staande voet ontslaan.’

‘Jij hebt toch niets met deze zaak te maken?’ zei Laurie kalm. ‘Nee?’ Geoffrey lachte vreugdeloos.’ Als hij wist dat ik vanavond met jou...’ Hij zweeg opeens, Laurie begreep wat hij had willen zeggen.

‘Je bedoelt, dat als Mr. Audley wist dat wij vrienden waren, dan zou hij zijn woede koelen op jou, om mij te pesten.’ ‘Precies.’

‘Wel,’ zei Laurie vlug,’ daar is wel een oplossing voor. Je brengt me direct naar huis en zet me voor het hek af. Dat laatste stukje loop ik wel. Dan heb je niet de kans dat Mr. Audley ons samen ziet. En wat dat vrienden zijn betreft — voor mij is een vriend iemand die door dik en dun met je gaat. Dat doe jij niet, Geoffrey, daarom beschouw ik je niet langer als mijn vriend.’ ‘Luister nu eens, Laurie, dat is niet eerlijk van je.’

‘Je zegt het maar, Geoffrey, óf je bent zo bang voor Mr.

Audley, dat je er niet voor uit durft te komen dat je mijn vriend bent, óf... Ach, het helpt toch niets. Breng me ogenblikkelijk naar huis, anders word ik nog boos,’ snauwde Laurie geërgerd.

‘Goed dan,’ mokte Geoffrey verongelijkt, ‘toch blijf ik het oneerlijk vinden.’

Laurie antwoordde niet. Het had geen zin. Geoffrey keerde de wagen en even later reden ze terug naar de Ranch. Bij het hek stopte hij. Laurie sprong uit de auto. Zonder hem goedendag te zeggen, liep ze het hek door en rende naar huis.

Juist toen ze de hoofdingang binnen wilde gaan, hoorde ze haar naam roepen. ‘Miss Stephens, Cherry is hier. Wilt u haar komen halen?’

Even aarzelde Laurie. Zijn stem klonk niet onvriendelijk. Ook al had Geoffrey sterk overdreven, ze wist uit ervaring hoe onredelijk hij soms kon zijn, en ze voelde er niets voor, een verzoenend gebaar te maken.

‘Misschien kan Hutton hem even naar de keuken brengen. Ik heb nog het een en ander te doen.’

Even bleef het stil.’ Zoals u wilt, Miss Stephens,’ klonk het ontmoedigd. Laurie liep het huis binnen. Ze was boos op zichzelf.

Hij wilde het zeker weer goedmaken, dacht ze bij zichzelf. ‘Hij is natuurlijk tot de conclusie gekomen, dat we alle reden hebben om hem op straat te zetten, en dat wil hij niet. Hij heeft het hier erg naar zijn zin, en nu probeert hij me op die manier te lijmen. Nu, dat is hem dan niet gelukt. Konden we hem maar op straat zetten!’

Mr. Brownsell arriveerde de volgende morgen al vroeg, en Laurie mocht hem direct. Hij was, dacht ze, achter in de vijftig, doch ondanks zijn grijze haar had hij iets jeugdigs over zich. Misschien kwam dat door zijn vriendelijke gezicht, of omdat hij nog een jeugdig, slank figuur had.

Gelukkig kon hij het ook goed met Miss Trewyn vinden. ‘Het is gewoon een genot om hem te zien eten,’ verklaarde die na de lunch. ‘Hij at alles op, en zei dat het de lekkerste lunch was, die hij na de dood van zijn oude moeder gehad had, en die kon goed koken! Hij zal dus wel niet getrouwd zijn.’

‘Dat denk ik ook niet. Moeder zal daar ook wel blij om zijn.’

‘Dat hij haar kookkunst waardeert of dat hij vrijgezel is?’

‘Oh, Miss Trewyn,’ lachte Laurie, ‘u wilt die twee toch niet aan elkaar koppelen?’

‘Ach, Miss Laurie, het is maar hoe je het bekijkt. Uw moeder is een schat van een vrouw. Het is jammer dat ze zo hard werken moet. Ze zou iemand moeten hebben die voor haar zorgt, en Mr. Brownsell lijkt me een echt zorgzaam type,’ eindigde ze triomfantelijk.

‘Ja, misschien hebt u gelijk.’

‘En zou u het niet erg vinden als uw moeder hertrouwde?’

‘Als ze gelukkig zou worden niet.’ Bedenkend dat ze nu wel erg hard van stapel liepen, zei Laurie plagend: ‘Ik dacht eigenlijk dat u niet zo’n hoge dunk van mannen had, Miss Trewyn.’

‘Doorgaans niet, er zijn echter uitzonderingen.’

‘Hutton, bijvoorbeeld?’

‘Ja,’ moest Miss Trewyn toegeven. ‘Die heeft ook zijn goede kanten.’

Laurie zag dat ze bloosde en trok daaruit haar eigen conclusies.

Goede genade, er hangt romantiek in de lucht, dacht ze. Moeder-Miss Trewyn! Ze zeggen altijd dat alle goeden dingen in drieën gaan, maar ik zal in geen geval de derde zijn. Daar zorg ik wel voor.

Even later kwam Hutton de keuken binnen, en Miss Trewyn stoof haastig de bijkeuken in.

‘Mr. Audley vroeg me of ik tegen u wilde zeggen dat er vanaf vandaag een andere dame komt om voor hem te werken,’ gaf Hutton als uitleg voor zijn onverwachte verschijning in de keuken. ‘Miss French is, naar ik begrepen heb, op vacantie. Deze dame heet Miss Jones. En ik denk dat u haar wel aardig zult vinden,’ voegde hij er vertrouwelijk aan toe. ‘Ze is op en top een dame, heel wat anders dan...’ Hij zweeg. Het drong zeker tot hem door, dat hij geen kritiek mocht uitoefenen op de secretaresse van zijn meester. ‘Nu, in ieder geval zult u haar wel mogen,’ besloot hij hulpeloos.

‘Fijn,’ zei Laurie, ‘wanneer komt Miss Jones?’

‘Vanmiddag om een uur of drie.

‘Nou, ik zal zorgen dat ik tegen die tijd in de hal ben, dan kan ik haar de weg wijzen.’

‘Heel vriendelijk van u, Miss Stephens, en ik weet zeker dat Mr. Audley dit zeker ook zeer op prijs zal stellen.’ Op samenzweerderige toon vervolgde hij: ‘Waar is Maisie zo gauw gebleven?’

‘Maisie?’

‘Miss Trewyn dan,’ zei Hutton verlegen. ‘Zodra ik hier binnenkom, neemt ze de benen. Ik krijg geen kans om ook maar een woord met haar te wisselen.’

Zie je wel, er hing romantiek in de lucht! ‘Ze gaat vanavond om acht uur naar huis,’ vertelde Laurie langs haar neus weg. ‘En ze moet altijd een heel eind lopen, voor ze thuis is.’

‘Zo, zo,’ Hutton keek meteen een stuk vrolijker. ‘Dank u wel, Miss Stephens.’

 

Miss Jones was inderdaad heel anders dan Sylvia French. Ze zag er bijzonder goed verzorgd uit. Ze was een stuk ouder dan Sylvia, en had grijs haar. Ze was niet knap, doch ze had een vriendelijk gezicht. En, zoals Laurie tot haar genoegen opmerkte, ze had een zachte, melodieuze stem.

‘Miss Jones?’ vroeg Laurie glimlachend.

‘Ja, ik ben Megan Jones. Ik kom Mr. Audley helpen, zolang Miss French op vacantie is,’ verklaarde de nieuw aangekomene.

‘Ik ben Laurie Stephens,’ stelde Laurie zich voor. Ze vroeg zich af, waarom Miss Jones even geaarzeld had voor ze zei dat Miss French op vacantie was. ‘Ik heb hier even op u gewacht. Dan kan ik u de weg wijzen naar Mr. Audley’s vertrekken.’ ‘Erg lief van u,’ zei Miss Jones waarderend. ‘Mr. Audley had me al verteld hoe goed u en uw moeder voor hem zorgen. Hij is blij dat hij hier zolang kan blijven. Hij heeft een mooie flat, helaas ligt die op de derde verdieping, en er is geen lift. Hij kan dus onmogelijk naar boven komen met dat gipsbeen.’

Er lag iets moederlijks in de manier waarop ze over Rolf sprak.

‘Werkt u al lang bij de firma?’ vroeg Laurie.

‘Na mijn schooltijd ben ik daar meteen in dienst getreden,’ vertelde Miss Jones trots. Later werd ik de privé-secretaresse van de oude Mr. Audley - de vader van de huidige Mr. Audley. En na diens dood werd ik... Ja, het is een beetje moeilijk om te omschrijven wat ik precies doe. Ik ben een soort duizendpoot, denk ik. Ik val in, waar dat nodig is.’ Ze glimlachte, toen Laurie de deur voor haar open deed. ‘Het is zeer afwisselend werk. Dank u, Miss Stephens.’

Laurie ging naar de keuken en vertelde haar moeder, dat Miss Jones was gearriveerd. ‘Ze is erg aardig,’ zei ze voldaan, ‘en ze schijnt nogal weg te lopen met Mr. Audley.’

‘Dat verwondert me niets,’ antwoordde Mrs. Stephens verwijtend. ‘Jij bent de enige die hem niet mag. En het is me een raadsel waarom niet.’

‘Ik zei het toch al, “intuïtie”,’ zei Laurie kortaf.

‘Ik hoop dat je er snel overheen komt,’ zei Mrs. Stephens, alsof het een geval van mazelen betrof. ‘Zou ze verliefd op Mr. Audley zijn?’

‘Dat denk ik niet,’ zei Laurie. ‘Ze is dik in de veertig, in de vijftig misschien wel. Dat moest haast wel, want ze is de privé-secretaresse van de oude Mr. Audley geweest.

‘Oh.’ Daar moest haar moeder even over nadenken. ‘Misschien was ze wel verliefd op zijn vader, en beschouwt ze Mr. Audley nog steeds zo’n beetje als haar zoon. Ik ben benieuwd,’ voegde ze er even later peinzend aan toe, ‘hoe Mr. Brownsell haar vindt. We moeten die twee met elkaar in contact proberen te brengen.’

‘Moeder,’ riep Laurie bestraffend, ‘wat heeft u toch een romantische ideeën! Eerst verzint u een romance tussen de oude Mr. Audley en Miss Jones, en dan wilt u haar weer koppelen aan Mr. Brownsell. U moest zich schamen!’

‘Waarom?’ vroeg Mrs. Stephens onvervaard. ‘Die twee mensen kunnen het nog heel prettig krijgen, samen. Dus als ik eriets aan kan doen...’

‘U doet net of het huwelijk alleen zaligmakend is,’ zei Laurie, en vroeg zich af, wat haar moeder zou zeggen als ze haar vertelde dat Miss Trewyn Mr. Brownsell al voor haar had bestemd!

‘Dat niet. Sommige huwelijken zijn een ramp — kijk maar naar het echtpaar Smith, een gelukkig huwelijk is een zegen. Als je dat niet zelf ervaren hebt, weet je niet wat het is, als je je partner moet verliezen. Je voelt je slechts een half mens.’

‘Lieverd’ zei Laurie berouwvol, ‘het spijt me, ik had dat niet moeten zeggen.’

‘Ach, het is alweer over,’ zei Mrs. Stephens. ‘Alleen na de lunch heb ik even met Mr. Brownsell gesproken. Ik heb zo met die man te doen. Hij heeft ook niet veel geluk in zijn leven gehad. Niet dat hij zich beklaagde hoor, daar is het de man niet naar. Als je goed luisterde...’ ze schudde haar hoofd.

Als Mr. Brownsell moeder nu al in vertrouwen genomen heeft, geef ik Miss Jones weinig kans, dacht Laurie. Goede genade! dacht ze half geschokt, half geamuseerd, ik geloof dat ik net zo’n koppelaarster ben als Miss Trewyn!

 

Mr. Brownsell scheen zich steeds meer op zijn gemak te voelen op de Ranch. ‘Ik ben blij dat mijn eerdere vacantieplannen in het water gevallen zijn,’ verklaarde hij, ‘anders was ik hier nooit gekomen. En oh, wat zou ik dan veel gemist hebben.’

‘Hoe bent u eigenlijk aan ons adres gekomen?’ vroeg Laurie. Ze had zich voorgenomen dit aan elke gast te vragen, om op die manier aan de weet te komen wat de beste manier van adverteren was.

Hij scheen even te aarzelen. ‘Ik zag uw folder ergens liggen,’ zei hij dan.

‘En wat vond u ervan?’ vroeg Laurie.

‘Nou, hij is erg aantrekkelijk. Goed geschreven, leuke foto’s. Alles bij elkaar heel aardig, maar toch?’

‘Maar toch?’ moedigde Laurie hem aan.

‘Ik wil u niet kwetsen, Miss Stephens,’ zei Mr. Brownsell verlegen, ‘er was één ding dat me deed aarzelen, hier naar toe te komen.’

‘En dat was?’

‘Eerlijk gezegd vond in de prijs veel te laag voor hetgeen er geboden werd. Ik vroeg me af wat daar achter stak. Nu ik hier ben, weet ik natuurlijk dat er niets achter steekt,’ haastte hij zich eraan toe te voegen. ‘Toch geloof ik dat u veel te goedkoop bent.’

Laurie keek hem wantrouwend aan. ‘Dat heeft Mr. Audley me ook al gezegd.’

‘Mr. Audley?’ zei Mr. Brownsell vaag. ‘Oh, dat is die vent met het gebroken been? Heeft die dan verstand van hotels?’

‘Nee, dat niet... Hij is blijkbaar een succesvol zakenman, en hij schijnt te denken, dat hij daardoor gerechtigd is een oordeel te vellen.’

‘Zo, zo,’ zei Mr. Brownsell laatdunkend. ‘Nu, ik ben accountant, en heb verscheidene hoteliers onder mijn cliënten, zodat ik je kan vertellen dat het hotelvak een heel aparte bedrijfstak is. Wat had die eigengereide jongeman nog meer te vertellen?’

‘Dat we ook een apart salaris voor moeder en mij moesten incalculeren, en dat de winst die we maken, slechts een compensatie is voor het risico dat we lopen. Niet, dat we dit jaar veel winst zullen maken.’

‘Nee? Wel, dat is niet te verwonderen, het is tenslotte pas het eerste jaar,’ zei Mr. Brownsell kalm.

‘En hoe moet het dan met onze salarissen?’ drong Laurie aan.

‘Tja, dat kan ik niet zo zeggen. Het hangt ervan af, welke bedragen u hebt vastgesteld voor de andere onkosten.’

‘U zou dus alle cijfers moeten zien, voor u iets met zekerheid kunt zeggen?’

‘Inderdaad. Denk echter niet dat ik erop uit ben, u tot mijn cliënte te maken. Bovendien hebt u vast al contact opgenomen met een andere accountant.’

‘Nee, eerlijk gezegd niet,’ moest Laurie bekennen. ‘Daar leek het ons nog een beetje te vroeg voor.’

Mr. Brownsell schudde ernstig zijn hoofd. ‘Juist nu hebt u goede raad nodig. Kijk eens hier, kindje...’ Hij zweeg verlegen. ‘Nogmaals het is echt mijn bedoeling niet, me met jullie zaken te bemoeien. Mag ik je eens in contact brengen met een van mijn collega’s?’

‘U bedoelt met een andere firma?’

‘Precies.’

‘Mr. Brownsell, waarom zouden we een firma in de arm nemen, die we helemaal niet kennen?’

‘Lieve kind, ik wil jullie met alle plezier van dienst zijn,’ verzekerde hij haar, ‘maar ik laat jullie daarin volledig vrij. Tenslotte kennen jullie me nauwelijks.’

‘Genoeg om te weten dat u betrouwbaar bent.’

‘Wel, dat klinkt allemaal erg vleiend,’ zei Mr. Brownsell dankbaar, ‘toch lijkt het me beter als u de zaak nog eens rustig met uw moeder bespreekt. Als zij het ermee eens is, kunnen we altijd nog met zijn drieën om de tafel gaan zitten.’

‘Dat zal ik doen,’ beloofde Laurie. Ze voelde zich al een stuk beter. Als het doorging, zouden ze ook na de vacantie nog in contact blijven met Mr. Brownsell, en wie weet waar dat toe zou leiden!

 

Toen Laurie haar moeder vertelde dat ze met Mr. Brownsell had gesproken, gaf deze zich niet meteen gewonnen. ‘Niet dat ik hem niet aardig vind, maar het is niet eerlijk om hem aan het werk te zetten tijdens zijn vacantie.’

‘Hij schijnt het niet erg te vinden,’ verzekerde Laurie haar. ‘Misschien vindt hij het zelfs wel prettig iets om handen te hebben, want hij schijnt verder geen hobbies te hebben.’

‘Misschien heb je gelijk,’ gaf Mrs. Stephens toe. ‘Weet je, Laurie, volgens mij is hij erg eenzaam. Ik had zo gehoopt dat Mr. Audley en hij iets aan elkaar zouden hebben, het lijkt echter wel of ze elkaar ontlopen.’

‘Ach,’ Laurie haalde haar schouders op. ‘Mr. Audley heeft het natuurlijk erg druk, nu Miss Jones elke dag bij hem komt. Ze hebben ook niet veel gelegenheid om elkaar te ontmoeten.’

‘Nee, dat is zo. Laurie, als jij met Mr. Brownsell in zee wilt gaan, vind ik het best. Jij bent beter op de hoogte van de boekhouding dan ik.’

‘Hij zal uw hulp net zo goed nodig hebben,’ sprak Laurie vlug, ‘u weet veel meer af van de dagelijkse gang van zaken dan ik, en weet precies hoeveel we voor eten en zo uitgeven.’

‘Goed,’ beloofde Mrs. Stephens,’ dan kom ik er ook bij zitten. Ik hoop alleen dat hij niet al te ingewikkeld doet - ik ben tenslotte geen zakenvrouw.’

Laurie dacht dat Mr. Brownsell dat juist zo aantrekkelijk vond in haar moeder. Ze zei alleen, dat ze Mr. Brownsell van hun besluit op de hoogte zou stellen. Mr. Brownsell scheen bijzonder vereerd.

‘Mooi,’ zei hij, terwijl hij glunderend in zijn handen wreef. ‘Zullen we meteen aan de slag gaan?’

‘Goed,’ zei Laurie, ‘denkt u niet dat het beter is, als moeder er ook bij komt? We hebben wel van tevoren bepaald welk bedrag we zouden uittrekken voor levensmiddelen, maar zij bepaalt tenslotte, wat er iedere dag op tafel komt. Dat hangt natuurlijk ook af van het aantal gasten dat we hebben. Dan kunt u meteen zien, of we niet te royaal zijn.’

‘Nu, dat is wel het laatste wat ik denk,’ verzekerde Mr. Brownsell haar. ‘Ik stel haar aanwezigheid natuurlijk zeer op prijs. Als ze er tenminste tijd voor heeft, want ze heeft het altijd zo druk.’

Het klonk Laurie enigszins als een verwijt in de oren, net alsof ze haar moeder niet genoeg werk uit handen nam. Ze zei niets, ze vond het al een hele prestatie van zichzelf, dat ze ervoor gezorgd had dat haar moeder en Mr. Brownsell geregeld in elkaars gezelschap zouden zijn. Ze nam zich voor, zoveel mogelijk afwezig te zijn tijdens die gesprekken.

Het duurde drie dagen voor Mr. Brownsell zijn oordeel kon geven. In grote trekken kwam het overeen met datgene wat Rolf had gezegd. Toch was dit anders - hier sprak tenslotte een man van ervaring. Mrs. Stephens en Laurie luisterden zwijgend toe, terwijl hij hen in voorzichtige woorden uiteenzette dat het — als ze op deze voet verder gingen - op een fiasco zou uitlopen.

‘Wat moeten we daar aan doen?’ vroeg Mrs. Stephens wanhopig. ‘Ik denk dat het hoofdzakelijk komt, doordat we te weinig kapitaal achter de hand hadden toen we begonnen. En dat is mijn schuld. Ik dacht dat de mensen hier in grote getale naar toe zouden komen. En dat is niet zo.’

Mr. Brownsells vriendelijke gezicht stond zorgelijk. ‘Ik ben bang, dat u daarmee de vinger op de wonde hebt gelegd,’ gaf hij aarzelend toe. ‘Laten we eens bekijken, wat we eraan kunnen doen.’ Is er dan iets aan te doen?’ vroeg Mrs. Stephens wanhopig ‘Een heleboel,’ sprak Mr. Brownsell bemoedigend. ‘Om te beginnen, bezit u een kapitaal pand, dat bovendien helemaal onbelast is.

‘Inderdaad,’ verklaarde Mrs. Stephens trots, ‘we hebben alles contant betaald. Ik maak niet graag schulden.’

‘Heel goed.’ Mr. Brownsell keek haar goedkeurend aan. ‘Toch is het soms heel verstandig, een hypotheek te nemen.’

‘U had dus liever gezien, dat we geld hadden geleend,’ riep Mrs. Stephens ontsteld. ‘Oh nee, daar voel ik niets voor. Bovendien, waar zouden we dat geld moeten lenen?’

‘Bij uw bank.’ antwoordde Mr. Brownsell prompt. ‘Met de Ranch als onderpand zijn ze daar heus wel toe bereid. De terugbetaling wordt over een groot aantal jaren gespreid, zodat u niet op hoge lasten komt te zitten. Bovendien hoeft u niet zo’n hoge hypotheek te nemen. ’

‘Ook dan is het nog lang niet zeker dat de mensen hier naar toe zullen komen. Ik zou tenminste niet weten hoe ik dat voor elkaar moest krijgen. U?’ Mrs. Stephens keek hem smekend aan.

‘Ik heb daar wel een paar ideetjes voor. Om te beginnen, zullen uw gasten hun vrienden en kennissen vertellen hoe goed ze het hier hebben gehad. Dat zal ik ook doen.’

‘Dat klinkt allemaal erg aardig, maar het zal toch nog geruime tijd duren, voor we de vruchten daarvan kunnen plukken.’ ‘Dat is zo. Een deel van het geld zult u dan ook moeten gebruiken om op grote schaal reclame te maken.’

Mrs. Stephens zuchtte. ‘U zult wel gelijk hebben, ik ben nu eenmaal geen zakenvrouw. Al dat gedoe maakt me nerveus.’ Mr. Brownsell legde berouwvol zijn hand even op de hare. ‘U bent moe, daarom stel ik voor, het voor vandaag hierbij te laten. Hebt u zin om een eindje met mij te gaan rijden? Het is prachtig weer en een ritje in de frisse lucht zal u goed doen.’ ‘Graag,’ zei Mrs. Stephens dankbaar. ‘Laurie...’

‘Als u het niet erg vindt, blijf ik liever thuis,’ zei Laurie tegen Mr. Brownsell, die daar blijkbaar geen bezwaar tegen had.

Met voldoening keek ze het tweetal na. Mr. Brownsell droeg Mrs. Stephens jas over de arm, voor het geval zij het koud mocht krijgen. Wat een enig stel, dacht ze vertederd. Zouden ze daar zelf erg in hebben? Hij wel, dat weet ik zeker. De manier waarop hij naar moeder kijkt... Alsof ze een heel bijzonder wezen is.

Misschien wachtte haar moeder dan toch nog een gelukkige toekomst. Opeens voelde ze zich eenzaam. ‘Houd nu maar op met dat zelfbeklag,’ sprak ze zichzelf vermanend toe, ‘je hebt nog iets te doen.’

Dat ‘iets’ was een bezoekje te brengen aan Rolf Audley.

Hij was zeer verbaasd, geschrokken zelfs, toen ze plompverloren zijn kamer binnenstapte. ‘Is er iets?’ vroeg hij.

‘Nee, ik kom u mijn excuses aanbieden.’

‘Excuses? Waarvoor dan?’

Laurie keek hem verwijtend aan. ‘Waarom helpt u me niet een beetje op weg?’

‘Mijn lieve kind, hoe kan ik u nu helpen, als ik niet weet waarover het gaat?’ zei hij wat ongeduldig.

‘Nou, u zou bijvoorbeeld kunnen vragen of ik niet wilde gaan zitten, dat praat wat gemakkelijker.’

‘Gemakkelijker?’ echode hij ongelovig. Nadrukkelijk voegde hij eraan toe:’ Mijn beste Miss Stephens, gaat u toch alstublieft zitten. Ik ben helemaal in de bonen, anders had ik u natuurlijk direct een stoel aangeboden.’

‘Ach, ik kan me best voorstellen, dat u verbaasd bent, nu ik hier binnen kom vallen. Ik ben de laatste keer zo grof tegen u geweest.’

‘Ik was inderdaad even verbaasd, maar ik ben erg blij dat u hier bent. Vertel me eens, waar het eigenlijk over gaat.’

Nu puntje bij paaltje kwam, zat Laurie met haar mond vol tanden. Ze keek hem smekend aan.

‘Toe maar,’ drong hij aan, ‘ik bijt niet... Niet vaak, tenminste.’

Laurie aarzelde nog even, doch zei toen: ‘Het gaat om wat u laatst zei over de manier waarop wij het hotel runnen.’

‘Oh, dat!’ riep hij opgelucht. ‘Wat dat betreft, moet ik eigenlijk mijn excuses aanbieden. Ik deed het wel met de beste bedoelingen, maar ik had het recht niet, me met uw zaken te bemoeien. U had groot gelijk, dat u daar iets van zei.’

‘Nee, dat had ik niet,’ verklaarde Laurie ernstig, ‘u had gelijk.’

‘Mag ik misschien vragen hoe het komt, dat u opeens van gedachten veranderd bent?’

‘Mr. Brownsell...’

‘Is dat niet de man die pas geleden is aangekomen? Ja, Hutton heeft me zoiets verteld. Wat heeft die ermee te maken?’

‘Hij is accountant, en telt verscheidene hoteliers onder zijn cliënten,’ legde Laurie uit. ‘Hij heeft erin toegestemd, ook onze zaken te behartigen.’

‘Zo,’ zei Rolf kortaf.

‘Bent u het daar niet mee eens?’ vroeg Laurie.

‘Het lijkt me in ieder geval verstandig, dat u een accountant in de arm hebt genomen. Of Mr. Brownsell daarvoor de aangewezen persoon is, is een andere zaak.’

‘Kent u hem dan?’ vroeg Laurie woedend. ‘Hebt u iets tegen hem?’

‘Niets,’ moest Rolf bekennen, ‘als u dat wilt, kan ik wel eens naar hem laten informeren.’

‘Dank u, dat is niet nodig,’ zei Laurie resoluut. ‘Ik zou het wel prettig vinden als u eens kennis met hem maakte, dan kunt u zelf zien dat het niet nodig is, inlichtingen over hem in te winnen.’

‘Dat lijkt me een goed idee. Hoe kunnen we dat doen, zonder argwaan te wekken? Bridgen u en uw moeder wel eens?’

‘Een enkele keer, we kunnen het niet zo goed. En...’ liet ze er waarschuwend op volgen — ‘we spelen nooit om geld.’

‘Jammer, ik wilde jullie juist volledig kaal plukken! Kijk of u iets kunt regelen. Zeg maar, dat ik me doodverveel in mijn eentje... dat is nog waar ook. Dan is uw moeder direct bereid haar medewerking te verlenen. Hoe het met u en die Mr. Brownsell van u gesteld is?’

‘Hij is mijn Mr. Brownsell niet,’ riep Laurie heftig. 'Hij is al een eind in de vijftig! Ik weet wel niet of hij kan bridgen, maar als dat zo is...’ ze grinnikte ondeugend, ‘nee, ik zeg niets meer!’ ‘Volgens u is hij blijkbaar heel anders dan ik.’

‘U bent gewend, altijd uw zin te krijgen...’

‘Oh nee, lang niet altijd,’ zei Rolf verbitterd.’ Daar gaat het nu niet om. Wat ik zeggen wilde, is er een romance opgebloeid tussen mijn Hutton en uw Miss Trewyn?’

‘Nou...’ zei Laurie voorzichtig, ‘misschien wel, hoewel het nog een beetje te vroeg is om daarover te oordelen.’

‘Ja? Ik dacht eigenlijk altijd dat je dat al heel gauw wist.’

‘U schijnt nogal ervaring te hebben op dat gebied,’ lachte Laurie, ‘ik bedoelde eigenlijk: Als twee mensen nog niet helemaal zeker zijn van hun gevoelens voor elkaar, kan een buitenstaander de zaak grondig verknoeien. Door ze te plagen bijvoorbeeld, of te doen alsof alles al in kannen en kruiken is.’ ‘Daar schijnt u heel wat van af te weten,’ zei Rolf met zachte stem. ‘En als het mensen betreft die niet zo jong meer zijn, zijn ze misschien nog gevoeliger op dat punt dan jonge mensen.’ ‘Precies,’ stemde Laurie met hem in. Nu dacht ze niet aan Hutton en Miss Trewyn, doch aan haar moeder en Mr. Brownsell. Ja, ze zou net doen, of ze niet zag dat die twee elkaar aardig vonden!

‘Wat zijn we opeens ernstig geworden,’ zei Rolf. ‘Het lijkt wel of wij de wijsheid in pacht hebben.’

‘Ach, het gaat er slechts om, dat we iedereen de ruimte geven, om op zijn eigen manier gelukkig te worden.’ Ze hoorde het geluid van een naderende auto. ‘Nu moet ik gaan, Mr. Audley, Mr. Brownsell heeft moeder meegenomen voor een ritje, en ik geloof dat ik hen hoor aankomen. Ze hoopte dat haar woorden hem niet op een idee zouden brengen, en hij de boel — met de beste bedoelingen overigens niet zou verknoeien door een tactloze opmerking. Rolf scheen niets in de gaten te hebben. ‘Dat heeft ze wel verdiend,’ zei hij. ‘Elke dag staat ze uren in de keuken, en dan heb je wel eens behoefte aan wat frisse lucht.’ Hij stak zijn hand uit. ‘Dank je, Laurie. Ik ben blij, dat je gekomen bent. Het zal wel niet gemakkelijk voor je geweest zijn.’

‘Dat was het ook niet, maar ik heb er geen spijt van.’

Die avond ging ze naar bed met een tevreden gevoel in haar hart, en de herinnering aan een ferme handdruk. Ik ben blij dat ik het gedaan heb, dacht ze slaperig.

Mr. Brownsell was direct te vinden voor een spelletje bridge. Hij bleek een prima speler te zijn, evenals Rolf, trouwens. Aangezien Laurie en haar moeder niet zo best speelden, ging de strijd voornamelijk tussen de twee mannen. Dat vond Laurie wel jammer. Ze had zo gehoopt dat Mr. Audley en Mr. Brownsell goede vrienden zouden worden, en nu bestreden ze elkaar op leven en dood!

Toen het spel uit was — Rolf en Mrs. Stephens hadden met een geringe meerderheid aan punten gewonnen — uitten ze hun bewondering voor elkaars spel. De twee dames gingen naar de keuken om koffie te zetten.

‘Gelukkig kunnen ze allebei tegen hun verlies,’ zei Laurie opgelucht. Haar moeder keek haar verbaasd aan. Ze vroeg echter niets, en zei: ‘Ja, mannen vinden het meestal prettig om met mannen te praten, vooral als ze nogal eenzaam zijn, zoals die twee daar.’

Rolf zei bijna hetzelfde, toen het kleine gezelschap uiteen ging. ‘Ik kan u niet zeggen, hoezeer ik genoten heb,’ zei hij op recht. ‘Zo’n spelletje bridge doet je voor een ogenblik je handicap vergeten.’

‘Ik denk dat u dat eerder te danken hebt aan Mr. Brownsell dan aan ons,’ zei Laurie, ‘want bij jullie vergeleken, zijn we krukken.’

Op het laatste moment vroeg Rolf of Mr. Brownsell ook schaakte. Toen deze bevestigend antwoordde, keken de twee vrouwen elkaar glimlachend aan. Schaken was een spel voor twee, dus zouden ze wel niet meer gevraagd worden voor een spelletje bridge.

Opeens realiseerde ze zich, dat beide mannen binnenkort de Ranch zouden verlaten. Mr. Brownsell zou hen natuurlijk nog van tijd tot tijd komen bezoeken, maar Rolf...

Voor het eerst ging ze na, hoe lang het nog zou duren eer het gips van zijn been verwijderd werd.