HOOFDSTUK 2
De volgende dag werd de auto weggesleept, waarbij hij opnieuw een stuk van de heg meenam. Het voertuig zag er verschrikkelijk gehavend uit, Laurie vond de heg echter veel belangrijker. Het had jaren geduurd, voor hij zo hoog en zo dik was als nu, en ze dacht niet dat het ooit helemaal in orde zou komen. Ergens was dat niet zo erg. Er was wel niet gesproken over het gebruik van de privé-tuin, maar aangezien de hoge ramen van de zitkamer erop uitkeken, zag Laurie zichzelf nog niet in de hangmat liggen, terwijl die donkere ogen haar bespieden. De tuin was bereikbaar via een houten hekje, dat altijd op slot zat. Hetzelfde gold voor het stukje van het terras dat de Stephens voor zichzelf hadden willen houden. Dat was ook door middel van een houten hekje afgescheiden van de rest van het terras. De vorige bewoners waren blijkbaar ook gesteld geweest op hun privacy. De ouders hadden waarschijnlijk een plekje willen hebben, waar ze zich terug konden trekken als het hun te druk werd. En nu zou Rolf Audley ervan profiteren.
Over drie dagen zou hij zijn intrek nemen op de Ranch. Terwijl ze de kamers in orde bracht — wat voornamelijk bestond uit het weghalen van hun persoonlijke bezittingen — kookte ze inwending van woede. Een woede, die voornamelijk veroorzaakt werd door het feit, dat haar moeder eigenlijk gelijk had. Ze hadden het geld hard nodig en omdat hij bereid was zo’n groot bedrag te betalen, kreeg ze het gevoel alsof ze verplichtingen hadden tegenover hem.
‘Die man denkt natuurlijk dat je met geld alles kunt kopen,’ dacht ze verbitterd, terwijl ze alle schilderijtjes van de muur haalde en de boekenplanken leeg maakte.
De volgende dag kwam Hutton naar de Ranch om een paar koffers met kleren te brengen. Zo te zien, vond hij de kamers wel wat kaal, hoewel hij er niets van zei. Later op de dag besprak hij nog enkele kleinigheden met Mrs. Stephens.
Hij vertelde haar dat hij zelf wel voor zijn werkgever zou zorgen en dat Mr. Audley voorlopig de maaltijden op zijn eigen kamer wilde gebruiken. ‘Hij is nogal gevoelig op dat punt,’ legde hij uit, ‘en vindt het vervelend als men hem met medelijdende en nieuwsgierige blikken aanstaart. U hoeft niet bang te zijn, dat uw personeel het daardoor extra druk krijgt, want ik zorg overal voor.
‘Ja, daar kan ik inkomen,’ zei Mrs. Stephens peinzend. ‘Er is echter één moeilijkheid...’
‘Wat dan, mevrouw?’
‘Ik kook altijd zelf, maar Miss Trewyn, onze hulp, beschouwt de keuken als haar privé-domein, en zij vindt het misschien niet zo prettig als u...’
‘Als ik me op haar werkterrein begeef,’ zei Hutton ronduit. ‘Dat kan ik me levendig voorstellen.’ Hij fronste nadenkend het voorhoofd, maar even later klaarde zijn goedmoedige gezicht alweer op. ‘Zou het geen goed idee zijn, als ik van te voren even kennis ging maken met Miss Trewyn? Dat zou de situatie misschien wat vergemakkelijken.’
‘Misschien wel.’ Mrs. Stephens was blij dat hij zoveel begrip toonde. Ze stond op. ‘Miss Trewyn is vandaag hier, ze geeft de bijkeuken een goede beurt.’
Miss Trewyn was de ongetrouwde zuster van Trewyn, de tuinman, en verzorgde zijn huishouding. Aangezien het een zeer energiek persoontje was, had ze nog voldoende tijd over om een paar dagen op de Ranch te werken.
Het was een lange, magere vrouw van onbestemde leeftijd. Over de meeste zaken had ze een uitgesproken mening, die ze doorgaans niet onder stoelen of banken stak. Met angst in haar hart stelde Mrs. Stephens het tweetal aan elkaar voor. Dat viel mee! Toen ze hen na een paar minuten alleen liet, waren ze al in een geanimeerd gesprek gewikkeld.
‘Ik heb nog nooit zo iets meegemaakt,’ vertelde Mrs. Stephens later tegen Laurie. ‘Hij wist precies hoe hij haar moest aanpakken. Ze lachte zelfs om een grapje dat hij maakte, en je weet, ze lacht niet zo gauw. Ook mocht hij haar helpen bij het deeg maken.’ Ze zuchtte voldaan.
‘Ik hoop dat het zo blijft,’ zei Laurie sceptisch, doch haar moeder luisterde niet eens.
‘Ik vind het eigenlijk wel gezellig dat we nu weer een paar mannen over de vloer krijgen,’ zei ze nadenkend. ‘Een huis met uitsluitend vrouwen is ook maar niets.’
‘Dat ben ik niet met u eens. Mannen scheppen juist een onrustige sfeer,’ zei Laurie op scherpe toon. Haar moeder keek haar onderzoekend aan. Laurie voelde dat ze een kleur kreeg. Haar moeder verwachtte zeker dat ze verliefd zou worden op Rolf Audley. Nu, die hoop zou ze maar meteen de kop indrukken. ‘Toen u met Hutton sprak, belde Geoffrey op,’ zei ze onverschillig. ‘Hij vroeg of ik vanavond met hem ging dineren in Penzance.’
Geoffrey was een jonge man van haar eigen leeftijd, die ze al verscheidene jaren kende. Er was nooit sprake geweest van een romance tussen hen, ze waren echter goede kameraden. Geoffrey was een wat gemakzuchtige jongeman, opgewekt van aard en gezellig in de omgang. Laurie vond het leuk 'om zo nu en dan met hem uit te gaan, want hij bezat een eigenschap die haar zeer aansprak. Hij sprak nooit over zijn werk, maar bepaalde zich liever tot meer interessante onderwerpen. Hij werkte op de boekhoudingafdeling van een grote firma en zoals hij zei, welk meisje vindt het nu leuk om allerlei verhalen aan te horen over saaie cijfertjes en getallen.
Terwijl Laurie zich die avond verkleedde, stond ze te dubben, of ze hem iets vertellen zou over de gebeurtenissen van de afgelopen dagen. Nee, ze zou het toch maar niet doen, besloot ze. Geoffrey wist natuurlijk wel, dat ze een groot risico genomen hadden toen ze het hotel kochten, maar ze had hem nooit in vertrouwen genomen. En over hun gebrek aan succes had ze evenmin iets gezegd. Dat zou een domper gezet hebben op hun gezellige avondjes, vooral daar Geoffrey zelf uit principe nooit over zijn werk sprak.
Nu was er nog een reden waarom ze hem niet in vertrouwen wilde nemen: Rolf Audley! Dan zou ze ook over hem moeten spreken en dat wilde ze niet.
Toen ze beneden kwam, keek haar moeder haar met goedkeurende blikken aan. ‘Dat gele jurkje staat je snoezig, liefje,’ zei ze. ‘Het geeft je altijd zo’n voldaan gevoel, als je weet dat je er leuk uitziet als je naar een feestje gaat.’
‘Ik kan een avondje met Geoffrey nauwelijks een feestje noemen,’ lachte ze. ‘Oh ja, moeder, het kan vanavond wel laat worden. Er is een diner-dansant. U hoeft zich dus niet ongerust te maken.
‘Rij je voorzichtig? vroeg haar moeder bezorgd. ‘Eén ongeluk is voorlopig wel genoeg.’
‘Eén ongeluk?’ vroeg Laurie op scherpe toon.
‘Ja, dat vergat ik je nog te zeggen. Hutton vertelde me dat Mr. Audley bericht had gekregen van zijn garage. Er schijnt iets aan het stuurmechanisme van de auto te hebben gehaperd. Wat het precies was, weet ik niet - ik ben zo dom in die dingen maar als het op de snelweg was gebeurd, waren de gevolgen niet te overzien geweest. Dan had Mr. Audley het er waarschijnlijk niet levend afgebracht. Heb je je stola bij je? ’s Avonds is het vaak zo kil.’
Mrs. Stephens had er een handje van, om plotseling van het ene onderwerp op het andere over te stappen tijdens een gesprek. Dat kon wel eens verwarrend werken, hoewel Laurie er deze keer blij om was.
‘Ik neem mijn fluwelen jasje mee,’ zei ze, terwijl ze het bewuste kledingstuk omhoog hield.
Het was dus toch een ongeluk geweest. Dan mocht ze er Rolf ook niet langer op aanzien. Dat was nu vervelend. Instinctief voelde ze dat ze deze man op een afstand moest houden, en dat ging veel gemakkelijker als ze een hekel aan hem had.
‘Ja, zo’n snelle wagen moet goed onderhouden worden,’ zei ze bij zichzelf terwijl ze in haar oude, aftandse wagentje stapte. 'Ze zuchtte. Waarom had de een alles, en de ander niets? Het was oneerlijk verdeeld in het leven.
Geoffrey stond haar al op te wachten voor het hotel. Toen ze hem zag, veranderde haar humeur op slag. Geoffrey was wel niet uitgesproken knap, hij had een aardig, jongensachtig gezicht en glimlachte vaak. Laurie wist dat hij alles zou doen, om haar een plezierige avond te bezorgen, en dat had ze nu net nodig. Bovendien hoefde ze niet bang te zijn, dat hij haar steeds wilde kussen en liefkozen. Daar was hij heel openhartig over geweest.
‘Ik wil geen valse illusies wekken bij een meisje,’ had hij gezegd toen ze elkaar pas kenden. ‘Ik zal heus nog wel eens trouwen, voorlopig echter nog niet. Dat zou ik ook niet kunnen met mijn huidige salaris. Dat wil zeggen, het zou misschien wel gaan als we heel sober leefden en mijn vrouw bleef werken. Ik heb echter gezien, dat zelfs de beste huwelijken daaraan kapot gaan. Nee, dan wacht ik liever nog een tijdje. Rijk zal ik wel nooit worden. Dat hoeft ook niet, als ik maar wat geld overhoud voor leuke dingen.’
Daar was Laurie het roerend mee eens. Ook zij had vaak de rampzalige gevolgen gezien van overhaast gesloten huwelijken. En aangezien ze toch niet verliefd was op Geoffrey, kon het haar niet zoveel schelen.
Ondanks haar drieëntwintig jaren, was Laurie nog nooit echt verliefd geweest. Als ze andere meisjes zo openhartig over hun liefdesaffaires hoorde spreken, vroeg ze zich wel eens af of ze wel normaal was. Had ze nu zo’n koud karakter, of kwam het doordat ze de juiste man nog niet had ontmoet?
‘De ware Jacob’ zo noemden ouderwetse romanschrijvers de man die het hart van de heldin had veroverd. Was het werkelijk waar? Was er echt één man bij wie je het ware geluk kon vinden? Als dat waar was, kon Laurie zich met de beste wil van de wereld niet voorstellen hoe haar ‘ware Jacob’ eruit moest zien. Je kon natuurlijk een heleboel eigenschappen opnoemen: een knap gezicht, intelligentie, een goed humeur, gevoel voor humor... Hoe lang je die lijst ook maakte, er ontbrak toch nog iets aan iets dat moeilijk onder woorden te brengen was.
Wat was dan het goddelijke vuur dat ontstak in de harten van twee mensen, en ze tot één geheel smeedde. Het antwoord was natuurlijk heel simpel: liefde! Op dat punt aangekomen, stond Laurie voor een raadsel. Ze kon niet begrijpen hoe het kwam, dat de ene mens bereid was — graag bereid zelfs - zijn leven te delen met een ander, zijn eigen persoonlijkheid geheel in dienst te stellen van die ander. Voorlopig was ze tevreden met haar vriendschap met Geoffrey, die niets van haar eiste.
Toen hij lachend, en met bewonderende blikken op haar toeliep, beving haar onwillekeurig een gevoel van teleurstelling. Voor het eerst sinds ze hem had leren kennen, zag ze hem met een wonderlijke klaarheid. Het was alsof ze een zekere maatstaf had aangelegd, waarnaar ze hem beoordeelde... En hij schoot jammerlijk tekort! Hij was zo gewoontjes.
‘Ach wat een onzin,’ dacht ze geërgerd, ‘met wie zou ik hem nu moeten vergelijken?’ Deze richting moesten haar gedachten liever niet uitgaan. Ze moest ervoor zorgen, dat de avond een succes werd.
Misschien deed ze teveel haar best, want even later merkte ze dat Geoffrey haar onderzoekend aankeek.
‘Wat is er met jou, Laurie?’ vroeg hij zacht.
‘Met mij?’ vroeg Laurie verbaasd.
‘Ja,’ verklaarde hij, ‘zo heb ik je nog nooit gezien. Je schijnt een heel ander meisje te zijn geworden.’
‘Oh ja?’ zei ze onzeker, ‘dat spijt me dan.’
‘Dat hoeft niet hoor!’ Hij gaf haar hand een vriendschappelijk kneepje. ‘Je ziet er zo stralend uit. Het is net of je iets heel belangrijks is overkomen. Daarom vroeg ik het je.’
‘Eerlijk gezegd is er wel iets gebeurd deze week,’ zei ze aarzelend, een slag om de arm houdend. ‘Je weet wel, dat moeder en ik ons nogal ongerust maakten, omdat ons hotel niet zo goed liep als we gehoopt hadden.’ Hij knikte. ‘Een paar dagen geleden kwam er onverwacht een man bij ons binnen vallen, en het resultaat is dat hij en zijn bediende voor minstens zes weken hun intrek bij ons nemen. Vind je het niet geweldig? We hopen dat het geluk ons zal blijven toelachen.’
Zo was het wel niet precies in zijn werk gegaan, maar er was geen woord van gelogen. Het was eigenlijk wel vreemd, dat ze Rolf Audley gebruikte als verklaring voor haar stralende uiterlijk.
‘Twee mannen? Kende je ze?’
‘Hoe kan dat nu. Dit is ons eerste seizoen. Iedereen die dit jaar bij ons logeert, is uiteraard een vreemde voor ons.’
‘Ja, dat is zo. Maar vind je het niet een beetje raar dat die twee kerels zo maar binnen komen vallen bij jullie? Ik vertrouw het niet, Laurie. Misschien moeten ze zich wel een poosje schuil houden voor de politie. Hebben ze gezegd, waarom ze juist op de Ranch willen logeren?’
‘Nee, dat niet,’ antwoordde ze kortaf. Niet geheel naar waarheid voegde ze eraan toe: ‘Misschien hebben ze ergens een advertentie van ons gelezen, of een folder...’
Waarom vertelde ze Geoffrey nu niet gewoon dat een van de mensen van de ambulance Rolf hadden herkend, en dat hij daardoor boven iedere verdenking verheven was? Ze wist het niet. Toch was ze niet van plan het te zeggen.
‘Het bevalt me niet,’ hield Geoffrey vol. ‘Ik heb er nooit eerder bij stilgestaan, maar twee vrouwen alleen...’ Hij zweeg even en vervolgde: ‘Ik wou dat ik er iets aan kon doen.’
‘Dat kun je niet,’ antwoordde Laurie kalm. ‘En laten we nu weer over iets anders praten. Luister! Ze spelen een Weense wals, zullen we...’
Geoffrey kon goed dansen, vanavond hadden zijn bewegingen echter iets houterigs. Het was net of hij er niet bij was met zijn gedachten. Dat bleef de hele avond zo, met het gevolg, dat het gesprek telkens stokte. Het speet Laurie dan ook niet, toen het tijd was om haar huis te gaan.
Geoffrey liep met haar mee naar de auto. Haar aanbod om hem bij zijn flat af te zetten, wees hij van de hand. Toen ze de motor wilde starten, lag zijn hand nog steeds op de rand van het openstaande portierraampje.
Laurie keek hem verwonderd aan. Zijn gezicht stond ongewoon ernstig en hij keek met opgetrokken wenkbrauwen op haar neer. Haar gezichtje was blijkbaar één groot vraagteken, want even later viel hij plotseling uit: ‘Als ik maar geld genoeg had, dan haalde ik je daar zo snel mogelijk weg. Als mijn baas niet zo’n gierigaard was, vroeg ik of je met me wilde trouwen.’
Laurie wist niet was ze hoorde! Ze staarde hem dan ook niet-begrijpend aan. ‘Met je trouwen? Waarom? Je weet net zo goed als ik, dat we geen van beiden...’
‘Ja, dat weet ik wel,’ mompelde hij, terwijl hij verlegen van de ene voet op de andere wipte, ‘tot nu toe zijn we alleen maar goede vrienden geweest, maar dat lijkt me juist een goede basis voor een duurzame verhouding. En weet je, Laurie, je was zo anders, vanavond.’
‘Ach, dat verbeeld je je maar,’ haastte Laurie zich te zeggen, ‘echt waar, hoe kan ik nu veranderd zijn?’
‘Toch is het zó,’ hield hij vol, ‘het is net of je een warmte uitstraalt... Ik weet niet goed hoe ik dat zeggen moet.’ Hij zweeg even. ‘Laurie, je bent toch niet verliefd op iemand anders?’
‘Welnee,’ ontkende Laurie vurig,’ en ik ben evenmin verliefd op jou.’ Ze beet op haar lip. Ze vond het vervelend om hem pijn te moeten doen. Aan de andere kant wilde ze hem ook niet in het onzekere laten. Hij trok zijn hand terug en ging een stapje achteruit. ‘Nu ja, niets aan te doen,’ zei hij. Ze wist niet of hij teleurgesteld of blij was om haar openhartigheid.
‘ Sans rancune?’
‘Ja, natuurlijk, en nog bedankt voor de gezellige avond, Geoffrey!’
‘Tot ziens!’ zei hij automatisch.
Laurie was er niet zo zeker van, dat ze elkaar nog eens zouden zien na zijn opzienbarende huwelijksaanzoek. Nu ja, hij had haar wel niet met zoveel woorden ten huwelijk gevraagd. Hij had alleen verklaard dat hij graag met haar wilde trouwen, als de omstandigheden dat mogelijk zouden maken. Dat betekende, dat hij haar opnieuw ten huwelijk zou vragen, als hij wat meer verdiende. Het zou niet eerlijk zijn, als ze hem tot dat tijdstip in de waan liet dat ze zijn huwelijksaanzoek zou aannemen. Stel dat Geoffrey van gedachten veranderde, en hij zich niettemin gedwongen voelde zich aan zijn woord te houden... Terwijl zij... zij had hem altijd als een goede vriend beschouwd, meer niet. En vanavond was het haar opeens duidelijk geworden, dat ze nooit van hem zou kunnen houden.
Hoe kwam hij er in vredesnaam bij, te denken dat er een ander was? Nee, ze zou niet meer met Geoffrey uitgaan! Voorlopig tenminste niet, hij moest eerst al die onzin maar zien te vergeten.’
Bijna onopgemerkt had Rolf Audley zijn intrek genomen op de Ranch, en al gauw leek het, of hij er altijd gewoond had.
‘Over zes weken,’ dacht Laurie bij zichzelf, ‘is hij gelukkig weer opgehoepeld.’ Intussen kon ze niet veel anders doen, dan zijn aanwezigheid accepteren. Dat viel echter niet mee. Hij bracht veel van zijn tijd door op het terras voor zijn zitkamer en in zijn privétuin. Hutton en Trewyn hadden een houten vlonder gemaakt, zodat hij gemakkelijk van het terras de tuin in kon rijden met zijn rolstoel.
Van hieruit had hij een goed uitzicht op alles en iedereen die het huis in- en uitging. Als ze het huis verliet om boodschappen te doen, had Laurie steeds het gevoel alsof ze bespied werd. En hoewel dat op zich niet zo erg was, ergerde het haar toch.
Op die manier kon hij ook toezicht houden op het herstelwerk aan de heg. Hij zag erop toe, dat het goed gebeurde, en Hutton zorgde ervoor, dat de nieuwe aanplant goed vochtig bleef.
‘Het zal wel even duren voor de nieuwe struiken even hoog zijn als de andere,’ zei hij tegen Mrs. Stephens, ‘maar ze zien er wel goed uit.’
‘Inderdaad, en het vogelbadje is ook veel mooier dan het vorige. Ik ben bang dat het erg kostbaar is geweest, Mr. Audley.’
‘Och, dat andere heb ik toch nooit mooi gevonden,’ zei Rolf afwezig. Toen hij zag dat Mrs. Stephens hem verbaasd aankeek, voegde hij er haastig aan toe: ‘Als u het mooi vindt.’
‘Ja, ik vind het prachtig,’ verzekerde Mrs. Stephens hem vol vuur.
‘En Miss Stephens?’ vroeg Rolf.
‘Eerlijk gezegd, heeft ze zich er nog niet over uitgelaten,’ moest Mrs. Stephens bekennen, ‘ik neem aan dat ik het wel gehoord zou hebben, als ze...’
‘Als ze het niet mooi had gevonden,’ lachte Rolf. ‘Ja, dat geloof ik ook wel. Vertel me eens, kan Hutton nogal goed met uw personeel opschieten?’
‘Ja, dat gaat prima,’ antwoordde Mrs. Stephens enthousiast, blij dat hij van het onderwerp ‘Laurie’ was afgestapt. ‘Miss Trewyn is nog nooit zo opgewekt geweest, en dat is geen wonder. Hutton neemt haar heel wat werk uit handen. Hij is een juweel, Mr. Audley, en eigenlijk moest ik een deel van zijn salaris betalen.’
‘Oh, maar dat zou Hutton niet willen - en ik ook niet,’ antwoordde Rolf nadrukkelijk. ‘Hij is een geluksvogel. Hij heeft de hele dag wat te doen, terwijl ik...’ Hij keek misnoegd naar zijn gipsbeen. ‘Kunt u zich mij voorstellen als een hardwerkend zakenman?’
‘Nee, eerlijk gezegd niet,’ antwoordde Mrs. Stephens aarzelend. ‘Hoe het komt weet ik niet, maar ik dacht...’
‘Dat ik een luie nietsnut was,’ zei hij spottend, ‘U bent de enige niet die zo denkt. Ik zie er zeker zo uit...’
‘Tja, als u een goeie baan heeft en u houdt van uw werk, zult u dat inderdaad wel missen,’ redde Mrs. Stephens zich er handig uit.
‘Dat doe ik ook,’ zei Rolf kortaf. ‘Ik vroeg me eigenlijk af... Ziet u, ik was eigenlijk van plan een weekje vacantie te nemen, maar zes weken... dat is een beetje teveel van het goede.’
‘Bent u bang dat u uw baantje kwijt zult raken?’
Rolf glimlachte en zei: ‘Dat niet, ik ben mijn eigen baas, maar dat maakt het eigenlijk nog erger. Weet u, ik houd de touwtjes graag zelf in handen. Je kunt toch niet alles aan anderen overlaten.’
‘Nee, dat is zo,’ sprak Mrs. Stephens aarzelend. ‘Maar wat wilt u dan?’
‘Als u het goedvindt, kan ik hier ook wel werken,’ zei Rolf. ‘Dan laat ik mijn secretaresse hier iedere dag naar toe komen. Het betekent wel, dat het hier een hele papierwinkel wordt.’ Hij glimlachte geruststellend. ‘U hoeft niet bang te zijn, dat ik er een bende van maak. Misschien mag ik ook mijn eigen bureau laten overbrengen.’
Mrs. Stephens keek de kamer rond. ‘Denkt u dat u hier genoeg ruimte hebt om het neer te zetten?’
‘Als we het kleine tafeltje weghalen, kan het misschien in de erker staan.’
‘Welja, waarom niet? Dan kunt u tenminste...’
‘Geen kattekwaad uithalen?’
‘Nee,’ lachte Mrs. Stephens, ‘dat bedoelde ik niet, en wat mij betreft, kunt u uw gang gaan.’ Ze mocht deze man graag, en met de beste wil van de wereld kon ze niet begrijpen waarom Laurie zo’n hekel aan hem had.
‘Dank u,’ zei hij dankbaar en stak zijn hand reeds uit om de telefoon te pakken.
Toen Mrs. Stephens weer in de gang liep, bedacht ze dat ze nu nog niet precies wist wat hij uitvoerde. Toen ze het later hoorde, was ze stomverbaasd. Miss Trewyn vertelde het haar, en als die iets zei, kon je ervan op aan, dat het waar was. ‘U weet toch wel die grote fabriek op Penzance Road?’ vroeg ze. ‘Nou die is het, “Speelgoed en Spelen B.V.” Zijn grootvader is daar begonnen, na diens dood heeft zijn vader de zaak voortgezet en nu heeft Mr. Rolf de leiding. En hij doet het prima, zeggen ze.’
‘Dat geloof ik direct,’ zei Mrs. Stephens. ‘Maar speelgoed... Dat had ik nooit achter hem gezocht.’
Laurie was ook heel verbaasd toen ze het hoorde. Ze begon hard te lachen. ‘Oh, moeder wat een onzin. Hij probeerde u natuurlijk voor de gek te houden.’
‘Mr. Audley heeft het zelf niet verteld. Ik hoorde het van Miss Trewyn, en die zal nooit iets zeggen, als ze niet zeker weet dat het waar is.’
Dat was zo, dacht Laurie. Er kwam een ernstige trek op haar gezicht. ‘Wat raar! En het pleit niet voor hem.’
‘Wat wil je daarmee zeggen?’ vroeg haar moeder verbaasd.
‘Nou, hij wordt rijk over de ruggen van onschuldige kinderen, want daar komt het toch eigenlijk op neer.’
‘Zo iets dwaas heb ik nog nooit gehoord! Wat zouden de kinderen moeten beginnen als er geen speelgoed meer gemaakt werd? Stel je eens voor — Kerstmis zonder speelgoed! Jij zou het in ieder geval niet leuk hebben gevonden, dat kan ik je wel vertellen.’
‘Ja, maar toch,’ hield Laurie koppig vol.
‘Nee, Laurie, weet je wat het is?’ Mrs. Stephens sprak niet vaak op zo’n hoge toon tegen haar dochter. ‘Je kunt het niet uitstaan dat Mr. Audley geen playboy is, zoals je gedacht had. En het zit je ook niet lekker, dat je hem niet de schuld kan geven van dat ongeluk. Waarom heb je toch zo’n hekel aan die man, Laurie?’
‘Omdat...’ begon Laurie, ze zweeg echter meteen weer. Hoe kon ze haar moeder vertellen dat Mr. Audley iets over zich had, waardoor ze als vanzelf op haar hoede was. De slinkse manier, waarop hij altijd zijn zin wist door te drijven, het onaangename gevoel, dat hij haar beschouwde als het zoveelste domme meisje dat hij aan zijn zegekar kon binden... Ze haalde haar schouders op. ‘Ik mag hem nu eenmaal niet,’ zei ze onverschillig, ‘maar die zes weken zal ik heus wel overleven.’
Nadat Mrs. Stephens Rolfs bezoek had ingewilligd, volgden de gebeurtenissen elkaar in snel tempo op. Het tafeltje in de erker maakte plaats voor zijn bureau. Er werden dozen vol documenten, papieren en een schrijfmachine gebracht en Laurie maakte kennis met zijn secretaresse.
Op een ochtend kwam ze met een mand vol groente en fruit uit de moestuin. Ze had een oude overall aan, die ze speciaal voor dergelijke klusjes hield, haar haar zat volledig in de war, omdat ze aan een bessenstruik was blijven hangen. Kortom het was niet direct het meest geschikte moment om oog in oog te staan met het best geklede meisje dat ze ooit had gezien.
Sylvia French was lang en slank, en had een mooi figuurtje. Ze had een blanke huid, donker haar en ogen — en ze wist haar kleren met smaak te dragen.
En wat voor kleren! Laurie keek haar ogen uit. Op haar manier was ze net zo goed gekleed als Rolf zelf. Haar witte japon van linnen was geraffineerd van snit en deed haar figuur voordelig tot zijn recht komen. Verder droeg ze uitsluitend zwarte accessoires: haar ceintuur, tasje, schoenen met hoge hakken, zelfs het kleine sjaaltje dat ze om haar hoofd geknoopt had, waren zwart. Ze droeg geen sieraden behalve dan een horloge en oorknopjes met zwarte edelstenen. Zou ze die van Rolf gekregen hebben? ‘Miss Stephens?’ vroeg ze aarzelend. Laurie merkte tot haar grote voldoening, dat het meisje toch niet helemaal volmaakt was. Iemand die er zo aantrekkelijk uitzag, moest een stem hebben die bij haar verschijning paste. Dat was bij haar niet het geval. Integendeel — het meisje had een harde, schelle stem.
‘Ja, ik ben Laurie Stephens,’ antwoordde Laurie koel. ‘En u bent zeker de secretaresse van Mr. Audley. Hij zei tenminste dat u vandaag zou komen.’
‘Inderdaad, ik ben Sylvia French. Mr. Audley verwacht me, en brengt u me nu maar snel naar hem toe, want hij vindt het niet prettig als men hem laat wachten.’
‘Wat wil zeggen, dat jij het niet prettig vindt, te moeten wachten, dacht Laurie. Ze zei echter: ‘Als u me wilt volgen...’
Zonder de zware mand neer te zetten, bleef ze in de hal staan en wees naar de deur die toegang gaf tot de vertrekken van Mr. Audley. ‘Als u deze deur door gaat, komt u in een korte gang. Helemaal achteraan rechts, is de deur van Mr. Audley’s zitkamer.’
Sylvia trok geërgerd haar wenkbrauwen op. Ze had zeker verwacht dat Laurie de deur voor haar zou openen. Toen deze daar geen aanstalten toe maakte, deed ze het zelf maar en vergat de deur achter zich dicht te doen. Rolf was zijn kamer uitgekomen om zijn secretaresse te begroeten, zodoende kon Laurie horen hoe hij haar verwelkomde. ‘Sylvia, kindje, ik kan je niet zeggen, hoe blij ik ben dat je gekomen bent.’
‘Arme lieveling,’ zei Sylvia medelijdend, ‘het moet oervervelend voor je zijn, hier alleen met...’
Meer kon Laurie niet verstaan, want het tweetal was de kamerbinnengegaan en had de deur dichtgedaan. Ze had echter genoeg gehoord. Haar vrouwelijke intuïtie vertelde haar, dat ze nog moeilijkheden zou krijgen met Sylvia French. En Rolf zou natuurlijk altijd haar zijde kiezen, al was ze nog zo onredelijk. Laurie vroeg zich af, of hun relatie wel strikt zakelijk was.
‘Ze gaan hun gang maar,’ dacht ze wraakzuchtig, en liep met haar mand naar de keuken.
Mrs. Stephens was bezig beslag klaar te maken en keek op van haar werk. ‘Ik hoorde stemmen,’ zei ze. ‘Was dat Miss French?’
‘Ja.’
‘Wat is het voor iemand?’
‘Ze ziet er chique uit, is heel zelfverzekerd en is ongetwijfeld de volmaakte secretaresse,’ zei Laurie, en zette de mand met een klap op de aanrecht. ‘Zij en Mr. Audley kunnen blijkbaar goed met elkaar overweg.’
‘Gelukkig. Stel je voor, dat een druk bezet man als Mr. Audley een secretaresse zou hebben die hem op zijn zenuwen werkte. Dat kan toch niet?’
‘Ja, dat is zo,’ zei Laurie onverschillig. ‘Zal ik de groente vast gaan schoonmaken?’
‘Graag. Miss Trewyn belde op. Ze komt vandaag wat later, want ze moest thuis blijven tot de post was geweest. Ze verwachtte blijkbaar een pakje. Ze komt gelukkig wel vroeg genoeg om af te wassen. Heeft Miss French nog gezegd of ze bleef lunchen?’
‘Nee, dat zou me niets verwonderen.’ En, dacht Laurie bij zichzelf, ‘geen van beiden neemt natuurlijk de moeite om ons dat tijdig te laten weten.’
‘Nu, het is niet zo erg,’ verklaarde Mrs. Stephens inschikkelijk. ‘Ik maak een vleespastei met gebakken aardappeltjes en bloemkool. Als dessert hebben we sinaasappelvla met slagroom en zoals gewoonlijk kaas met toast toe. We hebben dus ruim voldoende. Maak voor alle zekerheid maar wat meer groente schoon.’
En inderdaad, een halfuur voordat het eten op tafel moest staan, kwam Hutton de keuken binnen.
‘Mr. Audley laat vragen of Miss French vanmiddag ook kan blijven lunchen.’ Hij zei het wel niet met zoveel woorden, doch hij scheen het vervelend te vinden dat hij deze boodschap op het laatste moment over moest brengen. ‘Het is wel een beetje laat.’
‘Het geeft niet, Hutton,’ zei Mrs. Stephens goedmoedig, en vertelde hem wat er op het menu stond.
‘Prima, mevrouw,’ zei Hutton opgelucht. ‘Maar er is nog iets.’
‘Wat dan?’
‘Mr. Audley laat vragen of het goed is, als ze vandaag in de eetzaal eten in plaats van in zijn kamers. Zijn bureau en de tafel liggen vol met papieren, en het is erg lastig om alles op te moeten ruimen.’
‘Tja, Hutton, dat begrijp ik wel,’ zei Mrs. Stephens timide. ‘Zie je, de eetzaal is nog niet helemaal ingericht, en ik heb geen personeel om te bedienen...’
‘Dat is geen probleem, mevrouw, bedienen kan ik wel, als u het goed vindt, tenminste.’
‘Fijn, als je dat zou willen doen,’ zei Mrs. Stephens opgelucht. ‘Dan zal ik ervoor zorgen dat de tafel gedekt staat...’
‘Dat hoeft niet, mevrouw, dat doe ik ook wel. Nu ga ik ik eerst even aan Mr. Audley zeggen dat het goed is.’
Met die woorden verliet hij de keuken. Mrs. Stephens keek naar Laurie, die al die tijd nog niets had gezegd. ‘Ik geloof dat Hutton het helemaal niet prettig vond dat hij die boodschap moest overbrengen, en dat hij Miss French absoluut niet mag. Wat denk jij ervan?’
Laurie haalde haar schouders op. Haar moeder beweerde altijd dat ze een vooroordeel had tegen Rolf, ze wilde voorkomen dat hetzelfde gezegd werd van haar houding tegenover Miss French. ‘Och, het gebeurt wel meer dat er wrijving bestaat tussen het huishoudelijk en het kantoorpersoneel.’
‘Een kwestie van jaloezie, bedoel je? Ja, dat is heel goed mogelijk. Ze denken natuurlijk allebei dat ze onmisbaar zijn. Nu, Mr. Hutton is dat in ieder geval, en wat Miss French betreft...’
‘Ik zei toch al dat ze de volmaakte secretaresse was. En als die twee elkaar niet liggen, is dat Mr. Audley’s probleem, niet het onze.’
‘Je hebt gelijk,’ gaf Mrs. Stephens toe, ‘ik vind het echter toch niet leuk. Het komt me voor dat Mr. Audley een man is, die je ofwel moet haten of liefhebben, een tussenweg is er niet. Soms vraag ik me wel eens af, of ik er verstandig aan gedaan heb om hem in huis te halen.’
‘We hadden het geld toch zo nodig?’ zei Laurie hardvochtig, ‘en we kunnen nu tenminste weer een extra lunch op zijn rekening zetten.’ Deze opmerking werd door haar moeder beantwoord met een diepe zucht.
Pas laat in de middag verliet Sylvia de Ranch weer. Bij haar vertrek liep ze ongelukkigerwijze Laurie tegen het lijf.
Toen ze het meisje zag, deed ze vlug de tussendeur dicht en leunde er kwijnend tegenaan.
Laurie, die — al was haar japonnetje dan niet zo chique als dat van Sylvia — wist dat ze er goed uitzag, glimlachte vriendelijk.
‘Goed middag, Miss French,’ zei ze.
‘Oh, Miss Stephens,’ zei Sylvia kortaf, ‘ik ben blij dat ik u nog even zie. Die lunch van vanmiddag...’
‘Ja, ik zag dat u bijna alles liet staan. Vond u het eten niet lekker?’ Ze keek Sylvia strak aan. Het meisje was er blijkbaar op uit om moeilijkheden te maken.
‘Ach, op zich was het misschien niet zo slecht,’ zei Sylvia op neerbuigende toon, ‘maar het was zo zout! En zo vet! En de porties waren zo groot!’
‘Ja, bij ons krijgt u waar voor uw geld.’
‘Heel lofwaardig! Rolf — Mr. Audley — moet toch al zoveel betalen voor zijn verblijf hier. U zult toch niet het lef hebben, om hem nog iets extra’s te laten betalen voor die lunch van mij.’
Laurie wist uit ervaring, dat rood haar meestal gepaard gaat met een opvliegend karakter. Ze voelde de woede al in zich omhoog borrelen, doch wist zich met inspanning van al haar krachten te beheersen. ‘Oh ja, uw lunch komt in ieder geval op de rekening van Mr. Audley te staan,’ zei ze zakelijk. ‘Waarom zou u zich zorgen maken? Als Mr. Audley vindt dat hij te veel betaalt, moet hij dat zelf maar zeggen.’
Sylvia’s donkere ogen fonkelden van woede. ‘U bent onbeschaamd, Miss Stephens,’ zei ze op hoge toon. ‘Ik ben niet gewend...’
‘Oh, dat was helemaal mijn bedoeling niet,’ zei Laurie op suikerzoete toon, ‘ik vond het juist zo zielig voor u.’
‘Zielig?’
‘Ja, het lijkt me afschuwelijk als je bijna niet durft te eten, uit angst dat je te zwaar wordt.’ Ze zweeg even. ‘Wat dat betreft, ben ik een echte bofferd,’ vervolgde ze dan, ‘ik kan eten wat ik wil, ik word nooit een grammetje zwaarder.’
Even dacht ze, dat Sylvia haar een klap in haar gezicht zou geven. Ze balde haar handen tot vuisten en haar gelaat was verwrongen van woede. Wild duwde ze Laurie opzij en rende naar buiten.
Verbaasd keek Laurie haar na. Goede genade, dacht ze, ik dacht dat ik nogal driftig was, maar die is nog erger dan ik. Ach, eigenlijk had ik dat niet moeten zeggen... Maar aan de andere kant was zij vreselijk grof. Ze vroeg er gewoon om. Zou ze denken dat ik een oogje op Rolf heb? En probeert ze me op deze manier af te schrikken? Wat kunnen sommige mensen toch dom zijn! Van mij mag ze hem hebben, en dat wil ik haar nog wel in het gezicht zeggen ook! Ik denk alleen dat ze me niet zou geloven! Nu ja, op den duur zal ze er zelf wel achterkomen dat ik geen belang in hem stel. Ik ben benieuwd of ze nog iets tegen hem zal zeggen over dit gesprek. Ach, eigenlijk had ik me niet zo moeten laten gaan, hoewel het me wel bijzonder opgelucht heeft.