HOOFDSTUK 6
Even stond Laurie in dubio of ze naar binnen zou gaan of niet. Soms wilde men — dat wist ze uit eigen ervaring — het liefst alleen gelaten worden met zijn verdriet. Dan klopte ze op de deur en vroeg rustig: ‘Ik ben het, Laurie. Mag ik binnenkomen?’
Even bleef het stil, toen zei een hese stem: ‘Kom maar.’
Laurie ging de kamer binnen. Haar moeder lag boven op haar bed, haar gezicht in de kussens. Laurie ging op de rand van het bed zitten.
‘Lieverd, heb je zo’n erge hoofdpijn?’ vroeg ze medelijdend Mrs. Stephens hief haar hoofd op. Haar ogen waren rood van het huilen en ze zag er doodongelukkig uit.
‘Ik heb helemaal geen hoofdpijn,’ bekende ze. ‘Dat hel» ik maar gezegd - om weg te kunnen gaan. Oh, Laurie...’ En weer stroomden de tranen over haar gezicht.
‘Wat is er dan, lieverd,’ zei Laurie bezorgd. ‘Kan ik u misschien helpen?’
‘Nee,’ snikte Mrs. Stephens wanhopig, ‘niemand kan me helpen.’
‘Soms lucht het op, als je er met iemand over kunt praten.’
Mrs. Stephens schudde het hoofd. ‘Ik weet wel wat me te doen staat.’
Weer een wanhopige snik. ‘Het gaat om John.’
‘Mr. Brownsell?’ riep Laurie verbaasd. ‘Wat heeft hij dan gedaan?’
‘Hij vroeg of ik met hem... wilde trouwen.’ stamelde Mrs. Stephens, en verborg opnieuw het gezicht in de kussens. Laurie slaakte een zucht van verlichting. ‘Lieverd, daar hoef je toch niet om te huilen,’ zei ze, ‘tenzij je hem gezegd hebt...’
‘Dat is het nu juist,’ jammerde Mrs. Stephens, ‘dat heb ik wel gezegd, ik kon niet anders.’
‘Waarom, moeder, ik dacht juist dat u hem zo graag mocht.’
‘Dat doe ik ook,’ bekende Mrs. Stephens verlegen, ‘en ik durf zelfs te zeggen, meer dan dat.’
‘Waarom hebt u hem dan afgewezen?’
Mrs. Stephens ging rechtop zitten en streek met bevende vingers het haar uit haar gezicht. ‘Om die hypotheek, die ellendige hypotheek... Ik ben er altijd al tegen geweest. Nu hangt hij als een molensteen om mijn nek.’
Laurie begon het te begrijpen. Mr. Brownsell was nog niet aan zijn pensioen toe, en hij was te oud om iedere dag van de Ranch naar zijn kantoor in Penzance te reizen. Dat betekende, dat haar moeder na haar huwelijk in Penzance moest gaan wonen.
‘Zie je nu, wat ik bedoel?’ vroeg Mrs. Stephens wanhopig. ‘We moeten hier wel blijven wonen om die hypotheek af te betalen. Jij kunt het nooit alleen redden hier, want eerlijk gezegd is mijn kookkunst een van de pijlers waarop ons bedrijf rust.’ Dat kon Laurie niet ontkennen. Daar ze zelf ook niet zo gauw een oplossing wist, vroeg ze: ‘En wat zegt Mr. Brownsell ervan?’
‘Hij zegt dat hij wil wachten. En als het alleen een kwestie was van wachten tot het seizoen voorbij was, zou het nog wel gaan, maar dat is niet zo.’
‘En als we de Ranch nu eens verkopen? Dan kunnen we met dat geld de hypotheek aflossen.’
‘Oh nee!’ riep Mrs. Stephens vastbesloten, ‘Ik denk er niet over! Ik heb erop aangedrongen dat we dit hotel zouden beginnen, en ik ben niet van plan, je in de steek te laten.’
‘U doet het toch niet om mij, wel? Omdat u denkt dat ik geen thuis en geen baan meer heb, als u ermee ophoudt.’
‘Dat is een van de redenen,’ zei Mrs. Stephens, doch ze durfde Laurie niet recht in de ogen te kijken. Laurie wist echter al voldoende. Ze stond op van het bed.
‘Moeder, over mij hoeft u zich geen zorgen te maken. We zullen er wel iets op vinden. Ik zal wat lekkers voor u halen, want u hebt vanavond niets gegeten. Intussen gaat u zich wat opfrissen, en u zult zien dat u zich daarna al een stuk beter voelt.’
‘Goed, kindje,’ zei Mrs. Stephens volgzaam. Het leek wel of zij het kind, en Laurie de moeder was.
Laurie ging naar de keuken. Daar trof ze een ongeruste Miss Trewyn aan, die druk bezig was met de voorbereidingen voor de maaltijd van de volgende dag. ‘Hoe is het met je moeder?’ vroeg ze bezorgd.
‘Het gaat alweer wat beter,’ verklaarde Laurie.
‘Gelukkig,’ zei Miss Trewyn, ‘want hoofdpijn kan een heleboel oorzaken hebben.’
‘Inderdaad.’
‘Oververmoeidheid, bijvoorbeeld,’ vervolgde Miss Trewyn, ‘of zorgen, of omdat je niet gelukkig bent.’
‘Ja, dat kan allemaal,’ gaf Laurie toe. Ze wilde dat Miss Trewyn niet zo scherpzinnig was.
‘Ik heb zo mijn eigen ideeën,’ verklaarde Miss Trewyn, ‘en ik geloof dat ik er niet ver naast zit. Ik zeg echter niets. Ik bemoei me niet graag met andermans zaken. Toch is er iets dat ik u moet vertellen.’ Ze giechelde als een verlegen schoolmeisje en vervolgde: ‘Hutton heeft me ten huwelijk gevraagd... en ik heb “ja” gezegd. Wanneer we trouwen, weet ik nog niet. Dat hangt van u af.’
‘Miss Trewyn!’ riep Laurie wanhopig. ‘Eerst die ellende met haar moeder, en nu dit nog!’
‘Wees niet bang,’ probeerde Miss Trewyn haar gerust te stellen, ‘ik heb tegen Hutton gezegd dat ik hier blijf, tot uw moeder haar zaakjes geregeld heeft.’
Miss Trewyn wist dus precies wat er aan de hand was!
‘Hoe kan ze dat nu weten?’ vroeg Laurie aan Rolf, toen ze de situatie met hem besprak. Mr. Brownsell had hem toch al verteld hoe de zaak ervoor stond, ze kon er dus rustig over praten.
‘Dat moet je niet aan mij vragen,’ zei Rolf, het hoofd schuddend. ‘Een goed dienaar weet altijd alles van zijn meester af. Een soort zesde zintuig, denk ik. Het is wel eens lastig, aan de andere kant is het een bewijs van genegenheid.’
‘Dat kan,’ gaf Laurie toe, ‘wat moeten we nu doen?’
‘Heb jij een idee?’
‘Ik heb al voorgesteld om de Ranch te verkopen, en met dat geld de hypotheek af te lossen, dan kan moeder met Mr. Brownsell trouwen.’
‘Maar dan heb jij geen huis en geen baan meer.’
‘Daarover maakt moeder zich meer zorgen dan ik. Ik vind wel weer een baantje. Ik ben er bijna zeker van, dat ik weer terug kan komen in de Black Prince. Daar heb ik vroeger gewerkt. En wat dat wonen betreft, ik huur gewoon een zit-slaapkamer.’
‘Brownsell zou er geen bezwaar tegen hebben, als je bij hen in huis kwam wonen.’
‘Nee,’ zei Laurie beslist. ‘Moeder zou dan het gevoel hebben, dat ze haar liefde moest verdelen tussen hem en mij, en dat zou spanningen teweeg kunnen brengen.’
‘Dat is mogelijk, ja.’
‘Kunt u niets bedenken? U bent altijd zo goed in...’
‘Je bedoelt dat ik goed kan manipuleren, en slinkse plannetjes kan bedenken als er geen eerlijke oplossingen te vinden zijn,’ zei hij wrang, toen ze haar zin niet afmaakte. ‘Dat is zo.’ ‘Neem me niet kwalijk,’ zei Laurie berouwvol. ‘Ik nam zonder meer aan dat u belang in de zaak stelde. U hebt gelijk, het is ons probleem, niet het uwe.’
‘Dat staat nog te bezien,’ zei hij peinzend. ‘Eerlijk gezegd weet ik wel een oplossing, maar die is op het ogenblik niet haalbaar. Misschien wordt het wel nooit iets, dus daarover hoeven we op dit moment niet te praten.’
‘Nou,’ zei Laurie verdrietig, ‘ik ben blij, dat u naar mijn klaagzangen hebt willen luisteren. We zullen afwachten, hoewel dat natuurlijk wel de weg van de minste weerstand is.’
Hij stak zijn hand naar haar uit. ‘Het heeft natuurlijk geen zin om je te zeggen, dat je je geen zorgen hoeft te maken. Toch heb ik het gevoel dat er een oplossing moet zijn.’
‘Ik hoop het,’ antwoordde Laurie, bemoedigd door zijn warme handdruk. ‘En u doet uw best om iets te bedenken?’ ‘Dat beloof ik je. Zou je me niet bij mijn voornaam willen noemen? We zijn nu toch bondgenoten geworden in deze belangrijke zaak... Ik noem je al een hele tijd bij je voornaam - wat eigenlijk heel brutaal van me is, want ik heb je daar nooit toestemming voor gevraagd.’
Laurie wist niet, wat ze hierop antwoorden moest. Meteen liet Rolf haar hand los. ‘Het spijt me, dit is waarschijnlijk niet het geschikte moment om zulk een gunst te vragen,’ zei hij stijfjes.
‘Oh, alsjeblieft,’ smeekte Laurie. ‘U overviel me een beetje met uw vraag. Natuurlijk wil ik je met alle plezier “Rolf’ noemen.’
‘Dat klinkt veel gezelliger,’ zei hij goedkeurend. ‘En denk erom, dat je het niet vergeet.’
‘Vast niet,’ beloofde ze, en had het gevoel of ze er een vriend bij gekregen had. Even later verdween dat prettige gevoel weer, toen hij zei: ‘Ik wil je maar even waarschuwen, Sylvia French komt me een dezer dagen opzoeken. Het gaat over een belangrijke zaak,’ legde hij uit. ‘Binnenkort wordt er een conferentie gehouden. Speelgoedfabrikanten komen dan bij elkaar om te overleggen hoe ze de uitvoer van hun artikelen kunnen bevorderen. Ik kan daar natuurlijk zelf niet naar toe gaan, dus moet ik een plaatsvervanger sturen. Dat is een beste vent, hoewel het de eerste keer is dat hij zo iets doet. Sylvia is echter al vaak met me meegegaan naar handelsbeurzen. Ze kan Braithwaite dus goede diensten bewijzen.’
‘Och, je hoeft je tegenover mij niet te verontschuldigen,’ zei Laurie koel. ‘Zaken gaan voor, dat begrijp ik best.’
‘Lieve hemel,’ riep Rolf boos,’ waarom moet je nu altijd het slechtste van mij denken? Ik ben echt niet zo’n geldwolf. Ik moet echter ook aan mijn zaak denken. Bovendien zijn een aantal gezinnen van mij afhankelijk, en deze bijeenkomsten zijn van groot belang. Je ziet, met welke nieuwe artikelen de concurrentie komt, en daardoor krijg je zelf ook weer nieuwe ideeën. En het is logisch dat ik Sylvia moet vertellen, waar ze speciaal op moet letten. Ach, dat begrijp je toch niet. ’
‘Ik begrijp het best,’ zei Laurie ernstig, ‘het was dom van me, maar...’
‘Je mag Sylvia niet,’ viel hij haar in de rede, ‘en dat is ook niet te verwonderen na het gebeurde in de baai. Daarom waar schuwde ik je ook, dan hoef je haar misschien niet te ontmoeten.’
‘Wel, ik ben er niet op uit, moeilijkheden te veroorzaken,’ riep Laurie verontwaardigd, ‘als je denkt dat ik voor haar op de loop zal gaan...’ Toen ze echter de spottende uitdrukking op zijn gezicht zag, fluisterde ze: ‘Neem me niet kwalijk...’
‘Ik heb je toch al eerder gezegd dat ik een zwak heb voor meisjes met rood haar, om nog maar te zwijgen van meisjes met wipneusjes, herinnerde hij haar, terwijl hij een van haar glanzende lokken vastpakte. ‘Maar ja, bij die kleur haar past nu eenmaal een opvliegend karakter.’
‘Dat is zo,’ verzuchtte Laurie, en voegde er ondeugend aan toe: ‘Als ik me goed herinner, noemde je me toen “rooie”, en je zei dat ik een mopneus had.’
‘Ja, dat zei je, en ik moet je natuurlijk op je woord geloven. Vergeet echter niet, dat ik toen een grote buil op mijn hoofd had. Het zou me dus niet verwonderen, als ik toen niet zo scherp kon zien. Maar dat heb ik je ai eens eerder verteld, en ik dacht dat je me vergeven had. Ik blijf echter volhouden, dat ik me van geen kwaad bewust ben.’
‘Daar ben ik nog niet zo zeker van,’ zei Laurie nadenkend, ‘vooral wat die knipoog betreft.’
‘Ik zei je toch al, dat het een onbewuste pijnreflex was? Waarom geloof je me nu niet?’
‘Omdat het zo’n veelbetekenende knipoog was.’
‘Wat betekende hij dan?’
‘Het leek wel alsof je dacht...’ begon Laurie. Ze zweeg abrupt. Oh, was ze er maar nooit over begonnen!
‘Laat me je dan vertellen, dat hij bedoeld was als blijk van oprechte bewondering,’ zei hij. Laurie ging daar onmiddellijk op in. ‘Zie je nu wel dat je wist wat je deed en wat je zei?’ riep ze triomfantelijk. Waarom wilde je dat niet bekennen.?
‘Je begrijpt mijn bedoelingen nog steeds verkeerd, en dat wilde ik nu een keer rechtzetten.’ Hij zuchtte, doch zijn ogen twinkelden. En Laurie begreep dat ze de strijd voor de zoveelste keer verloren had. ‘Het heeft geen zin, dit gesprek nog langer voort te zetten,’ zei ze, en wilde de kamer verlaten.
Toen ze bij de deur stond, zei hij zacht: ‘Laurie!’
‘Ja?’ vroeg ze met haar hand op de deurknop. Zou hij nu zijn excuus gaan maken? Maar niets was minder waar.
‘Voor de goede gang van zaken wil ik je zeggen, dat ik nog steeds een zwak heb voor meisjes met rood haar en wipneusjes, ook al zijn het kruidje-roer-me niets. Ik ben tot de conclusie gekomen dat ik daar nooit van af kom. Zul je dat nooit vergeten?’
Zonder iets te zeggen, glipte Laurie de kamer uit, en trok de deur met een klap achter zich dicht. Te laat realiseerde ze zich, dat ze zich opnieuw had laten meeslepen door haar opvliegende aard, en dat hij voor de zoveelste keer aan het langste eind had getrokken.
‘Belachelijk,’ zei Laurie gepikeerd bij zichzelf. Ze moest niet zo dom zijn, om ook maar enige waarde te hechten aan zijn woorden. Hij had haar maar wat geplaagd. Hij had het woord ‘zwak’ gebruikt. Dat wees er al op, dat het een voorbijgaande voorkeur was, waarvoor hij zich misschien zelfs schaamde. Bovendien had hij in het verleden ook al verscheidene roodharige meisjes gekend.
‘Als je slechts een greintje gezond verstand hebt, meisjelief, vergeet het dan snel. En laat hem vooral niet merken, dat je ook maar één woord geloofd hebt van wat hij zei. Begrepen?’
Dat was natuurlijk gemakkelijker gezegd dan gedaan. Als je er goed over nadacht, dan had hij eigenlijk - zij het niet met zoveel woorden - gezegd, dat hij haar aardig vond, zoals ze was. En nu herinnerde ze zich ook, dat ze eens tegen hem had gezegd, dat ze alleen wilde trouwen met een man, die haar nam zoals ze was, en niet verlangde, dat ze een zwakke afschaduwing was van zichzelf.
‘Lieve deugd’ zei ze hardop, ‘dat is hij natuurlijk al lang vergeten, anders zou het betekenen...’ ze durfde niet verder te denken. Het idee alleen al, dat Rolf van haar hield, was te gek om los te lopen! En dat zij verliefd op hém zou zijn, dat was nog veel dwazer. Bovendien, wanneer ze elkaar ontmoetten, liep het meestal op ruzie uit. Dat was wel het beste bewijs dat het allemaal onzin was!
De volgende dag kwam Sylvia op bezoek, en gelukkig ontmoetten ze elkaar niet. Laurie maakte van de gelegenheid gebruik om een paar boodschappen te doen in Penzance. Toen ze terugkwam, was Sylvia’s wagentje verdwenen, en was de kust weer vrij. Toch had Laurie een onbevredigend gevoel over zich. Ze had nu wel beweerd dat ze niet voor Sylvia op de loop zou gaan, maar ondertussen had ze dat in feite wel gedaan! Nee, ze was niet erg trots op zichzelf.
Voor Lauries gevoel kropen de volgende dagen voorbij. Er scheen een zekere spanning in de lucht te hangen, wat niet zo verwonderlijk was, aangezien er een aantal problemen waren, die om een oplossing vroegen.
Na het weekend was Mr. Brownsell in een neerslachtige stemming vertrokken. Hij en Laurie hadden nog geprobeerd om Mrs. Stephens ervan te overtuigen dat de verkoop van de Ranch de beste oplossing was, helaas ze weigerde er zelfs over te spreken.
‘Kon ik ook maar gaan trouwen,’ dacht Laurie, ‘dan was de zaak opgelost. Ik weet alleen niemand die daarvoor in aanmerking komt!’
De dagen sleepten zich voort en eindelijk was de dag aangebroken, dat Rolf naar het ziekenhuis moest gaan om het gips van zijn been te laten verwijderen. Laurie had niet de moeite genomen om hem persoonlijk succes te wensen. ‘Het verwijderen van het gips is zo’n eenvoudige zaak, daar kan niets bij fout gaan,’ dacht ze.
Dat was blijkbaar toch niet zo. Toen Rolf thuiskwam, zat zijn been nog steeds in het gips, en van Hutton hoorden ze dat het er pas over twee weken af mocht.
‘Arme jongen!’ riep Mrs. Stephens medelijdend, ‘wat zal hij teleurgesteld zijn.’
‘Teleurgesteld?’ zei Hutton, ‘hij is woest. Hij was zo onaardig tegen me... Als ik u was, bleef ik voorlopig een beetje uit zijn buurt.’
‘Ik denk dat hij voorlopig niemand wil zien, dat zou ik ook niet in zijn geval. Ik zou eerst met mezelf in het reine moeten komen.’
‘Zo denkt hij er ook over,’ zei Hutton, ‘ik hoop alleen dat het bij deze twee weken blijft.’
Nadat hij hen verlaten had, spraken Mrs. Stephens noch Laurie een woord. Mrs. Stephens, omdat ze erover liep te piekeren waarmee ze Rolf een plezier kon doen. Laurie, omdat...
Haar moeder keek haar bezorgd aan. Wat had dat kind toch? Ze stond daar maar voor zich uit te staren.’
‘Ach, verdorie!’ zei de hardop, doch Laurie reageerde niet. ‘Laurie!’ en toen nog iets luider: ‘Laurie!’
Laurie schrok op uit haar gepeins. ‘Zei u iets, moeder?’
‘Ik heb vergeten wat thijm te plukken voor de saus,’ zei Mrs. Stephens, ‘wat dom van me. Wil jij nog wat voor me uit de tuin halen?’
‘Ja,’ zei Laurie, en liep naar de achterdeur. Met tranen in haar ogen, keek Mrs. Stephens haar na.
Arm kind, mompelde ze in zichzelf, en dan te denken dat ze zelf niets in de gaten heeft.
Het kruidentuintje lag achter de boomgaard, Laurie was echter al lang weer vergeten wat ze eigenlijk moest doen. Ze ging op het gras zitten onder een appelboom, haar handen om haar knieën geslagen. Ze vroeg zich af, hoe het kwam dat ze zo van streek was. Kwam het door het slechte nieuws dat Hutton hen verteld had? Hutton had alleen verteld dat Rolfs been nog minstens twee weken in het gips moest blijven. Vervelend was dat, ja, maar zo’n ramp was het toch ook weer niet. Waarom had ze dan het gevoel of het eind van de wereld gekomen was?
Omdat je niet verdragen kunt dat hij teleurgesteld is. Omdat je veel liever alle pijn en verdriet van hem over zou nemen. Het was net of ze die woorden hardop hoorde zeggen.
Waarom dan?
En weer was het alsof iemand anders haar de waarheid zei. Omdat je van hem houdt, natuurlijk.
Toen ze een tijdje later de keuken binnenkwam, gaf ze haar moeder een paar takjes rozemarijn in plaats van de thijm, waarom Mrs. Stephens had gevraagd. Haar moeder zei niets. Ze begreep wel wat er aan de hand was met haar meisje. Diep in haar hart wist ze dat ze van een man hield die ze meende te haten, en die wetenschap had haar helemaal van haar stuk gebracht.
Vertederd keek Mrs. Stephens naar de takjes rozemarijn in haar hand. ‘Opdat je me nooit vergeten zal,’ citeerde ze voor zich uit. Hoe toepasselijk! Ik hoop toch zo, dat er voor Laurie een ‘happy end’ is weggelegd.
Laurie bewaarde haar zoete geheim in haar hart en dacht dat niemand er iets van gemerkt had. Dat mocht ook niet. Niemand mocht het weten, vooral Rolf niet.
Er was nog iemand die er niets van merken mocht Sylvia French. Laurie moest er niet aan denken, dat die achter haar geheim zou komen. Ze zou het niet kunnen verdragen, de spot en de minachting te lezen in die donkere ogen.
Gelukkig had Hutton tegen Miss Trewyn verteld, wanneer Sylvia weer op bezoek zou komen. ‘Dat mens werkt op zijn zenuwen,’ had hij gezegd. ‘Als zij geweest is, is er geen land met hem te bezeilen. En wie moet het dan weer ontgelden? Juist, ik! Echt waar, meisje, soms vraag ik me wel eens af, waarom ik nog bij hem blijf.’
‘Omdat je hem graag mag,’ antwoordde Miss Trewyn prompt. ‘Net zoals ik van Mrs. Stephens en Laurie houd. Als je van de mensen houdt, kun je heel veel van hen hebben.’
‘Dat zal ik onthouden,’ zei Hutton overmoedig, en maakte dat hij wegkwam, voor ze een gepast antwoord had weten te vinden. Miss Trewyn herhaalde wel niet alles wat Hutton had verteld, ze waarschuwde Laurie wel voor Sylvia’s komst. Zodat Laurie haar kon ontlopen, als ze dat wilde. Ze zou waarschijnlijk slechts een uur blijven. Als ze er dus eenmaal was, hoefde Laurie zich het eerste uur geen zorgen te maken. Sylvia werkte Rolf blijkbaar zo op zijn zenuwen, dat al na een kwartier de deur naar Rolfs vertrekken openvloog, en Sylvia op een holletje naar buiten kwam. Rolf hoorden ze luid en duidelijk verkondigen, dat als ze nog eens zo iets zei... Toen smeet Sylvia de deur dicht en kwam oog in oog te staan met Laurie, die juist de hal inliep.
Het was een pijnlijke situatie, voor Sylvia nog meer dan voor Laurie. Te oordelen naar de rode vlekken in haar gezicht, was Rolf danig tegen haar van leer getrokken. Toch wist ze zich op bewonderenswaardige wijze te beheersen. Haar bevende lippen vertrokken zich tot een moedig glimlachje.
‘Die arme schat! Hij is zo van streek,’ zei ze. ‘Het was ook zo’n teleurstelling voor hem, dat het gips er nog niet af mocht. Hij is buiten zichzelf.’
‘Ja, het is erg vervelend,’ zei Laurie.
‘U zult het ook wel niet gemakkelijk hebben met hem.’ Sylvia streek met haar zakdoekje over haar ogen. ‘Nu ja, in deze omstandigheden moet je wel wat door de vingers zien, nietwaar?’
‘Natuurlijk,’ stemde Laurie met haar in. Ze wenste dat Sylvia wegging.
‘O, heeft hij er met u ook over gesproken?’ vroeg Sylvia verbaasd. Aan de manier waarop ze haar ogen dichtkneep, zag Laurie dat het meisje nog iets op het hart had.
‘Ik begrijp best dat het heel onaangenaam moet zijn voor een energiek iemand als Mr. Audley om niet uit de voeten te kunnen, ook al is het tijdelijk.’
‘Tijdelijk?’ herhaalde Sylvia peinzend. ‘Dat is het nu juist. Is het wel tijdelijk? Daar piekert hij over.’
‘Ik wist niet dat er sprake van was, dat hij er blijvende hinder van zou ondervinden.’
‘Dat is er ook niet, alleen Rolf denkt dat. Hij is overgevoelig en meent dat hij niet aan trouwen mag denken, voor hij zeker weet dat hij binnenkort weer gewoon kan lopen.’
‘Dat is erg in hem te waarderen.’ Laurie kreeg een brok in haar keel.
‘Geheel misplaatst, vindt u ook niet?’
‘Daar kan ik niet over oordelen,’ zei Laurie stijfjes. ‘Bovendien, Miss French, ik zou liever niet met u over Mr. Audley’s zaken spreken.’
Sylvia scheen haar echter niet te horen. ‘Als ik hem maar kon overtuigen! Weet u, hij heeft de laatste tijd nogal met tegenslagen te kampen gehad.’ Ze zuchtte. ‘In de fabriek gaat het ook al niet naar wens. Verschillende nieuwe artikelen die hij in productie wilde nemen, bleken al op de markt te zijn gebracht door de concurrentie. En dan dit huis! Hij had het graag willen hebben.’
‘Daar heeft hij nooit iets over gezegd,’ zei Laurie scherp. ‘Waarom zou hij ook. Jullie hadden laten merken dat jullie er geen afstand van wilden doen. Toen hij dat ongeluk kreeg, was hij juist op weg naar jullie toe om de zaak te bespreken.’ ‘De Ranch heeft anders een hele tijd te koop gestaan,’ merkte Laurie op, ‘en wij waren de enige candidaten.’
Sylvia scheen overal een antwoord op te hebben. ‘Hij wist jammer genoeg niet dat het te koop was.’ Ze haalde haar schouders op. ‘Dit huis betekent veel voor ons. Hij was een neef van de oude Mr. Ferris, en ik een verre nicht van Mrs. Ferris. Hij en ik hebben menige vacantie in dit huis doorgebracht. Daarom leek het ons ideaal, om hier te gaan wonen. Maar ja,’ — weer haalde ze haar schouders op ‘als twee mensen van elkaar houden, kunnen ze overal gelukkig zijn. Vindt u ook niet?’ ‘Ongetwijfeld,’ beaamde Laurie zo onverschillig mogelijk Sylvia glimlachte. ‘Nu, wel bedankt dat u zo geduldig naar me hebt geluisterd,’ zei ze minzaam. ‘Ik zal u niet lager ophouden. U hebt ongetwijfeld nog een heleboel te doen.’
Laurie antwoordde niet en na een korte aarzeling liep Sylvia naar haar auto.
Nu wist Laurie waar ze aan toe was! Rolf en Sylvia hadden trouwplannen, en zouden het liefst op de Ranch gaan wonen.
Die wetenschap gaf haar een leeg gevoel. Niet, dat ze ooit had verwacht dat Rolf verliefd op haar zou worden, maar zolang er geen ander was, mocht ze rustig dromen. Nu was de tijd van dromen echter voorbij. Dat moest ze aanvaarden, hoe moeilijk en pijnlijk dat ook was. Ze kon zich niet voorstellen dat Sylvia Rolf gelukkig kon maken. Dat kwam natuurlijk omdat ze zo egoïstisch was en alleen rekening hield met zichzelf. Misschien is ze wel heel anders als ze samen zijn, dacht ze ongelukkig. ‘En als hij van haar houdt...’
Het duurde geruime tijd, voor ze ontdekte dat er verschillende tegenstrijdigheden waren in Sylvia’s verhaal. Als hij bijvoorbeeld van plan was geweest, het huis van haar moeder te kopen, waarom had hij daar dan nooit iets over gezegd? Hij had zelfs Mr. Brownsell ten tonele gevoerd om hen uit de financiële perikelen te halen. Had hij misschien gehoopt dat Mr. Brownsell hen zou aanraden, het huis te verkopen? Dan was dat plan de mist ingegaan, want Mr. Brownsell had niet alleen een manier gevonden om hen uit het financiële slop te halen, doch hij was ook nog verliefd geworden op haar moeder, zodat hij al snel hun zijde had gekozen.
Ik weet het niet, ik weet het werkelijk niet, verzuchtte Laurie. Hij moet altijd zijn zin heb*ben, dat wel. En hij is niet altijd even kieskeurig in de keus van de middelen om zijn doel te bereiken. Maar dat zal hij heus niet aan Sylvia verteld hebben. Had deze dus wel de waarheid gesproken? Toen ze zijn kamer uit kwam, keek ze boos, niet verdrietig. En de manier waarop ze Rolf had horen spreken, was ook niet erg liefdevol. Het had meer geleken op de stem van een man die woedend is op zijn ondergeschikte, of was ook hier de wens de vader van de gedachte?
Als ze naar haar hart te werk ging, zou ze de Ranch vandaag nog verlaten, ze kon echter haar moeder niet in de steek laten. Bovendien was Rolf er ook nog. Hij zou nog veertien dagen op de Ranch blijven, misschien wel langer, want ook nadat het gips verwijderd was, zou zijn been nog krachteloos zijn.
‘Als ik echt van hem houd, moet ik in de eerste plaats aan hem denken, en niet aan mezelf. Ik zal net doen of we goede vrienden zijn. Ik zal hem niet meer ontlopen, al zal dat niet altijd meevallen.
Het was inderdaad niet gemakkelijk om haar voornemens in praktijk te brengen, want Rolf had geen behoefte aan bezoek en beantwoordde al haar toenaderingspogingen met ontmoedigende stugheid. Ze hield echter vol en langzamerhand werd hij wat toegankelijker en soms verontschuldigde hij zich zelfs voor zijn slechte humeur.
‘Je zult me wel onredelijk vinden,’ zei hij dan.
‘Ja,’ gaf Laurie eerlijk toe,’ je kunt er waarschijnlijk ook niets aandoen.’
‘Ben ik er ver naast, als ik zeg dat je er in jezelf aan toevoegt: “omdat je een man bent”?’ vroeg hij spottend. ‘Dan heb je nog gelijk ook, want juist omdat ik een man ben...’ Hij zweeg even en vervolgde dan: ‘Dat is geen excuus natuurlijk, maar wanneer je als man iets verschrikkelijk graag wilt, en weet dat je je plannen niet ten uitvoer kunt brengen tot je zeker weet... Nou ja, dat is erg frustrerend.’
Laurie knikte zwijgend. Bijna woord voor woord had hij hetzelfde gezegd als Sylvia. Nu moest ze het dus wel geloven.