I
zoveel moeite hadden bereikt, waren geen rotsen meer. Er was geen dal en ook geen helling omlaag. Er was alleen zand. Dit was een van die zandplateau’s zo kenmerkend voor Xosa II. En Bordman zag nu dat de omstreden verklaring toch de juiste was.
Over de bergen waaiende winden brachten zand mee, zoals deze op andere werelden vocht, stuifmeel, zaden en regen meevoerden. Op plaatsen waar twee bergketens dwars op de richting lagen van gedurende lange tijd uit dezelfde hoek waaiende winden ,vormden deze winden boven het tussenliggende dal draaikolken en lieten daardoor een deel van hun zand vallen. Dit equivalent van passaatwinden, overwoog Bordman, kon op den duur een dal vullen tot aan de top van de bergen, op precies dezelfde wijze als op andere werelden water werd aangevoerd in overeenkomstige hoeveelheden, een verschijnsel waar beschavingen op gegrondvest zijn. Maar — „Wel?” zei Bordman uitdagend. „Dit is de plaats van het landingsnet,” zei Redfeather. „Waar?”
„Hier!” zei de Indiaan. Een paar maanden geleden lag hier nog een dal. Het landingsnet was al opgebouwd tot een hoogte van achttienhonderd voet. Er moest nog vierhonderd voet bij komen - in verband met de lichtere topconstructie taxeerde ik de graad van voltooiing op tachtig procent. Toen kwam er een storm.” Het was heet. Vreselijk, afgrijselijk heet, zelfs hier op dit plateau op bergtop-hoogte. Dr. Chuka keek naar Bordman’s gezicht en boog zich omlaag in het voertuig. Hij draaide aan een ventiel van een van de voor Bordman meegebrachte vaten met gecomprimeerde lucht. Onmiddellijk voelde deze enige koelte. Zijn huid was uiteraard droog geweest; de circulerende lucht deed het zweet even snel verdampen als het te vooschijn kwam. Maar hij had het suffe, koortsachtige gevoel gehad van iemand waarbij kunstmatig koorts werd opgewekt. Al enige tijd vocht hij hiertegen. De koelte van de expanderende lucht gaf hem nu echter een gevoel van haast waanzinnige verfrissing.
Dr. Chuka haalde een blik water te voorschijn. Bordman dronk gretig. Het water bevatte enig zout ter vervanging van het zout dat hij met zweten was kwijtgeraakt. „Een storm… zei u?” vroeg Bordman, nadat hij enige tijd peinzend zijn eigen emoties had overwogen en naar de plaats des onheils had gekeken. Alleen dit deel van het plateau moest al een paar honderd miljoen ton zand bevatten. Het was ondenkbaar dat het op andere wijze weer zou kunnen verdwijnen dan als gevolg van een langdurig vegen van de passaatwinden in een richting evenwijdig aan het dal. „Maar wat heeft een storm te maken met-?”
„Het was een zandstorm,” zei Redfeather kortaf. „Mogelijk was er een opleving van de zonnevlekken-activiteit. Dat weten we niet. Het pre-kolonisatie-onderzoek sprak in ieder geval van zandstormen. Het onderzoeksteam heeft voor diverse plaatsen zelfs ramingen gegeven van de zandval in duimen per jaar. In plaats van regen geeft elke storm hier zand. Maar er moeten haast wel méér zonnevlekken zijn geweest, want deze storm duurde -“-” zijn stem klonk mat en geforceerd, want wat hij verklaarde leek ongeloofwaardig — „deze storm duurde twee maanden. Gedurende al die tijd hebben-we geen zon gezien. En we konden natuurlijk ook niets doen. We hebben maar zitten wachten. Toen het voorbij was lag op de plaats die ons was aangewezen om het landingsnet te bouwen, dit zandplateau. En daaronder zat het net. Het zit er nog. Het hoogste punt van achttienhonderd voet staal ligt tweehonderd voet diep begraven onder het zand daar voor u. Ons nog niet verwerkte bouwmateriaal ligt, klaar voor gebruik, onder twee duizend voet zand. Met alleen maar reserve-energie, zei Redfeather bitter, is het practisch ondoenlijk een en ander op te graven. Er zouden honderden millioenen ton materiaal verwijderd moeten worden. Als we het zand weg konden krijgen, zouden we het net kunnen voltooien. Wanneer we het net af zouden kunnen bouwen, zouden we over voldoende energie beschikken om het zand weg te krijgen - in een paar jaar tijd, aangènomen dat we de machinerieën kunnen vervangen die we daarbij
verslijten. En aangenomen dat er niet opnieuw een zandstorm komt.”
Hij zweeg een ogenblik. Bordman ademde diep de koelere lucht in. Hij kon nu helderder denken. „Wanneer u bereid bent foto’s te accepteren,” zei Redfeather, „kunt u nagaan dat wij het werk inderdaad hebben uitgevoerd.”
Bordman besefte de consekwenties. De kolonie was samengesteld uit Amarinda’s voor het constructiewerk en Afrikanen voor de overige werkzaamheden. De afkeer voor de bediening van ondergrondse, complexe mijnbouw-installaties was de Amarinda’s aangeboren, evenals hun weerzin tegen het werken met moderne, snelle methoden voor het smelten van ertsen. Als ze de beschikking hadden over gekoelde slaapruimten, konden beide rassen het klimaat verdragen en er in werken.
Maar ze moesten wèl voldoende electrische energie hebben. Niet alleen om te kunnen werken, maar ook om te kunnen leven. De apparatuur waarmee de lucht werd gekoeld, die slapen mogelijk maakte, werd ook gebruikt om uit de afgekoelde lucht het daarin aanwezige spoortje water te condenseren, dat zij als drinkwater nodig hadden. Zonder energie echter zouden zij verdorsten. En zonder het landingsnet en de energie die daarmee uit de ionosfeer werd verkregen, konden geen voorraden worden aangevoerd vanuit de rest van het universum. Bijgevolg zouden ze ook verhongeren. Bordman zei:
„Die foto’s zal ik accepteren. Ik wil ook de conclusie aanvaarden dat de kolonie zal moeten omkomen. Ik zal een rapport klaarmaken voor de verborgen bergplaats, die u, volgens Aletha, aan het inrichten bent. En ik bied u mijn verontschuldigingen aan wanneer ik u mogelijk ergens mee beledigd heb.”
Dr. Chuka knikte. Hij keek Bordman met milde vriendelijkheid aan. Ralph Redfeather zei hartelijk: „Dat is best, hoor! Niets aan de hand.” „En nu,” zei Bordman, „omdat ik bevoegd ben alle opdrachten te geven die voor mijn werk nodig zijn, zou ik
willen nagaan wat u heeft gedaan met betrekking tot dat gedeelte van uw instructies dat over noodgevallen gaat. Ik wil mij nu meteen op de hoogte stellen over wat u heeft gedaan om de situatie het hoofd te bieden. Ik weet wel dat er weinig of niets aan te doen is, maar het is mijn bedoeling een rapport achter te laten, met gegevens over wat u heeft getracht te doen!”
Binnen twee uur nadat de Warlock in zijn baan was gekomen brak er een vuistgevecht uit in de verblijven van de bemanning - een eerste reactie op de ramp die hun was overkomen. De gezagvoerder ging het hele schip door en nam angstvallig elk wapen in beslag. Hij borg ze op achter slot en grendel. Hij voelde zelf ook al het treiterende effect van zenuwen die van streek begonnen te raken. Er viel niets te doen. Hij had geen idee of er ooit nog iets te doen zou zijn. Alle voorwaarden voor een uitbarsting van hysterie waren aanwezig.
Het was nacht. Buiten stonden boven de kolonie ontelbare myriaden sterren. Dat waren natuurlijk niet de sterren die men vanaf de Aarde zag, maar Bordman was nooit op Aarde geweest. Hij was gewend aan ongewone constellaties. Vanuit een raamopening stond hij naar boven te staren en realiseerde zich dat er geen manen waren. Toen hij nadacht herinnerde hij zich dat Xosa II inderdaad geen manen had.
Achter hem klonk geritsel van papier. Aletha Redfeather sloeg een bladzijde om van een losbladig cahier en schreef iets op. Tegen de achterwand stond een groot aantal van dergelijke boeken. Daaruit kon het gedetailleerde verhaal worden afgeleid van elk stukje werk dat door de groep mensen, die de kolonie had opgebouwd, was gedaan. Om van individuele personen een overzicht te krijgen kon men daaruit afzonderlijke, kort geformuleerde vermeldingen bij elkaar zoeken.
In het begin waren er ongelofelijke moeilijkheden geweest
en uitgesproken heldendaden. Er was gepoogd per vliegtuig regelmatig water aan te voeren vanaf de polen. Dat bleek niet doenlijk te zijn, evenmin als het aanleggen van een waterreserve. Zoals op andere werelden door de wind vocht werd aangevoerd, werden hier zanddeeltjes meegesleurd. Vliegtuigen werden tijdens hun vlucht gezandstraald. Het laatste dat in bedrijf was had een noodlanding moeten maken, vijfhonderd mijl vanaf de kolonie. Er was een expeditie op rupsbandwagens vertrokken, die de bemanning had gered. Die rupsbandwagens waren gepantserd met siliconen-plastic, dat een grote slijtvastheid had. Maar toen ze terug kwamen moesten ze toch gesloopt worden. Tijdens plotselinge zandstormvlagen waren mensen zoekgeraakt. Er waren heldhaftige pogingen gedaan om hen te vinden, die een-of tweemaal succes hadden gehad. In de mijnen waren instortingen voorgekomen en andere ongelukken.
Bordman liep naar de deuropening van de romp, die Balph Redfeather tot kantoor diende. Hij deed de deur open en stapte naar buiten.
Het was alsof hij in een oven stapte. Het zand was nog gloeiend heet van de zojuist geëindigde zonneschijn. De lucht was zo volslagen droog dat Bordman onmiddellijk voelde hoe het vocht uit de binnenkant van zijn neus werd gezogen. Binnen tien seconden waren zijn voeten - geschoeid voor binnenshuis - onaangenaam warm. En binnen twintig voelden zijn voeten aan of er blaren op kwamen. Hier dreigde hij zelfs ‘s nachts nog van hitte om te komen! Misschien zou hij het tegen de ochtend kunnen uithouden, maar hij voelde zich toch kwaad worden. Amarinda’s en Afrikanen leefden en gedijden hier, maar hij kon het zonder extra bescherming niet langer dan een uur of twee uithouden - en dat dan nog op dit moment van de dag!
Hij ging weer naar binnen, zich genérend over de pijn aan
zijn voeten en woedend omdat hij ze liever liet verzengen
dan het toe te geven.
Aletha sloeg opnieuw een bladzijde om.
„Nu moet u eens even opletten!” zei Bordman. „Het kan
me niet schelen wat u er van vindt, maar u gaat terug naar de Warlock voordat —” Ze keek op.
„Dat zien we wel als het zover is. Maar ik denk niet dat ik het doe. Ik geef er de voorkeur aan hier te blijven.” „Voor dit moment, misschien,” zei Bordman kortaf. „Maar voordat de toestand te erg wordt gaat u terug naar het schip 1 Er is raketbrandstof genoeg om een keer of vijf met de sloep te landen. Ze kunnen u zonder bezwaar hier weghalen.”
Aletha haalde haar schouders op.
„Waarom zou ik hier vertrekken om aan boord te gaan van een wrak? Dat is de Warlock toch practisch? Wat is uw eerlijke mening over de tijd die het gaat duren voordat een schip, uitgerust om ons te helpen, hier kan zijn?” Daarop gaf Bordman liever geen antwoord. Hij had wat zitten rekenen. De reis hierheen vanaf Trent had twee maanden geduurd. En Trent was de meest nabij gelegen basis van de Dienst. Van de Warlock werd verondersteld dat deze aan de grond zou blijven totdat de meegebrachte smeltoven een lading ruw metaal had afgeleverd. Mogelijk duurde dat niet meer dan twee weken, maar niemand zou zich er over verbazen wanneer het twee maanden zou worden. Bijgevolg werd het schip zeker niet binnen vier maanden op Trent terug verwacht.
Het zou zes maanden gaan duren voordat zich iemand serieus zou gaan afvragen waarom het met zijn lading nog niet terug was. Daarna zou men de aankomst van reddingsboten afwachten, voor geval er in de ruimte iets mis gegaan was. Tenslotte zou er een rapport over de verbroken verbinding worden gemaakt voor het hoofdkwartier van de Koloniale Dienst of Canna-III. Maar het zou drie maanden vragen voordat dat rapport aankwam en nog eens zes maanden voor een bevestiging - zelfs wanneer die reizen onder de meest gunstige omstandigheden werden gemaakt - en er viel toch in ieder geval vanuit de kolonie een klacht te verwachten. Om in geval van nood de communicatie in stand te kunnen houden waren er op Xosa-II reddingsboten aanwezig
en wanneer er door een reddingsboot geen bericht werd gebracht over een crisis op de planeet, zou men er van uit gaan dat er geen crisis bestond. Niemand kon zich voorstellen dat een landingsnet in gebreke zou kunnen blijven.
Misschien zou het over een jaar bij iemand opkomen eens te gaan informeren naar de situatie op Xosa-II. En dan zou het nog een hele tijd duren voordat er door iemand op iemand anders bureau een briefje werd neergelegd met de suggestie dat, wanneer er bijgeval een daarvoor geschikt schip in de buurt kwam van Xosa-II, of wanneer er toevallig een voor beschikbaar zou zijn, het geen kwaad zou kunnen eens te gaan kijken naar de oorzaak van het wegvallen van de communicatie met deze planeet. Het kwam er op neer dat het, volgens de meest optimistische ramingen, zeker nog drie jaar zou duren voordat de aankomst van een volgend schip verwacht mocht worden. „U behoort niet tot de Koloniale Dienst,” zei Bordman. „Wanneer er gebrek komt aan voedsel en water, gaat u terug naar het schip. In ieder geval bent u dan nog in leven als er hier iemand komt kijken wat er aan de hand is!”
Aletha zei zachtmoedig:
„Misschien ben ik liever niet in leven. Bent u zelf van
plan terug te gaan naar het schip?”
Bordman bloosde. Hij was het niet van plan, maar zei:
„Ik kan opdracht geven u terug te sturen en uw neef zal
die opdracht dan uitvoeren.”
„Dat betwijfel ik ten sterkste,” zei Aletha.
Ze zette zich weer aan het werk.
Buiten de onttakelde romp klonk het knarsend geluid van voetstappen. Bordman knipperde even met de ogen. Het was heel gewoon voor deze kolonisten zich op geïsoleerde sandalen in de open lucht van het ene deel van de kolonie naar het andere te begeven, zelfs bij daglicht. Maar hij, Bordman, kon zich ‘s nachts nog niet eens buiten wagen!
Er kwam een aantal mannen binnen. Daaronder waren donkere mannen met spierbundels onder een glanzende
huid en verder bronskleurige Amarinda’s met grofvezelig, steil haar. Ralph Redfeather was er ook bij. Tenslotte kwam Dr. Chuka nog binnen.
„Hier zijn we dan,” zei Redfeather. „Dit zijn onze voormannen. Met elkaar verwacht ik dat we al uw vragen zullen kunnen beantwoorden.”
Hij begon de anderen voor te stellen. Bordman deed geen moeite de namen te onthouden. Abeokuta en Northwind en Sutata en Tallgrass en T’chka en Spottedhorse en Lewanika… Te samen was het een stel namen dat men alleen kon verwachten in een zeer prille, in staat van wording zijnde kolonie.
Maar de mannen die in zo groot aantal het kantoor binnen kwamen voelden zich volkomen op hun gemak. Van nature waren zij ontspannen en de aanwezigheid van een Eerstaanwezend Koloniaal Officier van Inspectie bracht daar geen verandering in. Zij knikten als hun naam werd genoemd en de dichtstbijzijnden gaven een hand. Bordman besefte dat hij onder andere omstandigheden waardering zou hebben gevoeld voor de manier waarop ze keken. Maar de omstandigheden op deze planeet betekenden voor hem een vernedering. Zij hadden er geen last van. Echter, die omstandigheden hielden voor hen wèl een doodvonnis in.
„Ik moet een rapport achterlaten,” zei Bordman - en enigszins tot zijn eigen verbazing werd hij zich bewust meer de nadruk te leggen op het achterlaten dan op het maken van het rapport: hij aanvaardde blijkbaar de toekomst van de kolonie als hopeloos. - „Ik moet een rapport achterlaten over de staat-van-voltooiing van het werk hier. Maar omdat zich hier een noodsituatie voordoet moet ik ook een rapport achterlaten over de maatregelen die zijn genomen om daaraan het hoofd te bieden.” Dat rapport zou weinig nut hebben natuurlijk. Even weinig als de couplijsten die Aletha aan het samenstellen was, die ook pas gelezen zouden worden nadat iedereen op de planeet dood was. Maar Bordman wist dat hij het toch zou schrijven. Het was ondenkbaar dat hij het achterwege zou laten.
„Redfeather heeft me verteld,” voegde hij er aan toe, „dat met behulp van de aanwezige energievoorraad de gebouwen van de kolonie nog ongeveer zes maanden gekoeld kunnen worden en dat er dus gedurende die periode ook drinkwater uit de lucht gecondenseerd kan worden. Voedsel is er ook genoeg voor ongeveer zes maanden. Als we de temperatuur in de gebouwen wat zouden laten oplopen om wat langer met de energie te kunnen doen, zou er niet voldoende drinkwater zijn. Wanneer we onze rantsoenen halveren om langer over voedsel te kunnen beschikken, dan zouden we weer vastlopen op het water, om van de energie nog niet te spreken. Hier schieten we niets mee op!”
Hier en daar werd er instemmend geknikt. Deze zaak was al tijden geleden van alle kanten bekeken. „In de Warlock boven ons hoofd is voedsel voorradig,” ging Bordman verder, „maar zij kunnen de landingsboot maar een paar maal gebruiken. De brandstof van het schip is onbruikbaar, want er zijn geen koelmogelijkheden om die stabiel te houden. Alles bijeen zou er niet meer dan een ton aan voorraden kunnen worden neergelaten. Wij zijn hier met vijfhonderd man. Daar hebben we dus ook niets aan!”
Hij keek hen om beurten aan.
„Derhalve leven we hier behaaglijk,” sprak hij ironisch, „totdat onze voedingsmiddelen, ons water en ons. minimale nachtcomfort tegelijkertijd uitgeput raken. Wat we ook proberen om het op een van deze drie punten langer vol te houden, het zal steeds zinloos blijken door de gang van zaken op de andere twee punten. Redfeather heeft me verteld dat u de situatie hebt aanvaard. Waar hebt u zich mee bezig gehouden sinds u er zich bij hebt neergelegd?” Dr. Chuka zei beminnelijk:
„We hebben een plaats gezocht voor ons archief en onze mijnwerkers zijn daar nu bezig met springstoffen een ruimte te maken, waarin we het verslag kunnen opbergen van onze activiteiten tot op het allerlaatste moment. Deze bergplaats zal voldoende bescherming geven tegen het zand. Onze technici zijn bezig een zendinstallatie te bouwen, waarvoor we een kleine hoeveelheid energie zullen reserveren. Deze zal een goeie twintig jaar in werking blijven en instructies uitzenden, zodat, hoe het terrein intussen ook door zandverstuivingen veranderd mag zijn, het archief in ieder geval gevonden zal worden. „En in aanmerking genomen de omstandigheid,” zei Bordman, „dat er hier niemand zal zijn om aanwijzingen te geven.”
Chuka voegde er goedmoedig aan toe: „Wij zingen ook heel vaak met elkaar. Mijn volk is - eh -godsdienstig. Wanneer we hier niet meer zijn - wel, hier en daar verheugt men zich er al op, dat er dan een goed geoefend koor gereed zal staan om in de andere wereld aan het werk te gaan.”
Witte tanden kwamen te voorschijn in een bevestigend grijnzen. Bordman was haast jaloers op deze mannen, die bij een dergelijke gedachte nog konden grijnzen. Hij ging echter voort:
„En ik neem aan dat er ook veel aan lichaamsoefening wordt gedaan?” Redfeather zei:
„Daar was tijd genoeg voor. Door de beklimming van alle moeilijk toegankelijke bergen binnen een straal van driehonderd mijl, zijn door sommige groepen coups verdiend. Na correctie op de zwaartekrachtconstante bleek er een nieuw record te zijn behaald voor speerwerpen en Johnny Cornstalk heeft de honderd yards gelopen in 8,4 seconden. Aletha heeft die records en heeft ze ook gewaarmerkt.” „Bijzonder belangrijk!” zei Bordman sarcastisch. Maar nog voor hij de gezichten van de bronshuidige mannen zag verstrakken had hij er al het land aan dat hij dit had gezegd.
Chuka maakte een wuivend handgebaar.
„Wacht maar, Ralph! Binnen een week wordt het door
Lewanika’s neef verbeterd!”
Bordman voelde zich opnieuw beschaamd omdat Chuka dit zei om zijn eigen kwaadheid te onderdrukken. „Ik neem dit terug!” zei hij geprikkeld. „Er was geen aanleiding om dit te zeggen. Ik had het niet moeten doen.
Maar ik ben hier gekomen om de vorderingen in de opbouw te inspecteren en wat u me heeft gegeven is materiaal om het moreel te kunnen beoordelen. Dat is mijn vak niet! Ik ben in de eerste plaats en voor alles technicus. En we hebben hier met een technisch probleem te maken!” Plotseling klonk achter hem de stem van Aletha. „Maar dit zijn in de eerste plaats en voor alles mensen, Mr. Bordman. En zij moeten een bijzonder menselijk probleem onder ogen zien: waardig te sterven. Tot nu toe geven ze de indruk daar redelijk in te slagen.” Bordman knarste met zijn tanden. Opnieuw werd hij vernederd. Op zijn eigen manier probeerde hij hetzelfde. Maar evenmin als hij de erfelijke eigenschappen bezat om het klimaat op deze planeet te kunnen verdragen, was hij er op ingesteld, rampen op een fatalistische of vrome wijze onder ogen te zien. Amarinda’s en Afrikanen hielden zich op dezelfde wijze aan hun opvattingen over wat de menselijke waardigheid vereiste, wanneer er geen andere mogelijkheid was overgebleven dan te sterven. Echter, Bordman’s idee van menselijke waardigheid eiste van hem door te gaan met vechten, om zelfs wanneer hij was verslagen toch, oog in oog met zijn noodlot of bestemming, door te gaan. Dat lag aan zijn bloed of zijn génen, of was het resultaat van lange training. Uit zelfrespect kon hij eenvoudig niet accepteren dat de situatie hopeloos was, ook al zei zijn verstand hem dat het inderdaad zo was. „Dat geef ik toe,” zei hij, „maar dat neemt niet weg dat ik technisch moet blijven denken. Je zou het zo kunnen zeggen dat wij moeten omkomen omdat we de Warlock, met zijn voedselvoorraad en andere benodigdheden, niet kunnen laten landen. We kunnen de Warlock niet aan de grond brengen omdat we geen landingsnet hebben. En we hebben geen landingsnet omdat het, samen met al het verdere bouwmateriaal, is begraven onder miljoenen tonnen zand. Een nieuw type landingsnet voor kleine bevoorradingsschepen kunnen we niet maten omdat we geen smeltoven hebben om balken te fabriceren, noch energie om deze te laten werken, als we hem hier hadden. Maar als we de balken hadden konden we de energie krijgen
om de smeltoven te laten werken, die we weer niet hebben om balken te maken. En we hebben geen smeltoven, ergo geen balken, geen energie, noch uitzicht op voedsel of hulp omdat we de Warlock niet kunnen laten landen. Het is een zuiver kringprobleem. Wanneer je er ergens, waar dan ook, vat op kon krijgen, was alles opgelost.” Een van de donkere mannen mompelde binnensmonds iets tegen zijn buren. Er volgde zacht gegnuif. „Net Mr. Woodchuck,” lichtte de man toe, toen hij Bordman’s ogen op zich gericht zag. „Toen ik een kleine jongen was heb ik ook eens zon verhaal gehoord.” Bordman zei onbewogen:
„Het probleem van de koeling, het voedsel en het water is soortgelijk. In zes maanden zouden we voedingsmiddelen kunnen kweken - als we energie hadden om water te condenseren. We hebben chemicaliën voor de hydroponische methode - als we konden verhinderen dat de planten tijdens de groei verschroeiden. Koeling, water en voedsel zijn in wezen ook een kringprobleem.” Aletha zei voorzichtig: „Mr. Bordman —”
Geïrriteerd draaide hij zich om. Haast verontschuldigend zei Aletha:
„Op Chagan werd er eens een - wat je zou kunnen noemen een vrouwen-coup gegeven aan een vrouw die ik ken. Haar man fokt paarden. Daar is hij gek op. En ze wonen in een soort huis op rupsbanden, buiten op de steppe - de llanos. Soms komen ze in geen maanden in een nederzetting. Ze is dol op roomijs, maar het koelprobleem ligt daar niet zo eenvoudig. Ze bezit echter een doctorsgraad in de Geschiedenis der Menselijke Ontwikkeling. Daarom liet ze haar man een geïsoleerde bak maken op het dak van hun fabrieksmatig gebouwde wigwam en sindsdien maakt ze daarin haar roomijs.”
Sommige mannen keken haar aan. Haar broer zei geamuseerd:
„Daarvoor behoort ze een soort technische coup-veer te krijgen!”
„De Piaad gaf haar een koperen beker - officieel,” zei
7 Kwartet
Aletha. „Vanwege haar prestatie op het gebied van huishoudkunde.” Tegenover Bordman lichtte ze toe: „Haar man zette een bak op het dak van hun huis, die geïsoleerd was tegen de van beneden afkomende warmte. Overdag ligt er een isolerend deksel op, dat het binnenste beschermt tegen de hitte van de zon. ‘s Nachts haalt ze dat deksel weg en giet haar custard in een dunne laag in de bak. Daarna gaat ze slapen. Voor de dag aanbreekt moet ze dan wel opstaan, maar dan kan ze er ook bevroren roomijs uitkrabben. Zelfs na een warme nacht.” Haar blik ging van de een naar de ander. „Ik weet niet hoe dat kan. Ze vertelde me dat het vele duizenden jaren geleden al zo gedaan werd op een plaats op Aarde die Babyion heette.” Bordman knipperde met zijn ogen. Daarna zei hij: „Verdraaid! Wie weet er hoeveel de grondtemperatuur hier daalt voordat de zon opkomt?” „Ik,” zei Aletha’s neef. „Aan de oppervlakte daalt de temperatuur van het zand ruim veertig graden. Daar beneden is het natuurlijk warmer. Maar wanneer de zon opkomt voelt de lucht hier haast koel aan. Hoezo?” „Op alle planeten zijn de nachten koeler,” zei Bordman, „omdat er elke nacht aan de donkere kant warmte wordt uitgestraald in de ledige ruimte. Als er overdag in de grond geen warmte werd opgeslagen zou het s’morgens overal vriezen. Als we dat opzamelen van warmte overdag verhinderen - vóór zonsopgang een stuk grond afdekken en dat de gehele dag afgedekt laten - en dan die afdekking gedurende de gehele nacht weghalen en bovendien de plaats beschutten tegen warme wind - wel, dan hebben we een koelsysteem! De nachtelijke hemel zelf is ledige ruimte - tweehonderd zeventig graden Celcius onder nul!”
Er klonk gemompel, daarna ontwikkelde zich een discussie. De ploegbazen van de constructiewerkers op Xosa-II, waren volkomen op de praktijk ingestelde mannen, maar zij beseften meestal heel goed waarom bepaalde dingen uitvoerbaar waren. Men kan geen moderne staalconstructies uitvoeren zonder aandacht te schenken aan de theoretische achtergrond, noch werken met moderne
mijnbouwapparatuur zonder te weten waarvoor deze dient en hoe deze functioneert. Het gedane voorstel leek redelijk - in principe zelfs uitvoerbaar. Maar wat zou er in de praktijk mee bereikt kunnen worden? Het lag voor de hand dat er minstens twee maal zo ver mee gekoeld zou kunnen worden, als door de normale temperatuursdaling ‘s nachts mogelijk was. Iemand haalde een rekenlat te voorschijn, begon daarmee te manipuleren en kwam tot een conclusie. Daarna stelden anderen vragen en controleerden zijn berekening. Niemand schonk meer veel aandacht aan Bordman. Er was een geroezemoes van gesprekken, waaraan ook Redfeather en Chuka rechtstreeks deelnamen. Volgens de berekeningen kreeg men de indruk dat, wanneer de lucht op Xosa-II werkelijk zo zuiver was als de helderheid van de sterren en de diepe kleur van de hemel overdag deden vermoeden, om de andere nacht door uitstraling in de interstellaire ruimte een totale temperatuursdaling van honderdtachtig graden bereikbaar moest zijn - aangenomen dat er geen convectie-stromen optraden, maar die zou men kunnen voorkomen door —
Het was het probleem van de convectiestromen dat het gezelschap in groepen verdeelde met een verschillende oplossing. Maar op een gegeven moment was het Dr. Chuka die met zijn dreunende stem voorstelde om nog voor het aanbreken van de dag alle drie de oplossingen te gaan beproeven. Nog steeds enthousiast discussiërend verliet de vergadering derhalve het gebouwtje. Iemand wees erop dat er in het enige droge gebied op Timbuk uit dauw water werd gewonnen en iemand anders herinnerde zich dat op Delmos-III irrigatie op dezelfde wijze werd gerealiseerd. En ze gingen na hoe men dat daar deed … Stemmen stierven buiten weg in de ovenhete nacht. Bordman trok een gezicht en zei opnieuw: „Verdomd! Waarom heb ik daar zelf niet aan gedacht?” „Omdat u,” zei Aletha glimlachend, „geen doctor bent in de Geschiedenis der Menselijke Ontwikkeling, met een paarden fokkende man en een zwak voor roomijs. Dat neemt niet weg dat er toch een technicus nodig was om
de problemen hier in heel simpele bewoordingen tot hun essentie terug te brengen.” Vervolgens zei ze: „Ik geloof dat Bob Running Antilope heel tevreden over u zou zijn, Mr. Bordman.”
Bordman voelde woede in zich oplaaien.
„Wie is dat? - En wat heeft dat hele commentaar te
betekenen?”
„Dat zal ik u vertellen,” zei Aletha, „zodra u nóg een paar problemen heeft opgelost.”
Haar neef kwam opnieuw binnen. Hij zei met voldoening: „Chuka zegt dat hij siliconenwol voor isolatie kan produceren. Er is volop grondstof en hij gaat een zonnespiegel gebruiken om de benodigde temperatuur op te wekken. Ruim voldoende om siliconen te maken! Wat voor oppervlak zouden we nodig hebben om per nacht twintigduizend liter water te kunnen winnen?” „Hoe kan ik dat weten?” vroeg Bordman. „In ieder geval moet ik dan het vochtgehalte van de lucht hier kennen.” Toen zei hij: „Vertel me eens! Gebruiken jullie warmtewisselaars bij het koelen van de lucht, die je in de gebouwen pompt, voordat deze door de koelinstallatie gaat? Daarmee zouden we wat energie kunnen besparen —” De Indiaanse project-technicus zei:
„Laten we hier eens induiken! Ik ben weliswaar een staalman, maar —”
Zij gingen er op hun gemak bij zitten. Aletha sloeg weer een bladzijde om.
De Warlock cirkelde rondom de planeet. De bemanningsleden begonnen zich steeds meer in zichzelf terug te trekken. Zelfs al tijdens de twee maanden durende saaie routinereis naar deze planeet waren er de eerste tekenen geweest van een zich geïrriteerd voelen door de eigenaardigheden van anderen. En nu zou dat jaren gaan duren. Binnen twee dagen nadat de Warlock zijn baan had ingenomen, was het schip bemand met lieden die een ziekelijke wrok koesterden jegens hun noodlot, mensen met de levensinstelling van gevangenen, die gedoemd waren gedurende een onbepaalde, maar afgrijselijk lange periode
in een kleine ruimte samen te leven. Op de derde dag was er opnieuw een vuistgevecht, een verbitterd gevecht. Vuistgevechten zijn geen gezond teken in een ruimteschip, als men er niet op mag rekenen binnen de eerstkomende jaren te kunnen landen.
De meeste menselijke problemen zijn kringproblemen en vallen uiteen wanneer een klein onderdeel ervan tot een oplossing komt. Vroeger bestond er vijandschap tussen rassen omdat ze verschillend waren, terwijl de verschillen werden versterkt door hun vijandschap, wat de vijandschap weer verergerde …
Hèt grote probleem van de interstellaire verbindingen was geweest dat niets zich sneller kon voortbewegen dan het licht. Want niets kon sneller reizen dan het licht, doordat de massa met de snelheid toenam. En de massa nam toe met de snelheid - en dat lag toch voor de hand! - doordat de schepen in hetzelfde tijdspoor bleven. Zelfs bleven die schepen nog in hetzelfde tijdspoor, lang nadat de mogelijkheid was geopend hierin kleine verschuivingen aan te brengen. Immers, niemand had zich gerealiseerd dat dit een bewegen sneller dan het licht betekende. Voor er tussen de sterren communicatie mogelijk was, bestond er nauwelijks interplanetaire handel omdat het starten en landen zoveel brandstof kostte. Naarmate er voor opstijgen en landen meer brandstof nodig was moest er meer brandstof meegenomen worden, waardoor er weer méér brandstof nodig was. Dat bleef zo tot er iemand energie op de grond ging toepassen voor het starten en vervolgens ook voor het landen. En vanaf dat moment konden interplanetaire schepen een behoorlijke lading meenemen.
Op Xosa-II tenslotte was een noodsituatie ontstaan doordat een zandstorm het vrijwel voltooide landingsnet onder enige megatonnen zand had begraven. En het net kon niet voltooid worden doordat er geen energie-aanvoer was, omdat het net nog niet klaar was, doordat er niet voldoende energie was, enz., enz….
Het duurde drie weken voordat men volledig inzag hoe
simpel het probleem in wezen was. Bordman had het al een kringprobleem genoemd, maar hij had de ware aard hiervan nog niet onderkend. Het werd in feite bepaald - zoals alle kringproblemen - door een aantal variabele factoren. Het probleem werd oplosbaar, eenvoudig doordat hij op een gegeven moment inzag dat de mogelijkheid tot koelen alleen al voldoende was om er vat op te krijgen.
Binnen een week waren er enige tienduizenden vierkante meters woestijn bedekt met een viltlaag van siliconenwol, in de vorm van lange stroken. Overdag betekende dit een oppervlak met maximaal terugkaatsingsvermogen. Bij zonsondergang werden deze stroken met behulp van rupsbandwagens aan sleeplijnen vastgehaakt en keurig omgedraaid, waardoor een geribd en zwart gekleurd uitstralend oppervlak aan het licht der sterren werd blootgesteld. Die ribben waren zorgvuldig zodanig ontworpen dat rondkolken van de, er overheen strijkende wind binnen de door die ribben gevormde vierkanten werd voorkomen. In deze ruimten bleef de afgekoelde lucht rustig hangen. Warmtegeleiding omlaag door luchtkolkingen trad niet op, terwijl er naar buiten toe een prachtige uitstraling was. Dit was, wat er aan de nachtzijde van elke planeet plaats vond, alleen met een wat hoger rendement. Na twee weken had men een wateropbrengst van twaalfduizend liter per nacht bereikt en drie weken later lagen er soortgelijke geribde stroken op de gebouwen van de kolonie, terwijl er een grote, overdekte koelloods was gebouwd om de lucht voor de eigenlijke koelsystemen vooraf reeds een lagere temperatuur te geven. Het verbruik van brandstof, zijnde opgeslagen energie, kon daardoor tot het drievoudige van de oorspronkelijk berekende tijdsduur worden verlengd. De situatie gaf daardoor niet langer aanleiding tot uitsluitend wanhopige conclusies. Toen gebeurde er nog iets. Een van Dr. Chuka’s medewerkers was nieuwsgierig naar een zeker mineraal en om het te kunnen smelten maakte hij gebruik van de zonne-oven, waarmee de siliconenwol was gemaakt. Dit werd door Dr. Chuka gezien. Na een moment sprakeloos te hebben gestaan barstte hij in lachen uit en liep naar Ralph Redfeather.
Hierna werd door Amarinda-staalconstructeurs de romp van een afgedankte robotraket, nu niet veel meer dan een lege vloeistoftank, in stukken gebrand, waarna hieruit een demonteerbare zonnespiegel werd gebouwd van ongeveer zestig voet doorsnede. Deze werd door Afrikaanse mechaniciens vaardig in bedrijf gesteld en plotseling was er op het oppervlak van de planeet een verblindend witte vlek, nog feller dan de zon van Xosa-II. Deze werd heen en weer bewogen over een uit mineralen bestaand stuk rots. Het begon enorm te walmen en zelfs de Afrikaanse mijntechnici zetten een bril op vanwege het felle licht. Kort daarop begonnen er aarzelend hier en daar wat gesmolten metaal en ook stroompjes van gesmolten slak omlaag te kronkelen, zich tijdens dit omlaag sijpelen van elkaar scheidend. Dr. Chuka stond opgetogen met zijn handen op zijn zwetende dijen te slaan en Bordman kwatn er, gekleed in zijn warmtepak, in een rupsbandwagen naartoe gereden en stond er ruim twintig minuten naar te kijken.
Nadat hij was teruggekeerd naar het kantoor van de Project-Ingenieur dronk hij gretig zout ijswater en haalde de boeken te voorschijn die hij had meegebracht uit het schip. Daarbij was het specificatieboek voor Xosa-II en de andere banden met omschrijvingen, die door de Koloniale Inspectiedienst waren uitgegeven. Die bevatten omschrijvingen van de juiste betekenis van in de kortere specificaties gebruikte termen en benamingen van uitrustingsstukken, die wel eens door het Koloniaal Bureau werden besteld.
Toen Chuka niet lang daarna het kantoor binnen kwam, droeg hij in zijn gehandschoende hand de eerste klomp ruw ijzer van Xosa-II. Hij stond er met wellust naar te kijken. Bordman was op dat moment afwezig en Ralph Redfeather zat koortsachtig aan zijn bureau te werken. „Waar is Bordman,” vroeg Chuka met zijn zwaar vibrerende basstem. „Ik kan hem op dit moment, ter ere van zijn rapport over de staat van opbouw hier, melden dat
het mijnbedrijf op Xosa-II vanaf vandaag ruw ijzer, kobalt, zirkoon en beryllium kan afleveren in commerciële hoeveelheden. Omdat onze outillage nog zo beperkt is, moet de levering van andere metalen dan ijzer een dag van te voren worden aangevraagd. Chroom en mangaan kunnen we op verzoek na twee dagen leveren, omdat de afzettingen verder weg liggen.”
Hij wierp de klomp metaal op het tweede bureau, waar Aletha zat met haar eeuwige losbladige boeken voor zich. Het metaal gaf rook en begon de bovenkant van het bureau te verkolen. Hij pakte het weer op en begon het heen en weer te gooien van zijn ene handschoen naar de andere.
„Alsjeblieft, Ralph!” pochte hij. „Jullie Indianen bent zo fel op je coups! Noteer deze coup voor mij! Zonder brandstof en zonder enige apparatuur, behalve de door ons zelf gemaakte - ik geef toe dat we voor de spiegel hulp nodig hadden, maar meer ook niet - staan we klaar het eerste het beste schip dat om lading komt te gaan vullen! Wat dacht je te gaan doen met deze prestatie? Nu zijn we jullie toch te slim af geweest, dacht ik!” Ralph gunde zich nauwelijks de tijd op te kijken. Zijn ogen stonden zeer helder. Bordman had hem getallen en formules laten zien in een hoofdstuk van het door de Koloniale Inspectie uitgegeven boek met omschrijvingen en hij was nu bezig deze over te nemen.
Het boek begon met bijzonderheden over de apparatuur voor antibiotische kweekmethoden, bestemd voor koloniën met problemen op het gebied van de locale bacteriën. Het eindigde met gegevens over de vereiste materiaalsterkte en de standaard-constructies voor kooien in dierenparken voor de meer bewegelijke fauna, te land, te water en in de lucht - verder onderverdeeld in carnivoren, herbivoren en omnivoren. Daarbij dan nog de speciale voorzieningen voor ruimten, bestemd voor diepzee-dieren, die een extreem hoge druk vereisen, en voorts de apparatuur voor het handhaven van de juiste, giftige atmosfeer voor wezens van methaanplaneten.
Redfeather had het derde deel voor zich liggen, open—
geslagen bij: Landingsnetten, Mini-netten voor noodgevallen, Wijkplaatsen voor vrachtvaarders, Ten gebruike van.
Er lagen een paar dozijn niet gekoloniseerde planeten langs de voornaamste handelsroutes, waarop toevluchtsoorden voor schipbreukelingen waren ingericht. Deze werden bemand door kleine afdelingen van de Patrouille-dienst en werden van het nodige voorzien door ruimte sloepen. Zij beschikten over minimale installaties om energie af te tappen uit de ionosfeer en er werd van uitgegaan dat ze geen grotere schepen hoefden te bedienen dan een twintig-tons reddingsboot.
De bijzonderheden betreffende de uitrusting van dergelijke toevluchtsoorden waren ook opgenomen in de naslagdelen, die Bordman voor zijn koloniale inspectie ter beschikking stonden. Ze waren daarin verzameld ter informatie van aannemers die een bod wilden doen op installaties van de Koloniale Inspectiedienst en verder als richtsnoer voor mensen als Bordman, die het werk moesten controleren.
Zij bevatten derhalve alle benodigde gegevens voor het bouwen van mini-netten voor noodgevallen, de soorten wijkplaatsen voor de vrachtvaart, voor gebruik in geval van nood. Redfeather zat het een en ander koortsachtig te copiëren.
Chuka stopte met zijn gepoch, maar stond nog steeds te grijnzen.
„Natuurlijk doen we nu verwaand, Ralph,” zei hij, „maar het is toch wel iets om in het archief vast te leggen. Doodjammer dat wij niet aan couplijsten doen zoals jullie Indianen.”
Aletha’s neef - ook Project-Ingenieur - zei ongezouten: „Loop toch heen! Wie heeft jullie zonnespiegel gebouwd? Dat was meer dan alleen maar wat hulp geven! Jullie zult balken voor ons moeten gaan gieten. Spantijzer! Ik ben van plan een reddingsboot omhoog te brengen en naar Trent te sturen. Een zo klein mogelijk landingsnet te gaan bouwen! Iemand op te jagen om ons een bevoorradingsschip te sturen. Als er intussen geen nieuwe zandstorm
komt die de stralingskoelinstallatie begraaft, dat idee waar Bordman ons op gebracht heeft, dan zullen we ons met behulp van hydroponisch kweken in leven kunnen houden, totdat er een schip komt met een paar dingen die we nodig hebben!”
Chuka staarde hem aan.
„Je wilt toch niet zeggen dat we werkelijk kans hebben dit te overleven! Is het waarachtig?” Aletha keek beiden met onpartijdige ironie aan. „Dr. Chuka,” zei ze, „u heeft het onmogelijke waar gemaakt. Ralph hier is van plan iets te gaan proberen wat belachelijk lijkt. Maar realiseren jullie je wel dat Mr. Bordman z’n hersens zit af te pijnigen hoe het onvoorstelbare te volbrengen? Het is iets onvoorstelbaars, ook nog voor hemzelf, maar hij probeert het tóch.” „Wat probeert hij dan?” vroeg Chuka, geamuseerd maar toch op zijn hoede.
„Hij probeert voor zichzelf het bewijs te leveren,” zei Aletha, „dat hij toch de belangrijkste figuur is op deze planeet. Omdat hij physiek het minst is uitgerust om hier te leven. Hij voelt zich gekwetst in zijn ijdelheid. Onderschat hem niet!”
„Hij de belangrijkste?” vroeg Chuka met nietszeggende blik. „Op zijn manier valt er niets op hem aan te merken. Het koelsysteem bewijst dat. Maar hij is niet in staat zich buiten zonder hittepak te verplaatsen!” Zonder met zijn werk op te houden zei Ralph Redfeather: „Onzin, Aletha. Hij bezit moed. Dat geef ik hem na. Maar hij is niet in staat op twaalfhonderd voet hoogte over een balk te lopen. Van zijn standpunt uit gezien, zeker. Hij is ongetwijfeld bekwaam. Maar de meest belangrijke —” „Ik ben er van overtuigd,” gaf Aletha toe, „dat hij slechter zingt dan de slechtste zanger van uw zingende groep arbeiders, Dr. Chuka, en iedere Amarinda kan harder lopen dan hij. Dat zou ik zelfs nog kunnen. Maar hij bezit een eigenschap die wij niet hebben, evengoed als wij kwaliteiten bezitten die hij weer niet heeft. Wat onze bekwaamheden betreft kan men op ons bouwen. We beseffen heel goed wat we kunnen en dat we het beter kunnen dan iedere —” ze knipperde met haar ogen — „dan iedere bleekgezicht. Maar hij is de man die twijfelt aan zichzelf! De hele tijd. In alle opzichten. En daarom zou hij wel eens de belangrijkste figuur op deze planeet kunnen blijken. Ik wil wedden dat hij vandaag of morgen daar het bewijs van levert!” Redfeather zei smalend:
„Dat idee van koelen door middel van uitstraling was toch van jou afkomstig? Dat hij het heeft toegepast bewijst toch niets!”
„Het bewijst,” zei Aletha, „dat hij de ramp hier niet onder ogen kon zien zonder te proberen er iets aan te doen - ook al leek het uitzichtloos. Hij kon niet accepteren dat er aan de dodelijke feiten niet te ontkomen viel. Hij was het die zich zat af te martelen met de idee dat ze, met een kleine wijziging hier of daar niet langer dodelijk hoefden te zijn. Het kwetste zijn ijdelheid dat hij door de natuur was verslagen. Hij voelde zich in zijn waardigheid gekrenkt. Een man wiens gevoel van eigenwaarde snel wordt gekwetst, zal niet gauw een gelukkig mens worden, maar hij kan wèl behoorlijk waardevol zijn.” Chuka verhief zijn ebonieten reuzegestalte uit de stoel, waarin hij voortdurend bezig was geweest de klomp ijzer van zijn ene gehandschoende hand naar de andere te laten verhuizen.
„Je bent vriendelijk,” zei hij, onderdrukt lachend, „al te vriendelijk voor hem! Ik wil hem niet in zijn gevoelens kwetsen. Voor niets ter wereld! Maar werkelijk - ik heb nog nooit gehoord dat een man werd geprezen om zijn ijdelheid, of bewonderd omdat hij zo gevoelig was op het punt van zijn waardigheid! Als je gelijk hebt - nou - dat zou in deze omstandigheden wél gelegen komen. Het zou zelfs kunnen betekenen dat er nog hoop is. Maarrr - hm… zou jij met zo’n man getrouwd willen zijn?” „De grote Manitou verhoede dat!” zei Aletha vastberaden. Ze rilde al bij het idee. „Ik ben een Amarinda. Ik wil dat mijn man zich tevreden voelt. Ik wil me samen met hem tevreden voelen. Maar Mr. Bordman zal zich nimmer gelukkig of tevreden voelen. Voor mij geen bleekgezicht als
man! Maar ik geloof niet dat voor hem de zaak hier al afgedaan is. Hulp vragen zal hem geen voldoening geven. Ook daardoor voelt hij zich weer in zijn ijdelheid gekwetst. Hij zal zich ellendig voelen zolang hij voor zichzelf niet heeft waar gemaakt dat hij heel wat meer kan dan dat!”
Chuka haalde zijn massieve schouders op. Redfeather spoorde het laatste gegeven op dat hij nodig had en sprong lenig overeind.
„Hoeveel ton ijzer kan je op deze manier winnen, Chuka?” vroeg hij. „Wat kan je doen op het punt van gietstukken maken? Wat is de elasticiteits-coëfficient - en wat is het koolstofgehalte van dit ijzer? En wanneer kan je met gieten beginnen? Grote gietstukken?”
„Laten we gaan praten met mijn voormannen,” zei Chuka. „We moeten eerst eens zien hoe snel mijn - eh -minerale bron metaal afscheidt langs het rotsoppervlak. Als je werkelijk kans ziet een reddingsboot te lanceren, zouden we hier in ongeveer anderhalf jaar al hulp kunnen krijgen, in plaats van in vijf…”
Ze liepen samen naar buiten. In het aansluitende kantoor was een licht gerucht. Aletha verstijfde plotseling. Meer dan een halve minuut bleef ze doodstil zitten. Toen draaide ze haar hoofd om.
„Ik moet u mijn verontschuldigingen aanbieden, Mr. Bordman,” riep ze berouwvol. „Dat maakt niet ongedaan dat ik onhoffelijk ben geweest, maar -. Het spijt me heel erg.”
Bordman trad het kantoor binnen vanuit het naastliggende vertrek. Hij was nogal bleek. Een beetje wrang zei hij: „Luistervinken horen nooit iets goeds over zichzelf, hè? -Ik was feitelijk op weg hierheen toen ik meende te horen dat er over mij werd gepraat. Het zou vervelend zijn voor Chuka en uw neef te merken dat ik het had gehoord. Daarom bleef ik staan. Niet om te luisteren wat er verder werd gezegd, maar om te verhinderen dat zij zouden merken dat ik hun privé-mening over mij had gehoord. Ik zal het waarderen als u hun dit niet vertelt. Zij hebben het recht over mij te denken zoals zij willen. Ik heb ook
[
mijn mening over hen.” Hij voegde er aan toe: „Klaarblijkelijk sla ik hen hoger aan dan zij mij!” „Het moet afschuwelijk zijn geweest dat te moeten aanhoren!” zei Aletha. „Maar zij - wij - wij alle drie denken beter over u dan u over uzelf denkt!” Bordman haalde zijn schouders op.
„U in het bijzonder! Zou u ooit met iemand als ik willen trouwen? Grote Manitou, neen!”
„Maar daar heb ik een zeer goede reden, toe,” zei Aletha. „Wanneer ik hier weer weg ben - als ik hier ooit weg kom - dan ga ik trouwen met Bob Running Antilope. Hij is heel aardig. Ik zal graag met hem trouwen. Maar ik verwacht niet alleen gelukkig te zullen zijn, maar ook tevreden. Dat is heel belangrijk voor mij. Voor u geldt dat niet, ook niet voor de vrouw die bij u zou passen. Maar ik - nou - ik benijd u geen van beiden ook maar in het minst.”
„Ik begrijp het,” zei Bordman ironisch, maar dat was niet zo. „Ik wens u alle tevredenheid toe waar u naar uitziet.” Daarna zei hij bits: „Maar wat is dat voor onzin over méér van mij verwachten? Wat voor spectaculair plan denken jullie dat ik te voorschijn zal toveren? - Omdat ik zo waanzinnig ijdel ben?”
„Ik heb er geen flauw idee van,” zei Aletha. „Maar ik verwacht dat u met iets aan zult komen waar wij met geen mogelijkheid opgekomen zouden zijn. En ik heb niet gezegd dat dit voortkomt uit uw ijdelheid, maar omdat u ontevreden bent over uzelf. Het denkbeeld wordt in u geboren en ziedaar!”
„Wanneer u de mening bent toegedaan dat ik neurotisch ben,” zei Bordman onvriendelijk,” bent u er volkomen naast. Ik ben niet neurotisch. Ik heb het warm en de hele zaak hangt me de keel uit. Ik dreig hopeloos achterop te raken op mijn werkschema door dat gelazer hier. Verder is er niets aan de hand!”
Aletha stond op en haalde bedroefd haar schouders op. „Ik herhaal dat het me spijt,” zei ze tegen hem, „en laat u nu alleen. Maar ik wil ook herhalen dat ik van mening ben, dat u op een gegeven moment met iets aan zult komen
waar geen mens aan denkt - maar ik heb geen flauw vermoeden wat. U zult het nu óok doen om aan te tonen dat mijn opvattingen over uw manier van denken er naast