DE ZONNECONSTANTE

Bordman werd die morgen wakker op het moment dat de half openstaande toegang van zijn slaapcabine zich vanzelf sloot en de ventilator van de verwarming begon te gonzen. Hij merkte dat hij diep onder zijn deken lag en toen hij zijn hoofd had vrijgemaakt bleek het in de reeds helder verlichte ruimte bitter koud te zijn; zijn adem gaf een dampwolkje bij zijn hoofd.

Ongerust dacht hij: het is kouder dan gisteren! Maar van een Eerstaanwezend Koloniaal Officier van Inspectie wordt niet verwacht dat hij zich in het publiek bezorgd toont en de enige manier om deze regel te kunnen handhaven is hem ook aanhouden in privé-omstandigheden. Bordman zette derhalve zijn gezicht in de plooi, terwijl sombere gevoelens hem vervulden. Wanneer men juist bevorderd is tot Eerstaanwezend Officier en dan voor de allereerste keer zelfstandig een onderzoek leidt in verband met de stichting van een nieuwe kolonie, dan kan het onverwachte vreesaanjagend zijn. En het was duidelijk dat er hier, op Lani III, iets onverwachts aan de hand was.

Op Khali II en Taret en Arepo I was hij candidaat geweest voor Officier van Inspectie. Daar heersten tropische omstandigheden. Op Menes III en Thotmes - de een min of meer woestijnachtig en de ander nogal vulcanisch -was hij Tweede Officier geweest en verder was hij op de verlaten wereld van Saril, die voor negen tiende uit water bestond, als assistent werkzaam geweest. Maar dit eerste onafhankelijke en zelfstandige onderzoek was een geheel andere zaak. Alles was totaal vreemd. Een verijsde planeet, met een bewoonbaarheidsgraad van minus één, was in zijn bijzondere eigenschappen nogal schokkend. Hij wist wat er in de boeken stond over de omstandigheden op vergletscherde werelden, maar daar hield het mee op.

De dichtheid van de nevel, die door zijn adem werd gevormd, scheen minder te worden naarmate het gonzend geluid van de verwarming doorging. Uit de ijlheid van de nevel schatte hij de temperatuur op even onder het vriespunt, klom daarna uit zijn kooi en liep naar de uitgang om naar buiten te kijken. Zijn cabine was uiteraard gelegen in een van de langwerpige volgraketten, waarin de uitrusting van de expeditie naar Lani III was gebracht. De andere ledige rompen lagen buiten keurig op een rij. Zij waren verbonden door buisvormige gangen en uiterst zorgvuldig waterpas geplaatst. Ze gaven tussen de aan alle kanten hoog oprijzende, met ijs overdekte bergen een indruk van hartstochtelijk ver doorgevoerde ordelijkheid.

Hij staarde het lange dal in waarin de kleine kolonie lag. Aan beide zijden rezen monsterachtig steile pieken, die de ochtendzon ten dele omlijstten. Hun flanken bestonden uit ijs. De hemel had een bleke tint en om de zon waren vier bijzonnen te zien, geometrisch gerangschikt. In deze vallei lagen de temperaturen na middernacht normaal rond de tien graden onder nul - en formeel was dit dan zomer. Maar op dit moment was het kouder dan tien graden onder nul. Omstreeks het middaguur sijpelden onder normale omstandigheden nietige stroompjes van gesmolten rijp omlaag langs de door de zon beschenen zijden van de bergen, maar ‘s nachts bevroren die weer. En dit was dan nog een beschutte vallei, warmer dan het grootste deel van het planeetoppervlak. Wanneer de zon opkwam waren er steeds bijzonnen te zien. Er waren nachten dat de helderste planeten analoge verschijnselen vertoonden.

Het scherm bij de telefoon lichtte enige malen op en verduisterde toen weer. Ze hadden het maar goed op Lani III; de dichtstbijzijnde wereld lag in hetzelfde zonnestelsel, waardoor de bevoorrading eenvoudig was. Dit kwam zelden voor. Bordman ging voor het scherm staan toen dit opnieuw helder werd. Een ongelukkig kijkende Herndon zag hem aan. Hij was nog jonger dan Bordman en neigde er toe aan te leunen tegen de verondersteld uitgebreide ervaring van een Eerstaanwezend Officier van Koloniale Inspectie.

„Wel?” zei Bordman, zich in zijn nachtgoed in zijn waardigheid aangetast voelend.

„We vangen een signaal op van thuis,” zei Herndon ongerust. „Maar we kunnen er niets uit opmaken.” Omdat de derde planeet van de zon Lani werd gekoloniseerd vanuit de tweede, die bewoond was, was er met de basis van de kleine kolonie communicatie mogelijk. Met een sterke straalzender kon een afstand worden overbrugd, die tijdens conjunctie slechts enige lichtminuten bedroeg en bij oppositie, zoals nu, niet veel meer dan een lichtuur.

Maar gedurende de afgelopen paar weken was de straalverbinding verbroken geweest en deze zou eigenlijk gedurende de komende weken ook nog niet mogelijk zijn. De zon lag er tussen. Men kon geen normale geluiden beeldoverdracht verwachten voordat de naburige planeet zich had verwijderd voorbij het storende magneetveld rondom Lani. Maar er was toch iets doorgekomen. Het lag voor de hand te verwachten dat het bij aankomst behoorlijk door elkaar geklutst zou zijn. „Ze zenden geen beelden of woorden,” zei Herndon. „Het signaal is onregelmatig en we weten niet wat we er van maken moeten. Er wordt ongetwijfeld iets uitgezonden op de normale golf. Er zijn alle mogelijke bijgeluiden. Maar toch, daar tussen in horen we een soort signaal waar we geen touw aan vast kunnen knopen. Een soort gejank, maar dan een stotterend gejank. Het is een onderbroken geluid op één toonhoogte.”

Bordman wreef over zijn kin. Hij moest denken aan een cursus in informatie-theorie, vlak voordat hij zijn diploma had behaald aan de academie van de Dienst. Signalen werden opgebouwd uit geluidspulsen, veranderingen in toonhoogte en variaties in frequentie. Informatie was alles wat niet voorspeld kon worden zonder informatie. En dankbaar herinnerde hij zich een groepsstudie over de geschiedenis van de communicatie, juist voordat hij als onder-zoekassistent vertrok naar zijn eerste taak in de praktijk.

„Hm,” zei hij, niet geheel vrij van zelfbewustheid. „Wat betreft dat stotterende geluid. Heeft dat, over het geheel genomen, niet meer dan twee variaties in tijdsduur? Zoiets als (hm!) bzz bzz bzzzzzz bzz?”

Hij had het gevoel dat hij aan waardigheid inboette door dergelijke schunnige geluiden te maken. Maar Herndon’s gezicht klaarde op.

„Dat is het!” zei hij opgelucht. „Dat is het precies! Maar de toonhoogte ligt hoger, meer als -” Zijn stem klonk falsetto. „Bz bz bz bzzz bz bz.”

Bordman dacht, we staan geluiden te maken als twee idioten. Hij zei:

„Noteer alles wat doorkomt. Ik zal proberen het te ontcijferen. „En hij voegde er aan toe: „Voordat er communicatie door middel van de directe stem mogelijk was werden er lichten geluidssignalen gebruikt in groepen van lange en korte eenheden. Om letters te vormen werden die gegroepeerd en zo werden woorden gespeld, die als grotere groepen werden overgeseind. Een zeer grof systeem, maar het werkte goed wanneer er veel storing was, zoals vroeger. Het is denkbaar dat de thuiswereld in geval van nood zou proberen op deze wijze door het storingsveld om de zon te dringen.” „Maar natuurlijk!” zei Herndon, nog meer opgelucht. „Dat is het ongetwijfeld!”

Met eerbied keek hij Bordman aan en schakelde uit. Zijn gezicht vervaagde.

Hij vindt me geweldig, dacht Bordman zuur. Omdat ik de man van de Koloniale Inspectie ben. Maar ik weet niet meer dan me geleerd is. Vandaag of morgen blijkt dat natuurlijk. Verdomme!

Hij kleedde zich aan. Van tijd tot tijd keek hij opnieuw naar buiten. De onverdraaglijke koude op Lani III was de laatste tijd nog erger geworden. Er werd verondersteld dat zonnevlekken daar de oorzaak van waren. Met het blote oog kon hij geen zonnevlekken onderscheiden, maar de zon met zijn bijzonnen, die werden veroorzaakt door microscopisch kleine ijskristalletjes in de lucht, zag er bleek uit. Stof was er niet op deze planeet, maar des te

meer ijs! Het zweefde in de lucht, lag op de grond en was zelfs onder de grond te vinden. De boringen voor de fundering van het grote landingsnet hadden echter naast kernen van bevroren klei ook kernen met bevroren humus aan het licht gebracht. Er moest dus een tijd zijn geweest dat deze wereld wolken, zeeën en begroeiing had gekend. Maar dat moest miljoenen, misschien zelfs honderden miljoenen jaren geleden zijn.

Op dit moment evenwel was de temperatuur slechts toereikend om een atmosfeer te handhaven en om op beschutte, door de zon beschenen plaatsen, op het warmst van de dag een zeer bescheiden beginnende dooi te veroorzaken. Dit kon geen leven in stand houden, want leven is altijd afhankelijk van ander leven en er bestaat een temperatuur, beneden welke een natuurlijk ecologisch systeem zichzelf niet kan handhaven. Gedurende de afgelopen paar weken was het klimaat zodanig geweest dat zelfs door de mens aangevoerd leven weinig kansen leek te hebben.

Bordman schoot zijn uniform van de Koloniale Inspectie aan met zijn palmboom-insigne. Op een planeet, waarvan de grond tot op zestig voet diepte permanent bevroren was, was er weinig dat minder geschikt was dan palmboom-symbolen. Bordman overdacht: de constructiegroep noemt het een ontploffing in plaats van een boom, omdat wij zo te keer gaan wanneer zij het met het bestek op een accoordje gooien. Maar een nauwkeurig bestek is onontbeerlijk! Je kunt het leven van een kolonie of zelfs van de bemanning van een ruimteschip niet riskeren door slordig in elkaar gezette hulpmiddelen!

Vanuit zijn slaapruimte liep hij de corridor af, in alle waardigheid, die hij probeerde op te houden in naam van de Koloniale Inspectiedienst. Een nogal eenzame taak, je voortdurend waardig te moeten gedragen. Als Herndon hem niet steeds zo vol ontzag aankeek zou hij wat vriend-schappelijker hebben kunnen doen. Dat zou prettiger zijn geweest. Maar Herndon zag met eerbied tegen hem op. Zelfs zijn zuster Riki…

Bordman zette haar echter zonder omwegen uit zijn gedachten. Hij bevond zich op Lani III, waar zeer waardevolle minerale hulpbronnen aanwezig waren die kolonisatie de moeite waard maakten, om de installaties van de kleine kolonie te controleren en te verbeteren. Daar was het enorme landingsnet voor ruimteschepen, dat energie uit de ionosfeer haalde om die ruimteschepen zacht te laten landen en dat voorts voorzag in de energiebehoeften van de kolonie. Op bezoek komende ruimtevaartuigen werden bij hun vertrek hiermede ook op de noodzakelijke vijf planeetdiameter afstand gebracht.

Bovendien was er een energiereserve voor het haast ondenkbare geval dat er met die kolossale constructie iets mis zou gaan. Verder waren er een voedselreserve en de noodzakelijke hulpmiddelen om deze in geval van nood gedurende onbepaalde tijd in stand te kunnen houden. Voordat de kolonie zonder beperkingen in gebruik kon worden genomen had de bouw van al deze installaties voltooid moeten zijn, gevolgd door het operationeel maken, waarna ze nog gecontroleerd moesten worden door een bevoegd Officier van de Koloniale Inspectie. Dat was allemaal heel normaal en officieel vastgelegd, maar Bordman was als Eerstaanwezend Officier de jongste op de lijst en dit was het eerste werk dat hij zelfstandig uitvoerde. Nu en dan had hij het gevoel dat hij tekort schoot.

Hij passeerde de gang tussen twee van de langwerpige rompen en liep rechtstreeks naar het kantoor van Herndon. Herndon was, evenals hij, zojuist begiftigd met nieuwe authoriteit. Hij was eigenlijk iemand voor mineralen en mijnbouw en op dat terrein een jeugdig wonder, maar toen de leider van de kolonie ziek werd op een moment dat er een bevoorradingsschip aanwezig was, ging deze hiermee terug naar de thuisplaneet en viel de leiding toe aan Herndon. Ik vraag me af, dacht Bordman, of hij zich even onzeker voelt als ik.

Toen hij het kantoor binnen stapte zat Herndon te luisteren naar een ware hutspot van geluiden, die uit een luidspreker op zijn bureau kwam. Het geheimzinnige signaal was naar hem doorverbonden en werd rechtstreeks op een

opnemer vastgelegd. Er klonken kakelende, knarsende en grommende geluiden, gesputter, gerommel en geknor. Maar achter dit chaotische voorgrondsgeluid hoorde men een ijle, onderbroken hoge toon.

Het was een monotoon gejank dat beslist anders was dan de toevallige geluiden die er mee samen gingen. Soms zakte het weg totdat het vrijwel niet meer hoorbaar was en op andere momenten klonk het scherp en helder. Maar het was een duidelijk op zichzelf staand geluid en het was opgebouwd uit korte janktonen en andere die hoogstens twee maal zo lang waren.

„Ik heb Riki aan het werk gezet om een afschrift te maken van wat we tot nu toe hebben ontvangen,” zei Herndon opgelucht toen hij Bordman zag. „Ze zet korte strepen voor de korte geluiden en lange voor de lange. Ik heb haar gezegd dat ze moest proberen ze in groepen te scheiden. We hebben er al ruim een half uur van.” Geïnspireerd deed Bordman een gissing. „Volgens mij is het dezelfde boodschap, die steeds weer herhaald wordt,” zei hij. En hij voegde er aan toe: „Verder geloof ik dat we deze het beste kunnen decoderen door naar de letters te raden in twee-en drie-letter woorden, als sleutel voor de langere woorden. Dat gaat vlugger dan een statistische analyse van de frequentie.”

Onmiddellijk drukte Herndon een paar knoppen in onder zijn telefoonscherm. Hij gaf de inlichtingen door aan zijn zuster alsof het evangelie was. Maar dat was het niet, overdacht Bordman. Het is niet meer dan een kunstgreep die ik me uit mijn kinderjaren herinner, toen mijn belangstelling uitging naar geheimtalen. Mijn interesse verflauwde echter toen ik mij realiseerde dat ik geen geheimen had om te noteren of over te brengen. Herndon keerde zich af van het scherm. „Riki zegt dat ze bepaalde groepen al kan herkennen,” berichtte hij, „maar laat u bedanken voor het advies. Wat nu verder?” Bordman ging zitten. „Ik heb de indruk,” merkte hij op, „dat de toenemende koude hier wellicht niet plaatselijk is. Zonnevlekken -“

Zonder iets te zeggen overhandigde Herndon hem een vel

papier met bovenaan observatiewaarden en daaronder een grafiek die de waarnemingen met elkaar in verband bracht. Het waren de dagelijkse, pas begonnen routinemetingen van de zonneconstante op Lani III. De lijn van de grafische voorstelling liep aan de onderkant bijna het papier af.

„Wanneer je hier naar kijkt,” gaf hij toe, „zou je de indruk krijgen dat de zon bezig is uit te doven. Dat kan natuurlijk niet,” voegde hij er haastig aan toe. „Uitgesloten. Maar er zijn buitengewoon veel zonnevlekken. Mogelijk trekken die spoedig weer weg. Intussen echter neemt de hoeveelheid warmte die ons bereikt steeds verder af. Zover mij bekend is zoiets nog niet eerder voorgekomen. De nachttemperaturen zijn dertig graden lager dan ze behoren te zijn. Het verschijnsel treedt ook niet alleen hier op, maar op alle robot-weerstations die over de planeet verspreid liggen. Hun minimum-temperatuur ligt gemiddeld op veertig graden onder nul, in plaats van tien. En - dan is daar dat beangstigende aantal zonnevlekken …”

Bordman fronste het voorhoofd. Zonnevlekken zijn iets waar je niets aan doen kunt. Maar toch was het heel goed mogelijk dat de bewoonbaarheid van een op de grens gelegen planeet er van afhing. Een oneindig kleine wijziging in de door de zon afgegeven hoeveelheid warmte kan op elke planeet een aanzienlijke klimaatsverandering tot gevolg hebben. In de boeken stond dat de ijstijden van de oude moeder Aarde een gevolg waren geweest van een temperatuursdaling over de gehele planeet van slechts drie graden en dat een stijging van niet meer dan zes graden de tropen vrijwel tot aan de polen zou doen opschuiven. Er werd verondersteld dat de veranderingen op de planeet op het moment dat de mensheid ontstond waren veroorzaakt door het samenvallen van verschillende maxima in zonnevlek-intensiteit.

Lani III was reeds verijst tot aan de equator. Zonnevlekken zouden mogelijk oorzaak kunnen worden dat de levensomstandigheden hier slechter werden. Die boodschap van de binnenplaneet zou wel eens slecht kunnen

zijn, dacht Bordman, wanneer de zonneconstante afneemt en enige tijd op een laag niveau blijft. Maar hardop zei hij:

„Een werkelijk belangrijke, permanente verandering lijkt me niet mogelijk. In ieder geval niet zo snel. Lani is een ster van het Zonnetype en dat is… niet variabel, hoewel natuurlijk elk dynamisch stelsel zoals een zon, wel op een of andere manier cyclische veranderingen zal vertonen. Maar doorgaans heffen die elkaar op.” Het klonk bemoedigend, zelfs in zijn eigen oren. Achter zich hoorde hij iets bewegen; zonder iets te zeggen was Riki Herndon het kantoor van haar broer binnengelopen. Ze zag bleek. Ze legde een paar vellen papier op het bureau.

„Dat is zo,” zei ze. „Cyclische veranderingen heffen elkaar soms op, maar soms versterken ze elkaar ook. En dat gebeurt op dit moment.”

Bordman kwam onhandig overeind, blozend. Herndon zei scherp:

„Wat? Hoe kom je aan die wijsheid, Riki?”

Ze knikte in de richting van de papieren die ze juist had

neergelegd.

„Dat is het nieuws van thuis.” Ze knikte opnieuw, nu in de richting van Bordman. „U had gelijk. Het was dezelfde boodschap die telkens weer herhaald werd. En ik heb het ontcijferd, zoals kinderen eikaars geheime boodschappen ontcijferen. Dat heb ik een keer met Ken gedaan. Hij was twaalf. Ik heb toen zijn dagboek ontcijferd en ik herinner me dat hij vreselijk kwaad was, omdat ik had ontdekt dat hij helemaal geen geheimen had.”

Ze probeerde te glimlachen. Maar Herndon luisterde niet. Hij zat gehaast te lezen. Bordman zag dat de onderste vellen bestonden uit rijen punten en strepen, zeer zorgvuldig gecopiëerd en daarna gedecodeerd. Onder elke groep tekens stonden letters.

Toen Herndon klaar was zag hij zeer bleek. Hij gaf het papier aan Bordman. Riki’s handschrift was precieus en duidelijk. Bordman las: