Naakt
Naakt, en zonder zijn vroegere geheimen, lag het erbij, het ooit zo discreet in welig groen fluweel getooide eiland. En op dit eiland, even naakt, lag ministerieel adviseur Sarah Bellot. Haar hazelnootkleurige huid was warm, en glom, en verspreidde een zachte, vochtige reuk, als van het ontbrekende gebladerte. Haar geur vulde het hongerige hoofd van staatssecretaris Rolly Austin die naakt boven op haar lag. En terwijl hij zichzelf na een week vol staatszaken verloor in adviseur Bellot, zijn hele bestaan wegsmolt en zijn oogleden dichtvielen, zag hij vanuit een ooghoek iets vreemds achter zijn vertrouwde, blank mahoniehouten raamkozijn. Maar de adviseur kreunde zacht, als een sirene uit de oudheid die riep vanaf de rotsen, en hij begroef zich grommend in haar, tot hij bezweek. Onderop en nauwelijks bij bewustzijn hoorde zij zijn stem ergens boven haar zeggen: “Ik wist niet dat we blanke buren hadden.”
Plotseling had de adviseur het gevoel dat de staatssecretaris als een enorm gewicht op haar drukte.
“Allejezus, moet je nou kijken,” zei staatssecretaris Rolly Austin.
“Wat?” kreunde de adviseur.
Austin stond op, glipte langs de stapels dekens die een hoek van de kamer vulden en keek, leunend op zakken meel, uit het raam. “Is dat niet… dat is die vrouw… je weet wel, die ontwikkelingsdame. Ja. Met die Amerikaan… die… hoe noemen ze hem ook weer, crisismanager of zoiets?”
“Ramphulpcoördinator.”
“Ja. Wat je coördineren noemt.”
“Laat mij eens kijken.” Zij ging eveneens naar het raam en stootte haar teen tegen een kist met zaklantaarns. “Moet je dat zien.”
De ontwikkelingsdame was een en al kant en vlees. Wit kant, een beha en een slipje dat hoog opgesneden naar haar taille liep en van opzij uitsparingen had om haar lange roze benen te benadrukken. En de ramphulpcoördinator? Die lag naakt op de vloer haar te kussen… Hij kuste haar tenen en ging omhoog langs haar voet – de ontwikkelingsdame duwde hem van zich af. Ze was… het leek wel of ze aan het dansen was. Rolly Austin vond dat ze danste als een blanke. Toch had ze een zeker… een zeker elan. En ze had beslist prachtige voeten.
Sarah Bellot was minder onder de indruk. Plotseling realiseerde ze zich dat ze naakt was. Ze keek verder de berghelling af. Daar stond de minister van Financiën, ook al in zijn blootje, naar haar borsten te staren. Terwijl ze snel naar het bed rende om een laken om te slaan, dacht ze na over het feit dat de woordvoerster van de gouverneur-generaal in haar blootje naast de minister van Financiën stond. Daar had ze nooit iets van geweten. Het was verbazend waar je allemaal mee wegkwam op zo’n klein eiland. Hij hoorde nog steeds te treuren om haar. Hij zou hier hoe dan ook voor boeten.
Ze hadden de orkaan Eunice genoemd, en haar windstoten van 185 mijl per uur hadden ongeveer een uur lang over het eiland geraasd. Rolly Austin had een hoge fluittoon en een zuigend geluid, als een enorme klapzoen, op het dak gehoord, gevolgd door een doffe dreun, en had meteen begrepen dat er geen CNN of MTV meer zou zijn. De hele satellietschotel was verdwenen. Dat betekende waarschijnlijk maandenlang alleen maar lokale programma’s van het eiland zelf, van die stomvervelende uitzendingen die werden gesubsidieerd door zijn regering ten behoeve van de bevolking.
Eunice had dan een einde aan de televisie gemaakt, maar doordat de dichte tropische vegetatie volledig was weggevaagd, was er nu wel iets anders om naar te kijken. De minister van Financiën, de blanken, voorheen woonden ze allemaal in verschillende straten, maar nu bleken ze allemaal op dezelfde berg te zitten, in een doods winters landschap met warm zomerlicht, en met behalve wat kale takken niets tussen hen in.
Rolly had zich nooit gerealiseerd dat de minister-president op de top van zijn eigen berg woonde. Hij kon er nu zo in drie minuten naartoe lopen. Vroeger moest hij er tien minuten voor in zijn Mercedes zitten, voordat hij over de bochtige slingerwegen bij het huis van de minister-president was. Met wie deed de minister-president het eigenlijk? Rolly vroeg het zich af. De minister-president deed het altijd met iemand. Dat was waarom de mensen op hem stemden. Wie zou het op dit moment zijn? Miss Beryl? De bevallige, strakke miss Beryl. Hoe zou ze eruitzien zonder kleren? Hij richtte zijn blik gretig bergopwaarts.
De minister-president zat in een kamerjas van gele badstof in het donker televisie te kijken – alleen. Hij had zijn stroom en zijn satellietschotel onmiddellijk terug weten te krijgen door te zeggen dat dat van vitaal belang was. Waarom dat van vitaal belang was kon Rolly niet zeggen, maar hij wilde er geen vraagtekens bij plaatsen, want als hij op een dag zelf minister-president was zou hij dankbaar zijn dat een groter iemand voor hem dergelijke precedenten had geschapen. De minister-president had iets gezegd over CNN, maar Rolly kon het kleurenscherm zien flikkeren en wist wel bijna zeker dat hij naar Dynasty zat te kijken.
De ontwikkelingsdame was eindelijk helemaal naakt. De rampcoördinator zat haar languit over de grond achterna, als een slang, en probeerde haar lange, behendige tenen te pakken te krijgen… Rolly schudde zijn hoofd. Dat had hij nooit achter hen gezocht.
Hij kon ook andere huizen op andere heuvels zien, en hij zag dat daar ook mensen achter de ramen stonden, maar of ze naakt waren of niet kon hij niet zien. De meesten leken hetzelfde te doen als hij: kijken. Was hij nu een voyeur, een gluurder? Hij ging voorzichtig een stapje achteruit om er zeker van te zijn dat hij niet in het licht stond, en tuurde tussen de dozen met draagbare gasstellen door om naar buiten te kunnen kijken.
De ontwikkelingsdame stond uitdagend in haar blootje midden in de kamer, met haar handen op haar heupen en haar rechtervoet naar voren. Hij lag nog steeds op de grond – en likte haar voet! Nu was hij… hmm, nu zag het ernaar uit dat hij weer met haar tenen bezig was, één voor één. Hoe langer Rolly keek, hoe bezorgder hij werd dat iemand hem zag kijken. Maar hij kon er niet mee ophouden. Stonden anderen ook naar hem te kijken? Of zagen ze hem kijken?
Een correspondent van de BBC had dit fenomeen als eerste gesignaleerd, dat er in alle huizen eilandbewoners voor het raam stonden, en een bericht doorgebeld met de tekst: “Het trauma is van de gezichten af te lezen, als je de inwoners met hun door de shock verstarde gezichten door de ramen van hun fleurig geschilderde houten huizen naar buiten ziet staren.”
♦
Rolly Austin begreep pas de volgende morgen bij de spoedbijeenkomst van de regering wat hem overkomen was. Om te beginnen kon hij niet meer helemaal normaal naar de ramphulpcoördinator kijken. Hij had dat nooit van een blanke verwacht. Om te voorkomen dat hij naar hem keek hield Rolly zijn blik naar beneden gericht. Ze waren zelfs al een hele poos bezig met de vergadering voordat Rolly besefte wat er aan de hand was. Hij zat de verrassende verscheidenheid aan vrouwenvoeten te vergelijken.
Hij zag door het assortiment schoenen – op het eiland geproduceerd, sinds de regering de Amerikanen het hoofd had geboden en de belasting op schoeisel en kleding weer had ingesteld, wat de andere reden was waarom de mensen op de ministerpresident stemden – door al dat op het eiland gemaakte leerwerk in diverse kleuren zag hij dat sommige vrouwen sexy voeten hadden, en andere niet. Miss Beryl had één schoen uitgeschopt, en hoewel hij alles kon zien, liet het hem volkomen koud. Ondanks de overige veelbelovende aspecten van haar lichaam, had miss Beryl totaal geen voetholtes. Adviseur Sarah Bellot hield haar schoenen discreet aan, maar haar geheimen kende hij al, en hij meende zich vrij stompe tenen te herinneren. Hoe meer hij aan Sarahs voeten dacht, hoe minder blij hij was dat ze na de vergadering bij hem langs zou komen.
De ontwikkelingsdame, echter, hield haar benen geen moment stil onder haar katoenen jurk. Haar voeten, in kleine, zwartleren pumps gestoken – niet veel meer dan een soort slippers, waarschijnlijk van buitenlands fabrikaat en van buitenlands leer –, bewogen rusteloos heen en weer. Soms raakte haar linkerschoen de rechter en kwam het Rolly voor of ze elk moment een schoen kon uitschoppen. Maar dat gebeurde niet.
Ondanks de afstand had hij zelfs vanuit zijn raam kunnen zien dat ze schitterende voeten had, met lange, roze tenen die op vingers leken, een lichte ronding aan het eind, en hibiscus-rood geverfde nagels.
Daarna kwam er een gevoel van schaamte: viel hij soms alleen op blanke voeten? Viel hij soms op de voeten van blanke vrouwen? Dat druiste in tegen alles waar zijn regering voor stond, en tegen de hele geschiedenis van de Democratische Arbeiders Beweging. Daar zat hij nu, de gedoodverfde opvolger van de minister-president, de volgende minister-president, en die wilde aan de tenen van blanke vrouwen lebberen. Het was niet eerlijk. Hij was vrij man. Hij wilde alleen maar hebben wat die ramphulpcoördinator had. Ja, hij snakte ernaar.
En hoe meer hij inzag hoe verkeerd dit politiek gezien was, en hoe funest een dergelijk verlangen kon zijn voor zijn carrière en zijn partij, des te liever wilde hij op zijn knieën vallen, onder de tafel kruipen en zichzelf tegenover de hele regering te schande maken door langzaam een zwartleren, buitenlandse pump te verwijderen…
“Wat vind jij, Rolly?” vroeg de minister-president. Ze keken hem allemaal aan, de ontwikkelingsdame, met haar lange, roomblanke benen en haar lange, roze tenen, incluis. Misschien had het niets te maken met ras. Misschien kwam het alleen maar doordat hij wist dat dit voeten waren die gelikt werden. Het waren likbare voeten. Klaar om gelikt te worden…
Dit moest ophouden.
De regering probeerde te bedenken hoe ze meer financiële hulp van de vs konden krijgen, en de minister van Financiën zei dat ze gewoon schrikbarende cijfers moesten overleggen: van de miljoenen dollars schade en de jaren die het zou kosten om hiervan te herstellen. Maar de minister voor Toerisme wees erop dat het nog maar een paar maanden duurde voor het seizoen begon, en ze het dus niet te erg konden laten klinken. De minister-president wees erop dat hij voor het toeristenseizoen verkiezingen moest uitschrijven.
Rolly Austin noteerde in zijn hoofd dat hij erachter moest zien te komen met wie de minister voor Toerisme het deed. De minister woonde wat verder weg, maar misschien kon Rolly achter de glooiing aan de oostkant wel een raam zien.
♦
Toen de vergadering afgelopen was ging Rolly naar huis. Kort daarna verscheen ook Sarah. Maar hij negeerde haar. Hij zag dat de ontwikkelingsdame en de coördinator weer aan de gang gingen, maar hij wilde niet dat Sarah zag dat hij keek. Hij wilde alleen zijn, om te kijken. Sarah ging boos aan de slag met het stencilen van namen en afbeeldingen op zakken en kisten. En maakte daar zoveel mogelijk lawaai bij. Waarom negeerde hij haar opeens?
“Ben naar het crisiscentrum. Tot straks,” zei hij, nog een laatste smachtende blik uit het raam werpend voor hij wegging. Het crisiscentrum was ingericht in het kantoor van de minister-president, dat zich in een klein, lekkend, betonnen gebouw bevond dat ontworpen was om er eigentijds uit te zien – een type architectuur waar Eunice niet erg vriendelijk tegen was geweest. Het dak zat er nog op, op één vleugel na, maar de vloerkleden roken naar schimmel en zaten door de overstroming onder de vochtvlekken. Het oude, protserige ministerie van Financiën had het beter gehouden, maar de minister-president wantrouwde de ambities van de minister van Financiën en wilde dat iedereen wist dat het crisiscentrum ‘in het kantoor van de minister-president’ was. Een blauw, in linnen gebonden boek met gelinieerde bladzijden en op de omslag in reliëf het woord ‘Rapport’ lag klaar voor overheidsfunctionarissen die net een ronde over het eiland hadden gemaakt om voor de eerstvolgende vlucht materialen aan te vragen die dringend noodzakelijk waren. Rolly Austin, die aan de westkust was geweest, waar de daken van de huizen afgeblazen waren en de mensen in kampementen sliepen, deed een verzoek in het boek om tweehonderd dekens. Hij aarzelde even en noteerde toen: ‘één verrekijker’. Vervolgens bedacht hij zich hoe verdacht het woordje ‘één’ stond en wilde het veranderen in ‘twintig’. Maar hij wilde ook dat ‘één’ weer niet doorstrepen. Hij overwoog er ‘één gros’ van te maken, maar stelde zich tevreden met ‘één dozijn’. Toen zag hij het woord ‘verrekijker’ nog vaker staan. De minister van Financiën had om honderd opklapbedden en tien verrekijkers gevraagd. De minister voor Toerisme had gevraagd om tweehonderd zaklantaarns, batterijen en vijftien verrekijkers.
De volgende dag arriveerde er een vlucht uit Miami met verrekijkers. Maar niet die Rolly besteld had. Dat wist hij omdat er geen dekens bij zaten. Niettemin nam hij toch een verrekijker mee. Vanuit zijn raam kon hij over het kale ravijn heen het huis van de minister voor Toerisme zien – de minister voor Toerisme en miss Beryl. Ze zag er zonder kleren beter uit dan Rolly gedacht had. Maar haar voeten waren ongetwijfeld nog steeds plat. Op de top van zijn eigen heuvel, boven de skeletachtige takken, zat de minister-president in zijn kamerjas naar zijn grootbeeldtelevisie te kijken. De ontwikkelingsdame was weer in het kant. En de ramphulpcoördinator zat haar weer op handen en voeten als een reptiel achterna.
Rolly kon niet anders dan zich over deze mensen verbazen. Dit was niet normaal meer. Hij stelde zijn verrekijker scherp. Ja, haar tenen waren zeker lang. Ze zagen eruit alsof ze lang genoeg waren om iets mee vast te kunnen pakken, als vingers bijna, als lange, blanke vingers met ronde, roze vingertoppen.
Deze kant van de berg was het enige deel van het eiland dat weer stroom had gekregen. Kabelleggers uit Amerika waren bezig met de rest van het eiland, maar de regering en de ontwikkelingsdame waren het erover eens dat zij in deze kritieke fase stroom moesten hebben om ‘s nachts door te kunnen werken. De telefoons deden het nog steeds niet, en als Rolly zijn licht uit liet had hij het gevoel dat hij volstrekt alleen was in zijn donkere huis. Rolly Austin was een onzichtbaar nachtwezen geworden.
Overdag was Sarah er om etiketten te plakken. Zodra het donker begon te worden, nam Rolly zijn plek bij het raam in. Eerst probeerde hij zich er nog tegen te verzetten, en er langzaam naartoe te werken. Eerst een hapje te eten. Maar na een paar avonden at hij zijn avondeten zelfs bij het raam.
De ramphulpcoördinator was altijd in zijn blootje. Hij begon ongetwijfeld met zijn kleren aan, maar Rolly had hem nog nooit zijn kleren zien uittrekken. En hij lag altijd ergens op de grond. Soms zat hij onder het raam en kon Rolly hem helemaal niet zien. Maar dan grepen er plotseling twee handen naar het vlees van de ontwikkelingsdame of dook er een hoofd op haar af als om haar te verslinden. De ontwikkelingsdame was traag aan het dansen. Urenlang voerden ze een eindeloze reeks rituelen uit. Later op de avond had hij altijd haar voeten vast. Het was net als met het satellietkanaal, waar je vroeg op de avond nauwelijks naar hoefde te kijken omdat je toch wel wist dat het tot lang nadat de staatszenders uit de lucht waren, doorging met uitzenden.
Bij de minister voor Toerisme en miss Beryl was het een kwestie van puur geduld – een soort cinema verité, eerlijk in zijn voorspelbare afloop, zonder drama of franje. Het licht beneden aan de heuvel was van pastoor Thomas, die naliet voor aanstoot te zorgen. De pastoor, in een T-shirt zonder mouwen en een groene korte broek, bracht zijn gewicht voortdurend van links naar rechts en was zonder zich te verplaatsen aan het rennen, in een ritme en met zwaaibewegingen van zijn armen die suggereerden dat hij dat deed op muziek. De twee zoontjes van de minister van Financiën speelden dood en wederopstanding, waarbij ze elkaar als twee onbehouwen ridders met zwaardachtige houten latten klappen uitdeelden. Alleen al de aanblik van Pearl Cartwright en haar dochter, die hele avonden bezig waren met eten klaarmaken, was de moeite van het kijken waard. Zo gedroegen mensen zich als er niemand keek, en Rolly, zelf ongezien, kon het allemaal zien. Het kon niet missen of er kwam een avond dat George zijn hoek uit kwam om Pearl met zijn grote handen van boven tot onder te betasten. Maar dat was nog steeds niet gebeurd.
Wie wel handtastelijk werd was Brownlie Harrison. Hij kon zijn handen niet van Merle afhouden. Zo rond half-negen kregen hun gezichten meestal iets dreigends, dan beten ze hun tanden op elkaar en werden de aderen op hun strak gespannen voorhoofd zichtbaar. En dan begon Brownlie haar te slaan, echte klappen, verre uithalen met zijn rechter, die met voldoende kracht neerbeukten om haar neer te slaan. Moest hij er wat van zeggen? Rolly vroeg het zich af. Er iets aan doen? Wat kon hij zeggen? Moest hij soms opbiechten dat hij naar hen keek, hen allemaal bespioneerde?
Vroeg of laat begon hij te fantaseren dat hij de voeten van de ontwikkelingsdame likte. En dan rilde hij van angst. De mensen verwachtten nogal wat van hun leiders. De seksuele wapenfeiten van de minister-president, die vijf keer getrouwd was geweest en vijf keer gescheiden, waren onderdeel van zijn mythe. Diens voorganger, de onafhankelijkheidsleider, zou zelfs met het grootste deel van het eiland naar bed zijn geweest. Maar het enige wat echt niet kon hier, was een Labour-leider die ervan hield de voeten van blanke vrouwen te besluipen. Was dat nou werkelijk wat hij wilde? Struikelend over wat nieuwe ladingen ingeblikt vlees, pakte hij de verrekijker.
De eerste paar avonden keken alle anderen ook. Hij zag ze staan achter hun ramen. Maar na een week was hij nog praktisch de enige. De meeste anderen keken ook wel even, maar hij was de enige die blééf kijken. Rolly huiverde als hij eraan dacht dat iemand erachter zou komen.
Overdag begonnen hem dingen op te vallen die hem nooit eerder opgevallen waren. Dat Merle blauwe plekken had. Dat er onder de wijde kleren van pastoor Thomas een goed getraind lichaam zat. Dat Pearl Cartwright er eenzaam uitzag.
Maar Rolly begon gewend te raken aan zijn eigen onzichtbaarheid. Hij zei nog maar weinig, zowel op vergaderingen als daarbuiten. Hij maakte ‘s avonds geen afspraken meer om uit te gaan, maar ging geruisloos achter zijn raam staan. Op een nacht schrok hij wakker uit een nachtmerrie in de vorm van een krantenkop in de Island Record: AUSTIN LIKT BLANKE TENEN.
♦
De Record was aanwezig. Glenis Law had een huis gekocht aan de voet van de heuvel. Het was het slechtste huis op de heuvel – een oud Victoriaans pand met een steil dak dat er, voordat Eunice langskwam, al uit had gezien alsof het tien graden slagzij maakte. Maar nadat zij vertrokken was zag het er nog net zo uit.
Glenis Law verdiende een schamel loontje als ster- en in feite enig verslaggeefster van de Record, en ze was niet bepaald dol op haar buren die, zonder dat ze zich van Lower Allentown Road omhoog hadden moeten knokken, maar voortdurend nieuwe huizen lieten bouwen. Wat haar nog het meest was bijgebleven, was dat de DLM, ondanks hun onafhankelijkheidsbeloftes, geen vinger had uitgestoken om haar te helpen van het eiland af te komen en haar doctoraat te halen, en de NPP wel.
Glenis keek de heuvel op en dacht na over de opiniepeilingen van haar krant. De partij die aan de macht is is altijd de partij die het meest profiteert van een ramp, omdat de mensen bang zijn dat als ze de zittende politici naar huis sturen, die de financiële hulp uit het buitenland in hun eigen zak zullen steken. Desondanks viel de minister-president steeds verder terug in de opiniepeilingen. En dat met de verkiezingen voor de deur. Waarom deed hij zijn voordeel niet met de buitenlandse hulp? Wat gebeurde er eigenlijk met al die hulp waar ze zo prat op gingen?
Ze keek heuvelopwaarts naar de oude man – ja, voor het eerst zag hij eruit als een oude man, zoals hij daar in zijn gele kamerjas, met de kraag omhoog, voor de televisie zat. Verweten de mensen hem dat hij als enige televisie had? Nee, natuurlijk niet. Dat was macht. Je kon je moeilijk tegen de enige man op het eiland keren die buitenlandse televisieprogramma’s ontving.
Ze had de enquêteur van de Record gevraagd waarom de minister-president het zo slecht deed, en die had gezegd: ‘een afnemend charisma’. Sinds de orkaan had iedereen in de rumbars moeten lachen om hoe de minister-president in zijn kamerjas naar Amerikaanse soaps zat te kijken. Dat strookte absoluut niet met zijn imago. Ze had met haar bron binnen de partij, de minister van Financiën, gesproken, die zei dat ze zich allemaal bewust waren van het probleem. Maar niemand had de moed om tegen de minister-president te zeggen dat ze ‘s avonds allemaal zaten te kijken naar hem in zijn kamerjas. “Ik pas ervoor om degene te zijn die het hem vertelt,” zei de minister van Financiën met een minzame glimlach. Glenis Law vertrouwde de minister van Financiën niet, maar ze begreep niet waarom de minister-president niet in actie kwam, met de verkiezingen voor de deur.
♦
Het werd avond. De ontbladerde takken werden zwarte klauwen tegen de langzaam donker kleurende, warme, koraalrode lucht. Terwijl het eiland vervaagde gingen op die ene heuvel die stroom had de lichten aan. De ontwikkelingsdame was thuis. Maar ze leek alleen te zijn. De minister voor Toerisme en miss Beryl zaten alleen maar wat te praten en bier te drinken. De minister van Financiën was niet thuis. Zijn vrouw stond voor het raam door een verrekijker naar de verder weg gelegen helling te kijken die Rolly niet kon zien. Het kon haast niet anders of ze stond naar Sarah Bellots huis te kijken. Plotseling kwam er een gevoel van irritatie bij Rolly boven. Niet meer dan een gedachte. Wat was er te zien, daarginds, in Sarahs huis? Wat deed Sarah vanavond? Waarom was uitgerekend dat huis het enige dat hij niet kon zien? Natuurlijk zag hij Sarah wel iedere dag bij hem thuis, als ze aan het werk was en hem boze blikken toewierp. Dus wat kon het hem ook eigenlijk schelen waar de vrouw van de minister van Financiën naar keek.
Rolly was maar een heel gewone man. Iedereen in de politiek maakte grappen over hoe oninteressant Rolly Austin feitelijk was. Door zijn bekwaamheid had het gewoon-zijn aanzien gekregen in de politiek. De minister-president had hem juist uitgekozen om zijn gewoonheid. De minister-president had het niet op de ambitieuze minister van Financiën, die te duidelijk liet merken dat hij op zijn stoel wilde zitten. De minister-president had het zelfs met zoveel woorden gezegd: “De romantiek van de onafhankelijkheid is voorbij, en het wordt tijd dat de DLM zich op de gewone man richt om de gewone problemen van het dagelijks leven op te lossen.”
De minister-president zelf was allesbehalve gewoon, en zijn voorganger ook. En de twee oppositieleiders die de NPP naar voren had geschoven waren het evenmin. Het waren stuk voor stuk geweldige atleten, befaamde minnaars, bezielende sprekers. De minister-president was in zijn jonge jaren werper voor de West Indies geweest. De oppositieleider zong zo goed dat hij wat platen had opgenomen met zijn derde vrouw, een Britse reggae-ster die hij op een concert ontmoet en ingepalmd had. Het waren allemaal mannen die mensen konden inpalmen. En nu, op de een of andere manier, had Rolly zichzelf in de positie gemanoeuvreerd om hun plaats in te nemen. De minister-president vond dat Rolly het saaie gedoe van een ordentelijk landsbestuur mooi kon overnemen, terwijl de mensen met enige weemoed terugdachten aan zijn eigen flair. De minister-president was, wat zijn verdiensten ook waren, een legende, en hij wilde niet opgevolgd worden door een andere legende. Hij was van mening dat het een goede zaak voor zijn land en voor zijn reputatie zou zijn, als het beste wat er over zijn opvolger gezegd werd, was: ‘Hij was bekwaam’, een woord dat, terecht of niet, nooit gebruikt werd in verband met de minister-president. Het kiezen van de juiste opvolger was het geheim om je van de juiste plaats in de geschiedenis te verzekeren.
Rolly maakte zich zorgen dat als de minister-president eenmaal weg was en hij er alleen voor stond, niemand hem zou steunen, omdat hij zo gewoon was. Maar nu leek hij plotseling helemaal niet meer zo gewoon te zijn. Hij was pervers. Een voyeur. Iemand die naakte blanke vrouwen bespioneerde en aan hun roze tenen wilde lebberen. Hoewel, was het wel zo pervers? Was het niet alleen maar een kwestie van smaak? Van voorkeur?
En nu was er een nieuw stadium van verslechtering in zijn ziekte aangebroken. Verslechtering. Precies. Een verergering van zijn perversiteit. Rolly kon bijna niet geloven dat hijzelf, Rolly Austin, dit allemaal deed. En als hij er zelf al van schrok, wat zouden… Het leek wel of het iemand anders was die hij observeerde, dat niet hij maar iemand anders die schoen had gestolen.
Hij keek angstig naar de stapel dekens waaronder hij hem verstopt had. Hij was tenminste verstopt. Stel dat iemand hem vond? Sarah zou hem kunnen vinden. Hij voelde onder de stapel. Hij lag er nog een zwartleren rechterschoen van buitenlands fabrikaat. Sinds hij hem meegenomen had leefde hij in angst vanwege de kans op ontdekking. Hij kon er niet eens van genieten. Van genieten? Waar had hij het over! Er viel helemaal niets te genieten. Als het kon had hij hem allang teruggelegd. Maar dat was te gevaarlijk. Toen ze terug was komen lopen door de berm langs de weg, had ze er nog maar één kunnen vinden.
Ongetwijfeld had ze zich daar sinds die tijd suf over zitten piekeren. Ze kon het zich waarschijnlijk niet voorstellen. Wat had hem bezield? Waarom had hij hem meegejat?
Nee, opeens drong het tot hem door. Ze wist het. Dit was een vrouw met voeten waarmee iedere avond de liefde werd bedreven. Niet zomaar een vrouw. Misschien was dat wel wat hem opwond. Misschien was hij dus toch wel normaal. Want was het niet normaal dat een gewone man iets ongewoons wil doen met een buitengewone vrouw?
Terwijl dergelijke gedachten door zijn hoofd spookten had hij de schoen stevig vastgepakt. Hij hield hem dicht tegen zich aan en rook de geur van het buitenland terwijl het soepele leer tegen zijn wang drukte. Hij wilde hem laten vallen, ergens weggooien. Hij werd bang en doorzocht zijn volle huis naar een plekje om de schoen te verbergen. Onder het wasgoed? Nee. Wat zouden ze wel niet denken als ze hem daar vonden? Wie waren ze eigenlijk?
Ergens ver uit het zicht. Misschien kon hij hem beter begraven. Nee. Hij zou hem onder zijn bed leggen. Het was heel normaal dat iemand met zijn functie een stuk of twee vrouwenschoenen onder zijn bed had liggen. De minister-president had vast en zeker een hele hoop vrouwenschoenen onder zijn bed liggen. Die gedachte had wel iets stimulerends.
De ontwikkelingsdame zou waarschijnlijk denken dat de ramphulpcoördinator de schoen gepikt had. Maar stel nou dat hij bij haar was geweest? Bovendien, een vrouw als zij had zoiets door. Ze wist het vast. Ze had vast gezien hoe hij naar haar voeten had gekeken, en meer hoefde ze niet te weten. Hij pakte zijn verrekijker en ging gespannen bij het raam staan.
De ontwikkelingsdame was nog steeds alleen. Ze droeg een lang T-shirt en een handdoek om het haar, en zat met opgetrokken benen in een hoek een boek te lezen. Het was een blauw boek. Het was het aanvraagboek. Ze zat de aanvragen voor hulpgoederen te bestuderen – en zag nu dus wie er allemaal verrekijkers hadden besteld. Rolly drukte zich stijf tegen de donkere muur.
Nee, Jan en alleman had verrekijkers besteld. Hij keek weer. De minister-president was thuis. Hij zat geen televisie te kijken. Misschien waren er op donderdag wel geen soaps. In plaats daarvan stond hij te zwaaien met zijn hand en maakte hij gebaren alsof hij geesten wilde oproepen. Rolly zag dat de minister van Financiën er ook was. Die was dus toch niet bij Sarah? Toen zag hij dat Sarah er ook was. Ze hielden een of andere vergadering, achter zijn rug om. Zou het over hem gaan? Hadden ze op de een of andere manier soms iets ontdekt? Dat moest Sarah zijn. Ze wist het. Misschien had ze de schoen wel gevonden.
Er was ook nog iemand anders. Rolly probeerde de verrekijker scherper te stellen. Plotseling greep de minister-president ongeduldig naar zijn eigen verrekijker. Hij tuurde de heuvel af en hield de kijker stil bij Rolly’s raam. Rolly realiseerde zich dat ze naar elkaar stonden te kijken. Had de minister-president hem soms de hele tijd begluurd?
Rolly en de minister-president lieten hun verrekijker op hetzelfde moment zakken. Rolly had zich niet gerealiseerd dat hij, achter het raam, zichtbaar was door het bleke schijnsel van de grote, witte maan. Hij wilde naar de minister-president kijken maar durfde zijn verrekijker niet meer te pakken. Ondanks de afstand zag hij de ongeduldige beweging van de minister-president. Met een overdreven armzwaai gebood hij Rolly de heuvel op te komen.
♦
Rolly reed de lange slingerweg af naar het huis van de ministerpresident. Zouden ze hem er echt op aanspreken? Zouden ze hem vragen met een verklaring te komen? Hij hoopte op een stille degradatie in rang. Zoals de Engelsen dat vroeger deden: er werd niets gezegd, maar je wist dat je je carrière wel kon vergeten. Maar dan nog zou het tot in elke rumbar op het eiland doordringen. Er zouden liedjes over gemaakt worden en er zou een hausse aan teengrappen komen…
Het huis van de minister-president was laag gebouwd, en voor Eunice was het zelfs niet eens te zien geweest. Er lagen nog steeds her en der stapels bouwmaterialen op het terrein. Een glimlachende minister-president begroette hem met een glas champagne en zei: “Geïmporteerde champagne, Rolly?” Zo praatte men hier op het eiland: “Geïmporteerde champagne.”
“Neem wat geïmporteerde whiskey.”
“Mooie geïmporteerde auto.” Alsof er ook inheemse auto’s bestonden, of champagne van het eiland zelf.
Die champagne was geen best teken. De minister-president had het imago opgebouwd dat hij er een duur leefpatroon op na hield, en hoe meer hij zich bedreigd voelde, hoe meer hij daarmee probeerde te imponeren. De minister van Financiën, lang en mager, beet op zijn nagels en tuurde de kale heuvel af. Rolly kon zijn eigen verduisterde raam zien. Wat voor minister-president zou de minister van Financiën worden, als hij zo op zijn nagels beet? Adviseur Sarah Bellot ontweek Rolly’s blik. Of ontweek hij die van haar?
De minister-president sloeg vaderlijk een arm om Rolly Austins schouders en nam hem apart. “Ik zal er niet omheen draaien. Rolly, jongen, je bent erbij.”
Rolly voelde zich onwel worden. “Meneer, ik…”
“Luister, Rolly, daar hebben we geen tijd voor. Op de een of andere manier is Glenis Laws erachter gekomen wat je thuis verborgen hebt. Volgende week staat het in de Record. Dus er zit maar één ding op. Weg ermee. Doe het vanavond nog.”
“Jawel, meneer. Hoe zit het met…”
De minister-president sloeg met zijn vlakke hand op Rolly’s schouder. “Doe het nou maar gewoon, man.” De minister-president glimlachte meelevend. “Wanneer komen er verdomme weer eens bladeren aan die bomen?” Plotseling maakte hij een sprong in de richting van het terras. “We hebben papierwerk te doen. Waar is miss Beryl verdomme!”
“Ze is nog bij de minister voor Toerisme, meneer,” zei Sarah Bellot.
“Wanneer zijn ze daar dan eindelijk eens een keertje mee klaar!” zei de ongeduldige minister-president.
“Ik zal eens kijken, meneer,” zei de minister van Financiën, terwijl hij zijn verrekijker pakte en het terras op liep.
♦
Rolly reed naar de voet van de heuvel, sloeg rechtsaf en reed toen weer voor de helft omhoog naar zijn eigen huis. Zonder het licht aan te doen zocht hij onder zijn bed tot hij de schoen had, die hij vlug onder zijn overhemd stopte. Hij reed over de weg langs de zuidkust, met het voornemen het ding in de oceaan te gooien. De stromingen aan de zuidkust bewogen van het eiland af. Als de schoen niet zonk zou hij uiteindelijk in Miami belanden.
Maar er was geen rustig plekje meer te vinden aan de zuidkust. De kust was omgetoverd tot één groot vluchtelingenkamp dat voornamelijk bestond uit provisorische afdakjes en kampvuurtjes. Daarom reed hij door naar de noordkust. Hij zou de schoen gewoon terugleggen waar hij hem gevonden had, bij de Kaaimanbaai, waar, omdat het water er rustig was, de mensen altijd zwommen, zoals de ontwikkelingsdame ook had gedaan toen hij haar schoenen had zien liggen.
Hij parkeerde zijn auto, stapte uit en zocht een plekje langs de weg om de schoen neer te gooien. Maar hij realiseerde zich dat het in maanlicht gedompelde strand bij de smalle baai vol met badgasten lag. Het was een avond waarop de maan helder flonkerde. Terwijl hij met de schoen in zijn hand stond te aarzelen, kwam een stel zijn kant op lopen.
Met een achterwaartse salto vloog de schoen over het riet. Dat was dan dat. Hij sprong weer in zijn auto en reed weg, zonder het gebrom van de opgeschrikte ramphulpcoördinator te horen, die op het strand van de warme avond zat te genieten en net overwoog nog even het water in te gaan.
De coördinator herkende de hem zo dierbare schoen onmiddellijk. Hij pakte de schoen, dat glorieuze voorwerp van zoveel heimelijke ogenblikken, gepassioneerd vast, drukte hem tegen zijn wang en gaf zich over aan tal van herinneringen, onder meer aan de keren dat ze samen hier op ditzelfde plekje waren geweest. Binnenkort zou hij vertrekken, weer teruggaan naar zijn vrouw in Maryland. Dit was het plekje waar ze laatst, op die heerlijke middag, haar andere schoen was kwijtgeraakt. Wat was ze kwaad geweest. Ze had gezegd dat het goede schoenen waren en dat de mensen op het eiland niet meer te vertrouwen waren; dat ze door het toerisme zo geworden waren. Ze had dingen gezegd die ze beter niet had kunnen zeggen, maar dat kwam doordat ze kwaad was vanwege die schoen.
Hij liefkoosde de schoen teder en glimlachte bij de gedachte dat die temperamentvolle vrouw nu helemaal hierheen was gereden om hem met haar nutteloos geworden andere schoen te bekogelen. Eén nacht weg, en nu miste ze hem al. Hij moest hem eigenlijk teruggeven. Voor het geval de andere schoen weer boven water kwam.
♦
Rolly Austin sliep uitstekend. Hij realiseerde zich dat het in huis hebben van die schoen niet goed was geweest voor zijn nachtrust. Nu kon hij de slaap der schuldelozen weer slapen.
Tot de Record verscheen.
Er stond helemaal niets in over schoenen of voeten, maar wel over de hele voorpagina een verhaal over hoe staatssecretaris Rolly Austin thuis hulpgoederen had opgeslagen en overal de foto van de minister-president en het partijlogo op had gezet. Het was de bedoeling geweest, onthulde de Record, de voorraden vast te houden en pas te distribueren, voorzien van de nieuwe etiketten, als de verkiezingen werden afgekondigd. De ministerpresident ontkende het verhaal. “In deze tijd van nationale crisis, waarin ons volk nog steeds geen dak boven het hoofd heeft en het gehuld in een schamele deken aan de zuidkust bivakkeert, gebruikt de NPP de ellende van de mensen om op een infame manier politiek te bedrijven.”
De minister-president was in vorm. Je kon niet anders dan hem bewonderen. Maar vervolgens bracht, tot ieders verbazing, een huiszoeking aan het licht dat de voorraden, met logo en foto en al, zich nog steeds in het huis van Rolly Austin bevonden. De minister-president, een man met een sterke persoonlijkheid die altijd loyaal was voor zijn vrienden, steunde Rolly Austin in zijn verklaring naar de pers dat ‘de orkaan ons allemaal een beetje getraumatiseerd had’: “Austin is een toegewijd dienaar van de publieke zaak, maar in de nasleep van Eunice is hij lichtelijk in de war geraakt. Ieder mens maakt fouten.” Vervolgens wierp hij vanuit zijn ooghoek kort een moordlustige blik in Rolly’s richting en legde hij vriendschappelijk een hand op zijn schouder. Rolly zag de hand van achteren aankomen en voelde de schouderklop als de nekslag voor zijn politieke toekomst. Toch voelde hij zich opgelucht. Hij was tenminste niet ontmaskerd en vernederd. In plaats daarvan was hij alleen maar beschuldigd van een foutief gebruik van buitenlandse hulp, een respectabel politiek misdrijf, een soort van mens-van-vlees-en-bloed-vergrijp waar de mensen mettertijd best begrip voor zouden tonen.
♦
De minister-president was gedwongen verkiezingen uit te schrijven, waarbij de NPP drie van de vijf kiesdistricten veroverde. Zelfs de minister-president verloor zijn eigen zetel.
Het partijcongres van de DLM benoemde de voormalige minister van financiën tot partijleider. De nieuwe leider stelde Sarah Bellot aan als partijsecretaris, en het lag in de lijn der verwachting dat zij kandidaat voor een ministerspost zou zijn als de DLM weer aan de macht kwam, wat er overigens dik in zat, aangezien de opiniepeilingen in de Record duidelijk maakten dat de mensen nu al teleurgesteld waren dat onder de NPP-regering de ramphulp niet was verbeterd.
De bladeren groeiden weer aan.
Rolly Austin werd directeur van de werkgeversorganisatie.
De ramphulpcoördinator ging terug naar Maryland. Zijn vrouw kwam hem enthousiast van het vliegveld afhalen. “Je hebt vast een heleboel spannende dingen beleefd. Je moet me er alles van vertellen.” Hij sloeg zijn arm om haar heen toen ze naar de auto liepen. “Zal ik doen,” zei hij liefdevol, met het naadloze ritme van iemand die de politiek van haver tot gort kent.
De ontwikkelingsdame heeft haar verloren schoen nooit teruggevonden.